ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 101

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

50e jaargang
4 mei 2007


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen, richtsnoeren en adviezen

 

ADVIEZEN

 

Rekenkamer

2007/C 101/01

Advies nr. 2/2007 over een ontwerp-verordening van de Raad tot wijziging van het Financieel Reglement van toepassing op het negende Europees Ontwikkelingsfonds

1

2007/C 101/02

Advies nr. 3/2007 over een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

4

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen, richtsnoeren en adviezen

ADVIEZEN

Rekenkamer

4.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 101/1


ADVIES NR. 2/2007

over een ontwerp-verordening van de Raad tot wijziging van het Financieel Reglement van toepassing op het negende Europees Ontwikkelingsfonds

(uitgebracht krachtens artikel 248, lid 4, tweede alinea, EG)

(2007/C 101/01)

DE REKENKAMER VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 248, lid 4,

Gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1), hierna „de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst” genoemd, zoals herzien bij het te Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende document (2),

Gelet op Besluit nr. 5/2005 van de ACS-EG-Raad van ministers van 25 juni 2005 betreffende overgangsmaatregelen voor de periode van de ondertekening tot aan de inwerkingtreding van de herziene ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst (3),

Gelet op Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap (4),

Gelet op het intern akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Financieel Protocol bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn (5),

Gelet op het Financieel Reglement van de Raad van 27 maart 2003 van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds (6),

Gelet op Advies nr. 12/2002 van de Rekenkamer over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op het negende Europees Ontwikkelingsfonds krachtens de op 23 juni 2000 te Cotonou ondertekende ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (7),

Gelet op Besluit nr. 2/2002 van de ACS-EG-Raad van ministers van 7 oktober 2002 betreffende de tenuitvoerlegging van de artikelen 28, 29 en 30 van bijlage IV van de Overeenkomst van Cotonou (8),

Gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9), hierna „het Algemeen Financieel Reglement” genoemd, als gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van 13 december 2006 (10),

Gelet op Advies nr. 4/2006 van de Rekenkamer over het ontwerp voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (11),

Gezien het voorstel van de Commissie van 27 november 2006 voor een verordening van de Raad tot wijziging van het Financieel Reglement van toepassing op het negende Europees Ontwikkelingsfonds (12),

Gezien het op 15 januari 2007 bij de Rekenkamer ingekomen verzoek van de Raad om advies over dit voorstel,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

1.

Zoals uiteengezet in de toelichting, wordt met het voorstel voor een verordening tot wijziging van het Financieel Reglement van toepassing op het 9e EOF beoogd, een beperkt aantal van de wijzigingen om te zetten die in het onlangs herziene Algemeen Financieel Reglement zijn aangebracht.

2.

Met de voorgestelde wijzigingen wordt hoofdzakelijk beoogd:

a)

het mogelijk te maken dat uitvoerende taken worden opgedragen aan nationale publiekrechtelijke organen van lidstaten waar sprake is van gedecentraliseerd beheer:

zij maken indirecte uitvoering mogelijk in gevallen waarin het beheer is gedecentraliseerd (voorgestelde wijziging van artikel 14);

zij maken het mogelijk taken te delegeren aan organen in de lidstaten waar sprake is van gedecentraliseerd beheer (voorgestelde wijziging van artikel 13);

zij leggen de verantwoordelijkheid voor de goedkeuring van contracten en programmabestekken in gevallen waar sprake is van gedecentraliseerd beheer, bij de bevoegde ordonnateur van de Commissie (voorgestelde wijziging van de artikelen 54, lid 3, en 80, leden 4 en 5);

b)

te anticiperen op de overwogen wijzigingen in bijlage IV van de herziene Overeenkomst van Cotonou door het schrappen van verwijzingen naar specifieke artikelen van bijlage IV daarvan (wijzigingen in de artikelen 74 en 76-78).

3.

In het voorstel wordt nagelaten te motiveren waarom de voorgestelde wijzigingen „noodzakelijk en spoedeisend [worden] geacht teneinde de tenuitvoerlegging van het negende Europees Ontwikkelingsfonds te vergemakkelijken”. Met name wordt in de overwegingen van het voorstel niet vermeld op welke gronden het noodzakelijk wordt gevonden, in deze uitvoeringsfase van het 9e EOF uitvoerende taken op te dragen aan nationale publiekrechtelijke organen van de lidstaten.

