ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 131

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

50e jaargang
13 juni 2007


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2007/C 131/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.4666 — KKR/First Data) ( 1 )

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2007/C 131/02

Wisselkoersen van de euro

2

2007/C 131/03

Advies van het Adviescomité voor concentraties uitgebracht op de 146e bijeenkomst van 6 december 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in Zaak nr. COMP/M.4215 — Glatfelter/Crompton Assets

3

2007/C 131/04

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in de Zaak nr. COMP/M.4215 — Glatfelter/Crompton Assets (Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

4

 

INITIATIEVEN VAN DE LIDSTATEN

2007/C 131/05

Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun ( 1 )

5

2007/C 131/06

Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor werkgelegenheid ( 1 )

8

2007/C 131/07

Door de lidstaten medegedeelde inlichtingen betreffende staatssteun die wordt toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie van 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op nationale regionale investeringssteun ( 1 )

9

 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Commissie

2007/C 131/08

Uitnodiging tot het indienen van voorstellen — eParticipation 2007/1

12

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Commissie

2007/C 131/09

Bericht van opening van een nieuw onderzoek naar aanleiding van het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op actieve kool in poedervorm van oorsprong uit de Volksrepubliek China

14

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

2007/C 131/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.4662 — Syniverse/BSG (wireless business)) ( 1 )

19

2007/C 131/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.4722 — PAI/Kaufman & Broad) — Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure ( 1 )

20

2007/C 131/12

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.4612 — Accor/Pierre et Vacances/NewCity JV) ( 1 )

21

 

ANDERE BESLUITEN

 

Commissie

2007/C 131/13

Steunmaatregelen van de staten — Italië — Steunmaatregel nr. C 14/07 (ex NN 15/07) — NGP/Simpe — Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken ( 1 )

22

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4666 — KKR/First Data)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 131/01)

Op 1 juni 2007 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie ”van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32007M4666. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://eur-lex.europa.eu)


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/2


Wisselkoersen van de euro (1)

12 juni 2007

(2007/C 131/02)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3345

JPY

Japanse yen

162,56

DKK

Deense kroon

7,4481

GBP

Pond sterling

0,67600

SEK

Zweedse kroon

9,3923

CHF

Zwitserse frank

1,6556

ISK

IJslandse kroon

84,72

NOK

Noorse kroon

8,1115

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CYP

Cypriotische pond

0,5835

CZK

Tsjechische koruna

28,462

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

252,94

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6959

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

3,8282

RON

Roemeense leu

3,2604

SKK

Slowaakse koruna

34,227

TRY

Turkse lira

1,7816

AUD

Australische dollar

1,5845

CAD

Canadese dollar

1,4175

HKD

Hongkongse dollar

10,4304

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7753

SGD

Singaporese dollar

2,0532

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 240,48

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,6158

CNY

Chinese yuan renminbi

10,2004

HRK

Kroatische kuna

7,3305

IDR

Indonesische roepia

11 983,81

MYR

Maleisische ringgit

4,5960

PHP

Filipijnse peso

61,614

RUB

Russische roebel

34,6920

THB

Thaise baht

43,471


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/3


Advies van het Adviescomité voor concentraties uitgebracht op de 146e bijeenkomst van 6 december 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in Zaak nr. COMP/M.4215 — Glatfelter/Crompton Assets

(2007/C 131/03)

1.

Het Adviescomité is het eens met de omschrijving van de relevante productmarkten die door de Commissie in de ontwerpbeschikking is gegeven.

2.

Het Adviescomité is het eens met de omschrijving van de relevante geografische markten die door de Commissie in de ontwerpbeschikking is gegeven.

3.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de aangemelde concentratie de daadwerkelijke concurrentie op de gemeenschappelijke markt of in een belangrijk deel daarvan, niet aanzienlijk belemmert.

4.

De meerderheid van het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de aangemelde concentratie overeenkomstig artikel 2, lid 2, en artikel 8, lid 1, van de concentratieverordening en artikel 57 van de EER-Overeenkomst verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-Overeenkomst kan worden verklaard.

5.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle overige opmerkingen die de lidstaten tijdens de discussie hebben gemaakt.


13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/4


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in de Zaak nr. COMP/M.4215 — Glatfelter/Crompton Assets

(Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2007/C 131/04)

Op 4 april 2006 verzocht Duitsland om een verwijzing van de zaak naar de Commissie op grond van artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (de concentratieverordening). Overeenkomstig artikel 22, lid 2, van de concentratieverordening stelde de Commissie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de betrokken ondernemingen in kennis van het verzoek. Het Verenigd Koninkrijk sloot zich bij het verzoek tot verwijzing aan. Op 15 mei 2006 besloot de Commissie in te gaan op het verzoek om de concentratie te onderzoeken en stelde zij de lidstaten en de onderneming in kennis van haar besluit.

Daarna ontving de Commissie op 16 augustus 2006 een kennisgeving van de voorgenomen concentratie waarbij P.H. Glatfelter Company volledige zeggenschap verkrijgt over de onder beheer staande fabriek in Lydney van J.R. Crompton Ltd door de aankoop van aandelen.

Na onderzoek oordeelde de Commissie dat de aangemelde concentratie binnen de werkingssfeer van de concentratieverordening viel en ernstige twijfels deed rijzen wat betreft de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt en de EER-Overeenkomst. Derhalve leidde de Commissie op 20 september 2006 de procedure in overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening.

Na een grondig marktonderzoek door de diensten van de Commissie werd geconcludeerd dat de voorgenomen concentratie de handhaving van een daadwerkelijke concurrentie op de gemeenschappelijke markt of op een aanzienlijk deel daarvan, niet significant zou belemmeren, met name door het ontstaan of de versterking van een machtspositie, en dat zij derhalve verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en de EER-Overeenkomst. Bijgevolg werd aan de partijen geen mededeling van punten van bezwaar gestuurd.

De raadadviseur-auditeur ontving van de partijen of derden geen vragen of opmerkingen. De zaak behoeft geen bijzondere opmerkingen wat betreft het recht van de partijen om te worden gehoord.

Brussel, 7 december 2006.

Karen WILLIAMS


INITIATIEVEN VAN DE LIDSTATEN

13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/5


Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 131/05)

Nummer van de steunmaatregel

XT 29/07

Lidstaat

Griekenland

Regio

Het gehele grondgebied

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt

„Ανθρώπινα δίκτυα Ερευνητικής και Τεχνολογικής Επιμόρφωσης — Β' Κύκλος ”(„Anthropina diktya Ereynitikis kai Tehnologikis Epimorfosis — B' Kyklos”)

Rechtsgrond

Ν. 1514/85, Ν. 1733/87, N. 2741/99 και Ν. 2919/01

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun

Steunregeling

Totaalbedrag per jaar

2007: 1 miljoen EUR

2008: 2 382 miljoen EUR

Gegarandeerde leningen

Individuele steun

Totaal steunbedrag

Gegarandeerde leningen

Maximale steunintensiteit

Kleine en middelgrote ondernemingen ontvangen 45 % en grote ondernemingen 35 % van hun bijdrage aan het totale budget.

Datum van tenuitvoerlegging

1.7.2006

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening

Tot 31.12.2007

Doel van de steun

Wetenschappelijke netwerken tot stand te brengen op het gebied van geavanceerde-technologiekwesties die een grote wetenschappelijke prioriteit hebben voor het land; onderzoekers, postdoctorale studenten en afgestudeerden op bepaalde specialistische gebieden op te leiden en de vaardigheden van het personeel in ondernemingen te ontwikkelen.

