ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 303

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

49e jaargang
13 december 2006


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Commissie

2006/C 303/1

Wisselkoersen van de euro

1

2006/C 303/2

Eindverslag van de Raadadviseur-Auditeur in zaak nr. COMP/37.956 — betonstaal (opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-Auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

2

2006/C 303/3

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 373e bijeenkomst van 11 mei 2004 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/C-3/37.980 — Souris bleue/Topps

4

2006/C 303/4

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtspositie uitgebracht op de 374e bijeenkomst van 24 mei 2004 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/C-3/37.980 — Souris bleue/Topps

5

2006/C 303/5

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/C-3/37.980 — Souris/Topps (opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit (2001/462/EG, EGKS) van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

6

2006/C 303/6

Advies van het Adviescomité voor concentraties, uitgebracht op de 129e bijeenkomst van 19 oktober 2004 in verband met een ontwerp-beschikking betreffende zaak nr. COMP/M.3436 — Continental/Phoenix ( 1 )

7

2006/C 303/7

Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/M.3436 — Continental/Phoenix (opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)  ( 1 )

8

2006/C 303/8

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities, uitgebracht tijdens zijn 386e vergadering van 6 december 2004 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/C.37.773 — MCAA

9

2006/C 303/9

Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/C.37.773 — monochloorazijnzuur (MCAA) (opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit (2001/462/EG, EGKS) van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 62 van 19.6.2001, blz. 21)

10

2006/C 303/0

Advies van het Adviescomité voor concentraties uitgebracht op haar 133e bijeenkomst van 29 juni 2005 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/M.3653 — SIEMENS/VA Tech

11

2006/C 303/1

Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/M.3653 — SIemens/Va Tech (overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit (2001/462/EG, EGKS) van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

14

2006/C 303/2

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 396e bijeenkomst van 10 oktober 2005 betreffende een voorontwerp van beschikking betreffende zaak nr. COMP/38.281/B.2 — ruwe tabak Italië

16

2006/C 303/3

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 397e bijeenkomst van 17 oktober 2005 betreffende een voorontwerp van beschikking betreffende zaak nr. COMP/38.281/B.2 — ruwe tabak Italië

17

2006/C 303/4

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/38.281/B.2 — ruwe tabak Italië (opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG,EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

18

2006/C 303/5

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 400e bijeenkomst van 12 december 2005 met betrekking tot een ontwerpbeschikking in zaak nr. COMP/C.38.443 — rubberchemicaliën ( 1 )

20

2006/C 303/6

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 401e bijeenkomst van 19 december 2005 met betrekking tot een ontwerpbeschikking in zaak nr. COMP/C.38.443 — rubberchemicaliën ( 1 )

21

2006/C 303/7

Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/C.38.443 — rubberchemicaliën (opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit nr. 2001/462/EG, EGKS van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)  ( 1 )

22

2006/C 303/8

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposties uitgebracht op de 407e bijeenkomst van 18 april 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/C.38.620 — waterstofperoxide en perboraat

25

2006/C 303/9

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 408e bijeenkomst van 28 april 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/C.38.620 — waterstofperoxide en perboraat

26

2006/C 303/0

Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/C.38.620 — Waterstofperoxide en perboraat (overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadaviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures, PB L 162 van 19 juni 2001, blz. 21)

27

2006/C 303/1

Informatieprocedure — Technische regels ( 1 )

30

2006/C 303/2

Informatieprocedure — Technische regels ( 1 )

36

2006/C 303/3

Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het transeuropees hoge-snelheidsspoorwegsysteem ( 1 )

42

2006/C 303/4

Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen ( 1 )

47

2006/C 303/5

Staatssteun — Frankrijk — Steunmaatregel nr. C 58/2002 (ex N 118/2002) — Herstructureringssteun ten bate van de Société Nationale Maritime Corse-Méditerranée (SNCM) — Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken ( 1 )

53

2006/C 303/6

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de Staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

77

2006/C 303/7

Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende liften ( 1 )

81

2006/C 303/8

Codecombinaties voor vak 36 van het enig document

83

2006/C 303/9

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.4519 — Lagardère/Sportfive) — Zaak die in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure ( 1 )

86

2006/C 303/0

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.4402 — UCB/Schwarz Pharma) ( 1 )

87

2006/C 303/1

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.4436 — Cinven/Gondola) ( 1 )

87

2006/C 303/2

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.4452 — SWISS RE/GE LIFE) ( 1 )

88

2006/C 303/3

Door de Commissie aangenomen COM-documenten, andere dan wetsvoorstellen

89

 

II   Voorbereidende besluiten

 

Commissie

2006/C 303/4

Door de Commissie aangenomen wetsvoorstellen

92

 

III   Bekendmakingen

 

Commissie

2006/C 303/5

Laatste publicatie van door de Commissie aangenomen COM-documenten, andere dan wetsvoorstellen
PB C 225 van 19.9.2006

101

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Commissie

13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/1


Wisselkoersen van de euro (1)

12 december 2006

(2006/C 303/01)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3244

JPY

Japanse yen

154,94

DKK

Deense kroon

7,4549

GBP

Pond sterling

0,67460

SEK

Zweedse kroon

9,0605

CHF

Zwitserse frank

1,5928

ISK

IJslandse kroon

91,73

NOK

Noorse kroon

8,1320

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CYP

Cypriotische pond

0,5781

CZK

Tsjechische koruna

27,905

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

253,98

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6970

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

3,8141

RON

Roemeense leu

3,4294

SIT

Sloveense tolar

239,67

SKK

Slowaakse koruna

35,027

TRY

Turkse lira

1,8879

AUD

Australische dollar

1,6850

CAD

Canadese dollar

1,5246

HKD

Hongkongse dollar

10,2945

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,9185

SGD

Singaporese dollar

2,0410

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 221,89

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,2652

CNY

Chinese yuan renminbi

10,3711

HRK

Kroatische kuna

7,3579

IDR

Indonesische roepia

12 008,33

MYR

Maleisische ringgit

4,6877

PHP

Filipijnse peso

65,545

RUB

Russische roebel

34,7740

THB

Thaise baht

46,714


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/2


Eindverslag van de Raadadviseur-Auditeur in zaak nr. COMP/37.956 — betonstaal

(opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-Auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2006/C 303/02)

Bij de ontwerpbeschikking die aan de Commissie is voorgelegd, moet een aantal opmerkingen worden gemaakt inzake het recht van partijen om te worden gehoord.

1.   Toegang tot het dossier

De partijen hebben herhaaldelijk geklaagd bij het directoraat-generaal Concurrentie en de toen zij geen overeenstemming met het directoraat-generaal konden bereiken, bij de Raadadviseur-Auditeur.

Na ontvangst door de ondernemingen van de door de Commissie op 26 maart 2002 aangenomen mededeling van de punten van bezwaar, werden enkele tientallen brieven en faxen uitgewisseld.

De klachten hadden voornamelijk betrekking op de wijze van toegang tot het dossier en vooral de fouten in de aan de ondernemingen toegezonden cd-rom's. In diverse gevallen waren de documenten toegankelijk gemaakt ondanks dat dit niet zou hebben gemogen en in andere gevallen waren documenten ontoegankelijk gemaakt terwijl de ondernemingen toch het recht tot toegang hadden, als gevolg van fouten bij de indeling in toegankelijke en niet-toegankelijke documenten.

Deze fouten waren op zich betreurenswaardig, maar wat betreft de documenten die de ondernemingen mochten ontvangen, werden deze hersteld en werd er meer tijd toegestaan om te voorkomen dat er enige afbreuk gedaan werd aan het recht van de ondernemingen te worden gehoord.

Gezien de toegestane termijnverlengingen hadden de partijen alles bij elkaar bijna twee maanden om te reageren, wat lang genoeg is voor het analyseren van de feiten en het indienen van een verdediging.

Hierbij dient te worden aangetekend dat de zaak niet bijzonder ingewikkeld is, wat wel het geval zou zijn geweest bij zeer veel deelnemers in de mededingingsregeling, of wanneer de feiten moeilijk te interpreteren zouden zijn.

Concluderend, met de termijn die de ondernemingen kregen, heeft de Commissie haar verplichting vervuld om ondernemingen voldoende tijd te geven voor het beantwoorden van de mededeling van punten van bezwaar, en zijn de beginselen nageleefd die vastgesteld zijn door het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie, zeker gezien het feit dat er hoorzittingen waren waarop partijen hun schriftelijke antwoorden op de mededeling van de punten van bezwaar mondeling konden toelichten en uiteenzetten en verdere schriftelijke uitleg konden geven.

2.   Hoorzittingen

Procedureel gezien is dit een speciale zaak omdat de procedure van start ging in het kader van het EGKS-Verdrag, dat vertegenwoordigers van lidstaten niet toestond de formele hoorzitting bij te wonen. Een dergelijke zitting vond plaats op 13 juni 2002.

Desondanks zorgde de noodzaak de ter sprake gebrachte punten te beoordelen, niet die welke tijdens de hoorzitting werden gemaakt, ervoor dat de diensten niet in staat waren een ontwerp-eindbeschikking voor te leggen aan de Commissie vóór het verstrijken van het EGKS-Verdrag (21 juli 2002).

Een aanvullende mededeling van de punten van bezwaar werd derhalve aan de partijen toegezonden op 12 augustus 2002.

Deze was voornamelijk van technische aard; in overeenstemming met de mededeling van de Commissie betreffende bepaalde aspecten van de behandeling van mededingingszaken als gevolg van het aflopen van het EGKS-Verdrag, gepubliceerd op 26 juni 2002, bepaalde deze mededeling dat de verdere procedure zou verlopen volgens de procedurele regelgeving van het EG-Verdrag, terwijl de grond van de zaak nog steeds zou worden getoetst aan het EGKS-Verdrag.

Vervolgens vond een tweede hoorzitting plaats, waarvoor de vertegenwoordigers van de lidstaten uitgenodigd werden. Overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Verordening nr. 17/62 heeft het directoraat-generaal Concurrentie hun tevens de belangrijkste documenten in deze zaak toegezonden.

3.

Uit een vergelijking van de mededeling van de punten van bezwaar en de definitieve tekst van de ontwerpbeschikking van het ontwerp kan ik concluderen dat de ontwerpbeschikking geen nieuwe bezwaren bevat die niet in de mededeling van de punten van bezwaar aan bod kwamen.

Brussel, 9 december 2002

Serge DURANDE


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/4


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 373e bijeenkomst van 11 mei 2004 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/C-3/37.980 — Souris bleue/Topps

(2006/C 303/03)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat het niet noodzakelijk is de relevante markt te omschrijven.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat

a)

Topps Company Inc. en haar vier Europese dochterondernemingen (de adressaten van de ontwerp-beschikking) en

b)

de tussenpersonen van Topps (Cards Inc., LDX, Dolber, Rautakirja, DOK, NMPP en ESTE)

ondernemingen zijn in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag.

3.

Het Adviescomité is het unaniem met de Commissie eens dat alle in de ontwerp-beschikking beschreven gebeurtenissen, met slechts één uitzondering, overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen vormen in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. Wat de gebeurtenissen in verband met Topps en LDX betreft, is een minderheid het eens met het standpunt van de Commissie dat deze overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen vormen in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de in de ontwerp-beschikking vastgestelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen voldoen aan de voorwaarden om te kunnen spreken van één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de in de ontwerp-beschikking vastgestelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen de handel tussen lidstaten in aanzienlijke mate ongunstig kunnen beïnvloeden.

6.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de in de ontwerp-beschikking vastgestelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen

a)

niet in het toepassingsgebied vallen van de groepsvrijstelling overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1983/83, noch van de groepsvrijstelling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2790/1999 en

b)

niet in aanmerking komen voor een individuele vrijstelling krachtens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag.

7.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de adressaten van de ontwerp-beschikking een boete moet worden opgelegd.

8.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens met betrekking tot de zwaarte van de inbreuk.

9.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de duur van de inbreuk.

10.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat geen verzwarende omstandigheden in aanmerking moeten worden genomen.

11.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de verzachtende omstandigheden.

12.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle opmerkingen die de lidstaten tijdens de discussie hebben gemaakt.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/5


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtspositie uitgebracht op de 374e bijeenkomst van 24 mei 2004 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/C-3/37.980 — Souris bleue/Topps

(2006/C 303/04)

1.

Het Adviescomité is het, in het licht van de redenering met betrekking tot de geldboeten die de Commissie op de bijeenkomst heeft aangegeven, eens met de door de Commissie in haar ontwerpbeschikking gebruikte methode voor de berekening van de geldboeten wat de zwaarte van de inbreuk betreft.

2.

Het Adviescomité is het eens met het door de Commissie voorgestelde niveau van de geldboeten.

3.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn adviezen van 11 en 24 mei 2004 worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle opmerkingen die de lidstaten tijdens de discussie hebben gemaakt.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/6


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/C-3/37.980 — Souris/Topps

(opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit (2001/462/EG, EGKS) van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2006/C 303/05)

De ontwerpbeschikking in deze zaak geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

 

De procedure werd ingeleid na een klacht van S.A.R.L La Souris Bleue op 3 oktober 2000.

 

Op 16 juni 2003 richtte de Commissie de mededeling van punten van bezwaar aan The Topps Company Inc („Topps USA”), Topps Europe Limited, Topps International Limited, Topps UK Limited, en Topps Italia SRL.

 

De adressaten kregen twee maanden de tijd om te antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar.

 

Op 25 juni en 24 juli 2003 ontving ik van de wettelijke vertegenwoordigers van alle betrokken ondernemingen een verzoek om een verlenging van de antwoordtermijn. Zij kregen een verlenging van één maand.

 

Op 3 juli 2003 kregen de Europese dochterondernemingen toegang tot het dossier. Topps USA kreeg toegang tot het dossier op 13 augustus 2003.

 

Alle adressaten antwoordden op 18 september 2003 en verzochten om een mondelinge hoorzitting overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2842/98 van de Commissie, die plaatsvond op 23 oktober 2003.

 

De klaagster heeft niet verzocht om deel te nemen aan de mondelinge hoorzitting.

 

Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat de rechten om te worden gehoord in deze zaak zijn gerespecteerd. In de ontwerpbeschikking worden alleen de bezwaren behandeld ten aanzien waarvan de partijen hun standpunten kenbaar hebben kunnen maken.

Brussel, 13 mei 2004

Serge DURANDE


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/7


Advies van het Adviescomité voor concentraties, uitgebracht op de 129e bijeenkomst van 19 oktober 2004 in verband met een ontwerp-beschikking betreffende zaak nr. COMP/M.3436 — Continental/Phoenix

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/06)

1.

De aangemelde operatie waarmee Continental de uitsluitende zeggenschap over Phoenix wil verkrijgen, vormt een concentratie in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening.

2.

De aangemelde operatie heeft een communautaire dimensie in de zin van artikel 1, lid 2, van de concentratieverordening.

3.

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie in haar ontwerp-beschikking gegeven afbakening van de relevante productmarkten.

4.

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie in haar ontwerp-beschikking gegeven afbakening van de relevante geografische markten.

5.

Het Adviescomité deelt het standpunt van de Commissie dat de concentratie in de vorm waarin zij oorspronkelijk was aangemeld, een machtspositie in het leven had geroepen of versterkt:

a)

op de Europese OEM/OES-markt voor luchtveren voor bedrijfsvoertuigen, en

b)

op de Europese markt voor staalgewapende transportbanden.

6.

Het Adviescomité deelt het standpunt van de Commissie dat in het midden kan worden gelaten of de concentratie een machtspositie op de markt voor luchtveren voor auto's in het leven had geroepen of versterkt, gelet op de door Continental aangeboden verbintenissen inzake afstotingen.

7.

Een meerderheid binnen het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de door de partijen aangeboden verbintenissen om

a)

de productie van luchtveren in Hongarije;

b)

het 50 %-belang van Phoenix in Vibracoustic, en

c)

een productielijn voor brede staalgewapende transportbanden,

te verkopen, toereikend zijn om de eerder (zie vraag 5) genoemde mededingingsbezwaren weg te nemen.

Een minderheid is het daarmee niet eens.

8.

Een meerderheid binnen het Adviescomité is het derhalve ermee eens dat deze operatie, mits de door de partijen aangegane verplichtingen volledig worden nageleefd, verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-Overeenkomst. Een minderheid is het daarmee niet eens.

9.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

10.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle overige opmerkingen die tijdens de discussie zijn gemaakt.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/8


Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/M.3436 — Continental/Phoenix

(opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/07)

Op 12 mei 2004 heeft de Commissie een aanmeldingovereenkomstig artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening ontvangen van een voorgenomen concentratie waarmee Continental AG de uitsluitende zeggenschap over Phoenix AG wilde verkrijgen. Beide ondernemingen zijn marktleiders voor de vervaardiging van rubberproducten.

Na onderzoek van de door de partijen bij de voorgenomen concentratie verstrekte informatie en na een marktonderzoek is de Commissie tot de bevinding gekomen dat de concentratie ernstige bezwaren deed rijzen wat betreft de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-Overeenkomst.

Marktdeelnemers werden geraadpleegd over de doeltreffendheid van de verbintenissen die de partijen met het oog op de aanpassing van het oorspronkelijke voorstel hadden aangeboden. Deze verbintenissen werden echter ontoereikend bevonden om ernstige bezwaren te voorkomen. Op 29 juni 2004 heeft de Commissie dan ook de procedure van artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening ingeleid.

Op 3 september deed de Commissie de partijen een mededeling van punten van bezwaar toekomen. Zij kregen ook een cd-rom toegezonden, waardoor hun toegang het dossier is verleend. Op 17 september 2004 hebben de partijen op de mededeling van punten van bezwaar geantwoord. Zij hebben afgezien van een formele hoorzitting.

Na de antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar bleef de Commissie twijfel hebben ten aanzien van de volgende markten: luchtveren voor auto's en bedrijfsvoertuigen en staalgewapende transportbanden. De Commissie liet haar bezwaren ten aanzien van de markt voor luchtveren voor spoorvoertuigen vallen.

Op 1 oktober 2004 hebben de partijen verdere verbintenissen gedaan tot aanpassing van het aanvankelijke voornemen voor een concentratie. Ook over dit voornemen zijn marktdeelnemers geraadpleegd.

Gelet op deze verbintenissen en gezien de antwoorden van marktdeelnemers, was het oordeel dat de fusie kon worden goedgekeurd.

De partijen noch derden hebben mij vragen gesteld. De zaak vereist geen bijzondere opmerkingen wat betreft het recht te worden gehoord.

Brussel, 20 oktober 2004

Serge DURANDE


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/9


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities, uitgebracht tijdens zijn 386e vergadering van 6 december 2004 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/C.37.773 — MCAA

(2006/C 303/08)

1.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie betreffende het product en de relevante geografische markt waarvan in het voorontwerp van beschikking sprake is.

2.

Het Adviescomité is het eens met de juridische beoordeling van de Commissie waarin de feiten worden aangemerkt als een overeenkomst en/of een onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en van artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de inbreuk ertoe strekt en ten gevolge heeft dat de mededinging wordt beperkt.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de inbreuk een merkbare invloed heeft op de handel tussen lidstaten.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de adressaten van de beschikking betreft.

6.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de duur van de inbreuk betreft.

7.

Ten aanzien van het opleggen van geldboeten is het Adviescomité het eens met het voorstel van de Commissie om de inbreuk als een zeer ernstige inbreuk te beschouwen.

