ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 320

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

49e jaargang
28 december 2006


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Raad

2006/C 320/1

Besluit van de Raad van 18 december 2006 houdende benoeming van leden en plaatsvervangers van het Raadgevend Comité voor de opleiding op het gebied van de architectuur

1

2006/C 320/2

Kennisgeving aan personen/groepen/entiteiten die bij Besluit 2006/1008/EG van de Raad van 21 december zijn geplaatst op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is

3

2006/C 320/3

Besluit van de Raad van 18 december 2006 houdende benoeming van de gewone en de plaatsvervangende leden van Italië, Malta en Zweden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

4

 

Commissie

2006/C 320/4

Wisselkoersen van de euro

6

2006/C 320/5

Intrekking van een aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.4209 — Thule/Schneeketten) ( 1 )

7

2006/C 320/6

Bericht van inleiding van een procedure voor een nieuw onderzoek, overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad, van de antidumpingmaatregelen van toepassing op de invoer van afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China

8

2006/C 320/7

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

12

2006/C 320/8

Steunmaatregelen van de Staten — Mededeling van de Commissie op grond artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag aan de andere lidstaten en overige belanghebbenden — Steunmaatregel nr. C 25/2006 (ex E 1/2006) — Richtsnoeren inzake regionale steun voor 2007-2013 — dienstige maatregelen — Duitsland ( 1 )

16

2006/C 320/9

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

17

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2006/C 320/0

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het gewijzigd voorstel voor de verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen

21

 

III   Bekendmakingen

 

Commissie

2006/C 320/1

Media 2007— Ontwikkeling, distributie en promotie — Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA nr. 16/06 — Uitvoering van een programma ter aanmoediging van de ontwikkeling, de distributie en de promotie van Europese audiovisuele werken — Ondersteuning van de ontwikkeling van productieprojecten (MEDIA Nieuw talent, Afzonderlijke projecten en slate funding)

24

2006/C 320/2

Media 2007— Ontwikkeling, distributie, promotie en opleiding — Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA 18/06 — Opleiding

26

 

2006/C 320/3

Bericht aan de lezer

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Raad

28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 december 2006

houdende benoeming van leden en plaatsvervangers van het Raadgevend Comité voor de opleiding op het gebied van de architectuur

(2006/C 320/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

gelet op Besluit 85/385/EEG van de Raad van 10 juni 1985 houdende instelling van een Raadgevend Comité voor de opleiding op het gebied van de architectuur, inzonderheid op de artikelen 3 en 4, (1)

overwegende dat genoemd comité, overeenkomstig artikel 3 van bovengenoemd besluit, bestaat uit drie deskundigen per lidstaat en een plaatsvervanger voor elk van deze drie deskundigen; dat het mandaat van deze deskundigen en plaatsvervangers krachtens artikel 4 van genoemd besluit een looptijd van drie jaar heeft, en dat het vóór het verstrijken van de periode van drie jaar afloopt door aftreden, overlijden of vervanging door een ander lid; dat in dat geval de benoeming van een nieuw lid betrekking heeft op de resterende looptijd van het mandaat,

overwegende dat de Raad bij Besluit 2006/C 68/03 van 9 maart 2006  (2) de leden en plaatsvervangers van het Raadgevend Comité voor de opleiding op het gebied van de architectuur heeft benoemd voor het tijdvak van drie jaar vanaf de datum van zijn besluit;

overwegende dat de regeringen van zeven lidstaten elk kandidaten hebben voorgedragen met het oog op de benoeming of de vervanging van leden en plaatsvervangers,

BESLUIT:

Enig artikel

Voor het tijdvak vanaf de datum van dit besluit tot en met 9 maart 2009 worden tot leden en plaatsvervangers van het Raadgevend Comité voor de opleiding op het gebied van de architectuur benoemd:

A.   DESKUNDIGEN UIT DE BEROEPSPRAKTIJK

Land

Leden

Plaatsvervangers

Tsjechië

de heer Dalibor BORÁK

 

Denemarken

mevrouw Bente BEDHOLM

de heer Henning THOMASEN

Cyprus

de heer Themis THEMISTOCLEOUS

de heer Vassou CHRISTOU

Luxemburg

mevrouw Marie-Hélène LUCAS

de heer Nico STEINMETZ

Portugal

de heer Carlos da SILVA AFONSO

de heer Nuno da SILVA ARAÚJO SIMÕES

B.   DESKUNDIGEN VAN DE INSTELLINGEN VOOR ONDERWIJS OP UNIVERSITAIR OF GELIJKWAARDIG NIVEAU OP HET GEBIED VAN DE ARCHITECTUUR

Land

Leden

Plaatsvervangers

Denemarken

de heer Sven FELDING

de heer Jørgen HAUBERG

Luxemburg

de heer Jean TAGLIAFERRI

de heer Raymond HARSCH

Portugal

de heer Mario Julio TEIXEIRA KRUGER

de heer Manuel MENDES TAINHA

Zweden

 

de heer Hasse ERNEFELDT

C.   DESKUNDIGEN VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN VAN DE LIDSTAAT

Land

Leden

Plaatsvervangers

Tsjechië

 

mevrouw Marie KOTRLÁ

Denemarken

de heer Mikkel BUCHTER

de heer Mads FLYVHOLM

Luxemburg

mevrouw Bernadette FRIEDERICH-CARABIN

mevrouw Elodie HOFFMAN

Slowakije

de heer Róbert PODHORSKY

 

Gedaan te Brussel, 18 december 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-E. ENESTAM


(1)  PB L 223 van 21.8.1985, blz. 26.

(2)  PB C 68 van 21.3.2006, blz. 6.


28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/3


Kennisgeving aan personen/groepen/entiteiten die bij Besluit 2006/1008/EG van de Raad van 21 december zijn geplaatst op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is

(2006/C 320/02)

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen, groepen en entiteiten die op de lijst in de bijlage bij Besluit 2006/1008/EG van de Raad van 21 december (1) zijn geplaatst.

De Raad van de Europese Unie heeft vastgesteld dat de personen, groepen en entiteiten die op bovengenoemde lijst staan, betrokken zijn bij terroristische daden in de zin van de desbetreffende wetsbesluiten van de EU; derhalve zijn zij, bij bovengenoemd besluit, geplaatst op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvoor de beperkende maatregelen gelden als bepaald bij Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (2). In die verordening is bepaald dat alle tegoeden, andere financiële activa en economische middelen die in het bezit zijn van de betrokken personen, groepen of entiteiten worden bevroren, en dat aan deze personen, groepen of entiteiten noch direct, noch indirect tegoeden, andere financiële activa en economische middelen ter beschikking mogen worden gesteld.

De betrokken personen, groepen en entiteiten worden erop geattendeerd dat zij een verzoek tot de in de bijlage bij de verordening opgenomen bevoegde instanties van de lidstaat of lidstaten kunnen richten om een machtiging te verkrijgen om bevroren tegoeden te gebruiken voor basisbehoeften of specifieke betalingen (zie artikel 5 van de verordening).

De betrokken personen, groepen en entiteiten kunnen de Raad verzoeken zijn motivering voor hun plaatsing op bovengenoemde lijst aan hen mede te delen (voor zover deze niet reeds aan hen is medegedeeld). Onder overlegging van bewijsstukken kunnen zij de Raad ook verzoeken het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen.

Dergelijke verzoeken dienen als volgt te worden geadresseerd: Raad van de Europese Unie (Attn.: UNSCR 1373 designations), Wetstraat 175, B-1048 Brussel.

Tevens wordt erop geattendeerd dat iedere betrokken persoon, groep of entiteit het besluit van de Raad kan aanvechten voor het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 230, leden 4 en 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.


(1)  PB L 379 van 28.12.2006.

(2)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 71.


28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/4


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 december 2006

houdende benoeming van de gewone en de plaatsvervangende leden van Italië, Malta en Zweden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

(2006/C 320/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (1), en met name op de artikelen 26 en 27,

Gezien de lijsten van kandidaten die de regeringen van de lidstaten bij de Raad hebben ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij besluit van 15 september 2006 (2) heeft de Raad de gewone en plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers voor de periode van 14 september 2006 tot en met 13 september 2008 benoemd, met uitzondering van de gewone en plaatsvervangende leden van Italië en Malta, alsmede van het gewone lid van Zweden in de categorie van de regeringsvertegenwoordigers;

(2)

De Italiaanse, de Maltese en de Zweedse regering hebben de voordrachten voor de vacante zetels ingediend;

BESLUIT:

Enig artikel

Tot gewone en plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers worden benoemd voor de ambtstermijn die op 13 september 2008 verstrijkt:

I.   REGERINGSVERTEGENWOORDIGERS

Land

Gewone leden

Plaatsvervangende leden

Italië

de heer Giuseppe Maurizio SILVERI

de heer Augusto VACCARO

mevrouw Lea BATTISTONI

Malta

 

de heer Anthony BUTTIGIEG

Zweden

mevrouw Johanna PEYRON

 

II.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKNEMERSORGANISATIES

Land

Gewone leden

Plaatsvervangende leden

Italië

mevrouw Ornella CILONA

de heer Giuseppe CASUCCI

de heer Vincenzo COPPOLA

Malta

de heer Andrew MIZZI

de heer Martin BALZAN

de heer Stephen FAVA

III.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKGEVERSORGANISATIES

Land

Gewone leden

Plaatsvervangende leden

Italië

de heer Massimo MARCHETTI

mevrouw Gaetana PAGANO

mevrouw Donata TIRELLI

Malta

de heer Joseph MONTEBELLO

de heer Tonio FARRUGIA

de heer Joseph FARRUGIA

Gedaan te Brussel, 18 december 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-E. ENESTAM


(1)  PB L 257 van 18.10.1968, blz. 2.