Economische sectoren

Informatietechnologie — Telecommunicatie

Voedsel — Dranken

Biotechnologie — Gezondheid

Materialen — Nieuwe technologieën

Energie — Milieu

Sociale wetenschappen

Bedrijfsadministratie en organisatie

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Υπουργείο Ανάπτυξης, Γενική Γραμματεία Έρευνας και Τεχνολογίας

Μεσογείων 14-18

GR-115 10 Αθήνα


Nummer van de steunmaatregel

XT 34/07

Lidstaat

Italië

Regio

Liguria

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt (1)

Avvisi pubblici delle amministrazioni provinciali della Regione Liguria «Interventi di promozione di piani formativi aziendali, settoriali e territoriali, voucher aziendali e iniziative formative a domanda individuale, legge 236/1993»

Rechtsgrond

Art. 9, legge 19 luglio 1993 n. 236

Art. 48, legge 23.12.2000 n. 388

Decreto del ministero del Lavoro e delle politiche sociali n. 107 del 10.5.2006 (ora ministero del Lavoro e della previdenza sociale)

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun

Steunregeling

Totaalbedrag per jaar

2 605 487,20 EUR

Gegarandeerde leningen

Individuele steun

Totaal steunbedrag

Gegarandeerde leningen

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 7, van de verordening

Ja

Datum van tenuitvoerlegging

19.2.2006

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening

Vermoedelijk tot 30.6.2008

Doel van de steun

Algemene opleiding

Ja

Specifieke opleiding

Ja

Economische sectoren

Alle sectoren die voor opleidingssteun in aanmerking komen

Ja

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit (2)

Regione Liguria

Settore: Sistema regionale della Formazione e dell'orientamento

Via Fieschi, 15

I-16121 Genova

Individuele verlening van aanzienlijke steun

In overeenstemming met artikel 5 van de verordening, de maatregel sluit het toekennen van steun uit of moet vooraf bij de Commissie worden aangemeld wanneer het steunbedrag dat aan een onderneming voor één enkel opleidingsproject wordt toegekend, hoger is dan 1 000 000 EUR.

Ja


Nummer van de steunmaatregel

XT 58/07

Lidstaat

Slovenië

Regio

Slovenia

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt

Programi usposabljanja

Rechtsgrondslag

8. člen Pravilnika o izvajanju ukrepov aktivne politike zaposlovanja (Uradni list RS, št. 5/07) ter Kataloga ukrepov aktivne politike zaposlovanja

Type maatregel

Steunregeling

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven: 10 mln EUR; Totaal van de voorziene steun: —

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 7, van de verordening

Ja

 

Specifieke opleiding

Algemene opleiding

Grote ondernemingen

Tot 35 %

Tot 60 %

KMO's

Tot 45 %

Tot 80 %

Datum van tenuitvoerlegging

20.4.2007

Looptijd

31.12.2008

Doelstelling

Algemene opleiding; Specifieke opleiding

Economische sectoren

Alle sectoren komen in aanmerking voor opleidingssteun

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministrstvo za delo, družino in socialne zadeve

Direktorat za trg dela in zaposlovanje

Kotnikova 5

SLO-1000 Ljubljana

Tél. (386-1) 369 7656

zoran.kotolenko@gov.si


Nummer van de steunmaatregel

XT 62/07

Lidstaat

Tsjechië

Regio

Regiony soudržnosti NUTS II Střední Čechy, Jihozápad, Severozápad, Severovýchod, Jihovýchod, Střední Morava, Moravskoslezsko

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt

Operační program Podnikání a inovace 2007–2013

Podprogram Inovace – školení

Výzva I

Rechtsgrondslag

Zákon č. 47/2002 Sb., o podpoře malého a středního podnikání

Zákon č. 218/2000 Sb., o rozpočtových pravidlech a o změně některých souvisejících zákonů

Type maatregel

Steunregeling

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven: 45 mln CZK; Totaal van de voorziene steun: —

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 7, van de verordening

Datum van tenuitvoerlegging

1.6.2007

Looptijd

30.6.2008

Doelstelling

Specifieke opleiding

Economische sectoren

Alle sectoren komen in aanmerking voor opleidingssteun

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministerstvo průmyslu a obchodu

Na Františku 32

CZ-110 15 Praha


(1)  In plaats van de regeling voorzien in Verordening (EG) nr. 68/2001, mogen de begunstigden opteren voor de de-minimisregelgeving voorzien in Verordening (EG) nr. 1998/2006.

(2)  Op grond van D.G.R. nr. 104/2006, zijn de middelen vastgelegd in Ministerieel decreet nr. 107 bestemd voor de provinciale administraties voor de realisatie van administratieve- en beheersactiviteiten inzake voortgezette opleiding, met inbegrip van de toekenning van de financiering.


13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/8


Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor werkgelegenheid

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 131/06)

Nummer van de steunmaatregel

XE 15/07

Lidstaat

Frankrijk

Regio

Alsace

Benaming van de steunregeling

Aide régionale aux bassins en revitalisation économique — ARBRE

Rechtsgrondslag

Règlement d'exemption (CE) no 2204/2002 prolongé par le règlement (CE) no 1976/2006

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven: 3 mln EUR; Totaal van de voorziene steun: —

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 5, en de artikelen 5 en 6 van de verordening

Datum van tenuitvoerlegging

1.3.2007

Duur van de regeling

30.6.2008

Doelstelling

Art. 4: Schepping van werkgelegenheid; Art. 5: Indienstneming van benadeelde en gehandicapte werknemers; Art. 6: Tewerkstelling van gehandicapte werknemers

Economische sectoren

Alle sectoren van de Gemeenschap  (1)komen in aanmerking voor werkgelegenheidssteun

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministère de l'industrie/DGE

12, rue Villiot

F-75572 Paris CEDEX 12


(1)  Met uitzondering van de scheepsbouwsector en andere sectoren waarvoor in verordeningen en richtlijnen bijzondere regels betreffende alle staatssteun in de sector zijn vastgesteld.


13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/9


Door de lidstaten medegedeelde inlichtingen betreffende staatssteun die wordt toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie van 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op nationale regionale investeringssteun

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 131/07)

Nummer van de steunmaatregel

XR 31/07

Lidstaat

Duitsland

Regio

solum 87 (3) a, 87 (3) c, (ABl. EG C 295/6 vom 5. Dezember 2006)

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die aanvullende ad-hocsteun ontvangt

Gemeinschaftsaufgabe „Verbesserung der regionalen Wirtschaftsstruktur “(GA); 36. Rahmenplan: Teil II A — Gewerbliche Wirtschaft

Rechtsgrondslag

Gesetz über die Gemeinschaftsaufgabe „Verbesserung der regionalen Wirtschaftsstruktur “(GA) vom 12. Mai 1969

Type maatregel

Steunregeling

Begrotingsmiddelen

1 200 mln EUR

Maximale steunintensiteit

30 %

Overeenkomstig artikel 4 van de Verordening

Datum van tenuitvoerlegging

1.1.2007

Looptijd

31.12.2013

Economische sectoren

Alle sectoren komen voor regionale investeringssteun in aanmerking

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

In Bayern

Regierung von Niederbayern

Regierungsplatz 540

D-84028 Landshut

Regierung der Oberpfalz

Emmeramsplatz 8/9

D-93047 Regensburg

Regierung von Oberfranken

Ludwigstraße 20

D-95444 Bayreuth

In Berlin

Investitionsbank Berlin

Bundesallee 210

D-10719 Berlin

In Brandenburg

InvestitionsBank des Landes Brandenburg

Postfach 90 02 61

D-4438 Potsdam

In Bremen

BIG Bremer Investitions-Gesellschaft mbH, Kontorhaus am Markt

Langenstraße 2-4

D-28195 Bremen

BIS Bremerhavener Gesellschaft für Investitionsförderung und Stadtentwicklung GmbH

Am Alten Hafen 118

D-27568 Bremerhaven

In Hessen

InvestitionsBank Hessen AG (IBH)

Schumannstraße 4-6

D-60325 Frankfurt am Main

Niederlassung Wiesbaden:

Abraham-Lincoln-Str. 38-42

D-65189 Wiesbaden;

Niederlassung Kassel:

Kurfürstenstr. 7

D-34117 Kassel

In Mecklenburg-Vorpommern

Ministerium für Wirtschaft, Arbeit und Tourismus des Landes Mecklenburg-Vorpommern