4.

Zoals in de tweede overweging van het voorstel wordt gesteld, wordt het Algemeen Financieel Reglement beschouwd als de „hoeksteen” van het Financieel Reglement van toepassing op het 9e EOF. Het is dan ook onduidelijk waarom in het voorstel niet wordt geopperd, de desbetreffende wijzigingen die recentelijk in het Algemeen Financieel Reglement zijn aangebracht bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 om te zetten teneinde de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, alsmede het verantwoordingsbeginsel te versterken, zoals:

artikel 28 bis inzake de noodzaak van een effectieve en efficiënte interne controle naar gelang van elke beheersvorm;

artikel 29, lid 2, inzake de bekendmaking in het Publicatieblad van het verslag over het financieel beheer;

artikel 60, lid 7, inzake de inhoud van het jaarlijks activiteitenverslag van de ordonnateur, dat duidelijk de verantwoordelijkheid van de ordonnateur vermeldt om enig voorbehoud toe te lichten dat hij mocht maken bij de getrouwheid van het beeld dat wordt gevormd op basis van de in het verslag weergegeven informatie;

artikel 61, lid 1, onder e), inzake de bevoegdheid van de rekenplichtige om na te gaan of de valideringscriteria voor de boekhoudsystemen zijn nageleefd;

artikel 61, lid 2 bis, 2 ter en 2 quater inzake de plicht van de rekenplichtige tot het aftekenen van de rekeningen;

artikel 166, lid 2, inzake de begindatum van de periode voor de tenuitvoerlegging van de financieringsovereenkomsten, zijnde de datum van de betrokken financieringsovereenkomst, in plaats van de datum van de betrokken financiële vastlegging.

5.

Voorts zijn de wijzigingen van artikel 143, leden 2 en 5, van het Algemeen Financieel Reglement inzake het tijdschema voor de toezending van de betrouwbaarheidsverklaring en het jaarverslag van de Rekenkamer niet overgenomen in het onderhavige voorstel, waarmee het reeds in punt 3 van Advies nr. 12/2002 van de Rekenkamer vermelde probleem van het onrealistische tijdschema blijft voortbestaan en er nieuwe verschillen ontstaan tussen de op de Algemene begroting, respectievelijk het EOF toepasselijke bepalingen.

6.

De Rekenkamer vestigt de aandacht op haar Advies nr. 12/2002, waarin zij voorstelt dat de wetgever zich innovatief opstelt en één enkel Financieel Reglement vaststelt dat van toepassing is op alle lopende en toekomstige EOF's en, evenals het Algemeen Financieel Reglement, wordt gewijzigd wanneer de noodzaak daartoe zich voordoet. Een dergelijke maatregel zou continuïteit in de aanpak waarborgen, zonder dat de tenuitvoerlegging van de EOF's dreigt te worden onderbroken, en zou het beheer aanzienlijk vereenvoudigen. De Rekenkamer gaf de wetgever tevens in overweging om een eenvoudige en heldere regelgevende tekst op te stellen, waarin de essentiële bepalingen centraal staan die nodig zijn voor de uitvoering van de EOF's.

Dit advies werd door de Rekenkamer te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 maart 2007.

Voor de Rekenkamer

Hubert WEBER

President


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4.

(3)  PB L 287 van 28.10.2005.

(4)  PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1 en PB L 324 van 7.12.2001.

(5)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.

(6)  PB L 83 van 1.4.2003, blz. 1.

(7)  PB C 12 van 17.1.2003, blz. 19.

(8)  PB L 320 van 23.11.2002.

(9)  PB L 248 van 16.9.2002.

(10)  PB L 390 van 30.12.2006.

(11)  PB C 273 van 9.11.2006, blz. 2.

(12)  COM(2006) 721 def.


4.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 101/4


ADVIES Nr. 3/2007

over een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

(uitgebracht krachtens artikel 280, lid 4, EG)

(2007/C 101/02)

INHOUD

1-2

Inleiding

3-6

Algemene opmerkingen

7-13

Specifieke opmerkingen

DE REKENKAMER VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name artikel 280, lid 4,

Gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (1),

Gezien het op 23 februari 2007 aan de Rekenkamer gerichte verzoek van de Raad om advies hierover,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

INLEIDING

1.