(2)  PB C 242 van 7.10.2006, blz. 1.


Commissie

28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/6


Wisselkoersen van de euro (1)

27 december 2006

(2006/C 320/04)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3159

JPY

Japanse yen

156,10

DKK

Deense kroon

7,4543

GBP

Pond sterling

0,67085

SEK

Zweedse kroon

9,0230

CHF

Zwitserse frank

1,6058

ISK

IJslandse kroon

94,47

NOK

Noorse kroon

8,2280

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CYP

Cypriotische pond

0,5782

CZK

Tsjechische koruna

27,590

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

253,46

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6971

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

3,8390

RON

Roemeense leu

3,3695

SIT

Sloveense tolar

239,65

SKK

Slowaakse koruna

34,349

TRY

Turkse lira

1,8751

AUD

Australische dollar

1,6765

CAD

Canadese dollar

1,5297

HKD

Hongkongse dollar

10,2321

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,8729

SGD

Singaporese dollar

2,0217

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 224,44

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,2198

CNY

Chinese yuan renminbi

10,2923

HRK

Kroatische kuna

7,3414

IDR

Indonesische roepia

11 885,87

MYR

Maleisische ringgit

4,6484

PHP

Filipijnse peso

64,690

RUB

Russische roebel

34,6660

THB

Thaise baht

47,776


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/7


Intrekking van een aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4209 — Thule/Schneeketten)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 320/05)

Op 10 juli 2006 ontving de Commissie van de Europese Gemeenschappen een aanmelding van een voorgenomen concentratie betreffende Thule en Schneeketten. Op 20 december 2006 hebben de aanmeldende partijen de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij deze aanmelding introkken.


28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/8


Bericht van inleiding van een procedure voor een nieuw onderzoek, overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad, van de antidumpingmaatregelen van toepassing op de invoer van afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China

(2006/C 320/06)

De Commissie is overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (hierna „de basisverordening” genoemd) (1) verzocht te onderzoeken of de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld op de invoer van afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China invloed hebben gehad op de uitvoerprijzen, de wederverkoopprijzen of de latere verkoopprijzen in de Gemeenschap.

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Het verzoek werd op 13 november 2006 ingediend door AIUFFASS (hierna „de indiener van het verzoek” genoemd) namens producenten die goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 30 %, van de totale productie van afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens in de Gemeenschap.

2.   Product

Bij het product gaat het om weefsels bevattende 85 of meer gewichtspercenten getextureerde en/of niet-getextureerde filamenten van polyesters, geverfd (inclusief wit geverfd) of bedrukt, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (hierna „het betrokken product” genoemd) en thans ingedeeld onder GN-codes ex 5407 51 00, 5407 52 00, 5407 54 00, ex 5407 61 10, 5407 61 30, 5407 61 90, ex 5407 69 10 en ex 5407 69 90.

Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

3.   Bestaande maatregelen

Op de invoer van afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China zijn thans definitieve antidumpingrechten van toepassing die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1487/2005 van de Raad (2).

4.   Motivering

De indiener van het verzoek heeft voldoende bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat ingevolge de instelling van antidumpingrechten op afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China de uitvoerprijzen zijn gedaald en er geen voldoende wijziging is opgetreden in de wederverkoop- of latere verkoopprijzen in de Gemeenschap.

Het bij het verzoek ingesloten bewijsmateriaal toont immers aan dat de hierboven vermelde prijzen van het betrokken product sinds de instelling van de antidumpingmaatregelen aanzienlijk zijn gedaald, wat heeft geleid tot een toename van de dumping waardoor het beoogde corrigerende effect van de maatregelen werd ondermijnd.

De indiener van het verzoek heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat het betrokken product uit de Volksrepubliek China nog steeds in grote hoeveelheden wordt ingevoerd.

5.   Procedure

Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het verzoek door of namens de bedrijfstak van de Gemeenschap is ingediend en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden. De Commissie opent derhalve een nieuw onderzoek met betrekking tot afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China overeenkomstig artikel 12 van de basisverordening.

a)   Steekproef

Aangezien er kennelijk een groot aantal partijen bij deze procedure betrokken is, kan de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening een steekproef doen.

i)   Steekproef van producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China

Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is gebruik te maken van een steekproef en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie alle producenten/exporteurs, of hun vertegenwoordigers, binnen de in punt 6, onder b), i), vermelde termijn en op de in punt 7 vermelde wijze contact met haar op te nemen en haar de volgende gegevens over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en naam van een contactpersoon,

de hoeveelheid (in strekkende meter) van het betrokken product die in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2006 naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, en de waarde van deze export in plaatselijke valuta;

de hoeveelheid (in strekkende meter) van het betrokken product die in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2006 op de binnenlandse markt is verkocht en de waarde van die verkoop in plaatselijke valuta,

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van het bedrijf in verband met het betrokken product, de productie van het betrokken product in strekkende meter, de productiecapaciteit en de investeringen in productiecapaciteit in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2006;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden bedrijven (3) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (in binnen- en buitenland) van het betrokken product,

alle andere gegevens die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn,

door de bovenstaande informatie te verstrekken stemt het bedrijf ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Indien het bedrijf in de steekproef wordt opgenomen, betekent dit dat het een vragenlijst moet beantwoorden en dat de antwoorden ter plaatse zullen worden gecontroleerd. Indien het bedrijf zich niet bereid verklaart in de steekproef te worden opgenomen, wordt het geacht geen medewerking aan het onderzoek te hebben verleend. De gevolgen hiervan zijn vermeld onder punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten/exporteurs nodig heeft, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het exporterende land en met de haar bekende organisaties van producenten/exporteurs.

ii)   Steekproef van importeurs

Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is gebruik te maken van een steekproef en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie alle importeurs, of hun vertegenwoordigers, binnen de onder punt 6, onder b), i), vermelde termijn en op de onder punt 7 vermelde wijze contact met haar op te nemen en haar de volgende gegevens over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en naam van een contactpersoon,

de totale omzet van het bedrijf in euro's in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2006;

het totale aantal werknemers,

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van het bedrijf in verband met het betrokken product,

de hoeveelheid (in strekkende meter) en de waarde (in euro's) van de invoer en de wederverkoop in de Gemeenschap van het betrokken product uit de Volksrepubliek China in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2006,

de namen en een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van alle verbonden bedrijven (3) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product,

alle andere gegevens die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn,

door de bovenstaande informatie te verstrekken stemt het bedrijf ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Indien het bedrijf in de steekproef wordt opgenomen, betekent dit dat het een vragenlijst moet beantwoorden en dat de antwoorden ter plaatse zullen worden gecontroleerd. Indien het bedrijf zich niet bereid verklaart in de steekproef te worden opgenomen, wordt het geacht geen medewerking aan het onderzoek te hebben verleend. De gevolgen hiervan zijn vermeld onder punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van importeurs nodig heeft, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de haar bekende organisaties van importeurs.

iii)   Definitieve samenstelling van de steekproeven

Op- of aanmerkingen over de samenstelling van de steekproeven moeten binnen de in punt 6 b) ii) vermelde termijn worden toegezonden.

De Commissie deelt de partijen mee dat bij de samenstelling van de steekproef, voor zover mogelijk, de voorkeur zal worden gegeven aan de beperking van de steekproef tot de partijen die zijn geselecteerd in de steekproef bij het onderzoek dat tot de instelling van de bestaande maatregelen heeft geleid.

De Commissie zal de steekproeven definitief samenstellen na raadpleging van de bedrijven die zich bereid hebben verklaard daarin te worden opgenomen.

De in de steekproeven opgenomen bedrijven moeten binnen de in punt 6, onder b), iii), vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en medewerking verlenen aan het onderzoek.

Indien geen voldoende medewerking wordt verleend, kan de Commissie haar bevindingen overeenkomstig artikel 17, lid 4, en artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens baseren. Op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen kunnen voor de betrokkene minder gunstig zijn (zie ook punt 8).

b)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, organisaties van producenten/exporteurs, de in de steekproef opgenomen importeurs en organisaties van importeurs die in het verzoek werden genoemd of medewerking verleenden aan het onderzoek dat heeft geleid tot de maatregelen waarop dit onderzoek betrekking heeft, alsook de autoriteiten van het betrokken land van uitvoer.