Johannes-Stelling-Str. 14

D-19048 Schwerin

Tel. (49-385) 588/0

Fax (49-385) 588/5861

E-mail: poststelle@wm.mv-regierung.de

Landesförderinstitut Mecklenburg-Vorpommern, Hauptsitz Schwerin

Werkstraße 213

D-19061 Schwerin

Tel. (49-385) 6363-0

Fax (49-385) 6363-1212

E-mail: info@lfi-mv.de

In Niedersachsen

Investitions- und Förderbank Niedersachsen GmbH

Günther-Wagner-Allee 12-14

D-30177 Hannover

Tel. (49-511) 30031-0

E-mail: info@nbank.de

In Nordrhein-Westfalen

NRW.Bank, Johanniterstraße 3

D-48145 Münster

Tel. (49-251) 91741-0

E-mail: info-westfalen@nrwbank.de

In Rheinland-Pfalz

Investitions- und Strukturbank Rheinland-Pfalz (ISB) GmbH

Holzhofstraße 4

D-55116 Mainz

Im Saarland

Ministerium für Wirtschaft und Arbeit

Franz-Josef-Röder-Straße 17

D-66119 Saarbrücken

In Sachsen

Sächsische Aufbaubank-Förderbank

Pirnaische Straße 9

D-01069 Dresden

In Sachsen-Anhalt

Investitionsbank Sachsen-Anhalt

Domplatz 12

D-39104 Magdeburg

In Schleswig-Holstein

Investitionsbank Schleswig-Holstein

Fleethörn 29-31

D-24103 Kiel

Für Anträge gem. Ziff. 5.1.3 und 5.1.4:

Wirtschaftsförderung und Technologietransfer GmbH (WTSH)

Lorentzendamm 24

D-24103 Kiel

In Thüringen

Thüringer Aufbaubank (TAB)

Gorkistraße 9

D-99084 Erfurt

mit ihren Regionalbüros:

Regionalbüro Suhl

Am Bahnhof 3

D-98529 Suhl

Regionalbüro Gera

Friedrich-Engels-Str. 7

D-07545 Gera

Regionalbüro Nordhausen

Hüpedenweg 52

D-99734 Nordhausen

Het internetadres waarop de steunregeling is gepubliceerd

http://www.bmwi.de/BMWi/Navigation/Wirtschaft/Wirtschaftspolitik/Regionalpolitik/gemeinschaftsaufgabe.html

Andere informatie


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Commissie

13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/12


UITNODIGING TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN — eParticipation 2007/1

(2007/C 131/08)

1.   Doelstellingen en beschrijving

eParticipation is een voorbereidende actie die gericht is op het aanwenden van de voordelen van de informatie- en communicatietechnologieën voor het verbeteren van de wetgevings- en besluitvormingsprocessen en het vergroten van de publieke deelname aan dergelijke processen op alle niveaus van de overheidsbesluitvorming.

In het kader van het eParticipation-werkprogramma 2007 nodigt de Commissie hierbij consortia uit om voorstellen in te dienen.

2.   Deelnemingsvoorwaarden voor consortia

De uitnodiging staat open voor voorstellen van juridische entiteiten in de 27 EU-lidstaten.

Het minimum aantal deelnemers aan een voorstel is drie onafhankelijke juridische entiteiten uit tenminste twee verschillende lidstaten.

3.   Evaluatie en selectie

De ontvangen voorstellen worden door de Commissie geëvalueerd met hulp van onafhankelijke deskundigen. De evaluatiecriteria zijn vastgelegd in het eParticipation-werkprogramma. Voorstellen die door de evaluatie komen, worden gerangschikt in termen van kwaliteit.

De procedure voor de evaluatie van subsidieaanvragen door de Commissie is uiteengezet in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1).

4.   Communautaire steun

De communautaire financiering bedraagt niet meer dan 75 % van de door elke partner gemaakte subsidiabele kosten.

De bijdrage van de Gemeenschap mag in geen geval in winst voor de begunstigde resulteren.

5.   Budget

Het totale budget voor deze uitnodiging tot het indienen van voorstellen bedraagt 4,7 miljoen EUR.

6.   Indieningstermijn en -adres

De voorstellen moeten door de Commissie uiterlijk op 13 september om 17.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) worden ontvangen.

Voorstellen die hierna zijn ingediend, worden niet voor evaluatie aanvaard.

Voor zover hetzelfde voorstel successievelijk wordt ingediend, onderzoekt de Commissie de vóór de uiterste indieningsdatum ontvangen laatste versie.

De voorstellen moeten aan het volgende adres worden gezonden:

Europese Commissie DG INFSO

T.a.v. Mr Thanassis Chrissafis

BU31 07/17

B-1049 Brussel

7.   Tijdschema

De Commissie streeft ernaar de indieners binnen drie maanden na de uiterste indieningsdatum op de hoogte te stellen van het resultaat van de evaluatie- en selectieprocedure, en de onderhandelingen met de geselecteerde indieners binnen vier maanden na die datum af te ronden. De uitvoering van de projecten start na de beëindiging van de onderhandelingen.

8.   Aanvullende informatie

Uitvoerige informatie over de wijze waarop voorstellen moeten worden opgesteld en ingediend wordt verstrekt in de eParticipation-gids voor indieners van voorstellen 2007. Dit document, het eParticipation-werkprogramma 2007 en andere informatie over deze uitnodiging en de evaluatieprocedure zijn te downloaden van de volgende website:

http://europa.eu.int/information_society/activities/egovernment_research/eparticipation/index_en.htm

In alle briefwisseling met betrekking tot deze uitnodiging dient de identificatiecode van de uitnodiging (eParticipation 2007/1) te worden vermeld.

Alle ontvangen voorstellen worden strikt vertrouwelijk behandeld.


(1)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1), als gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Commissie

13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/14


Bericht van opening van een nieuw onderzoek naar aanleiding van het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op actieve kool in poedervorm van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2007/C 131/09)

Na de bekendmaking van een bericht dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op actieve kool in poedervorm van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land”) op korte termijn zouden vervallen (1), heeft de Commissie op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (2) een verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen.

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Dit verzoek werd op 12 maart 2007 ingediend door de European Chemical Industry Council (CEFIC) („de indiener van het verzoek”) namens producenten die samen een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale productie van actieve kool in poedervorm in de Gemeenschap voor hun rekening nemen.

2.   Product

Het verzoek heeft betrekking op actieve kool in poedervorm van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 3802 10 00. Deze GN-code wordt slechts ter informatie vermeld.

3.   Bestaande maatregelen

Momenteel geldt een definitief antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1011/2002 van de Raad (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 931/2003 van de Raad.

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

Het verzoek is ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zal leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

Op grond van de bepalingen van artikel 2, lid 7, van de basisverordening heeft de indiener van het verzoek de normale waarde voor de Volksrepubliek China vastgesteld op basis van de prijs in een geschikt land met een markteconomie, dat in punt 5.1, onder d), wordt vermeld. De bewering dat het betrokken product nog steeds met dumping wordt ingevoerd, is gebaseerd op een vergelijking van de normale waarde, als bedoeld in de vorige zin, met de prijzen van het betrokken product bij uitvoer naar de Gemeenschap.

De aldus vastgestelde dumpingmarge is aanzienlijk.

Met betrekking tot de herhaling van dumping wordt ook beweerd dat de uitvoer naar andere derde landen, namelijk de VS en Japan, tegen dumpingprijzen plaatsvindt.

Volgens de indiener van het verzoek zal waarschijnlijk weer schadeveroorzakende dumping plaatsvinden. In dit verband heeft hij bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het betrokken product bij het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk in omvang zal toenemen gezien de onbenutte productiecapaciteit in het betrokken land.

Hij voert ook aan dat de invoer van het betrokken product waarschijnlijk zal toenemen vanwege de recente antidumpingmaatregelen die op een traditionele afzetmarkt buiten de EU, namelijk de Verenigde Staten, van toepassing zijn bij invoer van soortgelijke producten. Dit kan ertoe leiden dat de uitvoer wordt verlegd van de Verenigde Staten van Amerika naar de Gemeenschap.

Bovendien beweert de indiener van het verzoek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in een kwetsbare situatie verkeert en dat, mochten de antidumpingmaatregelen vervallen, bij een verdere aanzienlijke toename van de invoer met dumping uit het betrokken land waarschijnlijk opnieuw schade zal ontstaan voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure voor een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in te leiden, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek.