8.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Commissie inzake verzachtende en verzwarende omstandigheden.

9.

Het Adviescomité is het eens met het voorstel van de Commissie inzake de toepassing van de mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (clementieregeling).

10.

Het Adviescomité beveelt de bekendmaking van zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie aan.

11.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle andere opmerkingen die tijdens de bijeenkomst van het comité zijn gemaakt.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/10


Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/C.37.773 — monochloorazijnzuur (MCAA)

(opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit (2001/462/EG, EGKS) van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 62 van 19.6.2001, blz. 21)

(2006/C 303/09)

De ontwerp-beschikking in de hierboven vermelde zaak geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Het onderzoek van de Commissie naar een mogelijke inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst in de MCAA-sector werd ingesteld naar aanleiding van een verzoek om clementie dat werd ingediend overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 1996 betreffende het niet-opleggen of verminderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelingen („clementiemededeling”).

Op 7 april 2004 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar gericht aan 12 partijen die op het eerste zicht volgens haar hadden deelgenomen aan het kartel, te weten:

Akzo Nobel NV, Akzo Nobel Nederland BV, Akzo Nobel Functional Chemicals BV, Akzo Nobel Chemicals BV, Akzo Nobel AB, Eka Chemicals AB, Akzo Nobel Base Chemicals AB. („Akzo Nobel”)

Clariant GmbH, Clariant AG („Clariant”)

Elf Aquitaine SA, Atofina SA en

Hoechst AG („Hoechst”)

De partijen hebben toegang tot het dossier gekregen in de vorm van een CD-ROM.

Aan verschillende ondernemingen werd een verlenging van de termijn voor het antwoord op de mededeling van punten van bezwaar toegekend (Akzo Nobel, Clariant, Elf Aquitaine SA en Atofina SA). Al deze ondernemingen hebben binnen de toegestane termijn geantwoord.

Hoechst had eerst een onvolledige versie van de mededeling van punten van bezwaar ontvangen. Later werd de onderneming een gecorrigeerde versie toegestuurd, waarna Hoechst een extra verlenging van de antwoordtermijn heeft gekregen. Zij heeft op 23 juli 2004 geantwoord, binnen de toegestane termijn.

Bij brieven van 22 juni en 28 juli 2004 heeft Hoechst verzocht om toegang tot de antwoorden van Clariant op de mededeling van punten van bezwaar. Zij werd ervan in kennis gesteld dat de antwoorden van de andere partijen op de mededeling van punten van bezwaar geen integrerend deel uitmaken van het onderzoekdossier waartoe algemene toegang wordt verleend. Toegang tot de antwoorden van de andere partijen is slechts mogelijk indien zij informatie bevatten die de Commissie voornemens is te gebruiken in haar eindbeschikking, hetgeen in casu niet het geval was.

Alle partijen, behalve Elf Aquitaine SA en Hoechst, hebben deelgenomen aan de hoorzitting van 10 september 2003.

De aan de Commissie voorgelegde ontwerp-beschikking bevat alleen de bezwaren waarover de partijen hun standpunt hebben kunnen kenbaar maken.

Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat de rechten van de partijen om te worden gehoord in deze zaak zijn gerespecteerd.

Brussel, 26 november 2004

Serge DURANDE


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/11


Advies van het Adviescomité voor concentraties uitgebracht op haar 133e bijeenkomst van 29 juni 2005 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/M.3653 — SIEMENS/VA Tech

(2006/C 303/10)

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de aangemelde transactie een concentratie vormt in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 en dat zij een communautaire dimensie heeft.

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat, ten behoeve van de beoordeling van deze transactie, de relevante productmarkten als volgt zijn:

Opwekking van elektriciteit:

a)

de uitrusting voor waterkrachtcentrales;

b)

de levering van bedrijfsklare gasgestookte warmte/krachtcentrales;

c)

de levering van gasturbines, de precieze marktafbakening kan opengelaten worden;

d)

de levering van generatoren, de precieze marktafbekening kan opengelaten worden;

Transport en distributie van elektriciteit:

e)

Hoogspanningsproducten (>52kV);

f)

Transformatoren;

g)

Automatisering en informatisering van energiesystemen;

h)

Bedrijfsklare producten;

i)

Transmissie- en distributiediensten (T&D)

met een eventuele verdere afbakening volgens afzonderlijke componenten; de precieze omvang van de relevante markt kan worden opengelaten;

Spoorwegvervoer:

j)

Elektrische tractie voor trams, metro's, regionale treinen en locomotieven;

k)

Trams, metro's, met elektriciteit en diesel gestookte regionale treinen en locomotieven;

l)

Bovenleidingen, de precieze marktafbakening kan worden opengelaten;

m)

Stroomvoorziening voor het spoorwegvervoer: onderstations, componenten voor onderstations en onderhoud van elektriciteitscentrales voor de spoorwegen;

n)

Spoorwegovergangen;

Frequentieomvormers:

o)

De precieze marktafbakening kan worden opengelaten;

Metallurgie-industrie:

p)

Bouw van mechanische installaties (beperkt tot ijzer/staal of met inbegrip van non-ferrometalen) of bouw van mechanische installaties per processtap en metaalsoort, waarbij de precieze marktafbakening open kan worden gelaten;

q)

Bouw van elektrische installaties (als geheel) of de bouw van elektrische installaties per processegment, processtap en metaalsoort, of niveau 1 en 2 automatisering van installaties (in zijn geheel of delen daarvan, voor het volledige metallurgiebereik of per processtap en metaalsoort), of niveau 2 automatisering, waarbij de precieze marktafbakening open kan worden gelaten;

r)

Onderhoudsdiensten voor metallurgische installaties;

s)

Bouw van elektrische installaties voor niet-metallurgische industriële installaties, waarbij de precieze marktafbakening kan worden opgengelaten;

Schakelapparatuur laagspanning:

t)

Volledig uitgeruste schakelborden of, subsidiair, afzonderlijke markten voor de drie componenten ACD, MCB en MCCB;

u)

Componenten: busways, de precieze marktafbakening kan worden opgengelaten;

v)

Componenten: PLC [de precieze marktafbakening kan worden opengelaten] en verbruikersaftakkingen (load feeders);

Bouwtechnologie en gebouwenbeheer:

w)

Componenten voor gebouwencontroletechnologie, beveiligingstechnologie, onderverdeeld in brandalarm en toegangscontrole/ inbraakbeveiliging en elektrische-installatietechnologie;

x)

Systemen: volledige beveiligingssystemen en controlesystemen;

y)

Bouw van elektrische en mechanische installaties, mogelijk ook een markt voor algemeen-technische aannemingsbedrijven;

z)

Gebouwenbeheer, de precieze marktafbakening kan worden opengelaten;

Infrastructuur en kabelbanen:

aa)

Verkeersinfrastructuur: straatverlichting, verkeerslichten, beheer van parkeerruimten, de precieze afbakening van deze markten kan worden opengelaten;

bb)

Verkeersregeling, de precieze marktafbakening kan worden opengelaten;

cc)

Waterzuiveringsstations;

dd)

Elektrische uitrusting voor kabelbanen, de precieze afbakening van deze markten kan worden opengelaten.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat voor de beoordeling van deze transactie, de relevante geografische markten als volgt zijn:

a)

de markten voor de opwekking van elektriciteit omvatten de gehele EER;

b)

de markten voor T&D omvatten de gehele EER;

c)

de markten voor elektrische tractie omvatten de gehele EER;

d)

de markten voor trams, metro's, met elektriciteit en diesel gestookte regionale treinen en locomotieven hebben een nationale dimensie daar waar er een sterke nationale industrie is (met name: Oostenrijk, België, Duitsland, Tsjechische Republiek, Spanje), en omvatten voor het overige deel de EER;

e)

de markt voor bovenleidingen is nationaal;

f)

de markten voor de stroomvoorziening voor het spoorwegvervoer worden op nationale basis beoordeeld, maar het kan worden opengelaten of zij nationaal zijn of de EER omvatten;

g)

de markt voor spoorwegovergangen wordt op nationale basis beoordeeld;

h)

de markt voor frequentieomvormers omvat de gehele EER;

i)

de markten voor de bouw van elektrische en mechanische metallurgische installaties omvatten minstens de gehele EER, de markt(en) voor onderhoudsdiensten omvat(ten) de gehele EER, en de markt(en) voor de bouw van niet-metallurgische installaties heeft/hebben een nationale of EER-dimensie;

j)

de markten voor schakelapparatuur laagspanning en componenten worden beoordeeld op nationale basis maar het kan worden opengelaten of zij nationale markten zijn of de EER omvatten;

k)

de markten voor bouwtechnologie en gebouwenbeheer worden op nationale basis beoordeeld maar het kan worden opengelaten of zij nationaal zijn of de EER omvatten;

l)

de markten voor infrastructuur en kabelbanen worden op nationale basis beoordeeld maar het kan worden opengelaten of zij nationaal zijn of de EER omvatten;

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de aangemelde concentratie de daadwerkelijke concurrentie aanzienlijk zal belemmeren in een belangrijk deel van de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 2, lid 3, van de concentratieverordening:

a)

Op de markt voor de opwekking van waterkracht;

b)

Op de markt voor de bouw van mechanische metallurgische installaties of op de markten voor de bouw van mechanische installaties voor de productie van staal en het continugieten.

4.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie dat de door de partijen aangeboden verbintenissen voldoende zijn om:

a)

de concurrentieproblemen uit de weg te ruimen op de markt voor de opwekking van waterkracht gezien de horizontale overlapping als gevolg van de concentratie;

b)

de concurrentieproblemen uit de weg te ruimen op de markt(en) voor de bouw van metallurgische installaties gezien de horizontale effecten van de concentratie, in het bijzonder de bevoorrechte toegang van Siemens tot strategische informatie van SMS Demag;

en dat als gevolg daarvan de concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden verklaard.

5.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle opmerkingen die de lidstaten tijdens de discussie hebben gemaakt.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/14


Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/M.3653 — SIemens/Va Tech

(overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit (2001/462/EG, EGKS) van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2006/C 303/11)

De aangemelde concentratie

Op 10 januari 2005 ontving de Commissie een aanmelding van een beoogde concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 („de concentratieverordening”) waarin is meegedeeld dat het Duitse Siemens AG („Siemens”) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening volledig zeggenschap verkrijgt over de Oostenrijkse onderneming VA Tech AG („VA Tech”) door een openbaar aanbod, openbaar gemaakt op 10 december 2004.

De beoogde transactie zou leiden tot talrijke horizontale en verticale overlappingen op het gebied van de opwekking, het transport en de distributie van elektriciteit, automatisering en besturing, uitrusting voor het spoorwegvervoer, de bouw van metallurgische- en elektriciteitsfabrieken, bouwtechnologie en gemeenschappelijke infrastructuur.

Inleiding van de procedure en de kwestie van de toegang tot belangrijke documenten

Aan het eind van de eerste fase van het onderzoek concludeerde de Commissie dat de concentratie ernstige twijfels opriep met betrekking tot de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt en de EER-Overeenkomst. Derhalve leidde de Commissie op 14 februari 2005 de procedure in overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening.

Op 2 maart 2005 kreeg Siemens toegang tot de „belangrijke documenten” van het dossier van de Commissie, overeenkomstig hoofdstuk 7.2 van de „Best Practices on the conduct of EC merger control proceedings” („beste praktijken”), die zijn bepaald door het Directoraat-generaal Concurrentie. Bij brief van 16 maart 2005 verzocht Siemens om toegang tot nog meer documenten. De onderneming was in het bijzonder van mening dat door VA Tech overgelegde documenten van bijzonder belang moeten zijn voor de zaak en derhalve in aanmerking moeten komen als belangrijke documenten. In zijn antwoord van 6 april 2005 herhaalde het Directoraat-generaal Concurrentie zijn standpunt dat de desbetreffende documenten geen belangrijke documenten vormden. Het was van oordeel dat de gevraagde documenten, ongeacht de bron ervan, geen gemotiveerde kennisgeving van derden vormden die indruisten tegen de standpunten van de aanmeldende partijen, zoals de definitie van belangrijke documenten in de beste praktijken luidt. Siemens heeft mij niet officieel verzocht op te treden met betrekking tot deze kwestie.

De bekendmaking van de mededeling van punten van bezwaar en de procedurele kwestie die is ontstaan door het verzoek van Voith Siemens om een mondelinge hoorzitting: het begrip „andere betrokkenen”

Op 22 april 2005 werd aan Siemens een mededeling van punten van bezwaar gestuurd. In de daaropvolgende dagen werd toegang tot het dossier van de Commissie verleend. Siemens werd verzocht uiterlijk op 6 mei 2005 te antwoorden. Deze termijn werd in acht gehouden.

Noch Siemens, noch VA Tech verzochten erom hun argumenten in een formele mondelinge hoorzitting naar voren te brengen.

Bij brief van 6 mei 2005, geregistreerd op 10 mei 2005, verzocht de gemeenschappelijke onderneming tussen J.M. Voith AG en Siemens AG, Siemens Voith Hydropower Generation GmbH & Co. KG („Voith Siemens”), evenwel schriftelijk om een formele mondelinge hoorzitting overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 802/2004 van de Commissie van 7 april 2004 („de uitvoeringsverordening”). Zij waren van mening dat, aangezien zij rechtstreeks gevolgen kunnen ondervinden van een door Siemens eventueel aan de Commissie voorgestelde corrigerende maatregel, zij als „andere betrokkene” in de zin van artikel 11, onder b), van de uitvoeringsverordening dienen te worden beschouwd.

In mijn schriftelijk antwoord van 13 mei 2005 was ik van oordeel dat Voith Siemens niet in aanmerking kwam als een „andere betrokkene” en derhalve niet om een formele mondelinge hoorzitting kon verzoeken, in de aanwezigheid van de lidstaten en de betrokken diensten van de Commissie, hoewel zij vanzelfsprekend het recht hadden om op gelijk welk moment schriftelijk of mondeling gehoord te worden door de bevoegde personen. De verkoper en de onderneming die het voorwerp van de concentratie is, welke ondernemingen in artikel 11, onder b), van de uitvoeringsverordening als voorbeelden van „betrokkenen bij de voorgenomen concentratie” worden vermeld, vormen „andere betrokkenen” omdat zij rechtstreeks en onvermijdelijk betrokken zijn bij de uitvoering van de voorgenomen concentratie. Dit bepaalt het feit dat zij „betrokkenen bij de voorgenomen concentratie” zoals vermeld in de verordening zijn.

Daarentegen is het onzeker en kan slechts aan het eind van een concentratieprocedure worden bepaald of ondernemingen rechtstreeks gevolgen zullen ondervinden van de verbintenissen die door de aanmeldende partijen aangeboden en door de Commissie geaccepteerd moeten worden.

Derhalve kan het loutere feit dat de in de context van een concentratieprocedure overeengekomen corrigerende maatregelen van invloed kunnen zijn op een onderneming niet rechtvaardigen dat deze onderneming als een „andere betrokkene” wordt beschouwd, aangezien zij niet in de categorie „betrokkenen bij de voorgenomen concentratie” valt.

De markttoets

Op 25 mei 2005 bood Siemens verbintenissen aan die op 7 juni 2005 enigszins werden gewijzigd. De markttoets van de aangeboden verbintenissen was over het algemeen positief.

Er werd mij niet gevraagd de objectiviteit van het onderzoek na te gaan.

Aanvullende verzoeken om toegang tot documenten, eveneens in verband met het begrip „andere betrokkenen”

Bij brief aan de betrokken diensten van de Commissie van 9 juni 2005 en bij een aan mij gerichte brief van 22 juni 2005 verzochten SMS Demag AG en haar moederonderneming SMS GmbH („SMS”) om toegang tot het dossier. Dit verzoek werd op 22 juni 2005 door het Directoraat-generaal Concurrentie verworpen omdat SMS werd beschouwd als belanghebbende en niet als „andere betrokkene” in de zin van artikel 11, onder b), van de uitvoeringsverordening. Derhalve kon de onderneming op grond van de uitvoeringsverordening geen toegang tot het dossier krijgen.

Bij beslissing van 6 juli 2005 overeenkomstig artikel 8 van het mandaat van de raadadviseur-auditeur heb ik het standpunt van het Directoraat-generaal Concurrentie bevestigd omdat het loutere feit dat de voorgenomen corrigerende maatregelen in de context van een concentratieprocedure een invloed zouden kunnen hebben op een derde onderneming op geen enkele wijze kan rechtvaardigen dat deze onderneming beschouwd kan worden als „andere betrokkene” in de zin van artikel 11, onder b), van de uitvoeringsverordening.

Dit wordt bevestigd door overweging 11 van Verordening nr. 802/2004 volgens welke andere betrokkenen desgevraagd in de gelegenheid moeten worden gesteld, vóór de aanmelding informeel met de Commissie over de voorgenomen concentratie van gedachten te wisselen. Daaruit blijkt dat de wetgever uitging van de veronderstelling dat de bepaling van een „andere betrokkene” voortvloeit uit de voorgenomen concentratie zelf, hetgeen reeds vaststaat alvorens mogelijke corrigerende maatregelen worden aangeboden. Dienovereenkomstig kan de vraag of een onderneming als „betrokkene” wordt beschouwd niet afhangen van de manier waarop de uiteindelijk aangeboden corrigerende maatregelen een effect hebben op bepaalde ondernemingen.

Ondanks het bovenstaande ontving SMS een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar en kreeg zij de gelegenheid om hierover haar opmerkingen te maken.

Bovendien ontving zij niet-vertrouwelijke versies van de verbintenissen in de context van de markttoets, voor zover deze verband hielden met de metallurgiemarkten waarop SMS belangen heeft.

Derhalve ben ik van mening dat SMS voldoende mogelijkheden heeft gekregen om haar standpunt tijdens de procedure kenbaar te maken.

Op 24 juni 2005 verzocht Siemens om toegang tot het dossier voor niet-vertrouwelijke documenten die de Commissie sinds de mededeling van punten van bezwaar had ontvangen. Op 1 juli 2005 kreeg de onderneming toegang tot deze documenten.

Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat de rechten van alle deelnemers om te worden gehoord in deze zaak zijn gerespecteerd.

Brussel, 6 juli 2005

Serge DURANDE


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/16


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 396e bijeenkomst van 10 oktober 2005 betreffende een voorontwerp van beschikking betreffende zaak nr. COMP/38.281/B.2 — ruwe tabak Italië

(2006/C 303/12)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat in deze beschikking de relevante markt niet hoeft te worden afgebakend.

2.

Het Adviescomité is het eens met de juridische beoordeling van de Commissie, met name wat betreft de juridische kwalificatie van de feiten als overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen en/of besluiten in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag.

3.

Het Adviescomité deelt het standpunt van de Commissie dat de inbreuken waarop deze procedure ziet, als drie afzonderlijke inbreuken moet worden beschouwd, die telkens één enkele voortgezette inbreuk vormen.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen en/of besluiten tot beperking van de mededinging strekten.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de adressaten van de ontwerp-beschikking geldboeten moeten worden opgelegd.

6.

Het Adviescomité is het eens met de argumenten die de Commissie hanteerde bij het vaststellen van het basisbedrag voor de geldboeten.

7.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er geen verzwarende omstandigheden zijn.

8.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de verzachtende omstandigheden.

9.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de toepassing van de mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken.