Alle belanghebbenden dienen in ieder geval zo spoedig mogelijk per fax contact op te nemen met de Commissie om te vernemen of zij in het verzoek worden genoemd en, zo nodig, een vragenlijst aan te vragen. Deze aanvraag moet binnen de in punt 6, onder a), i), vermelde termijn worden gedaan, aangezien de in punt 6, onder a), ii), vermelde termijn op alle belanghebbenden van toepassing is.

c)   Het schriftelijk en mondeling inwinnen van informatie

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd hun standpunt uiteen te zetten, andere gegevens dan de antwoorden op de vragenlijst te verstrekken en bewijsmateriaal te leveren. Deze gegevens en het bewijsmateriaal moeten binnen de in punt 6, onder a), ii), genoemde termijn door de Commissie zijn ontvangen.

Verder zal de Commissie de partijen horen die hierom verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6 a) iii) vermelde termijn worden ingediend.

6   Termijnen

a)   Algemene termijnen

(i)   Om een vragenlijst aan te vragen

Belanghebbenden die geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat heeft geleid tot de instelling van de maatregelen waarop dit onderzoek betrekking heeft, dienen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, een vragenlijst aan te vragen.

(ii)   Om zich kenbaar te maken en antwoorden op de vragenlijst en andere gegevens toe te zenden

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, uiterlijk 40 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens doen toekomen. Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie aanmeldt.

(iii)   Mondeling onderhoud

Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

b)   Bijzondere termijn voor het samenstellen van de steekproef

(i)

De in punt 5, onder a), i) en ii), bedoelde gegevens dienen uiterlijk 15 dagen na bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie te zijn ontvangen, daar de Commissie de bedrijven die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen, binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie wil raadplegen over de definitieve samenstelling van de steekproef.

(ii)

Alle andere gegevens die voor het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn, als bedoeld in punt 5, onder a), iii), moeten de Commissie binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie bereiken.

(iii)

De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen bedrijven moeten uiterlijk 37 dagen nadat deze bedrijven is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, in het bezit van de Commissie zijn.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op vragenlijsten en correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk worden toegezonden (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie), antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited (4)” zijn voorzien en overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

Kamer: J-79 5/16

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05

8.   Niet-medewerking

Als belanghebbenden binnen de vastgestelde termijnen de toegang tot de nodige gegevens weigeren, geen informatie verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken in zowel positieve als negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze informatie buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens worden gebruikgemaakt overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijke medewerking verleent en van de beschikbare gegevens wordt gebruikgemaakt, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

9.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening

Een belanghebbende die van oordeel is dat het onderzoek betrekking moet hebben op het niveau van de maatregelen zodat dit kan worden gewijzigd (dat wil zeggen verhoogd of verlaagd), kan een verzoek om een nieuw onderzoek indienen op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

Partijen die een dergelijk onderzoek wensen aan te vragen, dat onafhankelijk zal worden uitgevoerd van het absorptieonderzoek waarop dit bericht betrekking heeft, kunnen op bovenstaand adres contact opnemen met de Commissie.

10.   Tijdschema

Het nieuwe onderzoek zal overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de basisverordening binnen 9 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 240 van 16.9.2005, blz. 1.

(3)  Zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1) voor de betekenis van het begrip verbonden bedrijf.

(4)  Dit betekent dat het document slechts voor intern gebruik is bestemd. Het document is beschermd overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het is een vertrouwelijk document overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst inzake de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).


28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/12


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

(2006/C 320/07)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

SAMENVATTING

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

Registratieaanvraag als bedoeld in artikel 5 en artikel 17, lid 2

„MEJILLÓN DE GALICIA” OF „MEXILLÓN DE GALICIA”

EG-nummer: ES/PDO/005/0156/10.10.2000

BOB ( X ) BGA ( )

Deze samenvatting is uitsluitend ter informatie opgesteld. Belangstellenden wordt verzocht om voor volledige informatie kennis te nemen van de volledige versie van het productdossier, die verkrijgbaar is bij de in punt 1 genoemde nationale autoriteiten of bij de Europese Commissie (1).

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat

Naam:

Subdirección General de Calidad y Promoción Agroalimentaria. Dirección General de Industria Agroalimentaria y Alimentación. Secretaría General de Agricultura y Alimentación. Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación

Adres:

Paseo de la Infanta Isabel, no 1

E-28071 Madrid

Telefoon:

(34) 913 47 53 94

Fax:

(34) 913 47 54 10

E-mail:

sgcaproagro@mapya.es

2.   Groepering

Naam:

Organizacion de Productores de Mejillon de Galicia (OPP-18) Orden Ministerial de 30 de diciembre de 1986 (BOE no 23 de 27 de Enero de 1987)

Adres:

Av de la Marina 25 — Planta baja

E-36600 Vilagarcia de Arousa (Pontevedra)

Telefoon:

(34) 986 50 13 89

Fax:

(34) 986 50 65 49

E-mail:

Samenstelling:

Producenten/verwerkers ( X ) Andere samenstelling ( )

3.   Productcategorie

Categorie 1.7.: Verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren en producten op basis daarvan

4.   Overzicht van het productdossier (samenvatting van de in artikel 4, lid 2, voorgeschreven gegevens)

4.1.

:

Naam

:

„Mejillón de Galicia” of „Mexillón de Galicia”

4.2.

:

Beschrijving

:

Verse mossel van de soort Mytilus galloprovincialis, geteeld in hangcultuur.

Het is een tweekleppig weekdier met een schelp die gevormd wordt door twee gelijke kleppen die bestaan uit calciumcarbonaat en bedekt zijn met een laag die „periostracum” wordt genoemd. Ten gevolge van de primaire productiviteit van de Rías Gallegas, die een weelderige mariene fauna en flora voortbrengt, hechten andere soorten, zoals zeepokken, borstelwormen, mosdiertjes en algen, zich vaak aan het periostracum.

Binnenin bevindt zich het lichaam, gewoonlijk beige-oranjeachtig van kleur, dat bestaat uit twee vlezige lobben met donkerpaarse golvende mantelranden.

Om toegang te krijgen tot de markt van voor consumptie bestemde verse producten onder de beschermde oorsprongsbenaming „Mejillón de Galicia”, moet de mossel, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 853/2004, behandeld worden in een zuiverings-/verzendingscentrum. Om de kwaliteit en de eigenschappen die te danken zijn aan factoren die betrekking hebben op het geografische teeltgebied, te vrijwaren, moet de mossel bovendien verplicht worden gezuiverd met zeewater uit de Rías Gallegas in de provincies A Coruña en Pontevedra.

4.3.

:

Geografisch gebied

:

Het kweekgebied bestaat uit de binnenwateren van de Rias Gallegas in de provincies A Coruña en Pontevedra die de toestemming hebben om mosselen in hangcultuur te kweken. Dit gebied omvat de volgende zones: Ría de Ares-Sada, Ría de Muros-Noia, Ría de Arousa, Ría de Pontevedra en Ría de Vigo.

Het zuiverings-/verzendingsgebied is beperkt tot de kustprovincies A Coruña en Pontevedra.

4.4.

:

Bewijs van oorsprong

:

De Consejo Regulador (Raad van Toezicht) stelt een „Registro de Bateas” op en voert de nodige periodieke controles uit op de hangcultuur teneinde vast te stellen of de omstandigheden die recht hebben gegeven op de registratie ervan, gevrijwaard zijn. Hij controleert ook de kweekprocessen om na te gaan of aan de bepalingen in het productdossier wordt voldaan en legt alle informatie vast in de ondersteunende documentatie.

Zodra de gekweekte mossel de haven bereikt, wordt een certificeringsdocument afgegeven voor elke partij, waarin alle gegevens over de oorsprong vermeld staan, alsook informatie betreffende de steekproefsgewijs gecontroleerde eigenschappen van de partij en de gegevens ter identificatie van de kweker en de geadresseerde. Op dat moment wordt bovendien een eenduidige identificatiecode toegekend om de traceerbaarheid te waarborgen.

Om toegang te krijgen tot de markt van voor consumptie bestemde verse producten onder de beschermde oorsprongsbenaming „Mejillón de Galicia”, moet elke partij mosselen die in de zuiverings-/verzendingscentra binnenkomt, vergezeld gaan van de nodige documenten. De Consejo Regulador stelt een „Registro de Centros de Depuración/Expedición” op en voert de nodige periodieke controles uit om vast te stellen of de omstandigheden die recht hebben gegeven op de registratie ervan, gevrijwaard zijn. Hij controleert ook de processen en de producten om na te gaan of aan de bepalingen in het productdossier wordt voldaan en legt alle informatie vast in de ondersteunende documentatie. De behandelingen van de mosselen in de zuiverings-/verzendingscentra moet in overeenstemming zijn met de regels die zijn vastgesteld door de technische diensten van de Reglementeringsraad voor de beschermde oorsprongsbenaming, en moeten eventueel worden aangepast aan de vereisten om de traceerbaarheid te garanderen.

4.5.

:

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

:

Het product wordt verkregen via de werkwijze die traditioneel wordt toegepast in Galicië, nl. met behulp van een vlottend voorwerp, „batea” (drijver) genoemd, met een maximale oppervlakte van vijfhonderd vijftig vierkante meter. Het aantal touwen mag niet meer dan vijfhonderd bedragen en ze mogen niet langer zijn dan twaalf meter.