5.1.   Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van dumping en schade

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het waarschijnlijk is dat de invoer met dumping bij het vervallen van de maatregelen zal worden voortgezet of zich opnieuw zal voordoen en dat hierdoor schade zal ontstaan.

a)   Steekproeven

Daar kennelijk een groot aantal partijen bij deze procedure betrokken is, kan de Commissie gebruikmaken van steekproeven overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

i)   Steekproef van producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten/exporteurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), genoemde termijn contact met de Commissie op te nemen en haar op de in punt 7 vermelde wijze de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 naar de Gemeenschap is uitgevoerd en de waarde van deze uitvoer in plaatselijke valuta;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 op de binnenlandse markt is verkocht en de waarde van deze verkoop in plaatselijke valuta;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 naar andere derde landen is uitgevoerd en de waarde van deze uitvoer in plaatselijke valuta;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming in verband met de productie van het betrokken product, de geproduceerde hoeveelheid (in ton) van het betrokken product, de productiecapaciteit en de investeringen in productiecapaciteit in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (4) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (uitvoer en/of binnenlandse verkoop) van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn;

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten/exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het land van uitvoer en met alle bekende verenigingen van producenten/exporteurs.

ii)   Steekproef van importeurs

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle importeurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), genoemde termijn contact met de Commissie op te nemen en haar op de in punt 7 vermelde wijze de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de totale omzet van de onderneming in euro's in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007;

het totaal aantal werknemers;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming in verband met het betrokken product;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China die in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 in de Gemeenschap is ingevoerd en verkocht en de waarde van deze invoer en verkoop in euro's;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (5) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn;

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van importeurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met alle bekende verenigingen van importeurs.

iii)   Definitieve samenstelling van de steekproeven

Alle informatie die voor de samenstelling van de steekproeven van nut kan zijn, moet binnen de in punt 6, onder b) ii), vermelde termijn worden ingediend.

De Commissie zal de steekproeven pas definitief samenstellen na raadpleging van alle partijen die zich bereid hebben verklaard om in de steekproeven te worden opgenomen.

De in de steekproef opgenomen ondernemingen moeten binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en medewerking bij het onderzoek verlenen.

Indien onvoldoende medewerking wordt verleend, kan de Commissie haar bevindingen overeenkomstig artikel 17, lid 4, en artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens baseren. Op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen kunnen voor de betrokkene minder gunstig zijn (zie punt 8).

b)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de producenten in de Gemeenschap, aan verenigingen van producenten in de Gemeenschap, aan de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, aan alle verenigingen van producenten/exporteurs, aan de in de steekproef opgenomen importeurs, aan verenigingen van importeurs die in het verzoek zijn genoemd of die medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat tot de bestaande maatregelen heeft geleid, aan alle bekende gebruikers, aan alle bekende leveranciers van grondstoffen aan de bedrijfstak van de Gemeenschap en aan de autoriteiten van het betrokken land van uitvoer.

c)   Het schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en andere informatie dan de antwoorden op de vragenlijst, alsmede bewijsmateriaal te verstrekken. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 6, onder a) ii), genoemde termijn ontvangen.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn worden ingediend.

d)   Selectie van een geschikt land met een markteconomie

Bij het vorige onderzoek werden de Verenigde Staten van Amerika als geschikt land met een markteconomie gebruikt om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen. De Commissie is voornemens de Verenigde Staten van Amerika opnieuw hiervoor te gebruiken. Opmerkingen over de selectie van dit land moeten binnen de in punt 6, onder c), vermelde bijzondere termijn worden toegezonden.

5.2.   Procedure voor het beoordelen van het belang van de Gemeenschap

Indien wordt vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de invoer met dumping zal worden voortgezet of herhaald en dat hierdoor schade zal ontstaan, zal overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening worden onderzocht of het niet tegen het belang van de Gemeenschap is de antidumpingmaatregelen te handhaven of in te trekken. Producenten in de Gemeenschap, importeurs en representatieve verenigingen van producenten, importeurs, verwerkende bedrijven en consumenten die aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, kunnen binnen de in punt 6, onder a) ii), genoemde algemene termijn, contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn om een mondeling onderhoud verzoeken onder opgave van de redenen waarom zij gehoord willen worden. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

6.   Termijnen

a)   Algemene termijnen

(i)   Om een vragenlijst of andere formulieren aan te vragen

Belanghebbenden die geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat tot de bestaande maatregelen heeft geleid, moeten zo spoedig mogelijk en uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie een vragenlijst of andere formulieren aanvragen.

(ii)   Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere informatie toe te zenden

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen 40 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en andere informatie verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

Ondernemingen die in een steekproef zijn opgenomen, moeten de vragenlijst binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn ingevuld terugsturen.

(iii)   Mondeling onderhoud

Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

b)   Bijzondere termijn voor de samenstelling van de steekproef

(i)

De Commissie moet de in punt 5.1, onder a) i) en ii), bedoelde informatie uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hebben ontvangen, daar zij de ondernemingen die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen, binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie over de definitieve samenstelling van de steekproef wil raadplegen.

(ii)

Alle andere informatie die voor het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn, als bedoeld in punt 5.1, onder a) iii), moet uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie zijn ontvangen.

(iii)

De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen ondernemingen moeten uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, door de Commissie zijn ontvangen.

c)   Bijzondere termijn voor de selectie van het land met een markteconomie

De belanghebbenden kunnen opmerkingen maken over de selectie van de Verenigde Staten van Amerika als geschikt land met een markteconomie om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen (zie punt 5.1, onder d)). Deze opmerkingen moeten uiterlijk tien dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit zijn van de Commissie.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op vragenlijsten en correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited (6) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: J-79 5/16

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05.

8.   Niet-medewerking

Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert, deze niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze informatie buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.

10.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening

Dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van een maatregel wordt geopend overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening kunnen de bestaande maatregelen naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet worden gewijzigd.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat het niveau van de maatregelen opnieuw moet worden onderzocht zodat het kan worden gewijzigd (dat wil zeggen verhoogd of verlaagd), kunnen een verzoek om een nieuw onderzoek indienen op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

Zij moeten daartoe contact opnemen met de Commissie op het bovenstaande adres. Een dergelijk onderzoek zal onafhankelijk van het in dit bericht aangekondigde onderzoek worden uitgevoerd.

11.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.


(1)  PB C 228 van 22.9.2006, blz. 3.

(2)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(3)  PB L 155 van 14.6.2002, blz. 1.Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 931/2003 (PB L 133 van 29.5.2003, blz. 36).

(4)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden onderneming”, zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(5)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden onderneming”, zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie.

(6)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/19


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4662 — Syniverse/BSG (wireless business))

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 131/10)

1.

Op 5 juni 2007 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 en volgend op een verwijzing in het kader van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 139/2004 (1) van de Raad waarin wordt medegedeeld dat de onderneming Syniverse Technologies, Inc („Syniverse”, Verenigde Staten), onder zeggenschap van GTCR Golden Rauner, LLC („GTCR”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening zeggenschap verkrijgt over de draadloze telecommunicatiediensten van Billing Services Group Limited („BSG Target Business”, Verenigd Koninkrijk) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor GTCR: beleggingsmaatschappij in private equity;

voor Syniverse: wereldwijde aanbieder van technologische diensten aan draadloze-telecommunicatiebedrijven zoals verrekering van roaming-gegevens, oplossingen op het gebied van nummerportabiliteit en interoperabiliteit;

voor BSG Target Business: wereldwijde aanbieder van diensten op het gebied van betalingsverwerking, gegevensverrekening, financiële vereffening en risicobeheer voor aanbieders van draadloze-telecommunicatiediensten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4662 — Syniverse/BSG (wireless business) aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/20


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4722 — PAI/Kaufman & Broad)

Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 131/11)

1.

Op 5 juni 2007 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de onderneming PAI partners S.A.S. („PAI”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1), sub b), van genoemde verordening volledig zeggenschap verkrijgt over de onderneming Kaufman & Broad S.A. („Kaufman & Broad”, Frankrijk) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor PAI: private equity investeringen;

voor Kaufman & Broad: is actief in de vastgoed sector en betrokken bij alle fasen in de ontwikkeling van een vastgoedproject.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 (2) van de Raad wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4722 — PAI/Kaufman & Broad, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/21


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4612 — Accor/Pierre et Vacances/NewCity JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 131/12)

1.