10.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

11.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle overige opmerkingen die tijdens de discussie zijn gemaakt.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/17


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 397e bijeenkomst van 17 oktober 2005 betreffende een voorontwerp van beschikking betreffende zaak nr. COMP/38.281/B.2 — ruwe tabak Italië

(2006/C 303/13)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat APTI en UNITAB elk een geldboete van 1 000 EUR opgelegd krijgen.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de basisbedragen van de overige geldboeten.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verlaging van deze basisbedragen op grond van verzachtende omstandigheden.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verlaging van de geldboeten overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken.

5.

Het Adviescomité is het eens met het door de Commissie voorgestelde definitieve bedrag voor de geldboeten.

6.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle overige opmerkingen die tijdens de discussie zijn gemaakt.

7.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/18


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/38.281/B.2 — ruwe tabak Italië

(opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG,EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2006/C 303/14)

De ontwerp-beschikking in deze zaak geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Het bijzondere van deze zaak is dat zij werd ingeleid nadat DG AGRI aan DG COMP een afschrift bezorgde van een in 2001 tussen Associazione Professionale Transformatori Tabacchi Italiani (APTI) en Unione Italiana Tabacco (UNITAB) gesloten interprofessionele overeenkomst en na informatie van de Rekenkamer. Vervolgens werd op grond van de clementieregeling 2002 door Deltafina SpA, Dimon Italia (thans Mindo geheten) en Transcatab informatie verstrekt.

Op 18 en 19 april 2002 werden door de Commissie in de lokalen van Dimon, Transcatab, Trestina Azienda Tabacchi en Romana Tabacchi inspecties uitgevoerd.

Schriftelijke procedure en toegang tot het dossier

Op 26 februari 2004 werd een mededeling van punten van bezwaar gezonden aan de verenigingen APTI en UNITAB en aan de bewerkingsbedrijven voor ruwe tabak Deltafina, Dimon, Transcatab, Trestina, Romana en Boselli SALTO Srl, alsmede aan de moedermaatschappijen van de Italiaanse bewerkingsbedrijven, Dimon Inc, Standard Commercial Corp en Universal Corp.

In de mededeling van punten van bezwaar werd vastgesteld dat telkens sprake was van één enkele voortgezette inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag, die was gemaakt door de Italiaanse bewerkingsbedrijven en hun vereniging APTI en door UNITAB.

De partijen kregen toegang tot het dossier in de vorm van een geïndividualiseerde cd-rom voor elk van de adressaten, die samen met de mededeling van punten van bezwaar werd gezonden. Zodoende konden de betrokken ondernemingen en verenigingen het beginsel van de processuele gelijkheid („equality of arms”) toepassen zoals het Gerecht van eerste aanleg dat in de sodazaken heeft bepaald (zaken T-31/91 en T-32/91).

In de mededeling van punten van bezwaar werd een antwoordtermijn van tweeënhalve maand vastgesteld; op verzoek van één van de partijen heb ik deze termijn voor alle betrokken ondernemingen en verenigingen met twee weken verlengd.

De adressaten van de mededeling van punten van bezwaar hebben allen binnen de opgegeven termijn geantwoord.

Mondelinge procedure

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2842/98 van de Commissie hebben diverse partijen om een formele hoorzitting verzocht; deze vond op 22 juni 2004 plaats. Op drie na (Dimon Incorporated, Standard Commercial Corporation en Boselli SALTO) hebben alle adressaten aan deze hoorzitting deelgenomen.

Bij die gelegenheid bracht Dimon een nieuw punt aan de orde, toen zij beweerde dat de eerste clementieverzoeker (Deltafina) haar clementieverzoek aan haar concurrenten had onthuld. Volgens Dimon deed dit de vraag rijzen of Deltafina, die voorwaardelijke boete-immuniteit had gekregen, nog steeds voldeed aan de voorwaarden van punt 11 van de clementieregeling 2002 en of Dimon eventueel immuniteit kon krijgen — in de plaats van Deltafina.

Na de hoorzitting heeft de Commissie deze kwestie grondig onderzocht. Deze feiten en de juridische consequenties ervan werden behandeld in een aanvullende mededeling van punten van bezwaar die op 22 december 2004 aan alle adressaten werd gezonden (hierna „het addendum” genoemd). Daarin werd het standpunt ingenomen dat Deltafina haar verplichtingen niet was nagekomen, met als gevolg verval van haar voorwaardelijke boete-immuniteit.

Zes van de adressaten antwoordden op het addendum, en vier van hen verzochten om een hoorzitting overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie. Deze hoorzitting vond op 1 maart 2005 plaats en werd door Deltafina, Universal Corporation, Mindo en Transcatab bijgewoond.

Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie stelde Deltafina de Commissie voor personen te horen die de in haar verklaring beschreven feiten konden bevestigen. In dat verzoek heb ik bewilligd.

Wel kon ik niet aanvaarden dat de hoorzitting werd uitgesteld, zoals Deltafina en Universal Corp hadden gevraagd omdat de periode van twee weken tussen hun antwoorden op het addendum en de hoorzitting te kort was om zich doeltreffend op hun mondelinge verdediging voor te bereiden, en omdat een en ander een schending van hun rechten van verdediging was. Mijn standpunt was gebaseerd op het feit dat in het addendum, zowel feitelijk als juridisch gezien, beperkte vragen aan bod kwamen, ook al konden de gevolgen daarvan voor de betrokken ondernemingen verregaand zijn. Nadat de ondernemingen de tweede mededeling van punten van bezwaar hadden ontvangen, hadden zij dus ruim de tijd om hun verdediging in detail voor te bereiden. Universal en Deltafina werd niettemin gevraagd hun opmerkingen zonodig na de hoorzitting in te dienen, hetgeen zij ook hebben gedaan.

Ontwerp-eindbeschikking.

Hier moeten met name twee kwesties in verband met het recht op een eerlijke behandeling van de zaak worden behandeld.

Na Deltafina's claim dat de Commissie de voorwaardelijk toegekende boete-immuniteit niet kon intrekken omdat zij rechtmatige verwachtingen had gecreëerd bij het behandelen van de zaak, wordt in de ontwerp-beschikking het standpunt ingenomen dat rechtmatige verwachtingen ophouden te bestaan zodra de partijen hun verplichtingen niet meer nakomen. Ik geloof dat dit een correcte toepassing is van het algemene effectiviteitsbeginsel („nuttig effect”) wat betreft de clementieregeling. Het beleid dat in de regeling wordt beschreven, sorteert geen effect indien de clementieverzoekers zelf het onderzoek dat zij in deze zaak zelf hebben helpen inleiden, in gevaar kunnen brengen. De tenuitvoerlegging van het clementiebeleid is in deze fase van de procedure immers sterk afhankelijk van de geheimhouding van een clementieverzoek.

De basisvoorwaarde is dat de verwachting moet zijn gebaseerd op de correcte toepassing van wet- en regelgeving, voorwaarde waaraan in deze zaak niet is voldaan, aangezien Deltafina zich niet aan haar verplichtingen heeft gehouden. Het feit dat Deltafina de Commissie niet meedeelde dat zij de overige leden van het beheerscomité van de sectororganisatie (APTI) had verteld dat zij in een vroeg stadium van de procedure een clementieverzoek had ingediend, is ook een sterke aanwijzing dat de onderneming zich zeer wel bewust was van haar verplichtingen.

Daarom denk ik niet dat de intrekking van de voorlopige clementie voor Deltafina een schending is van het recht op een eerlijke procesvoering.

Wat betreft het recht te worden gehoord, en met name de vraag of in de ontwerp-beschikking alleen wordt ingegaan op de bezwaren ten aanzien waarvan de partijen de gelegenheid hebben gekregen hun opmerkingen kenbaar te maken (artikel 15 van het mandaat van de raadadviseur-auditeurs), wordt een aantal bezwaren uit de mededeling van punten van bezwaar in de ontwerp-beschikking niet gehandhaafd, omdat rekening is gehouden met het door de ondernemingen en verenigingen verschafte bewijsmateriaal.

Derhalve wordt in de ontwerp-beschikking voorgesteld:

de procedure ten aanzien van Boselli en Trestina te beëindigen;

de duur van de inbreuken te verminderen, omdat het bewijsmateriaal voor de periode 1993-1994 onvoldoende overtuigend bleek te zijn;

APTI's aansprakelijkheid voor besluiten in het kader van de onderhandelingen met UNITAB over interprofessionele overeenkomsten te beperken, omdat niet aan kan worden getoond dat APTI had ingestemd met het algemene plan van de bewerkingsbedrijven en haar optreden, evenals dat van UNITAB, aan te merken als (één enkele voortgezette) inbreuk bestaande uit besluiten van een ondernemersvereniging, die artikel 81, lid 1, schenden;

bij de vaststelling van de geldboeten rekening te houden met het bewijsmateriaal dat APTI en UNITAB indienden en waaruit bleek dat zij hadden gehandeld in het kader van de Italiaanse wet nr. 88/88 van 16 maart 1988, die interprofessionele overeenkomsten, teeltcontracten en de afzet van landbouwproducten reguleert en waarin onder meer bepaald is dat in interprofessionele overeenkomsten de minimumprijs voor individuele contracten moet zijn vastgelegd.

Bovendien heb ik geen nieuwe bezwaren in de ontwerp-beschikking kunnen vaststellen.

Ik concludeer dan ook dat het recht van de partijen te worden gehoord, in deze zaak is nageleefd.

Brussel, 11 oktober 2005

Serge DURANDE


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/20


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 400e bijeenkomst van 12 december 2005 met betrekking tot een ontwerpbeschikking in zaak nr. COMP/C.38.443 — rubberchemicaliën

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/15)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat in deze beschikking de relevante markt niet hoeft te worden afgebakend.

2.

Het Adviescomité is het eens met de juridische beoordeling van de Commissie, met name wat betreft de juridische kwalificatie van de feiten als overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen en/of besluiten in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag.

3.

Het Adviescomité deelt het standpunt van de Commissie dat de inbreuken waarop deze procedure ziet, als één voortdurende en complexe inbreuk moeten worden beschouwd.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen en/of besluiten tot beperking van de mededinging strekken.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de duur van de inbreuk.

6.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie op het vlak van de beëindiging van de procedure tegen bepaalde ondernemingen tot wie de mededeling van punten van bezwaar was gericht, maar die geen adressaten van de ontwerp-beschikking waren.

7.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de adressaten van de ontwerp-beschikking geldboeten moeten worden opgelegd.

8.

Het Adviescomité is het eens met de argumenten die de Commissie hanteerde bij het vaststellen van het basisbedrag voor de geldboeten.

9.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er geen verzwarende omstandigheden zijn.

10.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat betreft de verzachtende omstandigheden.

11.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de toepassing van de mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken.

12.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

13.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle overige opmerkingen die tijdens de discussie zijn gemaakt.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/21


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 401e bijeenkomst van 19 december 2005 met betrekking tot een ontwerpbeschikking in zaak nr. COMP/C.38.443 — rubberchemicaliën

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/16)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de basisbedragen van de geldboeten.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verlaging van deze basisbedragen op grond van verzachtende omstandigheden.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verlaging van de geldboeten overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken.

4.

Het Adviescomité is het eens met de Commissie over de definitieve bedragen van de geldboeten.

5.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle overige opmerkingen die tijdens de discussie zijn gemaakt.

6.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/22


Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/C.38.443 — rubberchemicaliën

(opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit nr. 2001/462/EG, EGKS van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/17)

De ontwerp-beschikking in bovenvermelde zaak geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Het onderzoek van de Commisssie naar een potentiële inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst in de rubberchemicaliënsector werd ingeleid naar aanleiding van een verzoek om immuniteit dat was ingediend overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (2002/C 45/03), hierna de „clementieregeling” genoemd.

Schriftelijke procedure

Op 12 april 2005 werd een mededeling van punten van bezwaar aangenomen en gericht aan de veertien partijen die voorlopig werden verondersteld aan het kartel te hebben deelgenomen of aansprakelijk te zijn voor deelname aan het kartel, met name:

Bayer AG

Crompton Corporation

Crompton Europe Ltd. (voormalig Uniroyal Chemical Ltd.)

Uniroyal Chemical Company, Inc.

Flexys NV

Akzo Nobel NV

Pharmacia Corporation (voormalig Monsanto company)

General Química SA

Repsol Química SA

Repsol YPF SA

Duslo, A.S.

Prezam, A.S.

Vagus, A.S.

Istrochem, A.S.

Er werd toegang tot het dossier verleend door middel van een cd-rom, waarmee de partijen volledige toegang kregen tot de meeste van de 10939 bladzijden documenten die de Commissie tijdens haar onderzoek heeft verkregen. Alleen interne documenten van de de Commissie, bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie van de partijen waren niet op de cd-rom opgenomen.

Duslo AS, Prezam AS, Vagus AS en Istrochem AS verzochten dat hun termijnen om te antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar werden verlengd met acht tot twaalf dagen. Ter ondersteuning van hun verzoeken voerden zij aan dat zij als Slowaakse ondernemingen niet vertrouwd waren met antitrustprocedures en dat „zij niet wisten wat een mededeling van punten van bezwaar betekende en welke de gevolgen ervan konden zijn.” Zij verklaarden dat zij dus slechts verscheidene weken na de ontvangst van de mededeling van punten van bezwaar deze samen met de relevante gegevens naar hun raadsman hadden toegezonden om een antwoord voor te bereiden.

Ik was van oordeel dat de mededeling van punten van bezwaar voldoende duidelijk was om de adressaten van de mededeling bewust te maken van de ernstige gevolgen die de door de Commissie ingeleide procedure met zich zou kunnen brengen. Besluit een onderneming om slechts tardief een beroep te doen op rechtsbijstand of om helemaal geen beroep te doen op rechtsbijstand, dan is zij hiervoor zelf volledig verantwoordelijk.

Ik was evenwel van mening dat het rechtmatige belang van de Commissie om vertragingen in de procedure te voorkomen, niet op significante wijze zou worden belemmerd door in deze zaak een kleine termijnverlenging toe te staan.

Ik ging bijgevolg akkoord met een korte verlenging van twee dagen van de respectieve termijnen. Alle partijen hebben binnen de voorgeschreven termijn geantwoord.

Specifiek verzoek met betrekking tot toegang tot het dossier

Duslo AS, Prezam AS, Vagus AS en Istrochem AS verzochten om toegang te krijgen tot het dossier van de Commissie met betrekking tot de verkoopcijfers op wereldvlak en binnen de EER in 2001 van rubberchemiciliën van een aantal ondernemingen die bij de zaak waren betrokken. De reden voor dit verzoek was dat deze gegevens van belang konden zijn voor de berekening van een eventuele geldboete die aan de ondernemingen zou kunnen worden opgelegd.

Na toetsing was ik van mening dat de gevraagde gegevens vertrouwelijk waren. Op grond hiervan moest ik de noodzaak om het recht van verdediging van de verzoekende ondernemingen te vrijwaren, afwegen tegen het rechtmatige belang van de informatieverstrekkers inzake de bescherming van commercieel gevoelige gegevens (1).

In dit kader heb ik geconcludeerd dat de nauwkeurigheid van de verkoopcijfers van de verschillende partijen in theorie gevolgen kan hebben op de berekening van de geldboete die in de eindbeschikking van de Commissie aan de verzoekende partijen zou kunnen worden opgelegd. Er kunnen evenwel drie argumenten worden aangevoerd tegen de relevantie van de verzochte gegevens voor de verdediging:

Ten eerste beschikt de Commissie over een ruime bevoegdheid wanneer zij het passende bedrag van de geldboete dient te bepalen. Overeenkomstig de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten „kan het onder bepaalde omstandigheden wenselijk zijn op de bedragen die […] worden opgelegd, een weging toe te passen om rekening te houden met het specifieke gewicht […] van elke onderneming afzonderlijk.” (onderlijning toegevoegd). In deze fase van de procedure is de vraag of het exacte bedrag van de verkoopcijfers van de andere addressaten van de mededeling van punten van bezwaar enige invloed op een eventuele geldboete zou hebben, dus louter hypothetisch.

Ten tweede kunnen de verkoopcijfers van de leden van het vermeende kartel een objectieve factor zijn bij de berekening van de geldboete. Zij kunnen evenwel geen verzachtende omstandigheden zijn waarmee de Commissie rekening zou moeten houden ten gunste van een bepaalde onderneming, aangezien zij niet worden vermeld onder punt 3 van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten.

Ten derde zou de terbeschikkingstelling van de gevraagde cijfergegevens aan een bepaalde onderneming er geenszins toe kunnen leiden dat hierdoor de berekening van een eventuele geldboete door de Commissie kan worden beïnvloed. Alleen de nauwkeurigheid van de cijfers is in dit verband van belang. Van de desbetreffende ondernemingen kan niet worden verwacht dat zij over meer betrouwbare gegevens beschikken over de verkoopcijfers van hun concurrenten dan de Commissie die steunt op gecontroleerde gegevens die door de partijen zelf zijn verstrekt.

Gezien het bovenstaande was de gevraagde informatie volgens mij van geen nut voor de voorbereiding van de verdediging van de verzoekende ondernemingen. Wegens het belang dat zij aan deze cijfergegevens hechtten, verzocht ik de desbetreffende dienst van de Commissie evenwel de geraamde marktaandelen voor 2001 (verhouding tussen de individuele omzetcijfers en de in de mededeling van punten van bezwaar opgenomen raming van de totale waarde van de markt), uitgedrukt als marges, aan de ondernemingen mee te delen. Deze marges zijn voldoende ruim om de vertrouwelijke behandeling van de desbetreffende reële cijfers te garanderen. Ik verwierp de rest van hun verzoek door middel van een besluit overeenkomstig artikel 8 van het mandaat van de raadadviseur-auditeur.

Mondelinge procedure

Alle partijen met uitzondering van Akzo Nobel NV, Pharmacia Corporation en Repsol (YPF SA en Quimíca SA) namen deel aan een mondelinge hoorzitting die op 18 september 2005 plaatsvond. Duslo AS, Prezam AS, Vagus AS, Istrochem AS en General Química SA waren zeer actief tijdens de hoorzitting en konden de kwaliteit van de bewijsstukken die tegen hen in de mededeling van punten van bezwaar waren opgenomen, in aanzienlijke mate in twijfel trekken.

Definitieve oriëntering van de Commissie

Als gevolg van de door de ondernemingen in hun schriftelijke antwoorden en tijdens de mondelinge hoorzitting aangevoerde motivering en feitelijke gegevens worden in de aan het College voorgelegde ontwerp-beschikking wijzigingen aangebracht in de oorspronkelijke beoordelingen die in de mededeling van punten van bezwaar waren opgenomen ten opzichte van 9 van de 14 ondernemingen (2).

Rekening houdend met het algemeen rechtsbeginsel dat twijfel in het voordeel speelt van de beschuldigde, wordt in de eerste plaats ervan uitgegaan dat er onvoldoende bewijzen zijn tegen Duslo AS, Prezam AS, Vagus AS, Istrochem AS en Pharmacia Corporation om te besluiten dat zij een inbreuk hebben gemaakt op het communautaire mededingingsrecht. Derhalve wordt voorgesteld de bezwaren tegen deze ondernemingen te laten varen.

Het directoraat-generaal Concurrentie heeft eveneens vastgesteld dat de deelname van General Química SA aan de inbreuk, die eigenlijk alleen op grond van de eigen bekentenis van de onderneming kon worden vastgesteld, aanzienlijk korter en minder belangrijk was dan was aangegeven in de oorspronkelijke beoordeling uit de mededeling van punten van bezwaar. In de ontwerp-beschikking werd hiermee op gepaste wijze rekening gehouden.