De kweekfasen zijn: verkrijgen van zaad, opkweek, splitsing en oogst. Wanneer het gekweekte weekdier de gewenste grootte heeft bereikt en over de eigenschappen beschikt om op de markt te worden gebracht, worden de touwen, die tot dan toe onder water hingen aan de „drijver”, bovengehaald. Met behulp van hydraulische kranen waarmee hulpvaartuigen zijn uitgerust, worden de touwen uit het water gehesen, waarna de mossel onmiddellijk van de touwen wordt verwijderd.

Aan land voeren de controlediensten steekproeven uit op de hele partij om het rendement en de indeling van het product te bepalen en om na te gaan of aan alle voorschriften is voldaan. Deze handelingen worden schriftelijk vastgelegd en geregistreerd, waarna die documenten bij de partij worden gevoegd ter identificatie.

Indien het kweekgebied waar de mossel vandaan komt, op microbiologisch vlak als zone „B” wordt aangemerkt, moet de partij noodzakelijkerwijs naar een zuiveringscentrum, waar de mossel onderworpen wordt aan een zuiveringsproces met behulp van water dat afkomstig is van de Rías Gallegas in de provincies A Coruña en Pontevedra. Indien het kweekgebied waar de mossel vandaan komt, op microbiologisch vlak als zone „A” wordt aangemerkt, mag de mossel echter rechtstreeks op de markt gebracht worden vanuit een verzendingscentrum. In beide gevallen zijn deze centra er verantwoordelijk voor dat de mossel voldoet aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 853/2004.

Wanneer de mossel is opgemaakt om te voldoen aan de parameters voor toegang tot de markt — d.w.z. wanneer ze is gezuiverd en, in voorkomend geval, de byssusdraden zijn verwijderd —, wordt ze behandeld en verpakt (gewoon, vacuüm of in CA-verpakking); de aanbiedingsvorm is afgestemd op de behoeften van de markt en de gebruikte materialen zijn toegestaan door de geldende wetgeving; de verpakkingen kunnen verschillen naar grootte en gewicht en vormen afzonderlijke verkoopeenheden, waaraan een controle-etiket en een schadebestendige banderol worden toegevoegd teneinde de traceerbaarheid te waarborgen.

De verpakking moet plaatsvinden in het geografische gebied dat is beschreven in lid 4.3 van onderhavige samenvatting.

Deze beperking is gebaseerd op de zorg voor de kwaliteit van het product, gezien:

de bederfelijke aard van het product,

de gevoeligheid voor kwaliteitsverlies,

het hoge risico op bederf door slechte behandeling.

Anderzijds, om de kwaliteit en de eigenschappen die te danken zijn aan het geografische teeltgebied (factoren erkend in hoofdstuk 4.6) te vrijwaren, moet de mossel gezuiverd worden met zeewater uit de Rías Gallegas in de provincies A Coruña en Pontevedra. De zuiverings-/verzendingscentra zijn dan ook dichtbij de kust gelegen.

Bovendien definieert bovengenoemde Verordening (EG) nr. 853/2004 „verzendingscentrum” als „op het land gevestigde of drijvende inrichting, die is bedoeld voor ontvangst, verwatering, wassen, reiniging, sortering, onmiddellijke verpakking, en verpakking van levende tweekleppige weekdieren die geschikt zijn voor menselijke consumptie”.

4.6.

:

Verband

:

Historisch verband: de mossel is van oudsher een voedselbron voor de eerste bewoners van de Galicische kust. Daar zijn trouwens talrijke bewijzen van te vinden in de „castros” en in historische documenten (Navaz, 1942, Vázquez Varela y García Quintela, 1998, VVAA 1988 y 1998, Senén-López Gómez, 1999). Reeds vanaf het begin was de mossel aanwezig bij de belangrijkste gastronomische plechtigheden van weleer (aan het hof bij de Habsburgers met de „escabeche real”). De geschiedenis van Galicië en van haar kust is ongetwijfeld nauw verbonden met de mossel. Dat verband gaat terug tot de 6e eeuw v.C. en bestaat vandaag nog steeds, zoals blijkt uit talrijke plaatsnamen, benamingen van inwoners, gastronomische feesten („mejillonadas”), enz. Zelfs het landschap in Galicië zou men zich vandaag niet kunnen voorstellen zonder de platbodems op haar „rías”, die de ontwikkeling van de mosselsector weerspiegelen. Het gaat zelfs zo ver dat er een specifieke woordenschat werd bedacht met termen die hun oorsprong vonden in de mosselteelt: „mexilla” (jong van een mossel), „desdoble” (productieproces), enz. Uit deze historische traditie is zelfs een eigen specifiek kweeksysteem gegroeid, dat internationaal bekend staat als het „galician system”, machines en materiaal met een eigen ontwerp, en een traditionele bewerking waardoor een specifiek product wordt verkregen (López Capont, 1973; López Capont y Fidalgo Fernández, 1977; Otero Pedrayo, 1980; Lorenzo, 1982; Calo-Lourido, 1985 a, b en c).

Natuurlijk verband: de Rías Gallegas worden beschouwd als ecosystemen met een ruime primaire productie, waar tweekleppige weekdieren worden gekweekt, vooral mosselen; deze soorten bevinden zich op de laagste niveau's van de voedselketen, wat onontbeerlijk is om een grote opbrengst te behalen. De verschillen op het gebied van productiviteit (groei en hoeveelheid vlees) die werden vastgesteld bij de mosselen in de Rias Gallegas, zijn toe te schrijven aan adaptieve fysiologische processen die te maken hebben met de opname van voedingsstoffen (Fernandez Reiriz y Labarta). De mossel die in de Rias Gallegas wordt gekweekt, heeft haar bijzondere karakter te danken aan de aanpassing aan de eigenschappen van het ecosysteem waarin ze wordt gekweekt; er is ook een rechtstreeks verband met de beschikbaarheid en de kwaliteit van het voor de mossel aanwezige voedsel.

4.7.

:

Controle-instantie

:

Naam:

Consello Regulador DOP Mexillón de Galicia (voldoet aan norm EN 45.011)

Adres:

Avenida da Mariña, 25 — 1a Planta

E-36600 Vilagarcia de Arousa — Pontevedra (España)

Telefoon:

(34) 986 50 13 89

Fax:

(34) 986 50 65 49

E-mail:

4.8.

:

Etikettering

:

De Consejo Regulador heeft bepaald dat op alle verpakkingen die mosselen bevatten met de beschermde oorsprongsbenaming, een specifiek etiket moet worden aangebracht. Op dat etiket staat onder het logo de aanduiding „Denominación de Origen Protegida Mexillón de Galicia” duidelijk zichtbaar vermeld. Bovendien dient het de controlecodes te bevatten die de mossel eenduidig identificeren overeenkomstig de vastgestelde parameters.

Producten waarvoor de „Mejillón de Galicia” met beschermde oorsprongsbenaming als grondstof wordt gebruikt bij de vervaardiging, ook na een technologische behandeling of na inmaak, mogen aan de consument worden aangeboden in verpakkingen die de vermelding „Elaborado con Denominación de Origen Protegida Mejillón de Galicia” bevatten zonder het logo van de Gemeenschap, op voorwaarde dat:

de „Mejillón de Galicia DOP”, als zodanig gecertificeerd, het exclusieve bestanddeel vormt van de categorie waartoe het product behoort, en

de gebruikers van de vermelding „Elaborado con Denominación de Origen Protegida Mejillón de Galicia” daartoe de toestemming hebben verkregen.

In die zin zal de Consejo Regulador, als houder van het intellectueel eigendomsrecht dat hij heeft verkregen door registratie van de oorsprongsbenaming Mejillón de Galicia, het gebruik van de vermelding „Elaborado con Denominación de Origen Protegida Mexillón de Galicia” op bereide producten toestaan.

De Consejo Regulador neemt de gebruikers die toestemming hebben gekregen om de vermelding „elaborado con Denominación de Origen Mejillón de Galicia” te gebruiken op, in het desbetreffende register en ziet toe op het correcte gebruik van de beschermde benaming.

4.9.

:

Nationale eisen

:

Ley 2/2005, de 18 de febrero, de promoción y defensa de la calidad alimentaria gallega (Wet 2/2005 van 18 februari ter bevordering en verbetering van de Galicische voedselkwaliteit)

Ley 25/1970, de 2 de Diciembre, Estatuto de la Viña, del Vino y de los Alcoholes. (Wet 25/1970 van 2 december 1970 betreffende de regeling voor de wijnbouw, wijn en alcohol)

Besluit (Decreto) 835/72 van 23 maart 1972 (uitvoering van wet 25/1970)

Koninklijk Besluit (Real Decreto) 4189/82 van 29 december betreffende de overdracht van functies en diensten van het overheidsapparaat naar de Autonome Gemeenschap Galicië inzake beschermde oorsprongsbenamingen, wijnbouw en oenologie en beroepsonderwijs voor zeevaart en visserij.