Op 31 mei 2007 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 (1) van de Raad waarin wordt medegedeeld dat de groep Accor („Accor”, Frankrijk) en de groep Pierre et Vacances („Pierre et Vacances”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening gezamenlijk zeggenschap verkrijgen over de onderneming NewCity („NewCity”, Frankrijk) door de aankoop van aandelen in een nieuw opgerichte vennootschap die een gezamenlijke onderneming is.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Accor: de hotelsector en het bedenken en aanbieden van diensten aan bedrijven en plaatselijke overheden;

voor Pierre et Vacances: ontwikkeling, bouw en commercialisering van toeristenverblijven, verhuring van gemeubileerde vakantieappartementen en beheer van vakantie- en stadsverblijven.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk 10 dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4612 — Accor/Pierre et Vacances/NewCity JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


ANDERE BESLUITEN

Commissie

13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/22


STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN — ITALIË

Steunmaatregel nr. C 14/07 (ex NN 15/07) — NGP/Simpe

Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/C 131/13)

De Commissie heeft Italië bij schrijven van 10 mei 2007, dat na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, Italië in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de bovengenoemde steunmaatregel.

Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel ten aanzien waarvan de Commissie de procedure inleidt, kenbaar maken door deze binnen één maand vanaf de datum van deze bekendmaking te zenden aan:

Europese Commissie

Directoraat-Generaal Concurrentie

Griffie Staatssteun

B-1049 Brussel

Fax: (32-2) 296 12 42

Deze opmerkingen zullen ter kennis van Italië worden gebracht. Een belanghebbende die opmerkingen maakt, kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.

TEKST VAN DE SAMENVATTING

PROCEDURE

In mei 2006 verleende Italië herstructureringssteun aan NGP zonder voorafgaande kennisgeving aan de Commissie.

BESCHRIJVING

NGP is gevestigd te Acerra, Campania (Italië), een steungebied overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag. NGP is in februari 2003 tot stand gekomen door de afsplitsing van de polymerisatie-afdeling van Montefibre, een eveneens in Acerra gevestigde producent van polyestervezel. NGP kwam in 2004 in moeilijkheden. In juli 2005 werd door nationale en regionale overheden, NGP, Montefibre en Edison (een andere in Acerra gevestigde onderneming) een akkoord ondertekend (accordo di programma) betreffende de NGP-fabriek en andere activiteiten in Acerra.

Wat de NGP-activiteiten betreft was het de bedoeling om voor de nieuwe polymerisatie-unit CP3 de grondstof PTA te gebruiken in plaats van het zelf geproduceerde DMT. NGP schatte dat voor de voltooiing van het investeringsproject en het omschakelen van de grondstof 22 miljoen EUR extra nodig waren. NGP zou wegens ontoereikende financiële middelen niet bij machte zijn om de investeringen rond te krijgen.

Het akkoord hield onder andere in dat de activiteiten van NGP zouden worden stopgezet als noodzakelijke voorwaarde voor de voltooing van de investering, dat een nieuw bedrijf zou worden gecreëerd waarnaar de polymerisatie zou worden overgeheveld en dat de investeringen ten bedrage van 22 miljoen EUR door het nieuwe bedrijf zouden worden voltooid.

In aansluiting op het akkoord richtte NGP een nieuw bedrijf — Simpe — op, dat in september 2005 de polymerisatie-activa overnam. Simpe begon in mei 2006 met de investeringen voor de modernisering van de polymerisatiefabriek en zal deze tegen september 2007 voltooid hebben. In februari 2007 werd de Spaanse chemiemultinational La Seda de Barcelona meerderheidsaandeelhouder van Simpe.

De herstructureringssteun bedraagt in totaal 20,87 miljoen EUR ter ondersteuning van het bovenbeschreven project, bestaande uit een subsidie van 10,75 miljoen EUR, een lening tegen zachte rentevoorwaarden van 6,523 miljoen EUR en een inbreng in het kapitaal van Simpe van 3,6 miljoen EUR door de openbare ontwikkelingsmaatschappij Sviluppo Italia. De maatregelen zijn niet aan NGP maar aan Simpe verstrekt.

BEOORDELING

De Commissie is in dit stadium van oordeel dat alle drie de maatregelen steun vormen en heeft de verenigbaarheid van de steun getoetst aan de Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden („de Gemeenschapsrichtsnoeren”). De Commissie betwijfelt dat aan de voorwaarden van de Gemeenschapsrichtsnoeren is voldaan.

De Commissie betwijfelt of NGP de ontvanger van de steun is. De dochteronderneming Simpe, die in 2005 de kernactiva van NGP overnam, zou wel eens de begunstigde kunnen zijn. Simpe lijkt niet in aanmerking te komen voor herstructureringssteun omdat het een nieuw opgericht bedrijf is en niet in moeilijkheden verkeerde.

Zelfs als NGP en Simpe gezamenlijk als groep beschouwd worden de begunstigde te zijn en in aanmerking komen, betwijfelt de Commissie dat aan de voorwaarden van de Gemeenschapsrichtsnoeren is voldaan. Er is noch voor NGP noch voor Simpe een herstructureringsplan ingediend. Italië heeft niet meegedeeld dat compenserende maatregelen waren genomen om concurrentieverstoringen te voorkomen. Italië heeft geen informatie verstrekt over de totale herstructureringskosten of de bijdrage aan de begunstigde gekwantificeerd.

De Commissie heeft de verenigbaarheid van de steun ook getoetst aan de Richtsnoeren inzake regionale steun van de lidstaten. De Commissie beschikt in dit stadium evenwel niet over informatie betreffende de subsidiabele kosten en kan daarom niet vaststellen of het toepasselijke steunmaximum van 35 % NSE is gerespecteerd.

TEKST VAN DE BRIEF

„La Commissione informa l'Italia che, avendo esaminato le informazioni fornite dalle autorità italiane sull'aiuto in oggetto, ha deciso di avviare il procedimento di cui all'articolo 88, paragrafo 2, del trattato CE.

I.   PROCEDIMENTO

(1)

Il 14 luglio 2006 l'Italia ha notificato l'intenzione di concedere aiuti per la ristrutturazione a NGP S.p.A. (“NGP”). La notifica è stata protocollata lo stesso giorno. Gli allegati mancanti sono stati inviati con lettera del 28 luglio 2006, protocollata lo stesso giorno. La Commissione ha chiesto complementi d'informazione il 22 agosto 2006, che l'Italia ha presentato con lettera del 14 dicembre 2006, protocollata lo stesso giorno. La Commissione ha chiesto ulteriori dati il 12 febbraio 2007, che l'Italia ha fatto pervenire con lettera del 7 marzo 2007, protocollata l'8 marzo 2007.

II.   DESCRIZIONE

2.1.   L'impresa interessata

(2)

La notifica indica che il beneficiario dell'aiuto è NGP, un'impresa ubicata ad Acerra, in Campania. NGP è nata nel febbraio 2003 dalla scissione dell'attività di produzione di polimeri poliestere (attività di polimerizzazione) di Montefibre (Italia), un produttore di fibre di poliestere anch'esso situato ad Acerra. Il polimero di poliestere è un prodotto intermedio usato, fra l'altro, nella produzione delle fibre di poliestere. Nel 2003 NGP aveva un fatturato di 48,1 milioni di EUR e ha subito perdite per 29,7 milioni di EUR. Aveva 273 dipendenti.

(3)

NGP è controllata dall'impresa lussemburghese NGI S.A. attraverso Orlandi S.p.A, che controlla anche Montefibre.

(4)

Gli asset di NGP comprendevano due impianti di produzione e una centrale termoelettrica, alcuni impianti secondari e un centro di ricerca. Il primo impianto produce l'intermedio dimetiltereftalato (DMT) usando come materia prima il paraxilolo. Il DMT è la materia prima del secondo impianto di produzione, l'impianto di polimerizzazione, che produce polimero allo stato fuso per alimentare l'impianto produttivo di Montefibre, oppure allo stato solido sotto forma di granuli (chip) per il mercato esterno.

(5)

Fra gli asset dell'impianto di polimerizzazione figura in particolare la nuova linea di produzione continua CP3, che era stata appena realizzata e per la quale erano ancora in corso gli ultimi lavori di messa a punto. L'Italia aveva concesso aiuti regionali pari a 13,7 milioni di EUR per gli investimenti nell'impianto di polimerizzazione CP3. L'aiuto era stato concesso sulla base del regime di aiuti regionali approvato dalla Commissione n. 488/92 (1).