Voorts werd in een recent arrest van het Gerecht van eerste aanleg (3) de verplichting van de Commissie benadrukt om een gewettigd belang aan te tonen wanneer voor een verjaarde inbreuk een beschikking tot een onderneming wordt gericht. Aangezien de mededeling van punten van bezwaar tot Akzo Nobel N.V. was gericht voor een zeer beperkte inbreukperiode, waarvoor de bevoegdheid van de Commissie om geldboeten op te leggen niet meer van kracht was, wordt in de ontwerp-beschikking bij gebrek aan zulke rechtvaardiging in deze zaak voorgesteld dat geen inbreuk is vastgesteld.

In de aan de Commissie voorgelegde ontwerp-beschikking worden alleen de bezwaren behandeld ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid werden gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat de rechten van de partijen om te worden gehoord in deze zaak zijn gerespecteerd.

Brussel, 16 december 2005

Serge DURANDE


(1)  Zie artikel 27, lid 2, van Verordening nr. 1/2003 en artikel 15, lid 3, van Verordening nr. 773/2004. Zie ook mededeling van de Commissie betreffende de herziening van de mededeling uit 1997 inzake de interne procedureregels voor de behandeling van verzoeken om toegang tot een dossier, PB C 259 van 21.10.2004, blz. 8-18, punt 23.

(2)  De wijzigingen met betrekking tot General Química SA hebben ook een invloed op Repsol YPF SA en Repsol Química SA.

(3)  Arrest van 6 oktober 2005, gevoegde Zaken T-22/01 en T-23/02, Sumitomo Chemicals Co Ltd e.a., punten 129-140.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/25


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposties uitgebracht op de 407e bijeenkomst van 18 april 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/C.38.620 — waterstofperoxide en perboraat

(2006/C 303/18)

1)

Het Adviescomité onderschrijft de beoordeling van de Europese Commissie in haar ontwerp-beschikking inzake het product en het geografische gebied waarop het kartel betrekking heeft.

2)

Het Adviescomité onderschrijft het oordeel van de Europese Commissie dat PCS als voorwerp van het inbreukmakende gedrag moet worden uitgesloten.

3)

Het Adviescomité onderschrijft de kwalificatie van de feiten door de Europese Commissie als een overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van artikel 81 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

4)

Het Adviescomité onderschrijft de beoordeling van de Europese Commissie van de clementieverzoeken en de volgorde daarvan.

5)

Het Adviescomité onderschrijft de ontwerp-beschikking van de Europese Commissie wat de adressaten ervan betreft, en met name wat betreft de toewijzing van aansprakelijkheid aan de moederondernemingen van de desbetreffende concerns.

6)

Het Adviescomité is het, met één onthouding, eens met het standpunt van de Europese Commissie dat de betrokken inbreuk één enkele voortdurende inbreuk vormt.

7)

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

8)

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle opmerkingen die de lidstaten tijdens de discussie hebben gemaakt.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/26


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities uitgebracht op de 408e bijeenkomst van 28 april 2006 betreffende een voorontwerp van beschikking in zaak nr. COMP/C.38.620 — waterstofperoxide en perboraat

(2006/C 303/19)

(1)

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens wat de basisbedragen van de geldboeten betreft.

(2)

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens wat de verhoging van het basisbedrag betreft als gevolg van verzwarende omstandigheden.

(3)

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens wat de verlaging van het basisbedrag betreft in het licht van verzachtende omstandigheden.

(4)

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens wat de bedragen ter vermindering van de geldboeten betreft op basis van de Mededeling van de Commissie van 2002 betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken. Een minderheid is het hiermee oneens.

(5)

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens wat het eindbedrag van de geldboeten betreft. Een minderheid is het hiermee oneens.

(6)

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/27


Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak nr. COMP/C.38.620 — Waterstofperoxide en perboraat

(overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadaviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures, PB L 162 van 19 juni 2001, blz. 21)

(2006/C 303/20)

De ontwerp-beschikking in deze zaak geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De Commissie heeft een onderzoek ingesteld met betrekking tot een mogelijke inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst in de sector waterstofperoxide en perboraat naar aanleiding van een verzoek om immuniteit uit hoofde van de Mededeling van de Commissie van 2002 betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (de „clementieregeling”).

Schriftelijke procedure

Op 26 januari 2005 werd een Mededeling van punten van bezwaar goedgekeurd en aan 18 partijen toegezonden die in eerste instantie werden geacht aan de mededingingsregeling te hebben deelgenomen of die voor deelname aan de regeling verantwoordelijk werden geacht, te weten:

Akzo Nobel N.V. en haar dochterondernemingen Akzo Nobel Chemicals Holding AB en EKA Chemicals AB; Degussa AG; Edison SpA; FMC Corporation en haar dochteronderneming FMC Foret SA; Kemira OYJ; L'Air Liquide SA en haar dochteronderneming Chemoxal SA; Snia SpA en haar dochteronderneming Caffaro SpA; Solvay SA/NV en haar dochteronderneming Finnish Peroxides OY/AB; Solvay Solexis SpA (voorheen Ausimont SpA); Total SA en haar dochterondernemingen Elf Aquitaine SA en Arkema SA.

De adressaten van de Mededeling van punten van bezwaar kregen toegang tot het dossier in de vorm van een CD-ROM. De mondelinge verklaringen die in het kader van de clementieregeling waren afgelegd konden slechts in de lokalen van de Commissie worden ingezien. Aan geen van de betrokken ondernemingen is toestemming verleend deze documenten te kopiëren, maar zij mochten wel aantekeningen maken en/of een niet-officiële transcriptie te maken. Tevens werd de betrokken ondernemingen toegestaan de door de Commissie gemaakte transcripties te lezen, maar niet om hiervan kopieën te maken.

Een aantal partijen hebben om een termijnverlenging verzocht voor hun reactie op de Mededeling van punten van bezwaar, hetgeen ik in sommige gevallen, wanneer geldige redenen werden aangevoerd, heb toegestaan. Alle partijen hebben de Mededeling van punten van bezwaar binnen de vastgestelde termijnen beantwoord.

Bijzonder verzoek om toegang tot het dossier

Air Liquide/Chemoxal hebben zich beklaagd over de toegangsvoorwaarden tot de mondelinge verklaringen, die slechts in de lokalen van de Commissie konden worden ingezien, en hebben om kopieën verzocht van de opgenomen verklaringen en de transcripties daarvan.

Ik heb geoordeeld dat dit verzoek niet gegrond was, en wel om de volgende redenen: i) de transcripties zijn interne documenten van de Commissie die de Commissie volgens de rechtspraak niet aan de partijen behoeft mee te delen en ii) de opgenomen mondelinge verklaringen zijn toegankelijke documenten, maar de Commissie behoeft hiertoe geen toegang te verlenen onder bijzonder voorwaarden. Door in haar lokalen toegang te verlenen tot deze documenten leeft de Commissie het recht op verdediging van de partijen volledig na, terwijl zij tevens voorkomt dat de clementieregeling de in een aantal landen, met name landen die geen lid zijn van de EU, toepasselijke procedures doorkruist.

Verscheidene adressaten hebben verzoeken om aanvullende toegang tot het dossier ingediend. Een aantal documenten die in het dossier van de Commissie zijn opgenomen waren namelijk als vertrouwelijk aangemerkt zonder dat de inzage hierin de belangen van degenen die deze hadden ingediend ernstig en onherstelbaar zou schaden. Het directoraat-generaal heeft mijn raad opgevolgd en toegang verleend; alle partijen, met uitzondering van Solvay en Solexis, vonden dit een bevredigende oplossing.

Solexis en Solvay hebben om toegang verzocht tot een aantal sectorale maandelijkse verslagen van Degussa. Deze verslagen zijn ten tijde van de inbreuk opgesteld en geven de opvattingen van Degussa weer met betrekking tot de marktstructuur en de ontwikkeling ervan, recente prijsschommelingen en de reacties van de concurrenten, en beschrijven de strategieën op korte termijn van de onderneming zelf. Op mijn verzoek waren alle verslagen van 1996 tot en met 1999 reeds aan Solvay en Solexis meegedeeld, doch deze ondernemingen wensten tevens inzage in alle verslagen vanaf 1 januari 2000 tot en met juni 2001. Op grond van artikel 8 van het besluit betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur heb ik besloten dat de gepubliceerde versie van deze verslagen aan de betrokken ondernemingen moest worden meegedeeld. Deze verslagen werden in principe als vertrouwelijk beschouwd uit hoofde van de regels inzake toegang tot het dossier, maar zij bevatten informatie die nuttig zou kunnen zijn voor de verdediging. Hierin werd met name het gedrag van de ondernemingen op de markt beschreven en werden bepaalde gevallen gesignaleerd waarin de ondernemingen geen rekening leken te hebben gehouden met de vermeend onwettige overeenkomsten in kwestie. Zij konden derhalve, zij het slechts gedeeltelijk, als ontlastende documenten worden beschouwd. Ik heb toch gemeend dat de kern van de informatie in deze tweede reeks verslagen slechts van zeer beperkt belang was voor het recht op verdediging van de partijen die het verzoek hadden ingediend en dat hierin, gezien het vertrouwelijke karakter ervan, geen inzage diende te worden verleend.

Toegang tot de antwoorden op de Mededeling van punten van bezwaar

Solvay heeft om toegang verzocht tot de antwoorden van de andere partijen op de Mededeling van punten van bezwaar. Ik heb dit verzoek ongegrond geacht. Het is vaste rechtspraak (arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 15 maart 2000 in de gevoegde zaken T-25/95 e.a., Cimenteries, punt 380 en volgende) dat de Commissie niet verplicht is de antwoorden op de Mededeling van punten van bezwaar aan alle partijen mee te delen. In dezelfde jurisprudentie wordt evenwel gesteld dat, indien de Commissie belastende elementen in het antwoord van een van de partijen ontdekt en zij hiervan tegen een andere partij gebruikmaakt, zij gehouden is de desbetreffende informatie mee te delen en voor die andere partij een passende termijn vast te stellen om haar opmerkingen kenbaar te maken. Zulks is derhalve in dit geval gebeurd, aangezien de belastende elementen ten aanzien van FMC Corp. en FMC Foret die in de antwoorden van Solvay en Degussa waren vervat, aan de betrokken partijen zijn meegedeeld.

Mondelinge procedure

Alle partijen hebben deelgenomen aan de hoorzitting, die op 28 en 29 juni 2005 is gehouden en die gekenmerkt werd door bijzonder levendige gedachtewisselingen tussen de partijen.

Correlatie tussen de ontwerp-beschikking en de eerste beoordeling als vervat in de Mededeling van punten van bezwaar

Naar aanleiding van de uiteenzettingen van de partijen en de feiten die zij in hun schriftelijke antwoorden en tijdens de hoorzitting naar voren hebben gebracht, is de reikwijdte van de inbreuk aanzienlijk teruggebracht.

Bij de mededingingsregeling betrokken producten

Het product natriumpercarbonaat(„PCS”) is uit de ontwerp-beschikking geschrapt; deze heeft thans slechts betrekking op waterstofperoxide en perboraat.

Inbreuken en duur op basis van de ingediende bewijsstukken

Geoordeeld werd dat er voor Air Liquide en Chemoxal sprake zou kunnen zijn van verjaring wat de op te leggen geldboeten betreft, aangezien de deelneming van deze ondernemingen aan de regeling slechts kon worden vastgesteld voor de periode tot en met 31 december 1997, en dat hun derhalve geen boete kon worden opgelegd indien de inbreuk vóór 25 maart 1998 was gestaakt.

In algemene zin is geen gebruik gemaakt van belastende elementen die slechts op één beschuldiging berustten, door de desbetreffende onderneming werden betwist en niet door andere bewijsstukken werden gestaafd, aangezien de bewijslast bij de Commissie berust. Daarom is de duur van de inbreuk in het geval van FMC en FMC Foret aanzienlijk verminderd, en is deze eveneens gereduceerd in het geval van Caffaro.

De ontwerp-beschikking bevat niettemin bepaalde feiten die slechts op eenmalige verklaringen berusten, maar die door de partijen die hierin worden genoemd niet zijn bestreden en die aannemelijk zijn in de algemene context waarin zij zijn gebruikt. Onder deze omstandigheden acht ik deze benadering aanvaardbaar vanuit het oogpunt van de naleving van het recht van de verdediging, ook al berusten een aantal belastende elementen slechts op één beschuldiging.

Ik ben van oordeel dat de ontwerp-eindbeschikking slechts de punten van bezwaar bevat ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen kenbaar te maken, en dat hun recht om te worden gehoord in acht is genomen.

Brussel, 20 april 2006

Serge DURANDE


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/30


Informatieprocedure — Technische regels

(2006/C 303/21)

(Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37; PB L 217 van 5.8.1998, blz. 20).

Door de Commissie ontvangen kennisgevingen van nationale voorstellen van technische regels

Referentie (1)

Titel

Vervaldatum van de standstill-termijn van drie maanden (2)

2006/0580/S

Voorschriften van de Dienst voor de Zeevaart betreffende het vervoer over zee van gecondenseerde gassen in bulk (de GC-code)

1.2.2007

2006/0581/F

Decreet houdende toepassing van de „code de la consommation” (consumptiewetboek) voor wat betreft spijsvetten en -oliën

1.2.2007

2006/0582/D

Aanvullende technische contractvoorwaarden en richtsnoeren voor civieltechnische werken (ZTV-ING), deel 5 Tunnelbouw, paragraaf 5 Afdichting van verkeerstunnels met kunststof afdichtingsstroken

1.2.2007

2006/0583/D

Technische leveringsvoorwaarden en Technische keuringsvoorschriften voor civieltechnische werken (TL/TP-ING), deel 5 Tunnelbouw, paragraaf 5 Afdichting van verkeerstunnels met kunststof afdichtingsstroken, Technische leveringsvoorwaarden en Technische beproevingsvoorschriften voor kunststof afdichtingsstroken en de bijbehorende profielstroken (TL/TP KDB)

1.2.2007

2006/0584/D

Technische leveringsvoorwaarden en Technische keuringsvoorschriften voor civieltechnische werken (TL/TP-ING), deel 5 Tunnelbouw, paragraaf 5 Afdichting van verkeerstunnels met kunststof afdichtingsstroken, Technische leveringsvoorwaarden en Technische beproevingsvoorschriften voor beschermende onderlagen en drainagelagen van geokunststoffen (TL/TP SD)

1.2.2007

2006/0585/PL

Besluit van de minister van Economie houdende vaststelling van de eisen voor gewichten, alsmede de precieze omvang van beproevingen en controles die moeten worden uitgevoerd tijdens de wettelijke metrologische controle van deze meetinstrumenten

1.2.2007

2006/0586/D

BNetzA SSB FES 003 — Interfacespecificatie voor vast opgestelde satellietgrondstations met zendcapaciteit in de frequentieband van 5850 tot 7075 MHz

2.2.2007

2006/0587/D

BNetzA SSB FES 004 — Interfacespecificatie voor mobiele satellietgrondstations met zendcapaciteit in de frequentiebanden van 1610 tot 1660,5 MHz en 1670 tot 1675 MHz

2.2.2007

2006/0588/D

BNetzA SSB FES 005 — Interfacespecificatie voor mobiele satellietgrondstations met zendcapaciteit in de frequentieband van 1980 tot 2010 MHz

2.2.2007

2006/0589/D

BNetzA SSB FES 006 — Interfacespecificatie voor mobiele satellietgrondstations met zendcapaciteit in frequentiebanden onder 1 GHz met een lage datatransmissiesnelheid

2.2.2007

2006/0590/D

BNetzA SSB FES 007 — Interfacespecificatie voor verplaatsbare satellietgrondstations met zendcapaciteit (SNG TES) in de frequentieband van 14,0 tot 14,5 GHz

2.2.2007

2006/0591/D

BNetzA SSB FES 008 — Interfacespecificatie voor mobiele grondstations (MES) in de frequentieband van 14,00 tot 14,25 GHz

2.2.2007

2006/0592/D

BNetzA SSB FES 009 — Interfacespecificatie voor Satellite Interactive Terminals (SIT) en Satellite User Terminals (SUT) in de frequentieband van 29,5 tot 30,0 GHz

2.2.2007

2006/0593/NL

Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties

 (4)

2006/0594/D

Zevende verordening tot wijziging van wettelijke voorschriften inzake gewasbescherming (Siebte Verordnung zur Änderung pflanzenschutzrechtlicher Vorschriften)

5.2.2007

De Commissie vestigt de aandacht op het arrest „CIA Security” van 30 april 1996 in zaak C-194/94 (Jur. 1996, blz. I-2201), waarin het Hof van Justitie een interpretatie van de artikelen 8 en 9 van Richtlijn 98/34/EG (voorheen 83/189/EEG) geeft die inhoudt dat derden zich erop kunnen beroepen bij de nationale rechter; deze dient de toepassing van een niet overeenkomstig de richtlijn aangemeld nationaal technisch voorschrift te weigeren.

Met dit arrest wordt de mededeling van de Commissie van 1 oktober 1986 (PB C 245 van 1.10.1986, blz. 4) bevestigd.

Het feit dat niet aan de verplichting tot kennisgeving is voldaan, impliceert dus dat de desbetreffende technische voorschriften niet kunnen worden toegepast jegens derden.