Met de ontwerp-verordening wordt de deugdelijke toepassing van de communautaire douane- en landbouwwetgeving beoogd, waarmee de Commissie alsmede de douane en andere autoriteiten van de lidstaten over een doeltreffender instrumentarium beschikken als hulpmiddel bij het voorkomen, opsporen en vervolgen van inbreuken op de douane- en landbouwwetgeving. Hiertoe voorziet het voorstel in:

a)

aanvulling van het huidige systeem van uitwisseling op eigen initiatief en geval per geval zonder dat de ontvangende lidstaat daartoe een verzoek hoeft te doen, met een systeem voor automatische en/of gestructureerde mededeling van inlichtingen;

b)

oprichting van een centraal Europees gegevensbestand om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te helpen goederenzendingen, met inbegrip van containers en/of vervoermiddelen, op te sporen die vatbaar zijn voor inbreuken op de douane- en/of landbouwvoorschriften;

c)

de mogelijkheid dat het DIS (Douane-informatiesysteem) wordt gebruikt voor operationele en/of strategische analyse, en dat hierin informatie wordt opgenomen over inbeslagnemingen en controles op baar geld;

d)

interoperabiliteit tussen het DIS en de nationale risicoanalysesystemen;

e)

oprichting van een centraal bestand, FIDE (referentiebestand van onderzoeksdossiers), waarmee de onderzoeksdossiers kunnen worden opgezocht die zijn geopend ten aanzien van individuen of handelaren in enige lidstaat, alsmede de ter zake bevoegde functionaris, en

f)

afstemming van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad (2) op de regels voor de bescherming van persoonsgegevens.

2.

De Rekenkamer heeft het voorstel van de Commissie bezien in het licht van de resultaten van haar controlewerkzaamheden.

ALGEMENE OPMERKINGEN

3.

De Rekenkamer is van oordeel dat het voorstel zal bijdragen tot de verwezenlijking van de met de verordening beoogde doelstelling mits de Commissie passende maatregelen treft teneinde onverwijld de voor de praktische werking ervan vereiste IT-infrastructuur, bestanden en softwareapplicaties te implementeren. In het voorstel voor een verordening worden echter belangrijke punten waarop de Rekenkamer reeds heeft gewezen, die nog steeds actueel zijn en waarnaar in de paragrafen 4, 5 en 6 wordt verwezen, echter niet aan de orde gesteld.

4.

De Rekenkamer wees op mogelijke overlapping tussen het RIF (Risk Information Form, formulier voor risico-informatie) en de communicatie in het kader van de wederzijdse bijstand, en sprak de aanbeveling uit dat OLAF en het directoraat-generaal Belastingen en douane-unie zowel de rapportage als het toezicht stroomlijnen, en werken aan een beter geïntegreerde aanpak (3).

5.

De Rekenkamer constateerde dat de follow-up van het OLAF in het bijzondere geval van de procedure voor wederzijdse bijstand in de sectoren douane en landbouw niet stelselmatig heeft plaatsgevonden (4). In februari 2007 was deze situatie niet veranderd.

6.

De Rekenkamer vestigt de aandacht op de aanbeveling die zij gaf in Speciaal verslag nr. 11/2006 over het systeem van het communautair douanevervoer (5) dat de Commissie maatregelen dient te treffen om de betrouwbaarheid van de gegevensbronnen over fraude te verbeteren en deze bronnen beter dient te benutten door strategieën voor risicobeheer te ontwikkelen. In die zin moet de Commissie ernaar streven, de volledigheid en betrouwbaarheid van de communicatie in het kader van de wederzijdse bijstand, alsmede van het DIS te verbeteren.

SPECIFIEKE OPMERKINGEN

7.

Onder het eerste streepje van artikel 2, lid 1, van de ontwerp-verordening wordt een definitie van douanevoorschriften gegeven onder verwijzing naar alle op Gemeenschapsniveau aangenomen bepalingen betreffende belasting over de toegevoegde waarde bij invoer en uitvoer. De Rekenkamer is ingenomen met deze benadering maar is van oordeel dat, omwille van de consistentie met de definitie van douanewetgeving in de Napels II-overeenkomst (6), dit artikel tevens dient te verwijzen naar de op Gemeenschapsniveau aangenomen bepalingen betreffende geharmoniseerde accijnzen bij invoer, alsmede naar de desbetreffende uitvoeringsbepalingen.

8.