Koninklijk Besluit (Real Decreto) 728/1998 van 8 juli inzake de normen waaraan de algemene en de specifieke oorsprongsbenamingen voor andere levensmiddelen dan wijnbouwproducten moeten voldoen.

Koninklijk Besluit (Real Decreto) 1414/2005 van 25 oktober houdende vaststelling van de procedure voor het verzoek om inschrijving in het communautaire register van oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.


(1)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling, Eenheid Kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten, B-1049 Brussel.


28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/16


STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN

Mededeling van de Commissie op grond artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag aan de andere lidstaten en overige belanghebbenden

Steunmaatregel nr. C 25/2006 (ex E 1/2006) — Richtsnoeren inzake regionale steun voor 2007-2013 — dienstige maatregelen — Duitsland

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 320/08)

Bij onderstaand schrijven van 22 november 2006 heeft de Commissie Duitsland in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag te beëindigen.

(1)

„Op 21 december 2005 heeft de Commissie de richtsnoeren inzake regionale steun voor 2007-2013 goedgekeurd.

(2)

Bij schrijven van 6 maart 2006 (D(06)222) heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag en de procedure van de artikelen 17 en 18 van Verordening (EG) nr. 659/1999 (1), de volgende dienstige maatregelen aan alle lidstaten voorgesteld en hen verzocht hiermee uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk in te stemmen:

(a)

onverminderd artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 70/2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 364/2004, en artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2204/2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun, beperken de lidstaten voor alle bestaande regionale-steunregelingen de toepassing in de tijd tot steun die uiterlijk 31 december 2006 wordt toegekend;

(b)

wanneer in het kader van milieusteunregelingen, overeenkomstig voetnoot 29 van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu, regionale-investeringssteun kan worden toegekend ten behoeve van milieu-investeringen, passen de lidstaten de betrokken regelingen zodanig aan dat na 31 december 2006 alleen steun kan worden toegekend wanneer deze in overeenstemming is met de nieuwe regionale-steunkaart die op het tijdstip dat de steun wordt toegekend, van kracht is;

(c)

de lidstaten passen, waar nodig, andere bestaande steunregelingen aan om ervoor te zorgen dat alle regionale verhogingen zoals die welke voor opleidingssteun, O&O-steun of milieusteun kunnen worden toegestaan, na 31 december 2006 alleen mogen worden toegekend in regio's die uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder a) of c), in aanmerking komen, in overeenstemming met de door de Commissie goedgekeurde regionale-steunkaarten zoals die op het tijdstip dat de steun wordt toegekend, van kracht zijn.

(3)

Bij schrijven van 9 mei 2006, dat op 10 mei 2006 (A/33589) bij de Commissie geregistreerd werd, heeft uw regering slechts ten dele de dienstige maatregelen aanvaard, aangezien zij deze van de hand wees voor zover deze betrekking hadden op regionale-steunregelingen waarmee overheidsgaranties, overheidsleningen of overheidsdeelnemingen gemoeid zijn (zie hierboven punt 2(a)).

(4)

Bijgevolg heeft de Commissie bij besluit van 16 juni 2006 de procedure van artikel 88, lid 2 EG-Verdrag ingeleid. Dit besluit werd in de oorspronkelijk taal bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2), voorafgegaan door een samenvatting in alle officiële talen met een uitnodiging aan belanghebbenden om hun opmerkingen te maken, maar er werd geen reactie ontvangen.

(5)

Bij schrijven van 20 oktober 2006 hebben de Duitse autoriteiten de Commissie meegedeeld dat zij alsnog uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk instemden met de voorgestelde dienstige maatregelen.

(6)

Daarmee is de formele onderzoeksprocedure zonder grond geworden.

(7)

De Commissie heeft derhalve besloten de formele onderzoeksprocedure af te sluiten.

(8)

De Commissie herinnert de Duitse autoriteiten eraan dat, overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999, Duitsland door zijn aanvaarding zich ertoe verbindt de dienstige maatregelen ten uitvoer te leggen.”


(1)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(2)  PB C 194 van 18.8.2006.


28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/17


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

(2006/C 320/09)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

SAMENVATTING

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

Registratieaanvraag als bedoeld in artikel 5 en artikel 17, lid 2

„CAFÉ DE COLOMBIA”

EG-nummer: CO/PGI/0467/08.06.2005

BOB ( ) BGA ( X )

Deze samenvatting is uitsluitend ter informatie opgesteld. Belangstellenden wordt verzocht om voor volledige informatie kennis te nemen van de volledige versie van het productdossier, die verkrijgbaar is bij de in punt 1 genoemde nationale autoriteiten of bij de Europese Commissie (1).

1.   Bevoegde dienst van het derde land

Naam:

Superintendencia de Industria y Comercio de la República de Colombia

Adres:

Carrera 13 no 27-00, Bogotá, Colombia

Tel.:

(57-1) 382 08 40

Fax:

(57-1) 382 26 95

E-mail:

info@sic.gov.co

2.   Groepering

Naam:

Federación Nacional de Cafeteros de Colombia

Adres:

Calle 73 no 8-13, Bogotá, Colombia

Tel.:

(57-1) 313 66 00

Fax:

(57-1) 217 21 90

E-mail:

propiedad.intelectual@cafedecolombia.com

Samenstelling:

Producenten/verwerkers ( X ) Andere ( )

3.   Productcategorie

Categorie 1.8 (andere in Bijlage I van het Verdrag genoemde producten): Koffie (hoofdstuk 9 van Bijlage I van het Verdrag)

4.   Overzicht van het productdossier (Samenvatting van de in artikel 4, lid 2, voorgeschreven gegevens)

4.1.   Productnaam: „Café de Colombia”

4.2.   Beschrijving: Café de Colombia is koffie die wordt geteeld in de Colombiaanse koffiestreek, gedefinieerd in het productdossier, die voldoet aan de exportnormen als bepaald door het Comité Nacional de Cafeteros, en die na bewerking beantwoordt aan de volgende kenmerken: mild, zuiver van smaak, met een gemiddelde/hoge zuurgraad en met een gemiddelde/volle body, en met een uitgesproken en compleet aroma.

In de Colombiaanse koffiestreek wordt alleen arabicakoffie geteeld. De belangrijkste in Colombia geteelde variëteiten of koffieplanten van de soort arabica zijn bekend als Caturra, Típica, Borbón, Maragogipe, Tabi, Colón, San Bernardo en „Colombia”, nu bekend als Castillo. Zowel groene als verwerkte „Café de Colombia” kan bestaan uit één van deze soorten of variëteiten, of uit een melange daarvan. Zo zal alleen de aan de consument aangeboden koffie die uitsluitend bestaat uit 100 % Café de Colombia, in welke staat dan ook, zowel gebrand als ongebrand, voldoen aan de beschreven kenmerken.

4.3.   Geografisch gebied: Het grondgebied binnen de Republiek Colombia tussen 1° en 11°15' noorderbreedte, en 72° en 78° westerlengte, tussen 400 m en 2 500 meter boven zeeniveau.

Benadrukt wordt dat het geografisch gebied niet het gehele territorium van de Republiek van Colombia beslaat.

4.4.   Bewijs van oorsprong: De traceerbaarheid van het product heeft betrekking op de volgende fases:

Toezicht op de producenten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de databank van het Sistema de Información Cafetero (SICA). Op alle kavels van elke koffieplantage van de Colombiaanse koffiestreek wordt toezicht gehouden. Dit mechanisme van gegevensvergaring is geïntegreerd in de databank voor landgoedadministratie [Administración de Fincas].

Toezicht op de koffie in de hoornschil en op het pellen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van officiële papieren, zoals de „transitogidsen” en wordt de inkoop gecontroleerd bij de verzamelcentra en de pellerijen, welke gebonden zijn aan regelingen met betrekking tot hun registratie en bedrijfsvoering.

Toezicht op de groene koffie. Na het pellen; deze laatste zijn naar behoren geregistreerd overeenkomstig Beschikking 1 van 2002 van het Comité Nacional de Cafeteros. De „transitogids”, geregeld bij het Colombiaans decreet 2685 van 1999, blijft het officiële document dat aan elke partij exportkoffie is verbonden.

Toezicht op de export. Op de exporteur en de transitogids wordt toezicht gehouden door zowel de douaneautoriteiten als door ALMACAFÉ, de gedelegeerde instelling van de Federación Nacional de Cafeteros, die met deze controles is belast. In feite bestaat er tevens een register van exporteurs dat wordt geregeld door Beschikking 355 van 2002, van het Colombiaans ministerie van buitenlandse handel, onverminderd de naleving van de criteria vastgesteld bij beschikking 3 van 2002 van het Comité Nacional de Cafeteros. ALMACAFÉ verricht bovendien in de haven de laatste controles teneinde vast te stellen of voldaan is aan de kwaliteitseisen van Café de Colombia.