Voor meer informatie over de notificatieprocedure kan contact worden opgenomen met:

Europese Commissie

DG Ondernemingen en industrie, Eenheid C3

B-1049 Brussel

e-mail: dir83-189-central@ec.europa.eu

Zie ook de website http://ec.europa.eu/enterprise/tris/

Voor eventuele inlichtingen over deze kennisgevingen kunt u terecht bij de nationale diensten waarvan de lijst hieronder is gepubliceerd:

LIJST VAN DE NATIONALE INSTANTIES DIE BELAST ZIJN MET HET BEHEER VAN RICHTLIJN 98/34/EG

BELGIË

BELCERT

Bestuur Kwaliteit en Veiligheid

FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

North Gate III — 4e etage

Koning Albert II-laan 16

B-1000 Brussel

Mw. Pascaline Descamps

Tel.: (32) (0)2 277 80 03

Fax: (32) (0)2 277 54 01

E-mail: pascaline.descamps@mineco.fgov.be

paolo.caruso@mineco.fgov.be

Algemene e-mail: belnotif@mineco.fgov.be

Website: http://www.mineco.fgov.be

TSJECHISCHE REPUBLIEK

Czech Office for Standards, Metrology and Testing

Gorazdova 24

P.O. BOX 49

CZ-128 01 Praha 2

Dhr. Miroslav Chloupek

Director of International Relations Department

Tel.: (420) 224 907 123

Fax: (420) 224 914 990

E-mail: chloupek@unmz.cz

Mw. Lucie Růžičková

Tel.: (420) 224 907 139

Fax: (420) 224 907 122

E-mail: ruzickova@unmz.cz

Algemene e-mail: eu9834@unmz.cz

Website: http://www.unmz.cz

DENEMARKEN

Erhvervs- og Byggestyrelsen

(National Agency for Enterprise and Construction)

Dahlerups Pakhus

Langelinie Allé 17

DK-2100 København Ø

Dhr. Bjarne Bang Christensen

Legal adviser

Tel.: (45) 35 46 63 66 (direct)

E-mail: bbc@ebst.dk

Mw. Birgit Jensen

Principal Executive Officer

Tel.: (45) 35 46 62 87 (direct)

Fax: (45) 35 46 62 03

E-mail: bij@ebst.dk

Mw. Pernille Hjort Engstrøm

Head of Section

Tel.: (45) 35 46 63 35 (direct)

E-mail: phe@ebst.dk

Gezamenlijke mailbox voor kennisgevingen — noti@ebst.dk

Website: http://www.ebst.dk/Notifikationer

DUITSLAND

Bundesministerium für Wirtschaft und Technologie

Referat EA3

Scharnhorststr. 34-37

D-10115 Berlin

Mw. Christina Jäckel

Tel.: (49-30) 20 14 6353

Fax: (49-30) 20 14 5379

E-mail: infonorm@bmwa.bund.de

Website: http://www.bmwa.bund.de

ESTLAND

Ministry of Economic Affairs and Communications

Harju str. 11

EE-15072 Tallinn

Dhr. Karl Stern

Executive Officer of Trade Policy Division

EU and International Co-operation Department

Tel.: (372) 6 256 405

Fax: (372) 6 313 029

E-mail: karl.stern@mkm.ee

Algemene e-mail: el.teavitamine@mkm.ee

Website: http://www.mkm.ee

GRIEKENLAND

Ministry of Development

General Secretariat of Industry

Mesogeion 119

GR-101 92 ATHENS

Tel.: (30) 210 696 98 63

Fax: (30) 210 696 91 06

ELOT

(Griekse normalisatie-instelling)

Acharnon 313

GR-111 45 ATHENS

Mw. Evangelia Alexandri

Tel.: (30) 210 212 03 01

Fax: (30) 210 228 62 19

E-mail: alex@elot.gr

Algemene e-mail: 83189in@elot.gr

Website: http://www.elot.gr

SPANJE

S.G. de Asuntos Industriales, Energéticos, de Transportes y Comunicaciones y de Medio Ambiente

D.G. de Coordinación del Mercado Interior y otras PPCC

Secretaría de Estado para la Unión Europea

Ministerio de Asuntos Exteriores y de Cooperación

Torres „Ágora”

C/ Serrano Galvache, 26-4a

E-20033 Madrid

Dhr. Angel Silván Torregrosa

Tel.: (34-91) 379 83 32

Mw. Esther Pérez Peláez

Technisch Adviseur

E-mail: esther.perez@ue.mae.es

Tel.: (34-91) 379 84 64

Fax: (34-91) 379 84 01

Algemene e-mail: d83-189@ue.mae.es

FRANKRIJK

Délégation interministérielle aux normes

Direction générale de l'Industrie, des Technologies de l'information et des Postes (DiGITIP)

Service des politiques d'innovation et de compétitivité (SPIC)

Sous-direction de la normalisation, de la qualité et de la propriété industrielle (SQUALPI)

DiGITIP 5

12, rue Villiot

F-75572 Paris Cedex 12

Mw. Suzanne Piau

Tel.: (33) 153 44 97 04

Fax: (33) 153 44 98 88

E-mail: suzanne.piau@industrie.gouv.fr

Mw. Françoise Ouvrard

Tel.: (33) 153 44 97 05

Fax: (33) 153 44 98 88

E-mail: francoise.ouvrard@industrie.gouv.fr

Algemene e-mail: d9834.france@industrie.gouv.fr

IERLAND

NSAI

Glasnevin

Dublin 9

Ireland

Dhr. Tony Losty

Tel.: (353-1) 807 38 80

Fax: (353-1) 807 38 38

E-mail: tony.losty@nsai.ie

Website: http://www.nsai.ie/

ITALIË

Ministero dello sviluppo economico

Direzione Generale per lo sviluppo produttivo e la competitività

Ispettorato tecnico dell'industria — Ufficio F1

Via Molise 2

I-00187 Roma

Dhr. Vincenzo Correggia

Tel.: (39) 06 47 05 22 05

Fax: (39) 06 47 88 78 05

E-mail: vincenzo.correggia@attivitaproduttive.gov.it

Dhr. Enrico Castiglioni

Tel.: (39) 06 47 05 26 69

Fax: (39) 06 47 88 78 05

E-mail: enrico.castiglioni@attivitaproduttive.gov.it

Algemene e-mail: ucn98.34.italia@attivitaproduttive.gov.it

Website: http://www.attivitaproduttive.gov.it

CYPRUS

Cyprus Organization for the Promotion of Quality

Ministry of Commerce, Industry and Tourism

13-15, A. Araouzou street

CY-1421 Nicosia

Tel.: (357) 22 409310

Fax: (357) 22 754103

Dhr. Antonis Ioannou

Tel.: (357) 22 409409

Fax: (357) 22 754103

E-mail: aioannou@cys.mcit.gov.cy

Algemene e-mail: dir9834@cys.mcit.gov.cy

Website: http://www.cys.mcit.gov.cy

LETLAND

Ministry of Economics of Republic of Latvia

Trade Normative and SOLVIT Notification Division

SOLVIT Coordination Centre

55, Brīvības Street

LV-1519 Riga

Reinis Berzins

Deputy Head of Trade Normative and SOLVIT Notification Division

Tel.: (371) 7013230

Fax: (371) 7280882

Zanda Liekna

Senior Officer of Division of EU Internal Market Coordination

Tel.: (371) 7013236

Tel.: (371) 7013067

Fax: (371) 7280882

E-mail: zanda.liekna@em.gov.lv

Algemene e-mail: notification@em.gov.lv

LITOUWEN

Lithuanian Standards Board

T. Kosciuskos g. 30

LT-01100 Vilnius

Mw. Daiva Lesickiene

Tel.: (370) 5 2709347

Fax: (370) 5 2709367

E-mail: dir9834@lsd.lt

Website: http://www.lsd.lt

LUXEMBURG

SEE — Service de l'Energie de l'État

34, avenue de la Porte-Neuve B.P. 10

L-2010 Luxembourg

Dhr. J.P. Hoffmann

Tel.: (352) 46 97 46 1

Fax: (352) 22 25 24

E-mail: see.direction@eg.etat.lu

Website: http://www.see.lu

HONGARIJE

Hungarian Notification Centre —

Ministry of Economy and Transport

Industrial Department

Budapest

Honvéd u. 13-15.

H-1880

Dhr. Zsolt Fazekas

Leading Councillor

E-mail: fazekas.zsolt@gkm.gov.hu

Tel.: (36) 1 374 2873

Fax: (36) 1 473 1622

E-mail: notification@gkm.gov.hu

Website: http://www.gkm.hu/dokk/main/gkm

MALTA

Malta Standards Authority

Level 2

Evans Building

Merchants Street

VLT 03

MT-Valletta

Tel.: (356) 2124 2420

Tel.: (356) 2124 3282

Fax: (356) 2124 2406

Mw. Lorna Cachia

E-mail: lorna.cachia@msa.org.mt

Algemene e-mail: notification@msa.org.mt

Website: http://www.msa.org.mt

NEDERLAND

Ministerie van Financiën

Belastingdienst/Douane Noord

Team bijzondere klantbehandeling

Centrale Dienst voor In-en uitvoer

Engelse Kamp 2

Postbus 30003

9700 RD Groningen

Nederland

Dhr. Ebel van der Heide

Tel.: (31-50) 523 21 34

Mw. Hennie Boekema

Tel.: (31-50) 523 21 35

Mw.Tineke Elzer

Tel.: (31-50) 523 21 33

Fax: (31-50) 523 21 59

Algemene e-mail:

Enquiry.Point@tiscali-business.nl

Enquiry.Point2@tiscali-business.nl

OOSTENRIJK

Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit

Abteilung C2/1

Stubenring 1

A-1010 Wien

Mw. Brigitte Wikgolm

Tel.: (43-1) 711 00 58 96

Fax: (43-1) 715 96 51 of (43-1) 712 06 80

E-mail: not9834@bmwa.gv.at

Website: http://www.bmwa.gv.at

POLEN

Ministry of Economy

Department for Economic Regulations

Plac Trzech Krzyży 3/5

PL-00-570 Warszawa

Mw. Barbara H. Koslowska

Tel.: (48) 22 693 54 07

Fax: (48) 22 693 40 25

E-mail: barbara.kozlowska@mg.gov.pl

Mw. Agata Gągor

Tel.: (48) 22 693 56 90

Algemene e-mail: notyfikacja@mg.gov.pl

PORTUGAL

Instituto Portugês da Qualidade

Rua Antonio Gião, 2

P-2829-513 Caparica

Mw. Cândida Pires

Tel.: (351-21) 294 82 36 of 81 00

Fax: (351-21) 294 82 23

E-mail: c.pires@mail.ipq.pt

Algemene e-mail: not9834@mail.ipq.pt

Website: http://www.ipq.pt

SLOVENIË

SIST — Slovenian Institute for Standardization

Contact point for 98/34/EC and WTO-TBT Enquiry Point

Šmartinska 140

SLO-1000 Ljubljana

Mw. Vesna Stražišar

Tel.: (386) 1 478 3041

Fax: (386) 1 478 3098

E-mail: contact@sist.si

SLOWAKIJE

Mw. Kvetoslava Steinlova

Director of the Department of European Integration,

Office of Standards, Metrology and Testing of the Slovak Republic

Stefanovicova 3

SK-814 39 Bratislava

Tel.: (421) 2 5249 3521

Fax: (421) 2 5249 1050

E-mail: steinlova@normoff.gov.sk

FINLAND

Kauppa-ja teollisuusministeriö

(Ministry of Trade and Industry)

Bezoekersadres:

Aleksanterinkatu 4

FIN-00171 Helsinki

en

Katakatu 3

FIN-00120 Helsinki

Postadres:

PO Box 32

FIN-00023 Government

Mw. Leila Orava

Tel.: (358-9) 1606 46 86

Fax: (358-9) 1606 46 22

E-mail: leila.orava@ktm.fi

Mw. Katri Amper

Tel.: (358) 9 1606 46 48

Algemene e-mail: maaraykset.tekniset@ktm.fi

Website: http://www.ktm.fi

ZWEDEN

Kommerskollegium

(National Board of Trade)

Box 6803

Drottninggatan 89

S-113 86 Stockholm

Mw. Kerstin Carlsson

Tel.: (46) 86 90 48 82 of (46) 86 90 48 00

Fax: (46) 8 690 48 40 of (46) 83 06 759

E-mail: kerstin.carlsson@kommers.se

Algemene e-mail: 9834@kommers.se

Website: http://www.kommers.se

VERENIGD KONINKRIJK

Department of Trade and Industry

Standards and Technical Regulations Directorate 2

151 Buckingham Palace Road

London SW1 W 9SS

United Kingdom

Dhr. Philip Plumb

Tel.: (44-207) 215 1488

Fax: (44-207) 215 1340

E-mail: philip.plumb@dti.gsi.gov.uk

Algemene e-mail: 9834@dti.gsi.gov.uk

Website: http://www.dti.gov.uk/strd

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

EFTA Surveillance Authority

Rue Belliard 35

B-1040 Brussel

Mw. Adinda Batsleer

Tel.: (32) (0)2 286 18 61

Fax: (32) (0)2 286 18 00

E-mail: aba@eftasurv.int

Mw. Tuija Ristiluoma

Tel.: (32) (0)2 286 18 71

Fax: (32) (0)2 286 18 00

E-mail: tri@eftasurv.int

Algemene e-mail: DRAFTTECHREGESA@eftasurv

Website: http://www.eftasurv.int

EFTA

Goods Unit

EFTA Secretariat

Rue Joseph II 12-16

B-1000 Brussel

Mw. Kathleen Byrne

Tel.: (32) (0)2 286 17 49

Fax: (32) (0)2 286 17 42

E-mail: kathleen.byrne@efta.int

Algemene e-mail: DRAFTTECHREGEFTA@efta.int

Website: http://www.efta.int

TURKIJE

Undersecretariat of Foreign Trade

General Directorate of Standardisation for Foreign Trade

Inönü Bulvari no 36

TR-06510

Emek — Ankara

Dhr. Mehmet Comert

Tel.: (90-312) 212 58 98

Fax: (90-312) 212 87 68

E-mail: comertm@dtm.gov.tr

Website: http://www.dtm.gov.tr


(1)  Jaar — registratienummer — kennisgevende lidstaat.

(2)  Periode tijdens dewelke een ontwerp niet mag worden goedgekeurd.

(3)  Geen standstill-termijn omdat de Commissie de motivering inzake de urgentie heeft aanvaard.

(4)  Geen standstill-termijn, want het betreft hier technische specificaties of andere eisen of regels betreffende diensten die vergezeld gaan van fiscale of financiële maatregelen in de zin van artikel 1, punt 11, tweede alinea, derde streepje, van Richtlijn 98/34/EG.

(5)  Informatieprocedure stopgezet.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/36


Informatieprocedure — Technische regels

(2006/C 303/22)

(Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37; PB L 217 van 5.8.1998, blz. 20).

Door de Commissie ontvangen kennisgevingen van nationale voorstellen van technische regels

Referentie (1)

Titel

Vervaldatum van de standstill-termijn van drie maanden (2)

2006/0595/D

[Dertigste] Verordening tot wijziging van de Straßenverkehrs-Zulassungs-Ordnung (StVZO — wegenverkeersreglement — registratie)

5.2.2007

2006/0596/PL

Ontwerpverordening van de minister van Milieu inzake documenten ter bevestiging van de afzonderlijke terugwinning en recycling

 (4)

2006/0597/B

Besluit van de Waalse Regering betreffende de herziening van het technisch reglement voor het beheer van de distributienetwerken in het Waalse Gewest en de toegang daartoe

8.2.2007

2006/0598/B

Besluit van de Waalse Regering betreffende de herziening van het technisch reglement voor het beheer van het lokaal transmissienet in het Waalse Gewest en de toegang daartoe

8.2.2007

2006/0599/NL

Wijziging NetCode: openbare aanbesteding aansluitwerkzaamheden

8.2.2007

2006/0600/NL

Convenant import Lucky Bamboo op waterbasis

 (3)

2006/0601/DK

Deense radio-interface nr. 00 001 voor radioapparatuur met een gering vermogen voor de overdracht van audiosignalen

12.2.2007

2006/0602/NL

Warenwetbesluit tatoeëren en piercen

12.2.2007

2006/0603/PL

Besluit van de minister van Economie inzake eisen voor geluidsniveaumeters, alsmede de omvang van beproevingen en controles die moeten worden uitgevoerd tijdens de wettelijke metrologische inspectie van deze meetinstrumenten

12.2.2007

2006/0604/F

Decreet tot wijziging van het regelgevend deel van de „code rural” (veldwetboek)

15.2.2007

2006/0605/F

Besluit inzake gezondheidsvoorschriften voor producten van dierlijke oorsprong en levensmiddelen die dergelijke producten bevatten

15.2.2007

2006/0606/I

Reglement houdende technische voorschriften inzake drinkwaterbehandelingstoestellen bestemd voor gebruik in huishoudens en openbare gelegenheden

19.2.2007

2006/0607/UK

Goedkeuring van 2006 voor meettoestellen (Geluidswet van 1996) (Engeland)

19.2.2007

2006/0608/FIN

Wetsontwerp houdende wijziging van de Alcoholwet

19.2.2007

2006/0609/S

Voorschriften van de Dienst voor het Wegverkeer tot wijziging van de voorschriften (VVFS 2004:31) betreffende het draagvermogen, de sterkte en de duurzaamheid van bouwwerken bij het aanleggen van wegen en straten

19.2.2007

De Commissie vestigt de aandacht op het arrest „CIA Security” van 30 april 1996 in zaak C-194/94 (Jur. 1996, blz. I-2201), waarin het Hof van Justitie een interpretatie van de artikelen 8 en 9 van Richtlijn 98/34/EG (voorheen 83/189/EEG) geeft die inhoudt dat derden zich erop kunnen beroepen bij de nationale rechter; deze dient de toepassing van een niet overeenkomstig de richtlijn aangemeld nationaal technisch voorschrift te weigeren.

Met dit arrest wordt de mededeling van de Commissie van 1 oktober 1986 (PB C 245 van 1.10.1986, blz. 4) bevestigd.

Het feit dat niet aan de verplichting tot kennisgeving is voldaan, impliceert dus dat de desbetreffende technische voorschriften niet kunnen worden toegepast jegens derden.

Voor meer informatie over de notificatieprocedure kan contact worden opgenomen met:

Europese Commissie

DG Ondernemingen en industrie, Eenheid C3

B-1049 Brussel

e-mail: dir83-189-central@ec.europa.eu

Zie ook de website http://ec.europa.eu/enterprise/tris/

Voor eventuele inlichtingen over deze kennisgevingen kunt u terecht bij de nationale diensten waarvan de lijst hieronder is gepubliceerd:

LIJST VAN DE NATIONALE INSTANTIES DIE BELAST ZIJN MET HET BEHEER VAN RICHTLIJN 98/34/EG

BELGIË

BELCERT

Bestuur Kwaliteit en Veiligheid

FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

North Gate III — 4e etage

Koning Albert II-laan 16

B-1000 Brussel

Mw. Pascaline Descamps

Tel.: (32) (0)2 277 80 03

Fax: (32) (0)2 277 54 01

E-mail: pascaline.descamps@mineco.fgov.be

paolo.caruso@mineco.fgov.be

Algemene e-mail: belnotif@mineco.fgov.be

Website: http://www.mineco.fgov.be

TSJECHISCHE REPUBLIEK

Czech Office for Standards, Metrology and Testing

Gorazdova 24

P.O. BOX 49

CZ-128 01 Praha 2

Dhr. Miroslav Chloupek

Director of International Relations Department

Tel.: (420) 224 907 123

Fax: (420) 224 914 990

E-mail: chloupek@unmz.cz

Mw. Lucie Růžičková

Tel.: (420) 224 907 139

Fax: (420) 224 907 122

E-mail: ruzickova@unmz.cz

Algemene e-mail: eu9834@unmz.cz

Website: http://www.unmz.cz

DENEMARKEN

Erhvervs- og Byggestyrelsen

(National Agency for Enterprise and Construction)

Dahlerups Pakhus

Langelinie Allé 17

DK-2100 København Ø

Dhr. Bjarne Bang Christensen

Legal adviser

Tel.: (45) 35 46 63 66 (direct)

E-mail: bbc@ebst.dk

Mw. Birgit Jensen

Principal Executive Officer

Tel.: (45) 35 46 62 87 (direct)

Fax: (45) 35 46 62 03

E-mail: bij@ebst.dk

Mw. Pernille Hjort Engstrøm

Head of Section

Tel.: (45) 35 46 63 35 (direct)

E-mail: phe@ebst.dk

Gezamenlijke mailbox voor kennisgevingen — noti@ebst.dk

Website: http://www.ebst.dk/Notifikationer

DUITSLAND

Bundesministerium für Wirtschaft und Technologie

Referat EA3

Scharnhorststr. 34-37

D-10115 Berlin

Mw. Christina Jäckel

Tel.: (49-30) 20 14 6353

Fax: (49-30) 20 14 5379

E-mail: infonorm@bmwa.bund.de

Website: http://www.bmwa.bund.de

ESTLAND

Ministry of Economic Affairs and Communications

Harju str. 11

EE-15072 Tallinn

Dhr. Karl Stern

Executive Officer of Trade Policy Division

EU and International Co-operation Department

Tel.: (372) 6 256 405

Fax: (372) 6 313 029

E-mail: karl.stern@mkm.ee

Algemene e-mail: el.teavitamine@mkm.ee

Website: http://www.mkm.ee

GRIEKENLAND

Ministry of Development

General Secretariat of Industry

Mesogeion 119

GR-101 92 ATHENS

Tel.: (30) 210 696 98 63

Fax: (30) 210 696 91 06

ELOT

(Griekse normalisatie-instelling)