Het nieuwe lid 2 dat aan artikel 15 is toegevoegd, zou vereisen dat in artikel 2, lid 1, definities van „mededelen telkens wanneer zij dit passend achten”, „communicatie met regelmatige tussenpozen”, „gestructureerd formaat” en „ongestructureerd formaat” worden opgenomen. Voorts is de optie om te communiceren met regelmatige tussenpozen in strijd met de thans bestaande verplichting ingevolge artikel 15 om de andere betrokken lidstaten onverwijld gegevens mee te delen welke verband houden met handelingen die in strijd zijn of hun in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.

9.

De Rekenkamer is van oordeel dat de gecreëerde mogelijkheid om op grond van het nieuwe lid 7 van artikel 18 communicatie in het kader van de wederzijdse bijstand te gebruiken voor strategische analysedoeleinden, de doeltreffendheid van OLAF kan helpen versterken. Niettemin meent de Rekenkamer dat artikel 18 bis van het voorstel verder had moeten gaan, en de Commissie volledige toegang zou moeten bieden tot de informatie die beschikbaar is in systemen die reeds geïmplementeerd of voorzien zijn (7) voor allerlei goederen (en niet uitsluitend fraudegevoelige goederen) met het oog op operationele en strategische analyse en risicobeheer, met waarborging van een adequate bescherming van persoonsgegevens.

10.

Artikel 18 ter biedt geen duidelijke rechtsgrondslag voor een permanente infrastructuur ter waarborging van de coördinatie van gezamenlijke douaneoperaties die openstaan voor deelname door vertegenwoordigers van verbindingsofficieren van bevoegde internationale of regionale organisaties, organen of agentschappen van de Europese Unie en derde landen, zoals aangekondigd in de toelichting.

11.

De Rekenkamer meent dat artikel 23, lid 2, van de ontwerp-verordening in wezen niet verschilt van het huidige artikel en dat de doelstelling van het DIS beter toegelicht dient te worden door te vermelden dat de doeltreffendheid van de samenwerkings- en controleprocedures van de bevoegde autoriteiten thans ook kan worden versterkt door operationele en strategische analyse.

12.

De Rekenkamer geeft de Commissie in overweging, in de artikelen 41 ter, lid 2, onder b) en 41 quater, lid 2, onder b), het accijnsidentificatienummer (SEED-identificatienummer) op te nemen dat wordt genoemd in de verordening betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen (8) en in Richtlijn 92/12/EEG (9), teneinde onderzoek door de Commissie of door de bevoegde instanties van een lidstaat te vergemakkelijken.

13.

Hoewel de Commissie stelde dat het voorstel geen financiële consequenties voor de ontvangsten heeft, meent de Rekenkamer dat het voorstel positieve consequenties voor de traditionele en btw-middelen zou moeten hebben doordat fraude wordt teruggedrongen, en deze consequenties hadden in het financieel memorandum bij het voorstel moeten worden geraamd teneinde een nauwkeuriger beoordeling van de kosteneffectiviteit van het project mogelijk te maken.

Dit advies werd door de Rekenkamer te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 21 maart 2007.

Voor de Rekenkamer

Hubert WEBER

President


(1)  COM(2006) 866 def. van 22 december 2006.

(2)  PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1.

(3)  Zie de paragrafen 4.12 en 4.27, onder a), van het Jaarverslag over het begrotingsjaar 2005 (PB C 263 van 31.10.2006, blz. 1).

(4)  Zie de paragrafen 32 en 85 van Speciaal verslag nr. 1/2005 (PB C 202 van 18.8.2005).

(5)  Zie paragraaf 74 van Speciaal verslag nr. 11/2006 (PB C 44 van 27.2.2007).

(6)  Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (PB C 24 van 23.1.1998).

(7)  Zoals het NCTS (New Computerised Transit System, nieuw geautomatiseerd systeem van douanevervoer), ECS (Export Control System, export-controlesysteem), AIS (Automated Import System, geautomatiseerd invoersysteem), en EMCS (Excise Movement and Control System, geïntegreerd computersysteem betreffende het verkeer van en de controle op accijnsgoederen).

(8)  Artikel 22, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2073/2004 van de Raad (PB L 359 van 4.12.2004, blz. 1).

(9)  Artikel 15 bis, lid 2, onder a), van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1), zoals gewijzigd bij Richtlijn 92/108/EEG van 14 december 1992 (PB L 390 van 31.12.1992, blz. 124).