Toezicht op de gebrande koffie. Voor de koffiebranderijen binnen Colombia is de traceerbaarheid van de Café de Colombia geregeld bij Beschikking 1 van 2002 van het Comité Nacional Cafetero. De traceerbaarheid van de buiten Colombia gebrande koffie is geregeld door overeenkomsten van goede praktijken, gesloten met buitenlandse branderijen, en kent verschillende controlemechanismen, zoals het verrichten van kwaliteitsproeven door controlebedrijven en koffieproevers.

4.5.   Werkwijze voor de verkrijging van het product: De verwerkingsfases van het product zijn: de pluk, het ontpulpen en het hullen:

De pluk. De koffieoogst vindt plaats tussen de 210 en 224 dagen na de bloei, met fruit in de fases roodgekleurd, rijp en overrijp. Er wordt selectief geplukt (vrucht voor vrucht) en voornamelijk handmatig.

Het ontpulpen. Het schoonmaken (ontpulpen) van de koffievrucht gebeurt volgens de natte methode in de volgende fases: (1) ontpulpen, (2) schoonmaken van de ontpulpte koffie, (3) verwijderen van de slijmlaag (fermentatie), (4) wassen, (5) drogen.

Het pellen: het endocarpum van de droge hoornschilkoffie wordt machinaal gescheiden in de pelmachines; hieruit wordt de koffieboon verkregen, en deze wordt gesorteerd op maat, kleur en densiteit.

Het branden: dit behoeft niet noodzakelijkerwijs plaats te vinden in het geografisch gebied; het branden bestaat uit de toepassing van hitte op de groene koffieboon van de beschreven kenmerken, afkomstig uit de Colombiaanse koffiestreek, als voorafgaande stap voor de bereiding van koffie. In dit proces worden de organoleptische kenmerken versterkt (mild, zuiver van smaak, met een gemiddelde/hoge zuurgraad en met een gemiddelde/volle body, en met een uitgesproken en compleet aroma) die eigen zijn aan de groene Café de Colombia, afkomstig uit de Colombiaanse koffiestreek.

4.6.   Verband met het geografisch gebied: Het verband met het geografisch gebied berust op de volgende factoren:

Geografische factoren. De bijzondere geografische ligging van de Colombiaanse koffiestreek verlenen, samen met de speciale eigenschappen van klimaat, bodemgesteldheid en reliëf, de Colombiaanse koffie zijn bijzondere fysische en organoleptische kenmerken.

Agroklimatologische factoren. De Colombiaanse koffiestreek wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van de Inter-Tropische Convergentie-Zone (ITCZ). Dit impliceert het bestaan van twee mogelijke cyclussen of seizoenen per jaar, wat, samen met de orografische interactie, een aanzienlijke en bijzondere hoeveelheid regenval met zich meebrengt. De regenval in de Colombiaanse koffiestreek wordt bovendien beïnvloed door de lokale luchtstromingen tussen de valleien en de bergen. Het tweemaal door de koffiestreek trekken van de ITCZ, in samenhang met de gevarieerde topografie, de juiste hoeveelheid en verspreiding van de regenval in de loop van het jaar op, met voldoende water voor de volledige teeltcyclus, zodat de koffieoogsten het hele jaar door gegarandeerd zijn. Vanwege deze agroklimatologische omstandigheden biedt de beschreven Colombiaanse koffiestreek „het hele jaar door verse koffie”.

Topografische factoren. De Colombiaanse koffiestreek ligt op de hellingen van de Colombiaanse ketens van het Andesgebergte, in de Sierra Nevada de Santa Marta en de Serranía de la Macarena. Dit brengt een specifieke minerale samenstelling van de verschillende moederlaagmaterialen met zich mee, en bepaalde fysische en chemische eigenschappen van de bodem, ten gevolge van de verweringsprocessen die veroorzaakt worden door de inwerking van het klimaat (vnl. neerslag en temperatuur) en de topografie. Het resultaat is een bodem op met een hoog gehalte aan nutriënten: geringe zuurgraad en een hoog vochtvasthoudend vermogen.

Oogstfactoren. Vanwege het feit dat in de loop van het jaar verschillende malen kan worden geoogst treffen we aan eenzelfde koffieboom verschillende vruchten aan, van groen tot rijp. Dit is belangrijk voor een van de essentiële kenmerken van Café de Colombia, namelijk de selectieve, vooral handmatige pluk, vrucht voor vrucht.

Overige factoren: historische, traditionele en cultuurhistorische factoren en het prestige van de Café de Colombia.

Deze omstandigheden maken dat Café de Colombia erkend wordt als kwaliteitskoffie, waarvan de bonen bepaalde kenmerken vertonen, zoals een verse geur en gemiddelde vochtigheid van tussen de 10 en de 12 %, met eigenschappen die tegenwoordig voor de export gereguleerd zijn bij Beschikking 5 van 2002 van het Comité Nacional de Cafeteros voor het aanbieden van gebrande koffie.

Samenvattend karakteriseert de Colombiaanse koffiestreek zich door de productie van een koffieboon waaruit koffie gezet wordt van een zuivere smaak, met een gemiddelde/hoge zuurgraad en met een gemiddelde/volle body, en met een uitgesproken en compleet aroma. Deze kenmerken en kwaliteiten worden verkregen van de soort Arabica, op voorwaarde dat de teelt verloopt via zorgvuldige processen. Dientengevolge zal de kwaliteit van de Colombiaanse koffie mede afhankelijk zijn van de volgende gemeenschappelijke factoren: het proces van het hierna beschreven nat ontpulpen, de selectieve en voornamelijk handmatige pluk, de teelt door planters met een lange traditie en expertise, en zorgvuldige processen van selectie en classificatie. Alle eigenschappen van Café de Colombia zijn te danken aan de bijzondere omstandigheden die worden geboden door de Republiek van Colombia met betrekking tot de bodemkwaliteit, het karakteristieke klimaat van het land in de tropische berggebieden en de hoge ligging van de Colombiaanse koffiestreek, alsmede aan de onderling vergelijkbare procedures en processen van zaaien en oogsten en de eisen die worden gesteld aan de aanbieding voor de internationale handel. Aan de som en de samenloop van deze factoren, eigen aan en exclusief voor de Colombiaanse koffiestreek en Café de Colombia, dankt dit product zijn wereldwijd erkende reputatie, faam en topkwaliteit.

Speciale vermelding verdient het prestige en de reputatie van Café de Colombia. Talloze onderscheidingen van consumenten, ondersteund door de statistieken, tonen hoe hoog het prestige en hoe excellent de reputatie is van Café de Colombia. Deze kwaliteit is het gevolg is van de inspanningen van de Colombiaanse koffieplanters en hun product. In deze zin gaat het productdossier vergezeld van bewijsstukken in de vorm van reclamecampagnes (die teruggaan tot de zestiger jaren), welke werden opgezet om Café de Colombia bekendheid te geven. Deze initiatieven hebben sinds het genoemde tijdperk geleid tot uitgebreide aanwezigheid in de pers via artikelen en stukken over Café de Colombia, beschouwd als een hoogwaardige en prestigieuze koffiesoort. Rest nog op te merken dat de Federación Nacional de Cafeteros de Colombia aanzienlijke actie heeft ondernomen ter vervolging, zowel via de rechter als langs administratieve weg, van het niet geringe aantal wederrechtelijke gebruikmakingen van de reputatie van Café de Colombia.

4.7.   Controle-instantie:

Naam:

ALMACAFÉ

Adres:

Calle 73 no 8-13 Piso 2B. Bogotá, Colombia

Tel.:

(57-1) 313 66 00

Fax:

(57-1) 212 85 40

E-mail:

informacion.calidades@almacafe.com.co

ALMACAFÉ voldoet aan de vereisten en technische specificaties die zijn opgenomen in de norm ISO 65.

4.8.   Etikettering: De etikettering omvat de volgende elementen: Benaming: „B.G.A. CAFÉ DE COLOMBIA”.

4.9.   Nationale eisen: Normativa nacional Colombiana. Decisión 486 de la Comunidad Andina. (Nationale regelingen van Colombia. Besluit 486 van de Andesgemeenschap.)

Registro como D.O. en Colombia: Resolución de la Superintendencia de Industria y Comercio no 4819 de 2005 de fecha 4 de marzo de 2005. (Registratie van de oorsprongbenaming in Colombia: Beschikking van Superintendencia de Industria y Comercio no 4819 van 2005 d.d. 4 maart 2005.)


(1)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling, Eenheid Kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten, B-1049 Brussel.


De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/21


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het gewijzigd voorstel voor de verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen

(2006/C 320/10)

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 286,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikel 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens,

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en met name op artikel 41,

Gelet op het verzoek om een advies overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001, dat op 11 mei 2006 van de Commissie ontvangen is,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

1.   INLEIDING

Op 13 juni 2002 heeft de Raad Verordening (EG) nr.1030/2002 aangenomen betreffende de invoering van een uniform model voor verblijftitels voor onderdanen van derde landen (1), in een streven om het model voor verblijfstitels die de lidstaten afgeven aan onderdanen van derde landen, te harmoniseren. In de zesde overweging van de verordening zeggen de lidstaten en de Europese Commissie toe, rekening houdend met de technologische ontwikkeling, regelmatig te zullen onderzoeken welke veranderingen moeten worden aangebracht in de veiligheidselementen die in de titel zijn opgenomen. Biometrische kenmerken worden daar als illustratief voorbeeld genoemd.