Acharnon 313

GR-111 45 ATHENS

Mw. Evangelia Alexandri

Tel.: (30) 210 212 03 01

Fax: (30) 210 228 62 19

E-mail: alex@elot.gr

Algemene e-mail: 83189in@elot.gr

Website: http://www.elot.gr

SPANJE

S.G. de Asuntos Industriales, Energéticos, de Transportes y Comunicaciones y de Medio Ambiente

D.G. de Coordinación del Mercado Interior y otras PPCC

Secretaría de Estado para la Unión Europea

Ministerio de Asuntos Exteriores y de Cooperación

Torres „Ágora”

C/ Serrano Galvache, 26-4a

E-20033 Madrid

Dhr. Angel Silván Torregrosa

Tel.: (34-91) 379 83 32

Mw. Esther Pérez Peláez

Technisch Adviseur

E-mail: esther.perez@ue.mae.es

Tel.: (34-91) 379 84 64

Fax: (34-91) 379 84 01

Algemene e-mail: d83-189@ue.mae.es

FRANKRIJK

Délégation interministérielle aux normes

Direction générale de l'Industrie, des Technologies de l'information et des Postes (DiGITIP)

Service des politiques d'innovation et de compétitivité (SPIC)

Sous-direction de la normalisation, de la qualité et de la propriété industrielle (SQUALPI)

DiGITIP 5

12, rue Villiot

F-75572 Paris Cedex 12

Mw. Suzanne Piau

Tel.: (33) 153 44 97 04

Fax: (33) 153 44 98 88

E-mail: suzanne.piau@industrie.gouv.fr

Mw. Françoise Ouvrard

Tel.: (33) 153 44 97 05

Fax: (33) 153 44 98 88

E-mail: francoise.ouvrard@industrie.gouv.fr

Algemene e-mail: d9834.france@industrie.gouv.fr

IERLAND

NSAI

Glasnevin

Dublin 9

Ireland

Dhr. Tony Losty

Tel.: (353-1) 807 38 80

Fax: (353-1) 807 38 38

E-mail: tony.losty@nsai.ie

Website: http://www.nsai.ie/

ITALIË

Ministero dello sviluppo economico

Direzione Generale per lo sviluppo produttivo e la competitività

Ispettorato tecnico dell'industria — Ufficio F1

Via Molise 2

I-00187 Roma

Dhr. Vincenzo Correggia

Tel.: (39) 06 47 05 22 05

Fax: (39) 06 47 88 78 05

E-mail: vincenzo.correggia@attivitaproduttive.gov.it

Dhr. Enrico Castiglioni

Tel.: (39) 06 47 05 26 69

Fax: (39) 06 47 88 78 05

E-mail: enrico.castiglioni@attivitaproduttive.gov.it

Algemene e-mail: ucn98.34.italia@attivitaproduttive.gov.it

Website: http://www.attivitaproduttive.gov.it

CYPRUS

Cyprus Organization for the Promotion of Quality

Ministry of Commerce, Industry and Tourism

13-15, A. Araouzou street

CY-1421 Nicosia

Tel.: (357) 22 409310

Fax: (357) 22 754103

Dhr. Antonis Ioannou

Tel.: (357) 22 409409

Fax: (357) 22 754103

E-mail: aioannou@cys.mcit.gov.cy

Algemene e-mail: dir9834@cys.mcit.gov.cy

Website: http://www.cys.mcit.gov.cy

LETLAND

Ministry of Economics of Republic of Latvia

Trade Normative and SOLVIT Notification Division

SOLVIT Coordination Centre

55, Brīvības Street

LV-1519 Riga

Reinis Berzins

Deputy Head of Trade Normative and SOLVIT Notification Division

Tel.: (371) 7013230

Fax: (371) 7280882

Zanda Liekna

Senior Officer of Division of EU Internal Market Coordination

Tel.: (371) 7013236

Tel.: (371) 7013067

Fax: (371) 7280882

E-mail: zanda.liekna@em.gov.lv

Algemene e-mail: notification@em.gov.lv

LITOUWEN

Lithuanian Standards Board

T. Kosciuskos g. 30

LT-01100 Vilnius

Mw. Daiva Lesickiene

Tel.: (370) 5 2709347

Fax: (370) 5 2709367

E-mail: dir9834@lsd.lt

Website: http://www.lsd.lt

LUXEMBURG

SEE — Service de l'Energie de l'État

34, avenue de la Porte-Neuve B.P. 10

L-2010 Luxembourg

Dhr. J.P. Hoffmann

Tel.: (352) 46 97 46 1

Fax: (352) 22 25 24

E-mail: see.direction@eg.etat.lu

Website: http://www.see.lu

HONGARIJE

Hungarian Notification Centre —

Ministry of Economy and Transport

Industrial Department

Budapest

Honvéd u. 13-15.

H-1880

Dhr. Zsolt Fazekas

Leading Councillor

E-mail: fazekas.zsolt@gkm.gov.hu

Tel.: (36) 1 374 2873

Fax: (36) 1 473 1622

E-mail: notification@gkm.gov.hu

Website: http://www.gkm.hu/dokk/main/gkm

MALTA

Malta Standards Authority

Level 2

Evans Building

Merchants Street

VLT 03

MT-Valletta

Tel.: (356) 2124 2420

Tel.: (356) 2124 3282

Fax: (356) 2124 2406

Mw. Lorna Cachia

E-mail: lorna.cachia@msa.org.mt

Algemene e-mail: notification@msa.org.mt

Website: http://www.msa.org.mt

NEDERLAND

Ministerie van Financiën

Belastingdienst/Douane Noord

Team bijzondere klantbehandeling

Centrale Dienst voor In-en uitvoer

Engelse Kamp 2

Postbus 30003

9700 RD Groningen

Nederland

Dhr. Ebel van der Heide

Tel.: (31-50) 523 21 34

Mw. Hennie Boekema

Tel.: (31-50) 523 21 35

Mw.Tineke Elzer

Tel.: (31-50) 523 21 33

Fax: (31-50) 523 21 59

Algemene e-mail:

Enquiry.Point@tiscali-business.nl

Enquiry.Point2@tiscali-business.nl

OOSTENRIJK

Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit

Abteilung C2/1

Stubenring 1

A-1010 Wien

Mw. Brigitte Wikgolm

Tel.: (43-1) 711 00 58 96

Fax: (43-1) 715 96 51 of (43-1) 712 06 80

E-mail: not9834@bmwa.gv.at

Website: http://www.bmwa.gv.at

POLEN

Ministry of Economy

Department for Economic Regulations

Plac Trzech Krzyży 3/5

PL-00-570 Warszawa

Mw. Barbara H. Koslowska

Tel.: (48) 22 693 54 07

Fax: (48) 22 693 40 25

E-mail: barbara.kozlowska@mg.gov.pl

Mw. Agata Gągor

Tel.: (48) 22 693 56 90

Algemene e-mail: notyfikacja@mg.gov.pl

PORTUGAL

Instituto Portugês da Qualidade

Rua Antonio Gião, 2

P-2829-513 Caparica

Mw. Cândida Pires

Tel.: (351-21) 294 82 36 of 81 00

Fax: (351-21) 294 82 23

E-mail: c.pires@mail.ipq.pt

Algemene e-mail: not9834@mail.ipq.pt

Website: http://www.ipq.pt

SLOVENIË

SIST — Slovenian Institute for Standardization

Contact point for 98/34/EC and WTO-TBT Enquiry Point

Šmartinska 140

SLO-1000 Ljubljana

Mw. Vesna Stražišar

Tel.: (386) 1 478 3041

Fax: (386) 1 478 3098

E-mail: contact@sist.si

SLOWAKIJE

Mw. Kvetoslava Steinlova

Director of the Department of European Integration,

Office of Standards, Metrology and Testing of the Slovak Republic

Stefanovicova 3

SK-814 39 Bratislava

Tel.: (421) 2 5249 3521

Fax: (421) 2 5249 1050

E-mail: steinlova@normoff.gov.sk

FINLAND

Kauppa-ja teollisuusministeriö

(Ministry of Trade and Industry)

Bezoekersadres:

Aleksanterinkatu 4

FIN-00171 Helsinki

en

Katakatu 3

FIN-00120 Helsinki

Postadres:

PO Box 32

FIN-00023 Government

Mw. Leila Orava

Tel.: (358-9) 1606 46 86

Fax: (358-9) 1606 46 22

E-mail: leila.orava@ktm.fi

Mw. Katri Amper

Tel.: (358) 9 1606 46 48

Algemene e-mail: maaraykset.tekniset@ktm.fi

Website: http://www.ktm.fi

ZWEDEN

Kommerskollegium

(National Board of Trade)

Box 6803

Drottninggatan 89

S-113 86 Stockholm

Mw. Kerstin Carlsson

Tel.: (46) 86 90 48 82 of (46) 86 90 48 00

Fax: (46) 8 690 48 40 of (46) 83 06 759

E-mail: kerstin.carlsson@kommers.se

Algemene e-mail: 9834@kommers.se

Website: http://www.kommers.se

VERENIGD KONINKRIJK

Department of Trade and Industry

Standards and Technical Regulations Directorate 2

151 Buckingham Palace Road

London SW1 W 9SS

United Kingdom

Dhr. Philip Plumb

Tel.: (44-207) 215 1488

Fax: (44-207) 215 1340

E-mail: philip.plumb@dti.gsi.gov.uk

Algemene e-mail: 9834@dti.gsi.gov.uk

Website: http://www.dti.gov.uk/strd

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

EFTA Surveillance Authority

Rue Belliard 35

B-1040 Brussel

Mw. Adinda Batsleer

Tel.: (32) (0)2 286 18 61

Fax: (32) (0)2 286 18 00

E-mail: aba@eftasurv.int

Mw. Tuija Ristiluoma

Tel.: (32) (0)2 286 18 71

Fax: (32) (0)2 286 18 00

E-mail: tri@eftasurv.int

Algemene e-mail: DRAFTTECHREGESA@eftasurv

Website: http://www.eftasurv.int

EFTA

Goods Unit

EFTA Secretariat

Rue Joseph II 12-16

B-1000 Brussel

Mw. Kathleen Byrne

Tel.: (32) (0)2 286 17 49

Fax: (32) (0)2 286 17 42

E-mail: kathleen.byrne@efta.int

Algemene e-mail: DRAFTTECHREGEFTA@efta.int

Website: http://www.efta.int

TURKIJE

Undersecretariat of Foreign Trade

General Directorate of Standardisation for Foreign Trade

Inönü Bulvari no 36

TR-06510

Emek — Ankara

Dhr. Mehmet Comert

Tel.: (90-312) 212 58 98

Fax: (90-312) 212 87 68

E-mail: comertm@dtm.gov.tr

Website: http://www.dtm.gov.tr


(1)  Jaar — registratienummer — kennisgevende lidstaat.

(2)  Periode tijdens dewelke een ontwerp niet mag worden goedgekeurd.

(3)  Geen standstill-termijn omdat de Commissie de motivering inzake de urgentie heeft aanvaard.

(4)  Geen standstill-termijn, want het betreft hier technische specificaties of andere eisen of regels betreffende diensten die vergezeld gaan van fiscale of financiële maatregelen in de zin van artikel 1, punt 11, tweede alinea, derde streepje, van Richtlijn 98/34/EG.

(5)  Informatieprocedure stopgezet.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/42


Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het transeuropees hoge-snelheidsspoorwegsysteem

(Voor de EER relevante tekst)

(Bekendmaking van titels en referentienummers van geharmoniseerde normen in het kader van de richtlijn)

(2006/C 303/23)

ENO (1)

Referentienummer en titel van de norm

(en referentie document)

Referentie-nummer van de vervangen norm

Datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt

Noot 1

CEN

EN ISO 3095:2005

Railverkeer — Akoestiek — Meting van geluid uitgestraald door railgebonden voertuigen (ISO 3095:2005)

 

CEN

EN ISO 3381:2005

Railverkeer — Akoestiek — Meting van geluid binnen railgebonden voertuigen (ISO 3381:2005)

 

CEN

EN 12663:2000

Railtoepassingen — Sterkte-eisen voor de opbouw van railvoertuigen

 

CEN

EN 13129-1:2002

Railtoepassingen — Air conditioning voor rollend materieel voor de lange afstand — Deel 1: Comfortparameters

 

CEN

EN 13129-2:2004

Railtoepassingen — Air conditioning voor rollend materieel voor de lange afstand — Deel 2: Typebeproevingen

 

CEN

EN 13230-1:2002

Railtoepassingen — Bovenbouw — Dwarsliggers en dragers — Deel 1: Algemene eisen

 

CEN

EN 13232-4:2005

Railtoepassingen — Bovenbouw — Wissels en kruisingen — Deel 4: Bediening, vergrendeling en detectie

 

CEN

EN 13232-5:2005

Railtoepassingen;Bovenbouw;Wissels en kruisingen;Deel 5: Wissels

 

CEN

EN 13232-6:2005

Railtoepassingen — Bovenbouw — Wissels en kruisingen — Deel 6: Vaste algemene kruisingen en kruisstukken

 

CEN

EN 13232-7:2006

Railtoepassingen — Spoor — Wissels en kruisingen — Deel 7: Kruisingen met beweegbare delen

 

CEN

EN 13232-9:2006

Railtoepassingen;Spoor;Bovenbouw — Wissels en kruisingen — Deel 9: Overzichtsplan

 

CEN

EN 13260:2003

Railtoepassingen — Wielstellen en draaistellen — Wielstellen — Producteisen

 

CEN

EN 13262:2004

Railtoepassingen — Wielen en draaistellen — Wielen — Producteisen

 

CEN

EN 13272:2001

Railtoepassingen — Elektrische verlichting in railvoertuigen voor het openbaar vervoer

 

CEN

EN 13481-1:2002

Railtoepassingen — Bovenbouw — Prestatie-eisen voorbevestigingssystemen — Deel 1: Definities

 

EN 13481-1:2002/A1:2006

Noot 3

28.2.2007

CEN

EN 13481-2:2002

Railtoepassingen — Bovenbouw — Prestatie-eisen voorbevestigingssystemen — Deel 2: Bevestigingssystemen voordwarsliggers van beton

 

EN 13481-2:2002/A1:2006

Noot 3

28.2.2007

CEN

EN 13481-5:2002

Railverkeer — Bovenbouw — Prestatie-eisen voor bevestigingssystemen — Deel 5: Bevestigingssystemen voor ballastloos spoor

 

EN 13481-5:2002/A1:2006

Noot 3

28.2.2007

CEN

EN 13674-1:2003

Railtoepassingen — Bovenbouw — Rail — Deel 1: Vignole spoorwegrails 46 kg/m en daarboven

 

CEN

EN 13674-2:2006

Railtoepassingen — Bovenbouw — Spoorstaven — Deel 2:Spoorstaven voor wissels en kruisingen die in combinatie met Vinole rails 46 kg/m en hoger worden gebruikt

 

CEN

EN 13674-3:2006

Railtoepassingen — Bovenbouw — Spoorstaven — Deel 3: Strijkregels

 

CEN

EN 13715:2006

Railtoepassingen; Wielen en draaistellen; Wielen; Velgprofielen

 

CEN

EN 13848-1:2003

Railtoepassingen — Bovenbouw — Geometrische kwaliteit van het spoor — Deel 1: Beschrijving van de spoorgeometrie

 

CEN

EN 14067-4:2005

Railtoepassingen — Aerodynamica — Deel 4: Eisen en beproevingsprocedures voor aerodynamica op open spoor

 

CEN

EN 14067-5:2006

Railverkeer — Aerodynamica — Deel 5: Eisen en beproevingsprocedures voor aerodynamica in tunnels

 

CEN

EN 14363:2005

Railtoepassingen — Afnameproeven voor de loopkarateristieken van railvoertuigen — Beproeving van het loopgedrag en stationaire beproevingen

 

CEN

EN 14531-1:2005

Railtoepassingen — Methodes voor de berekening van remafstanden voor stoppen en vertragen en voor de berekening van de parkeerrem

 

CEN

EN 14535-1:2005

Railtoepassingen — Remschijven voor rollendmaterieel — Deel 1: Remschijven geperst of gekrompen opde as of aandrijfas, afmetingen en kwaliteitseisen

 

CEN

EN 14601:2005

Railtoepassingen — Rechte en gehoekte eindkranen voor rempijp en hoofdreservoirpijp

 

CEN

EN 14752:2005

Spoorwegen en soortgelijk geleid vervoer — Deursystemen voor rollend materieel

 

CEN

EN 14813-1:2006

Railtoepassingen — Klimaatregeling voor stuurcabines — Deel 1: Comfortparameters

 

CEN

EN 14813-2:2006

Railtoepassingen — Klimaatregeling voor stuurcabines — Deel 2: Typekeuringen

 

CENELEC

EN 50119:2001

Spoorwegtoepassingen — Vaste opstellingen — Bovenleidingen voor elektrische tractie

GEEN

CENELEC

EN 50121-1:2000

Spoorwegtoepassingen — Elektromagnetische compatibiliteit — Deel 1: Algemeen

GEEN

CENELEC

EN 50121-2:2000

Spoorwegtoepassingen — Elektromagnetische compatibiliteit — Deel 2: Emissie van het gehele railsysteem naar buiten

GEEN

CENELEC

EN 50121-3-1:2000

Spoorwegtoepassingen — Elektromagnetische compatibiliteit — Deel 3-1: Rollend materieel — Trein en compleet voertuig

GEEN

CENELEC

EN 50121-3-2:2000

Spoorwegtoepassingen — Elektromagnetische compatibiliteit — Deel 3-2: Rollend materieel — Apparatuur

GEEN

CENELEC

EN 50121-4:2000

Spoorwegtoepassingen — Elektromagnetische compatibiliteit — Deel 4: Emissie en immuniteit van signalerings- en telecommunicatie-apparatuur

GEEN

CENELEC

EN 50121-5:2000

Spoorwegtoepassingen — Elektromagnetische compatibiliteit — Deel 5: Voedingsinstallaties en apparatuur voor vaste opstellingen

GEEN

CENELEC

EN 50122-1:1997

Railtoepassingen — Vaste opstellingen — Deel 1: Beschermende maatregelen in verband met elektrische veiligheid en aarding

GEEN

CENELEC

EN 50124-1:2001

Spoorwegtoepassingen — Isolatie-coördinatie — Deel 1: Basiseisen — Slagwijdten en kruipwegen voor alle elektrische en elektronische uitrusting

GEEN

Wijzigingsblad A1:2003 bij EN 50124-1:2001

Noot 3

1.10.2006

Wijzigingsblad A2:2005 bij EN 50124-1:2001

Noot 3

1.5.2008

CENELEC

EN 50124-2:2001

Spoorwegtoepassingen — Isolatie-coördinatie — Deel 2: Overspanningen en bijbehorende bescherming

GEEN

CENELEC

EN 50125-1:1999

Spoorwegtoepassingen — Omgevingsomstandigheden voor uitrusting — Deel 1: Uitrusting in rollend materieel

GEEN

CENELEC

EN 50125-3:2003

Railtoepassingen — Omgevingsomstandigheden voor uitrusting — Deel 3:Uitrusting voor signalering en telecommunicatie

GEEN

CENELEC

EN 50126-1:1999

Spoorwegtoepassingen — De specificatie en het bewijs van de bruikbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid en veiligheid

GEEN

CENELEC

EN 50128:2001

Spoorwegtoepassingen — Communicatie-, signalerings- en processystemen — Programmatuur voor besturings-en beveiligingssystemen

GEEN

CENELEC

EN 50129:2003

Spoorwegtoepassingen-Communicatie,signalering en processystemen-Elektronische signaleringssystemen met betrekking tot veiligheid

GEEN

CENELEC

EN 50149:2001

Spoorwegtoepassingen — Vaste opstellingen — Elektrische tractie — Gegroefde rijdraden van koper of van gelegeerd koper

GEEN

CENELEC

EN 50155:2001

Railtoepassingen-Elektronische inrichtingen voor rollend materieel

GEEN

Wijzigingsblad A1:2002 bij EN 50155:2001

Noot 3

Datum verstreken (1.9.2005)

CENELEC

EN 50159-1:2001

Spoorwegtoepassingen — Communicatiesignalerings- en afhandelingssystemen — Deel 1: Veiligheidseisen voor communicatie in gesloten transmissiesystemen

GEEN

CENELEC

EN 50159-2:2001

Spoorwegtoepassingen — Communicatie-, signalerings-en processystemen — Deel 2: Veiligheidseisen voor communicatie in open transmissiesystemen

GEEN

CENELEC

EN 50163:2004

Railtoepassingen — Voedingsspanningen van tractiesystemen

GEEN

CENELEC

EN 50206-1:1998

Railtoepassingen — Rollend materieel — Deel 1: Pantografen voor voertuigen voor hoofdbaanvakken — Eigenschappen en beproevingen

GEEN

CENELEC

EN 50238:2003

Railtoepassingen — Compatibiliteit tussen rollend materieel en trein detectiesystemen

GEEN

CENELEC

EN 50317:2002

Railtoepassingen — Stroomafnamesystemen — Eisen voor en validatie van metingen van de dynamische interactie tussen pantografen en de bovenleiding

GEEN

Wijzigingsblad A1:2004 bij EN 50317:2002

Noot 3

1.10.2007

CENELEC

EN 50388:2005

Railtoepassingen — Energievoorziening en rollend materieel — Technische criteria voor de coördinatie tussen energievoorziening (substation) en rollend materieel om interoperabiliteit te bereiken

GEEN

Noot 1

In het algemeen is de datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt, de door de Europese normalisatie-instituten vastgestelde datum van intrekking, maar gebruikers van de norm worden erop gewezen dat dit in bepaalde uitzonderlijke gevallen anders kan zijn.