2.2.   Le difficoltà finanziarie di NGP

(6)

Fin dalla sua costituzione NGP ha incontrato difficoltà per varie ragioni. Nel 2003, un guasto al sistema di raffreddamento ha determinato la necessità di sospendere la produzione. Benché l'apparecchiatura incidentata sia stata sostituita con una provvisoria, l'impianto di produzione non ha recuperato la piena funzionalità. La situazione di NGP è stata aggravata da forti pressioni sui prezzi correlate all'indebolimento del tasso di cambio del dollaro USA, che ha reso i produttori dell'area non euro più competitivi.

(7)

Inoltre, i costi di produzione del DMT sono in larga misura costi fissi, indipendenti dai volumi prodotti. I ridotti volumi di vendita di chip e di polimero fuso hanno determinato un assetto produttivo a volumi ridotti dell'impianto di DMT. Tale riduzione di produzione ha tuttavia portato solo a un leggero calo dei costi di produzione totali a causa della grande proporzione di costi fissi. A loro volta, i costi di produzione unitari dell'impianto di DMT sono quindi aumentati considerevolmente.

2.3.   La ristrutturazione e la creazione della nuova impresa Simpe

(8)

Nel gennaio 2004 il consiglio d'amministrazione dell'impresa ha preso la decisione di sospendere l'attività produttiva e di procedere a un progetto di conversione degli impianti industriali esistenti. L'obiettivo era quello di cambiare la materia prima usata per l'impianto di polimerizzazione e di sostituire il DMT di autoproduzione con un'altra materia prima, l'acido tereftalico purificato (PTA), per avere una struttura dei costi più flessibile. È stato stimato che per completare l'investimento e passare a un'altra materia prima erano ancora necessari 22 milioni di EUR. Per insufficiente capacità finanziaria, NGP si sarebbe trovata impossibilitata a completare l'investimento.

(9)

Nel maggio 2004 è stato sottoscritto un protocollo di intesa fra diverse autorità statali, Montefibre, NGP e altre imprese, con il quale tutte le parti hanno convenuto sulla necessità di salvaguardare gli investimenti già fatti per l'impianto CP3 e di completarli.

(10)

Nel luglio 2005 le autorità nazionali e regionali, NGP, Montefibre ed Edison (un'altra impresa ubicata ad Acerra) hanno firmato un accordo di programma relativo al sito di NGP e ad altre attività nel sito di Acerra.

(11)

L'accordo prevedeva la sospensione delle attività di NGP (come presupposto necessario per completare l'investimento) e la costituzione di una nuova impresa — con partecipazione maggioritaria di NGP e partecipazione minoritaria di Montefibre e dell'agenzia nazionale Sviluppo Italia — a cui sarebbero stati trasferiti gli impianti di polimerizzazione del sito di Acerra. L'accordo prevedeva inoltre il completamento dell'investimento di 22 milioni di EUR, inclusa la trasformazione dell'impianto CP3 affinché la nuova impresa potesse lavorare con una nuova materia prima.

(12)

Inoltre, l'accordo prevedeva la cessione da NGP di 50 ettari di suolo a destinazione industriale al Consorzio ASI di Napoli, e la cessione a Edison di terreni e asset industriali dell'esistente centrale termoelettrica per consentire l'ammodernamento della fornitura di energia del sito di Acerra. Era anche prevista la promozione di un insieme di investimenti industriali sulle aree cedute all'ASI di Napoli, col sostegno della Regione Campania.

(13)

La cessione delle aree all'ASI di Napoli è stata formalizzata nel febbraio 2005. La cessione dell'esistente centrale termoelettrica a Edison S.p.a. non è stata realizzata come previsto. La centrale è stata invece ceduta a un'impresa di recente costituzione, Fri-el Acerra, il 14 febbraio 2006.

(14)

Per quanto riguarda la ristrutturazione di NGP, era previsto che l'impresa sarebbe diventata un fornitore di servizi tecnologici, ambientali ed energetici dopo il conferimento a una nuova impresa degli impianti per la produzione di polimeri. NGP avrebbe continuato anche a gestire il centro di ricerca. Per il 2007, era previsto che NGP avesse 25 dipendenti.

(15)

Era previsto che NGP avrebbe ristrutturato i suoi debiti grazie alle risorse finanziarie reperite con la cessione delle aree all'ASI, la vendita della centrale termoelettrica e la vendita di altri impianti non necessari per l'attività. NGP avrebbe inoltre effettuato numerosi investimenti per modificare la produzione di utilities e avrebbe finanziato questi investimenti con mezzi propri. L'attuazione di queste misure avrebbe ripristinato la redditività a lungo termine dell'impresa.

(16)

L'Italia ha presentato una proiezione del conto economico e dello stato patrimoniale di NGP fino al 2009, mostrando che il risultato annuo sarebbe migliorato da una perdita di 17,9 milioni di EUR nel 2005 a un profitto di 0,9 milioni di EUR nel 2009.

Costituzione della nuova impresa Simpe S.p.A.

(17)

Conformemente all'accordo, nel luglio 2005 NGP ha creato una nuova impresa, Simpe S.p.A (“Simpe”), per il rilevamento degli impianti di polimerizzazione. Nel maggio 2006 Sviluppo Italia ha acquisito il 9,8 % del capitale sociale di Simpe attraverso un aumento di capitale. Inoltre, Montefibre ha acquisito il 19,1 % del capitale sociale.

(18)

L'unità di polimerizzazione è stata conferita a Simpe nel settembre 2005, con le immobilizzazioni e le passività correlate e con il personale. Il prezzo del conferimento è stato fissato a 25,95 milioni di EUR. Stando alle informazioni presentate, Simpe ha cominciato gli investimenti nell'impianto di polimerizzazione nel maggio 2006 e li completerà per il settembre 2007. L'inizio della produzione è previsto per il quarto trimestre del 2007.

(19)

L'Italia ha presentato un piano d'impresa per Simpe preparato da NGP nel settembre 2005. Secondo tale piano Simpe produrrà polimeri poliestere a partire da PTA dopo aver completato il progetto di investimento. La produzione di polimeri poliestere da PTA ha principalmente due vantaggi. In primo luogo, renderà i costi di produzione più flessibili; in secondo luogo, il polimero poliestere prodotto da PTA può essere usato per una gamma più ampia di produzione industriale. Aumenterà quindi il potenziale di mercato di Simpe e ne ridurrà la dipendenza dal cliente Montefibre.

(20)

Gli impianti di polimerizzazione conferiti da NGP a Simpe comprendono tre linee di produzione continua per polimeri poliestere (CP1, CP2 e CP3), e una linea di produzione discontinua. La capacità di produzione teorica di queste linee è di 215 000 t/anno. Tuttavia, poiché la capacità dell'impianto di produzione per l'intermedio DMT è più bassa, la capacità di produzione effettiva è limitata a 185 000 t/anno. La linea di produzione maggiore è la CP3 con una capacità annuale di 130 000 tonnellate.

(21)

Il piano d'impresa presentato prevede solo la riattivazione della CP3 per la produzione di polimero di poliestere, non della CP1, della CP2, né della linea discontinua. Nel piano tuttavia si osserva che queste linee, che sono ancora a disposizione di Simpe e che erano pienamente funzionanti prima dell'arresto della produzione nel 2004, danno a Simpe flessibilità in più.

(22)

Secondo il piano d'impresa, la produzione totale prevista di polimero di poliestere raggiungerà 120 000 t/anno dal 2008 in poi. Nell'ambito di questa produzione, per 75 000 t/anno è prevista la vendita allo stato fuso a Montefibre, e per 45 000 t/anno è prevista la vendita allo stato solido, sotto forma di chip, a imprese terze. Dal 2007 in poi è previsto che Simpe occupi 76 dipendenti. È previsto che il fatturato aumenti da 41,38 milioni di EUR nel 2007 a 57,10 milioni di EUR nel 2008 e 2009. I risultati annui attesi ante imposte sono una perdita di 1,59 milioni di EUR nel 2007 e profitti di 3,47 milioni di EUR nel 2008 e di 3,76 milioni di EUR nel 2009.