Op 24 september 2003 stelde de Commissie een Raadsverordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 voor. (2) Dit voorstel ging vergezeld van een voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1683/95 betreffende de invoering van een uniform visummodel. Beide voorstellen waren vooral bedoeld om nieuwe biometrische gegevens (gezichtsopname en twee vingerafdrukken van de houder) in de nieuwe uniforme modellen voor verblijfstitels en visa op te nemen. Ten gevolge van een aantal technologische onduidelijkheden werd er geen model voor de verblijfstitel vastgesteld (kleefblad of afzonderlijke kaart). Na een overlegprocedure werden de voorstellen aan het Europees Parlement voorgelegd.

Op 10 maart 2006 heeft de Commissie een gewijzigd voorstel ingediend (hierna „het voorstel”) voor een Raadsverordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002. Daarin is gekozen voor de afzonderlijke kaart, omdat het gevaar bestaat dat contactloze chips met elkaar in aanraking komen. Er wordt een ruimte gereserveerd (vak 16 volgens de bijlage bij het voorstel) voor de lidstaten die in de verblijfstitel een contactchip willen inbrengen voor e-diensten.

Het voorstel voor de verblijfstitel is gebaseerd op artikel 63, lid 3, punt a), EG. De EDPS benadrukt dat een verblijfstitel niet beschouwd moet worden als een reisdocument. Het valt te betreuren dat het voorstel uit 2003 in een en hetzelfde document voorstellen bevatte voor visum en verblijfstitel, omdat dit wellicht tot misverstanden heeft geleid, hoewel het de bedoeling was tot een gezamenlijk aanpak te komen inzake biometrische identificatiemiddelen in de EU. De EDPS is derhalve verheugd dat visum en verblijfstitel niet langer aan elkaar gekoppeld zijn.

2.   ANALYSE VAN HET VOORSTEL

2.1   Algemeen

De EDPS verheugt zich over de adviesaanvraag bedoeld in artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001. Gelet op het verplichtende karakter van artikel 28, lid 2 moet dit advies wel in de preambule van de tekst vermeld worden.

Het voorstel behelst de invoering van biometrische gegevens in de verblijfstitel. De EDPS erkent de voordelen van biometrische gegevens, maar benadrukt de grote gevolgen van het gebruik van die gegevens, en stelt voor om voor elk gebruik van biometrische gegevens strenge waarborgen vast te stellen.

De EDPS is ingenomen met de redenering van de Raad en de regering van Estland, met name dat burgers en derdelanders gelijk moeten worden behandeld en via identiteitskaarten en verblijfstitels toegang moeten hebben tot e-diensten. (3) Dat krachtige standpunt bevestigt ook dat de verblijfstitel op zichzelf niet als reisdocument moet worden beschouwd.

2.2   Biometrische kenmerken

Zoals reeds in verschillende adviezen van de EDPS (4) en de Groep artikel 29 (5) is onderstreept, moeten de invoering en verwerking van biometrische gegevens voor identiteitsgerelateerde documenten ondersteund worden met uitermate consistente en serieuze waarborgen. Biometrische gegevens zijn namelijk uiterst gevoelig vanwege enkele specifieke kenmerken, en de toepassing ervan houdt bepaalde risico's in die zo klein mogelijk moeten worden gehouden. In zijn advies over het SIS II-voorstel stelde de EDPS een niet-limitatieve lijst voor van gemeenschappelijke verplichtingen en eisen in verband met het specifieke karakter van dergelijke gegevens, en een gemeenschappelijke methode en optimale praktijken voor de uitvoering ervan.

Aangezien biometrische systemen noch voor iedereen geschikt (6), noch volstrekt adequaat zijn, moeten er snel beschikbare noodprocedures worden ingevoerd om de waardigheid te garanderen van personen die geen leesbare vingerafdrukken hebben of verkeerd geïdentificeerd zijn, en om te voorkomen dat zij de dupe worden van de fouten in het systeem.

De EDPS doet de aanbeveling noodprocedures op te stellen en in artikel 2, lid 1, van het voorstel op te nemen. Die procedures mogen het veiligheidsniveau van de verblijfstitels echter niet verlagen of personen met onleesbare vingerafdrukken stigmatiseren.

Artikel 4 bis van het voorstel bepaalt het volgende: „De lidstaten nemen ook vingerafdrukken in een interoperabel formaat op.” De EDPS stelt voor deze bepaling aldus te verbeteren: „De lidstaten nemen ook twee vingerafdrukken in een interoperabel formaat op.” Deze verduidelijking versterkt het evenredigheidsbeginsel dat in het voorstel over de hele linie geëerbiedigd moet worden.

Volgens de derde overweging van het voorstel moeten voor de integratie van biometrische identificatiemiddelen de specificaties uit document nr. 9303 van de ICAO betreffende machineleesbare visa worden gevolgd. Zoals eerder gezegd, is de verblijfstitel geen reisdocument. In de toelichting wordt echter onderstreept dat de verblijfstitel doorgaans beschouwd wordt als een identiteitskaart voor onderdanen van derde landen. Het is daarom logisch dat voor de verblijfstitel dezelfde hoge veiligheidsnormen worden gehanteerd als voor de nationale identiteitskaart. De EDPS beveelt derhalve aan de derde overweging te schrappen en strengere veiligheidsspecificaties vast te stellen voor de biometrische kenmerken die in de verblijfstitel worden opgeslagen. De verwijzing in de bijlage naar de ICAO-normen moet ook vervangen worden door strenge veiligheidsspecificaties die overeenkomen met de situaties waarin een verblijfstitel wordt gebruikt.

2.3   Toegang tot en gebruik van gegevens

Allereerst is de EDPS verheugd dat in dit laatste voorstel het beginsel van doelbinding beter tot zijn recht komt. Immers, volgens de voorgestelde wijzigingen mogen in verblijfstitels opgeslagen biometrische gegevens alleen worden gebruikt voor het verifiëren van „de authenticiteit van het document en van de identiteit van de houder ervan door middel van direct beschikbare vergelijkbare kenmerken”.

In de eerste overweging wordt herinnerd aan het doel van het Verdrag van Amsterdam, dat het initiatiefrecht met het oog op het nemen van de relevante maatregelen betreffende een geharmoniseerd immigratiebeleid onder meer toekent aan de Commissie. Het is daarom te betreuren dat de Europese Commissie wegens constitutionele beperkingen deze gelegenheid niet kan gebruiken om in het voorstel duidelijk vast te stellen en te definiëren welke autoriteiten toegang hebben tot de gegevens in het opslagmedium van de verblijfstitel. De EDPS beveelt aan dat de Europese Commissie een geschikte procedure uitwerkt om tot een betere harmonisatie te komen van de definitie en de lijst van de autoriteiten die bevoegd zijn om verblijftitels te controleren. Die lijst van bevoegde autoriteiten is niet alleen van belang voor de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven, maar ook voor de overige lidstaten in het Schengengebied waar de onderdaan van een derde land misschien geïdentificeerd moet worden.

Deze aanbeveling is des te belangrijker, omdat in de verblijfstitel misschien een bijkomende chip voor e-diensten zal worden geïntegreerd. Met dit nieuwe element zal het aantal autoriteiten dat toegang heeft tot de verblijfstitel ongetwijfeld toenemen. Volgens de EDPS is dit een uitermate ongewenst resultaat.

2.4   Comitéprocedure

In artikel 2 worden de gevallen genoemd waarin volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde comitéprocedure aanvullende technische specificaties voor het uniforme model van de verblijfstitel worden vastgesteld. In het onderhavige voorstel wordt nader bepaald in welke gevallen zulke besluiten moeten worden genomen. Die besluiten zullen een grote invloed hebben op de correcte toepassing van het beginsel van doelbinding en van het proportionaliteitsbeginsel. De EDPS adviseert dat regelving met ingrijpende gevolgen voor de gegevensbescherming, bijvoorbeeld inzake de toegang tot en de invoer van gegevens, de kwaliteit van de gegevens, de technische conformiteit van het opslagmedium, de maatregelen ter beveiliging van de biometrische gegevens, enz., in de vorm van een verordening wordt vastgesteld, volgens de medebeslissingsprocedure.

In alle andere gevallen met gevolgen voor de gegevensbescherming moet de EDPS advies kunnen uitbrengen over de keuzes van het comité. Dit moet in artikel 7 van de verordening worden bepaald.

2.5   Elektronisch platform

Aangezien de verblijfstitel geen reisdocument is, is er geen dwingende reden om de ICAO-normen te volgen en een contactloze chip te gebruiken. Deze technologie is nog niet veiliger gebleken dan de contactchip, en zal de ontwikkeling van de verblijfstitel alleen maar tot een riskantere operatie maken.