Noot 3

In het geval van wijzigingsbladen is de norm waarnaar verwezen wordt EN CCCCC:YYYY, de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, en het nieuw genoemde wijzigingsblad. De vervangen norm (kolom 4) bestaat daarom uit EN CCCCC:YYYY en de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, maar zonder het nieuw genoemde wijzigingsblad. Op genoemde datum eindigt het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn van de vervangen norm.

WAARSCHUWING:

Iedere informatie betreffende de beschikbaarheid van de normen kan verkregen worden ofwel bij de Europese normalisatie-instellingen ofwel bij de nationale normalisatie-instellingen waarvan de lijst een bijlage is bij de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 98/34/EG (2) gewijzigd door Richtlijn 98/48/EG (3).

De publicatie van de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie houdt niet in dat de normen beschikbaar zijn in alle talen van de Gemeenschap.

Deze lijst vervangt de vorige lijsten die in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd werden. De Commissie zal er zorg voor dragen dat de huidige lijst regelmatig wordt bijgewerkt.

Meer informatie kunt u vinden op Europa:

http://europa.eu.int/comm/enterprise/newapproach/standardization/harmstds/


(1)  ESO: Europese Normalisatie Organisatie:

CEN: rue de Stassart 36, B-1050 Brussels, Tel.(32-2) 550 08 11; fax (32-2) 550 08 19 (http://www.cenorm.be)

CENELEC: rue de Stassart 35, B-1050 Brussels, Tel.(32-2) 519 68 71; fax (32-2) 519 69 19 (http://www.cenelec.org)

ETSI: 650, route des Lucioles, F-06921 Sophia Antipolis, Tel.(33) 492 94 42 00; fax (33) 493 65 47 16 (http://www.etsi.org)

(2)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(3)  PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/47


Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/24)

Nummer van de steunmaatregel

XS 108/06

Lidstaat

Nederland

Regio

Provincie Zuid-Holland

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt

Promolding B.V.

Rechtsgrond

Artikel 12 van de Algemene Subsidieverordening Zuid-Holland, 1 juni 2005

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun

Steunregeling

Totaal jaarlijks bedrag

 

Gewaarborgde leningen

 

Individuele steun

Totaal steunbedrag

161 650 EUR

Gewaarborgde leningen

 

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 6 en artikel 5 van de verordening

Ja, steunintensiteit door de overheid is 60 % (industrieel onderzoek)

Datum van tenuitvoerlegging

13.6.2006. Onder voorbehoud, de steun wordt verleend na kennisgeving

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening

Tot 1.6.2007

Doelstelling van de steun

Steun aan KMO's

Ja

Met dit onderzoeks- en ontwikkelingsproject wordt kennis en technologie ontwikkeld op het gebied van vezelversterkte composietmaterialen in een industriële warmtewisselaar.

Onderzocht zal worden welke technische en operationele eisen worden gesteld aan warmtewisselaars in diverse operationele condities. Hierbij dient te worden gedacht aan temperatuur- en drukval en de chemische samenstelling van het te koelen medium. Deze eisen geven richting aan onderzoek naar geschikte composietmaterialen, vezeltechniek, detailontwerp en constructief ontwerp. Omdat het gaat om een niet-uniform materiaal — vanwege de toepassing van vezels — en wordt gedacht aan spuitgiettechnieken, speelt de interactie tussen materialen, constructief ontwerp en wijze van fabricage een grote, maar nog onbekende rol. De chemische resistentie, anti-fauling gedrag en levensduur zijn onbekend. De vezelrichting en vezeldichtheid zijn bepalend voor de warmtegeleiding en -overdracht. Dit is ten opzichte van metalen warmtewisselaars nieuw en een voordeel, maar ook een complicerende factor. Bij de huidige generatie metalen warmtewisselaars speelt dit geen rol. Bovendien laten die conventionele samenbouwtechnieken toe. Bij vezelversterkte composietmaterialen is ook dat element onbekend. Onderzoekers en ontwikkelaars van een aantal partijen participeren in dit project. Het gaat om materiaaldeskundigen, spuitgieters, chemisch technologen, procesdeskundigen. De kennisinstelling ECN doet voor eigen rekening en risico mee en levert wetenschappelijke kennis en is verantwoordelijk voor het ontwerp en van de warmtewisselaar.

Betrokken economische sectoren

Beperkt tot specifieke sectoren

Ja

Andere productiesectoren

Toeleverende bedrijvigheid aan onder andere de energiesector

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Provincie Zuid-Holland

Postbus 90602

2509 LP Den Haag

Nederland

Individuele verlening van aanzienlijke steun

In overeenstemming met artikel 6 van de verordening

Ja


Nummer van de steunmaatregel

XS 109/06

Lidstaat

Nederland

Regio

Provincie Zuid-Holland

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt

Ferendi B.V.

Rechtsgrond

Artikel 12 van de Algemene Subsidieverordening Zuid-Holland, 1 juni 2005

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun

Steunregeling

Totaal jaarlijks bedrag

 

Gewaarborgde leningen

 

Individuele steun

Totaal steunbedrag

276 052 EUR

Gewaarborgde leningen

 

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 6 en artikel 5 van de verordening

Ja, steunintensiteit door de overheid is 45% (preconcurrentieel onderzoek)

Datum van tenuitvoerlegging

13.6.2006. Onder voorbehoud, de steun wordt verleend na kennisgeving.

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening

Tot 1.7.2007

Doelstelling van de steun

Steun aan KMO's

Ja

Met dit onderzoeks- en ontwikkelingsproject wordt kennis en technologie op het gebied van composietmaterialen en -constructies ontwikkeld die kunnen worden toegepast in de bouwsector. De bestaande kennis en technologie op het gebied van composieten, is vaak gericht op hoogwaardige toepassingen. In andere toepassingen stelt met andere operationele eisen, zodat materiaal, hars- en vezeltechnologie te duur zijn in verhouding tot de technische specificaties. Met dit project wil men kennis en technologie ontwikkelen op het gebied van composietmaterialen en -constructies die kunnen worden toegepast in de architectuur en in de bouw. Het gaat hierbij met name om dragende constructies. Deze laatste eis vormt de basis van het benodigde onderzoek en ontwikkeling. In diverse praktijkopstelling zullen de kennisvragen in de praktijk worden onderzocht en beproefd. Er is op het gebied van bouwconstructies weinig tot geen kennis en ervaring bij zowel afnemers als producenten. Onderzoek moet leiden tot technische eisen en specificaties van te ontwikkelen constructies die certificeerbaar zijn. Als dat kan worden bereikt, staat de weg vrij voor toepassing van composiet constructies in de bouw. Zo ver is het nog niet. Dit project is erop gericht die toepassing een stap dichterbij te brengen. TNO Bouw doet voor eigen rekening en risico mee aan dit project. Zij levert de wetenschappelijke kennis en is betrokken bij het testen en de certificering van de materialen

Betrokken economische sectoren

Beperkt tot specifieke sectoren

Ja

Andere productiesectoren

Toeleverende bedrijvigheid aan de bouwsector

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Provincie Zuid-Holland

Postbus 90602

2509 LP Den Haag

Nederland

Individuele verlening van aanzienlijke steun

In overeenstemming met artikel 6 van de verordening

Ja


Nummer van de steunmaatregel

XS 110/06

Lidstaat

Nederland

Regio

Provincie Zuid-Holland

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt

N.V. ADO Den Haag

Rechtsgrond

Artikel 12 van de Algemene Subsidieverordening Zuid-Holland, 1 juni 2005

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun

Steunregeling

Totaal jaarlijks bedrag

 

Gewaarborgde leningen

 

Individuele steun

Totaal steunbedrag

488 700 EUR

Gewaarborgde leningen

 

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 6 en artikel 5 van de verordening

Ja, steunintensiteit door de overheid is 45 % (preconcurrentieel onderzoek)

Datum van tenuitvoerlegging

13.6.2006. Onder voorbehoud, de steun wordt verleend na kennisgeving

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening

Tot 1.6.2008. De maatregel zal indien nodig aangepast worden aan de relevante bepalingen na herziening van Verordening (EG) nr. 70/2001. Waarbij mededeling hierover naar de Commissie wordt gedaan

Doelstelling van de steun

Steun aan KMO's

Ja

Met dit onderzoeks- en ontwikkelingsproject wordt kennis en technologie ontwikkeld op het gebied van geautomatiseerde crowd control systemen. De combinatie van verschillende nieuwe sensor- en dataverwerkingstechnieken moet ervoor zorgen dat overtreders in een openbare ruimte automatisch met zekerheid kunnen worden geïdentificeerd uit een massa van duizenden individuen. Het gaat om industriële ontwikkeling van optische en akoestische sensortechnologie en on-line automatische data-acquisitie, dataverwerking en te ontwikkelen beveiligingstechnologie. Een testopstelling wordt ontwikkeld en data-acquisitie zal plaatsvinden in een realistische praktijkomgeving. Deze data-acquisitie en -verwerking dienen de benodigde kennis op te leveren voor detail ondersoek en ontwikkeling op component en op systeemniveau. De kennisinstelling TNO ontwikkeld sensortechnologie en de technologie voor data-acquisitie- en dataverwerking en levert de wetenschappelijke kennis. TNO is verantwoordelijk voor de laboratoriumtesten van het systeem en het testen van de deelsystemen in de praktijkomgeving. ADO Den Haag levert kennis van de operationele condities en andere betrokken ondernemers ontwikkelen de beveiligingstechnologie

Betrokken economische sectoren

Beperkt tot specifieke sectoren

Ja

Andere diensten

Het betreft hier een voetbalclub die subsidie krijgt bij het ontwikkelen van een systeem om supportergeweld tegen te gaan

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Provincie Zuid-Holland

Postbus 90602

2509 LP Den Haag

Nederland

Individuele verlening van aanzienlijke steun

In overeenstemming met artikel 6 van de verordening

Ja


Nummer van de steunmaatregel

XS 120/06

Lidstaat

Letland

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt

Steunregeling voor projecten in het kader van het EUREKA-programma

Rechtsgrond

2006. gada 13. jūnija MK noteikumi Nr. 479

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun

Steunregeling

Totaalbedrag per jaar

0,569 miljoen EUR

Gegarandeerde leningen

 

Individuele steun

Totaal steunbedrag

 

Gegarandeerde leningen

 

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 6, en artikel 5 van de verordening

Ja

Datum van tenuitvoerlegging

13.6.2006

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening

Tot 31.12.2011

Doel van de steun

Steun aan KMO's

Ja

Economische sectoren

Alle sectoren komen in aanmerking voor KMO-steun

Ja

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Izglītības un zinātnes ministrija

Vaļņu iela 2

LV-1050, Rīga

Individuele verlening van aanzienlijke steun

In overeenstemming met artikel 6 van de verordening

Ja


Nummer van de steunmaatregel

XS 140/05

Lidstaat

Hongarije

Regio

Het gehele grondgebied

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt

Steunregeling voor ontwikkeling van het bedrijfsleven — basisregeling voor investeringssteun aan kleine en middelgrote ondernemingen in Hongarije

Rechtsgrond

A Magyar Fejlesztési Bank Rt. Igazgatóságának 79/2005. számú határozata

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun

Steunregeling

Totaalbedrag per jaar

 

Gegarandeerde leningen

940 miljoen EUR

Individuele steun

Totaal steunbedrag

 

Gegarandeerde leningen

 

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 6, en artikel 5 van de verordening

Ja

Datum van tenuitvoerlegging

1.7.2005

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening

Tot 31.12.2006

Doel van de steun

Steun aan KMO's

Ja

Economische sectoren

Alle sectoren komen in aanmerking voor KMO-steun

Ja

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Magyar Fejlesztési Bank Részvénytársaság

Nádor utca 31.

H-1051 Budapest

http://www.mfb.hu

Individuele verlening van aanzienlijke steun

In overeenstemming met artikel 6 van de verordening

Ja


Nummer van de steunmaatregel

XS 141/06

Lidstaat

Duitsland

Regio

Niedersachsen, Landkreis Verden

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt

Carbox GmbH & Co. KG

Justus-von-Liebig-Straße 7-9

D-28832 Achim

Rechtsgrond

§ 23 und 44 der Niedersächsischen Landesaushaltsordnung

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun

Steunregeling

Totaalbedrag per jaar

 

Gegarandeerde leningen

 

Individuele steun

Totaal steunbedrag

121 500 EUR

Gegarandeerde leningen

 

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 6, en artikel 5 van de verordening

Ja

Datum van tenuitvoerlegging

28.8.2006

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening

Uitbetaling tot 31.8.2007

Doel van de steun

Steun aan KMO's

Ja

Economische sectoren

Beperkt tot specifieke sectoren

Ja

Automobielindustrie

Ja

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Investitions- und Förderbank Niedersachsen GmbH — NBank

Günther-Wagner-Allee 12-14

D-30177 Hannover

Individuele verlening van aanzienlijke steun

In overeenstemming met artikel 6 van de verordening

Ja


Nummer van de steunmaatregel

XS 145/06

Lidstaat

Bondsrepubliek Duitsland

Regio

Freie und Hansestadt Hamburg

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt

dtp AG

Goldbekplatz 3-5

D-22303 Hamburg

Rechtsgrond

Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 10 van 13.1.2001, blz. 33);

Gesetz über die Kreditkommission vom 29.4.1997 (Hamburgisches Gesetz- und Verordnungsblatt 1997, Nr. 18, Seite 133)

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun

Steunregeling

Totaalbedrag per jaar

 

Gegarandeerde leningen

 

Individuele steun

Totaal steunbedrag

92 000 EUR

Gegarandeerde leningen

 

Maximale steunintensiteit

In overeenstemming met artikel 4, leden 2 tot en met 6, en artikel 5 van de verordening

Ja

Datum van tenuitvoerlegging

6.9.2006

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening

Tot 31.12.2008

Doel van de steun

Steun aan KMO's

Ja

Economische sectoren

Beperkt tot specifieke sectoren

Ja

Andere diensten

Ja

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Freie und Hansestadt Hamburg

Behörde für Wirtschaft und Arbeit

Referat Finanzierungshilfen

Alter Steinweg 4

D-20459 Hamburg

Individuele verlening van aanzienlijke steun

In overeenstemming met artikel 6 van de verordening

Ja


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/53


STAATSSTEUN — FRANKRIJK

Steunmaatregel nr. C 58/2002 (ex N 118/2002)

Herstructureringssteun ten bate van de Société Nationale Maritime Corse-Méditerranée (SNCM)

Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/25)

De Commissie heeft Frankrijk bij schrijven van 13 september 2006, dat na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de bovengenoemde steunmaatregel.

Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregelen ten aanzien waarvan de Commissie de procedure inleidt, maken door deze binnen een maand vanaf de datum van deze bekendmaking te zenden aan:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Energie en vervoer

Directoraat A — Algemene zaken

B-1049 Brussel

Fax: (32-2) 296 41 04.

Deze opmerkingen zullen ter kennis worden gebracht van Frankrijk. Een belanghebbende die opmerkingen maakt kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.

TEKST VAN DE SAMENVATTING

1.   PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 18 februari 2002 heeft de Franse Republiek de Commissie in kennis gesteld van haar voornemen herstructureringssteun te verlenen aan de Société Nationale Maritime Corsica-Méditerranée (hierna „SNCM” genoemd). De voorgestelde herstructureringssteun wordt verleend via een herkapitalisering van de SNCM via de Compagnie Générale Maritime et Financière (hierna „CGMF” genoemd) voor een bedrag van 76 miljoen EUR, waardoor het eigen vermogen van SNCM toeneemt van 30 tot 106 miljoen EUR (1).

(2)

Op 19 augustus 2002 heeft de Commissie besloten tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (2); het dossier is geregistreerd onder het nieuwe nummer C 58/2002. Alle belanghebbenden zijn gevraagd hun opmerkingen betreffende de voorgenomen steunmaatregel in te dienen.

(3)

Bij Beschikking 2004/166/EG van 9 juli 2003, waarvan kennisgeving is geschied onder nummer C(2003) 2153 (hier na „de beschikking van 2003” genoemd) (3), heeft de Commissie onder bepaalde voorwaarden ingestemd met de toekenning van herstructureringssteun aan de SNCM. De steun zal worden toegekend in twee schijven: een van 66 miljoen EUR en een tweede van maximaal 10 miljoen EUR, waarvan het exacte bedrag zal worden bepaald op basis van de netto-opbrengsten uit de verkoop van activa na de vaststelling van de beschikking van 2003.

(4)

Bij beschikking van 16 maart 2005, kennisgeving onder nummer C(2004) 4751, heeft de Commissie ingestemd met de betaling van een tweede schijf van de herstructureringssteun, namelijk 3,3 miljoen EUR.

(5)

Op 15 juni 2005 heeft het Hof in zaak nr. T-349/03 de beschikking van 2003 vernietigd vanwege een foutieve beoordeling van de minimale omvang van de steun.