(23)

Nel febbraio 2007 la multinazionale spagnola del settore chimico La Seda de Barcelona è diventata il detentore maggioritario di Simpe. La Seda de Barcelona ha acquisito il 19,1 % delle quote di Simpe e ha apportato nuovo capitale per 21 milioni di EUR. Stando alle informazioni presentate dall'Italia, la produzione futura di Simpe aumenterà considerevolmente con l'acquisizione dell'impresa da parte di La Seda de Barcelona. La produzione totale della CP3 sarà destinata al mercato del PET (polietilene tereftalato), un materiale plastico. Il polimero fuso che sarà fornito a Fidion, un'impresa creata e detenuta da Montefibre, sarà prodotto dalle linee di produzione CP1 e CP2 — una situazione diversa da quella del piano d'impresa del settembre 2005 per Simpe, che non prevedeva la riattivazione della CP1 e della CP2.

2.4.   Il sostegno finanziario

(24)

L'Italia ha accordato tre misure, per un importo totale di 20,87 milioni di EUR, per sostenere il completamento degli investimenti relativi alla CP3. Tutte e tre le misure sono state accordate a Simpe.

(25)

La prima misura consiste in una sovvenzione di 10,75 milioni di EUR, di cui 5 a carico della Regione Campania e la parte restante del ministero dell'Industria. La misura è stata concessa il 18 maggio 2006.

(26)

La seconda misura consiste in un prestito agevolato di 6,523 milioni di EUR concesso dal ministero dell'Industria a un tasso di interesse ridotto, pari al 36 % del tasso di riferimento. Il prestito è stato concesso il 18 maggio 2006.

(27)

La terza misura consiste in una partecipazione temporanea al capitale di rischio di Simpe da parte di Sviluppo Italia nella misura di 3,6 milioni di EUR (9,8 % del capitale sociale dell'impresa). La partecipazione è stata implementata il 5 maggio 2006. Gli altri due azionisti di Simpe, cioè NGP e Montefibre, erano vincolati ad acquistare le quote da Sviluppo Italia entro un periodo da tre a cinque anni a un prezzo pari al valore nominale più gli interessi annui sulla base del tasso di riferimento ufficiale per le operazioni a medio-lungo termine maggiorato di 3 punti.

2.5.   Il mercato

(28)

I polimeri si prestano a molteplici applicazioni, sia in campo tessile, sia in campo tecnico e dei beni di largo consumo. Prima della sospensione della produzione nel 2004, NGP era attiva sul mercato dei polimeri per applicazioni tessili. L'impresa operava prevalentemente sul mercato europeo ed aveva una quota di mercato del 20 % circa per quanto riguarda i granuli di poliestere, cioè senza contare il poliestere fornito a Montefibre allo stato fuso.

(29)

I principali concorrenti sul mercato europeo erano Invista, un'impresa statunitense fusasi con Kosa (già Hoechst), con una quota di mercato del 50 %, le imprese turche Advansa e Kortex e importatori dall'Estremo Oriente con una quota di mercato del 20 %. Gli altri produttori di polimeri per applicazioni tessili erano produttori per consumo proprio. Secondo l'Italia, il mercato europeo del poliestere per applicazioni tessili è pari a 250 000 t/anno.

(30)

Con il ripristino delle sue attività, Simpe progetta di operare non solo nel settore dei polimeri per applicazioni tessili, ma anche per imballaggio. Dopo l'acquisizione delle quote di Simpe da parte di La Seda de Barcelona, la produzione totale della CP3 sarà destinata al mercato dell'imballaggio.

III.   VALUTAZIONE

3.1.   Aiuto di Stato ai sensi dell'articolo 87, paragrafo 1, del trattato CE

(31)

Ai sensi dell'articolo 87, paragrafo 1, del trattato CE, sono incompatibili con il mercato comune, nella misura in cui incidano sugli scambi tra Stati membri, gli aiuti concessi dagli Stati, ovvero mediante risorse statali, sotto qualsiasi forma che, favorendo talune imprese o talune produzioni, falsino o minaccino di falsare la concorrenza. Conformemente alla giurisprudenza consolidata delle Corti europee, il criterio relativo agli aiuti che incidono sugli scambi ricorre se l'impresa beneficiaria svolge un'attività economica che comporta il commercio fra Stati membri.

(32)

A concedere la sovvenzione e il prestito a Simpe sono stati il ministero dell'Industria e la Regione Campania, due autorità pubbliche. Le misure sono quindi finanziate con risorse statali e sono attribuibili allo Stato. La sovvenzione fornisce un vantaggio all'impresa così come il prestito, che è concesso a un tasso di interesse inferiore al tasso di riferimento per le imprese sane, e che nessun investitore di mercato avrebbe accordato a queste condizioni.

(33)

L'apporto di capitale è stato fornito a Simpe da Sviluppo Italia, un'agenzia nazionale, ed è quindi attribuibile allo Stato. L'Italia ha in un primo tempo notificato la misura come aiuto, ma ha dichiarato successivamente che era conforme al mercato e non apportava nessun vantaggio all'impresa. L'Italia non ha tuttavia fornito ulteriori spiegazioni in merito. La Commissione pertanto, a questo stadio, non può escludere che l'apporto di capitale da parte di Sviluppo Italia conferisca un vantaggio all'impresa.

(34)

NGP e Simpe producono polimeri. Poiché questo prodotto è oggetto di un ampio commercio in tutta l'Unione europea (si veda la sezione 2.5), le misure minacciano di falsare la concorrenza e di incidere sugli scambi fra gli Stati membri. La Commissione, a questo stadio, conclude pertanto che la sovvenzione, il prestito e la partecipazione al capitale costituiscono aiuti di Stato ai sensi dell'articolo 87, paragrafo 1, del trattato CE, e che ne va di conseguenza valutata la compatibilità.

3.2.   Deroghe ai sensi dell'articolo 87, paragrafi 2 e 3, del trattato CE

(35)

L'articolo 87, paragrafi 2 e 3, del trattato CE prevede deroghe all'incompatibilità generale di cui al paragrafo 1 dello stesso articolo.

3.2.1.   Orientamenti comunitari sugli aiuti di Stato per il salvataggio e la ristrutturazione di imprese in difficoltà

(36)

L'Italia ha notificato gli aiuti sulla base degli orientamenti comunitari sugli aiuti di Stato per il salvataggio e la ristrutturazione di imprese in difficoltà (“orientamenti”) (2). La Commissione nutre dubbi sul fatto che siano soddisfatte le condizioni stabilite in tali orientamenti.

Ammissibilità dell'impresa

(37)

Conformemente alla sezione 2.1 degli orientamenti, la Commissione considera che un'impresa è in difficoltà quando non è in grado, con le proprie risorse o con le risorse che può ottenere dai proprietari/azionisti o dai creditori, di contenere perdite che, in assenza di un intervento esterno delle autorità pubbliche, la condurrebbero quasi certamente al collasso economico, nel breve o nel medio periodo. I sintomi caratteristici di un'impresa in difficoltà sono il livello crescente delle perdite, la diminuzione del fatturato, l'aumento delle scorte, la sovracapacità, la diminuzione del flusso di cassa, l'aumento dell'indebitamento e degli oneri per interessi, nonché la riduzione o l'azzeramento del valore netto delle attività. Nei casi più gravi l'impresa potrebbe già essere insolvente o essere oggetto di procedura concorsuale per insolvenza.

(38)

Un'impresa di recente costituzione non è ammessa a beneficiare di aiuti per il salvataggio o per la ristrutturazione, neanche nel caso in cui la sua situazione finanziaria sia precaria. In linea di principio, un'impresa viene considerata di recente costituzione nei primi 3 anni dall'avvio dell'attività nel settore interessato.

(39)

La Commissione dubita che NGP sia il beneficiario dell'aiuto. Allo stadio attuale, ritiene invece, che il beneficiario possa piuttosto essere Simpe — impresa creata solo nel 2005, cioè meno di tre anni prima della concessione delle misure. La Commissione quindi, in questa fase, considera Simpe un'impresa di recente costituzione ai sensi degli orientamenti.

(40)

Inoltre, tenendo conto del fatto che Simpe ha rilevato da NGP asset e debiti correlati, la Commissione allo stadio attuale non è convinta del fatto che possa essere considerata in difficoltà. Simpe aveva un capitale proprio considerevole alla fine del 2005 e ha perso solo una piccola quota del suo capitale sociale. La Commissione quindi dubita che sia soddisfatto il criterio dell'ammissibilità.