Volgens het nieuwe artikel 4 van het voorstel mogen de lidstaten een tweede chip opnemen in de als afzonderlijk document afgegeven verblijfstitel. Die tweede chip zou een contactchip zijn, bestemd voor e-diensten. De EDPS benadrukt in het bijzonder dat dit een ondeugdelijk voorstel is, aangezien het niet voldoet aan de basisregels en elementaire beginselen inzake beveiliging van gevoelige gegevens.

Deze extra chip op de verblijftitel opent een heel scala van nieuwe toepassingen en mogelijkheden. De structuur van het beveiligingsprofiel voor de eerste contactloze chip, die de biometrische gegevens zal bevatten, kan alleen in het licht van de risico's die andere toepassingen zoals e-business en e-overheid meebrengen, nauwkeurig en correct worden gedefinieerd. Er zijn immers geen garanties dat deze toepassingen bijvoorbeeld niet zullen plaatsvinden in een voor de contactloze chip relatief onveilige omgeving. Het zou jammer zijn mocht het gebruik van deze extra chip afbreuk doen aan de beveiliging van de gevoelige gegevens op de eerste chip. De EDPS dringt er derhalve sterk op aan om in het voorstel het volgende te bepalen:

een beperkte lijst van voorgenomen doelstellingen van de extra chip;

een lijst van de gegevens die in de extra chip zullen worden opgeslagen;

de noodzaak van een effect- en risicoanalyse van het samengaan van de twee chips op dezelfde afzonderlijke kaart.

3.   CONCLUSIE

De EDPS is verheugd over dit voorstel, dat gericht is op een betere harmonisatie van het immigratiebeleid van de EU in het algemeen en de ontwikkeling van een uniform model voor verblijfstitels in het bijzonder.

De EDPS erkent dat het gebruik van biometrische gegevens de beveiliging van verblijfstitels ten goede kan komen en illegale immigratie en illegaal verblijf kan tegengaan. De opname van biometrische gegevens zal hiertoe evenwel alleen bijdragen als het gebuik aan strenge beveiligingsmaatregelen wordt onderworpen en de zwakke punten ervan worden ondervangen door adequate vangnetprocedures.

De EDPS beveelt aan nog geen extra chip voor e-diensten op te nemen zolang er geen complete effect- en risicoanalyses zijn uitgevoerd en de resultaten daarvan terdege zijn bestudeerd.

Aangezien een verblijfstitel geen reisdocument is, maar in het Schengengebied als met de identiteitskaart verwant document zal worden gebruikt, beklemtoont de EDPS dat de hoogste beveiligingsnormen moeten worden vastgesteld, overeenkomstig de beveiligingsspecificaties van de lidstaten die een e-identiteitskaart ontwikkelen.

Wat de ontwikkeling en de toepassing van de verblijfstitel betreft, dienen de technische keuzes met grote gevolgen voor de gegevensbescherming bij voorkeur te worden gemaakt middels een verordening, volgens de medebeslissingsprocedure. In andere gevallen met gevolgen voor de gegevensbescherming moet de EDPS advies kunnen uitbrengen over de keuzes van het in het voorstel voorziene comité. Dit moet artikel 7 van de verordening worden bepaald.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2006

Peter HUSTINX

Europees Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1.

(2)  COM(2003)558 def.

(3)  Zoals omschreven in de toelichting.

(4)  Advies van 23 maart 2005 inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf (PB C 181, blz. 13) en advies van 19 oktober 2005 inzake drie voorstellen betreffende het Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (COM(2005)230 def., COM(2005)236 def. en COM(2005)237 def., PB C 91, blz. 38).

(5)  Advies no. 7/2004 over de opneming van biometrische elementen in verblijfsvergunningen en visa in verband met de instelling van het Europese visuminformatiesysteem (VIS) (Markt/11487/04/EN-WP 96) en werkdocumenten over biometrische gegevens (Markt/10595/03/EN-WP 80).

(6)  Ongeveer 5 % van de mensen kunnen niet daarin ingevoerd worden (omdat ze geen leesbare of helemaal geen vingerafdrukken hebben)


III Bekendmakingen

Commissie

28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/24


MEDIA 2007— Ontwikkeling, distributie en promotie

Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA nr. 16/06

Uitvoering van een programma ter aanmoediging van de ontwikkeling, de distributie en de promotie van Europese audiovisuele werken

Ondersteuning van de ontwikkeling van productieprojecten („MEDIA Nieuw talent”, Afzonderlijke projecten en slate funding)

(2006/C 320/11)

1.   Doelstelling en beschrijving

MEDIA 2007 Ontwikkeling beoogt de ontwikkeling te ondersteunen van productieprojecten in de categorieën fictie, documentaire, animatie en multimedia, bestemd voor de Europese en internationale markt.

2.   In aanmerking komende kandidaten

De steun is bestemd voor onafhankelijke maatschappijen die audiovisuele en/of multimediaproductie als hoofdactiviteit hebben. De inschrijvers moeten in een van de volgende landen gevestigd zijn: de lidstaten van de Europese Unie, de lidstaten van de Europese Economische Ruimte die aan het programma Media 2007deelneemt (Ijsland, Liechtenstein, Noorwegen) en Zwitserland, mits in het kader van het programma MEDIA met dit land een nieuwe samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten.

De inschrijvers moeten onder andere aantonen dat zij overeenkomstig de richtsnoeren over de nodige ervaring met eerdere audiovisuele producties beschikken.

3.   Begroting

De totale begroting voor de medefinanciering van de projecten is geraamd op 13 miljoen euro. De financiële steun van de Commissie bedraagt maximaal 50 % van de totale subsidiabele kosten (60 % voor projecten die de culturele verscheidenheid van Europa tot haar recht helpen brengen). In het geval van slate funding bedraagt de subsidie maximaal 150 000 EUR. In het geval van afzonderlijke projecten bedraagt de maximale subsidie 10 000 à 80 000 EUR, naar gelang van de projectcategorie.

4.   Termijn

De aanvragen moeten uiterlijk op:

12.2.2007 („MEDIA Nieuw talent”)

16.4.2007 (Afzonderlijke projecten en slate funding)

bij de EACEA ingediend worden.

5.   Volledige informatie

De integrale tekst van de richtsnoeren en de aanvraagformulieren zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/comm/avpolicy/media/index_en.html.

De aanvragen moeten aan de bepalingen van de richtsnoeren voldoen en aan de hand van het daartoe bestemde formulier worden ingediend.


28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/26


MEDIA 2007— Ontwikkeling, distributie, promotie en opleiding

Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA 18/06

Opleiding

(2006/C 320/12)

1.   Doelstelling en beschrijving

Deze oproep tot het indienen van voorstellen is gebaseerd op het Besluit nr. 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad tot uitvoering van een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector voor de periode 2007-2013

Een van de acties tot uitvoering van dit besluit is de verbetering van de beroepsopleiding van professionals in de audiovisuele sector. Doel is hun de nodige kennis en vaardigheden bij te brengen om concurrerende producten te maken op de Europese markt en andere markten, met name op de volgende gebieden:

gebruik van nieuwe technologieën, in het bijzonder digitale technologie, bij de productie en de distributie van audiovisuele programma's;

economisch, financieel en commercieel beheer, met inbegrip van het wettelijke kader;

technieken voor het schrijven van scenario's.

2.   In aanmerking komende kandidaten

Deze oproep is gericht tot organisaties die zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die aan het programma Media 2007 deelneemt (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen) en Zwitserland, mits in het kader van het programma MEDIA met dit land een nieuwe samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten.

Deze oproep is gericht tot kandidaten die behoren tot een van de volgende categorieën waarvan de activiteiten bijdragen aan bovengenoemde acties:

film- en televisiescholen;

universiteiten;

gespecialiseerde opleidingsinstellingen;

particuliere bedrijven in de audiovisuele sector;

gespecialiseerde beroepsorganisaties of –verenigingen in de audiovisuele sector;

3.   Begroting voor de projecten

De maximale begroting voor deze oproep tot het indienen van voorstellen bedraagt 4 340 000 EUR, mits voor het begrotingsjaar 2007 de nodige middelen beschikbaar zijn

De financiële bijdrage van de Commissie bedraagt maximaal 50 %/60 % van de totale subsidiabele kosten.

De financiële bijdrage wordt toegekend in de vorm van een subsidie.

De maximale duur van de projecten bedraagt 12 maanden.

4.   Termijn

De aanvragen moeten uiterlijk op 9 maart 2007 aan de EACEA worden toegezonden.

5.   Volledige informatie

De integrale tekst van de oproep tot het indienen van voorstellen en de aanvraagformulieren zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/comm/avpolicy/media/forma_en.html

De aanvragen moeten de bepalingen van de integrale tekst van de oproep naleven en aan de hand van het daartoe bestemde formulier worden ingediend.


28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/s3


BERICHT AAN DE LEZER

Vanaf 1 januari 2007 wordt de structuur van het Publicatieblad aangepast. De gepubliceerde wetten worden duidelijker onderverdeeld waarbij de noodzakelijke continuïteit niettemin blijft behouden.

De nieuwe structuur en voorbeelden van hoe wetten worden onderverdeeld, kunt u bekijken op de EUR-Lex website:

http://eur-lex.europa.eu/nl/index.htm