(41)

Potenzialmente, NGP e Simpe insieme potrebbero essere considerate un gruppo e come tale essere il beneficiario degli aiuti. Simpe è stata creata da NGP nel contesto della ristrutturazione degli impianti di polimerizzazione, per cui sono concesse le misure di aiuto in questione. NGP è stata creata nel febbraio 2003 e ha iniziato le attività nel marzo 2003, cioè più di tre anni prima della concessione della misura d'aiuto nel maggio 2006. Non è quindi un'impresa di recente costituzione ai sensi degli orientamenti comunitari. Inoltre, NGP sembra rientrare nella definizione di impresa in difficoltà: ha registrato perdite per 29,68 milioni di EUR nel 2003, l'ultimo anno di piena produzione, e perdite per 17,87 milioni di EUR nel 2004. Nel 2005 l'impresa ha però registrato profitti per 5,27 milioni di EUR, largamente dovuti a entrate straordinarie.

(42)

Tuttavia, anche se Simpe o Simpe e NGP insieme fossero ammissibili, la Commissione dubita che siano soddisfatti gli altri criteri stabiliti negli orientamenti.

Ripristino della redditività

(43)

La concessione di un aiuto è subordinata alla realizzazione di un piano di ristrutturazione, la cui durata deve essere la più limitata possibile. Deve permettere di ripristinare la redditività a lungo termine dell'impresa entro un lasso di tempo ragionevole e sulla base di ipotesi realistiche circa le condizioni operative future. Fra le altre cose, il piano di ristrutturazione deve comprendere uno studio di mercato, e il miglioramento della redditività deve essere soprattutto il risultato delle misure di risanamento interne in esso contenute.

(44)

L'Italia non ha presentato un piano di ristrutturazione ai sensi della sezione 3.2.2 degli orientamenti né per Simpe né per NGP.

(45)

Per quanto riguarda Simpe, l'Italia ha presentato un piano d'impresa preparato da NGP nel settembre 2005, come indicato al paragrafo 19. La Commissione dubita tuttavia che questo risponda ai criteri stabiliti dagli orientamenti per un piano di ristrutturazione: non contiene difatti uno studio di mercato dettagliato né analizza i punti di forza e le debolezze specifiche dell'impresa. Tuttavia, la Commissione osserva che Simpe è stata nel frattempo ceduta a un'altra impresa che vi ha apportato nuovo capitale. A questo stadio la Commissione non ha altre informazioni sull'attuale situazione di Simpe dopo la sua acquisizione.

(46)

Per quanto riguarda NGP, l'Italia ha presentato solo una descrizione delle misure da attuarsi da parte dell'impresa, inclusa una proiezione del suo conto economico fino al 2009. L'Italia non ha fornito nessuna indicazione sui costi delle misure di ristrutturazione e sul loro preciso finanziamento.

(47)

Di conseguenza, a questo stadio, la Commissione dubita che le condizioni relative al ripristino della redditività siano soddisfatte.

Prevenzione di indebite distorsioni della concorrenza indotte dall'aiuto

(48)

Devono essere adottate misure compensative per minimizzare il più possibile gli effetti negativi sulle condizioni degli scambi. Le misure devono essere proporzionali all'effetto distorsivo dell'aiuto e, in particolare, alle dimensioni e al peso relativo dell'impresa sui mercati in cui opera.

(49)

L'Italia non ha indicato misure compensative per evitare indebite distorsioni della concorrenza, né a livello di Simpe né a livello di NGP. Afferma invece che l'aiuto non ha effetti distorsivi, poiché le misure contribuiscono alla realizzazione di un nuovo impianto la cui produzione è destinata a un mercato in considerevole espansione. La Commissione osserva tuttavia che a questo stadio ciò non può giustificare la mancanza di misure compensative e dubita, allo stato attuale delle cose, che la condizione relativa alla prevenzione di indebite distorsioni della concorrenza sia rispettata.

Aiuto limitato al minimo

(50)

L'importo dell'aiuto deve essere limitato al minimo indispensabile per la ristrutturazione, in funzione delle disponibilità finanziarie dell'impresa e dei suoi azionisti. Inoltre i beneficiari devono contribuire in maniera significativa ai costi di ristrutturazione, sia con fondi propri che ricorrendo a finanziamenti esterni ottenuti alle condizioni di mercato. Nel caso delle grandi imprese, di norma la Commissione considererà adeguati contributi almeno del 50 %.

(51)

L'Italia non ha fornito informazioni sui costi totali della ristrutturazione, né di Simpe né di NGP. L'unica indicazione sui costi in possesso della Commissione riguarda i costi di investimento di Simpe, pari a 22 milioni di EUR. L'Italia non ha quantificato neanche il contributo del beneficiario. Allo stadio attuale la Commissione dubita quindi che sia rispettato il criterio dell'aiuto limitato al minimo.

3.2.2.   Orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale

(52)

La Commissione ha valutato anche la compatibilità dell'aiuto sulla base degli orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale (3).

(53)

Simpe è ubicata in un'area ammissibile agli aiuti regionali ai sensi dell'articolo 87, paragrafo 3, lettera a), del trattato, in cui il massimale per gli aiuti regionali è pari al 35 % ESN (equivalente sovvenzione lordo) degli investimenti ammissibili. Simpe non sembra essere stata in difficoltà al momento della concessione degli aiuti e sembra essere stata ammissibile agli aiuti regionali. Le misure in questione erano destinate a permettere a Simpe di finalizzare il progetto d'investimento nella CP3. I costi di investimento ammontano a 22 milioni di EUR.

(54)

A questo stadio, tuttavia, la Commissione non dispone di alcuna informazione che le permetta di valutare se i costi sostenuti per il completamento della CP3 possano essere considerati ammissibili agli aiuti regionali all'investimento, e di appurare se altro aiuto sia già stato concesso per gli stessi costi (si veda il paragrafo 5). La Commissione, a questo stadio, non è quindi certa che il massimale per gli aiuti regionali applicabile del 35 % sia stato rispettato.

(55)

La Commissione ritiene a questo stadio che nessun altro dispositivo comunitario (discipline, orientamenti, regolamenti), ad esempio per la ricerca e sviluppo, l'ambiente, le PMI, l'occupazione e la formazione, o il capitale di rischio, sia applicabile al caso in oggetto.

IV.   DECISIONE

(56)

A questo stadio la Commissione ritiene quindi che la sovvenzione di 10,75 milioni di EUR, il prestito agevolato di 6,523 milioni di EUR e la partecipazione al capitale nella misura di 3,6 milioni di EUR costituiscano aiuto di Stato, e dubita che l'aiuto sia compatibile con il mercato comune.

Alla luce di quanto sopra esposto, la Commissione, nell'ambito del procedimento di cui all'articolo 88, paragrafo 2, del trattato CE, invita l'Italia a inviare osservazioni e a fornire qualsiasi informazione utile ai fini della valutazione dell'aiuto, entro il termine di un mese dalla data di ricezione della presente. La Commissione adotterà altrimenti una decisione in base alle informazioni disponibili. La Commissione invita l'Italia a trasmettere immediatamente copia della presente lettera ai potenziali beneficiari dell'aiuto.

La Commissione richiama l'attenzione dell'Italia sul fatto che l'articolo 88, paragrafo 3, del trattato CE ha effetto sospensivo e che l'articolo 14 del regolamento (CE) n. 659/1999 del Consiglio stabilisce che ogni aiuto illegale può essere recuperato presso il beneficiario.

La Commissione comunica all'Italia che informerà le parti interessate mediante pubblicazione della presente lettera e di una sua sintesi sulla Gazzetta ufficiale dell'Unione europea. Essa informerà altresì le parti interessate dei paesi EFTA che hanno siglato l'accordo SEE, mediante pubblicazione della comunicazione nel supplemento SEE della Gazzetta ufficiale dell'Unione europea, e informerà l'Autorità di vigilanza dell'EFTA inviandole copia della presente lettera. Tali parti interessate saranno invitate a presentare osservazioni entro un mese dalla data di tale pubblicazione.”


(1)  N 715/99, SG(2000) D/105754 del 2.8.2000 (GU C 278 del 30.9.2000, pag. 26).

(2)  GU C 244 dell'1.10.2004, pag. 2.

(3)  GU C 74 del 10.3.1998, pag. 9.