(6)

Vervolgens hebben de Franse autoriteiten informatie verstrekt over de actualisering van het herstructureringsplan, het opnieuw samenstellen van het eigen vermogen van de SNCM en een concentratieplan waardoor Veolia Transport en Butler Capital Partners gezamenlijk de controle over de SNCM verwerven (4). Op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (5) heeft de Commissie bij beschikking van 29 mei 2006 ingestemd met deze concentratie.

(7)

Uit de aanvullende informatie blijkt dat het oorspronkelijke plan substantieel is gewijzigd en dat nieuwe maatregelen worden voorgesteld. Bij onderhavig besluit wordt de onderzoeksprocedure die de Commissie op 19 augustus 2002 heeft ingeleid, uitgebreid met de hierboven beschreven elementen alsmede het in 2002 gewijzigde herstructureringsplan.

(8)

De besluiten tot enerzijds inleiding van de procedure en anderzijds uitbreiding ervan moeten als een onlosmakelijk verbonden geheel worden beschouwd.

2.   BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

2.1.   Doel en begunstigde van de maatregel

(9)

De betreffende steun met als titel „herstructureringssteun aan de SNCM” is na het besluit van de Commissie van 19 augustus 2002 tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure betreffende de geplande verlening van herstructureringssteun geregistreerd onder nummer C 58/2002 (ex-N 118/2002). De hierna omschreven maatregelen hebben als doel het herstructureringsproces alsmede de verkoop van de Société Nationale Maritime Corse Méditerranée (SNCM) aan de particuliere sector tot een goed einde te brengen om de duurzame levensvatbaarheid van de groep te verzekeren.

(10)

De begunstigde van de steun is de SNCM, die een aantal dochtermaatschappijen in de zeevervoersector overkoepelt en passagiers, auto's en vrachtwagens vervoert op scheepvaartverbindingen naar Corsica, Italië (Sardinië) en de Maghreb (Algerije en Tunesië). Op het moment waarop het nieuwe herstructureringsplan door de Franse autoriteiten werd meegedeeld, was 93,26 % van de SNCM in handen van de Compagnie Générale Maritime et Financière (hierna „CGMF” genoemd) en 6,74 % in handen van de Société nationale des chemins de fer Français (SNCF), beide voor 100 % staatsondernemingen. Na afloop van het privatiseringsproces bezit Butler Capital Partners 38 % van het kapitaal van de SNCM, Veolia Transport 28 %, behoudt CGMF 25 % en is 9 % van het kapitaal in handen van de werknemers.

(11)

Er dient op te worden gewezen dat de geregelde lijnvaartdiensten tussen de havens van het Franse vasteland en Corsica sinds 1948 onder een openbaredienstcontract vallen. Krachtens een aanvankelijk voor de duur van 25 jaar gesloten kaderovereenkomst waren de SNCM en de Compagnie méridionale de navigation (CMN) (6) tussen 1976 en 2001 de concessiehouders voor de dienst (7). Overeenkomstig de geldende communautaire regelgeving (8) en na een Europese aanbesteding door de Corsicaanse overheid (9) hebben de SNCM en de CMN samen, in ruil voor financiële compensaties, het contract voor de dienst vanuit Marseille naar Corsica in de wacht gesleept voor de periode 2002-2006. Het openbaredienstcontract loopt eind 2006 ten einde. Voor de hierboven omschreven zeevaartdienst wordt een nieuwe Europese aanbesteding uitgeschreven door het Office des transports de la Corse (10). Het openbaredienstcontract dient in de herfst te worden aanbesteed en treedt op 1 januari 2007 in werking.

2.2.   Vernietiging van de beschikking van 9 juli 2003 door het arrest van het Hof van 15 juni 2005 en de juridische gevolgen daarvan

(12)

Naar aanleiding van de aanmelding van herstructureringssteun voor een bedrag van 76 miljoen EUR in 2002 heeft de Commissie in haar beschikking van 2003 aan de toekenning van herstructureringssteun aan de SNCM, betaalbaar in twee schijven — één schijf van 66 miljoen EUR en een nog te bepalen bedrag van maximaal 10 miljoen EUR — een aantal voorwaarden gekoppeld inzake de instandhouding van de vloot (11 schepen), de verkoop van directe en indirecte participaties in bepaalde maatschappijen, de afwezigheid van price-leadergedrag op de verbindingen met Corsica en het aanbieden van een bepaald aantal scheepsverbindingen naar Corsica.

(13)

Er dient op te worden gewezen dat de Franse staat na de beschikkingen van 2003 en 2005 van de in 2002 aangemelde 76 miljoen EUR herstructureringssteun reeds 69,29 miljoen EUR heeft betaald aan de SNCM. In de beschikking van 2003 heeft de Commissie geoordeeld dat van dat laatste bedrag 53,48 miljoen EUR op grond van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag kan worden beschouwd als compensaties van de Franse Republiek voor de verliezen die de SNCM heeft gemaakt voor de naleving van haar openbaredienstverplichtingen in de periode 1991-2001.

(14)

Op 15 juni 2005 heeft het Hof de beschikking van 2003 vernietigd vanwege een foutieve beoordeling van de minimale omvang van de steun. Het Hof was van oordeel (11) dat „de Commissie verplicht was rekening te houden met de volledige netto-opbrengsten van de overeenkomstig her herstructureringsplan uitgevoerde verkopen (12)” en dat zij voor de berekening van de nodige steun derhalve geen rekening mag houden met de „ruime beschikbare middelen (13) waarover de SNCM kan beschikken”. In hetzelfde arrest verzoekt het Hof (14) de Commissie de aard van de staatssteun, of minstens een deel daarvan, opnieuw te onderzoeken in het licht van het arrest Altmark Trans versus Regierungspräsidium Magdeburg.

(15)

Als gevolg van het arrest van 15 juni 2005 wordt de bij beschikking van 19 augustus 2002 ingeleide formele onderzoeksprocedure heropend en worden alle latere beschikkingen die zijn gebaseerd op de beschikking van 2003 nietig. Als gevolg van het arrest en de nietigverklaring door het Hof dient de Commissie een nieuw besluit te nemen en de volledige of een deel van de in 2002 aangemelde herstructureringssteun opnieuw te onderzoeken in het licht van het arrest Altmark Trans.

(16)

Het voornoemde arrest zal wellicht geen invloed hebben op de totale omvang van de goedgekeurde steun. In haar beschikking van 16 maart 2005 heeft de Commissie de onnauwkeurigheden van de beschikking van 2003 rechtgezet en haar berekeningen gebaseerd op ex post  (15) vastgestelde netto-opbrengsten van de diverse verkopen. Dit betekent dat de Commissie ten volle rekening heeft gehouden met de netto-opbrengsten uit de verkoop van onroerende goederen.

2.3.   Samenvatting van het herstructureringsplan van 2002

(17)

De in 2002 aangemelde steun behelst een herkapitalisering van de SNCM via haar moedermaatschappij, CGMF, voor een bedrag van 76 miljoen EUR, waarvan 46 miljoen EUR herstructureringskosten (16). Door deze kapitaalverhoging zou het eigen vermogen stijgen van 30 tot 106 miljoen EUR.

(18)

Overeenkomstig de richtsnoeren van 1999 hebben de Franse autoriteiten bij de Commissie een plan voor de herstructurering van de SNCM ingediend waarbij de verschillende vaartuigen over de diverse lijnen worden herverdeeld; de vloot met vier vaartuigen wordt ingekrompen; het aantal personeelsleden wordt met 12 % verminderd en twee dochtermaatschappijen worden afgestoten: de Compagnie Maritime Toulonnaise en de Corsica Marittima, waarvan de activiteiten door de SNCM worden overgenomen.

2.4.   Herinnering aan de twijfels die de Commissie bij het inleiden van de procedure heeft geuit

(19)

Bij de inleiding van de onderzoeksprocedure had de Commissie weliswaar bevestigd dat de SNCM de kenmerken van een bedrijf in moeilijkheden vertoont, maar had zij tevens haar twijfels geuit over de verenigbaarheid van de aangemelde maatregelen met de criteria van punt 3.2.2 van de richtsnoeren van 1999, die op dat moment van toepassing waren, namelijk dat er geen sprake is van staatssteun, de levensvatbaarheid van de onderneming wordt hersteld en geen ongeoorloofde concurrentieverstoring ontstaat.

2.5.   De na de vernietiging door het Hof door Frankrijk voorgestelde nieuwe analyse van het in 2002 aangemelde herstructureringsplan

(20)

In het kader van de huidige procedure heeft Frankrijk de Commissie gevraagd een bedrag van 53,48 miljoen EUR, dat deel uitmaakt van de 76 miljoen EUR herstructureringssteun die in 2002 is aangemeld, als vergoeding voor de ontoereikende compensaties in het kader van de openbaredienstcontracten van 1991 en 1996, opnieuw te onderzoeken in het licht van de criteria die het Hof in zijn arrest van 24 juli 2003 in de zaak Altmark heeft vastgesteld, om te bepalen of deze vergoeding al dan niet moet worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en zo ja, of ze verenigbaar is met artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag.

(21)

In beide gevallen is Frankrijk de mening toegedaan dat voor de herstructurering van 2002 niet een bedrag van 76 miljoen EUR in aanmerking moet worden genomen, maar slechts 15,81 miljoen EUR en dat dit bedrag moet worden opgeteld bij de in 2006 aangemelde maatregelen en samen daarmee moeten worden onderzocht. Daar het totale bedrag voor de herstructurering van 2002 bovendien lager zou liggen dan de aanvankelijk aangemelde 76 miljoen EUR, verzoeken de Franse autoriteiten de Commissie om een herziening van de bij de beschikking van de Commissie van 9 juli 2003 opgelegde compenserende maatregelen.

2.6.   De nieuwe maatregelen

(22)

De Franse autoriteiten hebben eveneens een aantal wijzigingen meegedeeld aan het in 2002 aangemelde herstructureringsplan.

(23)

Ondanks het herstelplan van 2002 is de financiële en economische situatie van de SNCM er in 2004 en 2005 sterk op achteruit gegaan. Deze situatie heeft de directie van de onderneming ertoe aangezet, in overleg met de staat als aandeelhouder, in januari 2005 op zoek te gaan naar een privé-partner om een aantal dringende maatregelen te nemen. Op 13 oktober2005 werd met een aantal privé-investeerders (Butler Capital Partners en Veolia Transport (Connex)) een overeenkomst bereikt over de herkapitalisering van de SNCM. Om een gedeeltelijke verkoop van de SNCM aan de particuliere sector mogelijk te maken was het de bedoeling dat de CGMF voorafgaand aan de verkoop voor een bedrag van 142,5 miljoen EUR zou inschrijven op de volledige kapitaalverhoging van de SNCM en een deel van de sociale verbintenissen van de SNCM, namelijk de mutualiteits- en pensioenlasten, die worden geraamd op een bedrag van 15,5 miljoen EUR (op een totaal van 158 miljoen EUR), ten laste zou nemen. Een tweede kapitaalinjectie van 35 miljoen EUR zou gezamenlijk worden ingebracht door Veolia, BCP en de staat via de CGMF ( 8,75 miljoen EUR). Ten slotte werd voorzien in aanvullende sociale maatregelen voor een bedrag van 38,5 miljoen EUR. Met het oog op een eventuele vermindering van de werkgelegenheid bij de overname dient de CGMF dit bedrag ten bate van de werknemers van de onderneming op een geblokkeerde rekening te storten. Op dit moment zijn alle voornoemde maatregelen uitgevoerd.

(24)

Frankrijk is van oordeel dat de financiële injectie van ongeveer 158 miljoen EUR niet als steun mag worden beschouwd omdat dit bedrag lager ligt dan de kosten die zouden zijn veroorzaakt door de sluiting van de onderneming. Voorts is de Franse overheid van mening dat de tweede herkapitalisering van 8,75 miljoen EUR als een voorzichtige investering dient te worden beschouwd aangezien ze samen met andere investeringen is gedaan, lager blijft dan de inbreng van de privé-investeerders BCP en Veolia Transport en jaarlijks een vast rendement oplevert van […] (17) %. De aanvullende financiële maatregelen van 38,5 miljoen EUR worden door Frankrijk beschouwd als individuele bijstand die de onderneming geen voordeel oplevert en derhalve niet als steun mag worden beschouwd.

3.   BEOORDELING

(25)

De Commissie constateert dat de door de Franse autoriteiten na de vernietiging van de beschikking van 2003 meegedeelde aanvullende informatie afwijken van de oorspronkelijke aanmelding van 18 februari 2002 en dat met name een aantal nieuwe maatregelen worden voorgesteld. Onderhavig besluit vormt dan ook een uitbreiding van de onderzoeksprocedure van de Commissie van 2002, waarbij ook die nieuwe elementen in overweging worden genomen.

(26)

In het licht van het arrest Altmark Trans maakt de Commissie voorbehoud bij de stelling dat het bedrag van € 53,48 miljoen euro dat in 2002 is aangemeld, niet als steun moet worden beschouwd. Zij is van menig dat de parameters voor de berekening van de compensaties voor openbaredienstverplichtingen vooraf niet op een objectieve en transparante wijze zijn vastgesteld en dat het, omdat in 1991 en 1996 geen aanbestedingen hebben plaatsgevonden, derhalve bijzonder moeilijk blijkt om aan te tonen dat het niveau van de compensaties berekend is op basis van een analyse van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde en behoorlijk uitgerust onderneming, zou hebben gemaakt om de betrokken prestaties te leveren.

(27)

De Commissie drukt eveneens haar twijfels uit over de nieuwe elementen die de Franse autoriteiten aan de Commissie hebben meegedeeld. Zij heeft in dit stadium van de procedure met name reserves betreffende de hoedanigheid van de CGMF en de Franse staat, die voorafgaand aan de verkoop van de meerderheid van de SNCM een herkapitalisering hebben doorgevoerd, als privé-investeerder en de stelling dat er geen sprake is van steun. Indien de Commissie tot het besluit zou komen dat het om steun gaat, blijft het echter twijfelachtig of de financiële maatregelen kunnen worden verantwoord op grond van de richtsnoeren voor staatssteun voor de redding en herstructurering van ondernemingen. De SNCM lijkt inderdaad te beantwoorden aan de criteria van de richtsnoeren voor ondernemingen in moeilijkheden, maar de elementen waarover de Commissie op dit moment beschikt, zijn ontoereikend om haar toe te laten na te gaan of de steun niet verder gaat dan het noodzakelijke minimum voor de herstructurering, dat het herstructureringsplan de levensvatbaarheid van de onderneming waarborgt en dat mogelijke concurrentieverstoring wordt vermeden.

(28)

De Commissie wijst erop dat de slaagkansen van de onderneming nauw verbonden zijn met de gunning van het openbaredienstcontract voor de verbindingen tussen Marseille en Corsica voor de periode van 1 januari 2007 en 31 december 2012 en dat er onzekerheid bestaat over de levensvatbaarheid van de onderneming indien de SNCM deze opdracht niet zou binnen halen.

(29)

De Commissie uit eveneens haar twijfels over de tweede herkapitalisering van 8,75 miljoen EUR alsmede de aanvullende sociale maatregelen van 38,5 miljoen EUR.

Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad kan alle onrechtmatig verleende steun van de begunstigde worden teruggevorderd.

TEKST VAN DE BRIEF

„Par la présente, la Commission a l'honneur d'informer la France qu'après avoir examiné les informations fournies par vos autorités sur la mesure citée en objet, elle a décidé d'ouvrir la procédure prévue à l'article 88, paragraphe 2, du traité CE.

1.   ASPECTS PROCÉDURAUX

1.1.   Eléments de procédure afférents à la décision de la Commission du 9 juillet 2003 concernant l'aide à la restructuration en faveur de la Société Nationale Maritime Corse — Méditerranée

(1)

Par lettre du 18 février 2002, la République française a notifié à la Commission un projet d'aide à la restructuration en faveur de la Société Nationale Maritime Corse-Méditerranée (ci-après “la SNCM”). L'aide à la restructuration proposée consistant à recapitaliser la SNCM, par le biais de la Compagnie Générale Maritime et Financière (ci-après “la CGMF”), d'un montant de 76 millions d'EUR, portant ainsi les capitaux propres de la SNCM de 30 millions à 106 millions d'EUR. Cette aide a été enregistrée par la Commission en tant qu'aide notifiée sous la référence N 118/2002. La notification avait été complétée par des lettres des autorités françaises en date du 3 juillet 2002 (18).

(2)

Au moment de la notification du plan de restructuration de 2002 la SNCM était détenue à 80 % par la CGMF, qui avait repris la participation de la Compagnie générale transatlantique, et à 20 % par la SNCF. L'État français détient directement 100 % de la CGMF. La SNCM est devenue filiale de la CGMF en 1992, en lieu et place de la Compagnie générale maritime (CGM) qui a été par la suite restructurée recapitalisée et privatisée.

(3)

Le 19 août 2002, la Commission a décidé d'ouvrir la procédure formelle d'investigation prévue à l'article 6 du règlement (CE) no 659/1999 du Conseil du 22 mars 1999 portant modalités d'application de l'article 93 du traité CE (19), le dossier étant enregistré sous la nouvelle référence C 58/2002.

(4)

Par télécopie du 11 septembre 2002 (20), les autorités françaises ont demandé la correction de quelques erreurs factuelles dans la décision du 19 août 2002. Par lettre également du 11 septembre 2002, les autorités françaises ont demandé un délai supplémentaire pour apporter leurs commentaires à la décision du 19 août 2002. Par lettre du 17 septembre 2002, les services de la Commission ont accordé un mois supplémentaire à la France afin qu'elle puisse préparer sa réponse.

(5)

Par lettre du 8 octobre 2002 (21), les autorités françaises ont apporté à la Commission des observations sur la décision du 19 août 2002 ouvrant la procédure, en insistant sur l'avancement de la mise en œuvre du plan de restructuration.

(6)

Par lettre du 15 octobre 2002 (22), les autorités françaises ont rappelé l'urgence de publier la décision d'ouverture de la procédure formelle d'investigation au Journal officiel des Communautés européennes.

(7)

Par télécopie du 19 novembre 2002, les autorités françaises ont transmis copie des conventions d'avance de trésorerie entre la SNCM et la Compagnie Générale Maritime et Financière (CGMF) ainsi que les preuves du remboursement de l'avance de la CGMF à la SNCM par deux virements en date des 13 mai et 14 juin 2002.

(8)

La Commission a adopté une décision le 27 novembre 2002 modifiant la décision du 19 août 2002, décision qu'elle a transmise à la Représentation permanente de la France auprès de l'Union européenne par lettre du 29 novembre 2002. Suite à cela, la décision de la Commission d'ouvrir la procédure formelle d'investigation dans la présente affaire a pu être publiée le 11 décembre 2002 au Journal officiel des Communautés européennes  (23). Les parties intéressées ont été invitées à présenter leurs observations sur le projet d'aide à compter de cette date.

(9)

À la demande des autorités françaises, ces dernières ont pu avoir avec les services de la Commission une première réunion de travail le 24 octobre 2002, puis une seconde le 3 décembre 2002.

(10)

La Commission a reçu des observations de la part de deux entreprises, Corsica Ferries et le groupe Stef-TFE, et de différentes collectivités territoriales. Elle a transmis par lettres des 13 et 16 janvier et des 5 et 21 février 2003 leurs observations à la France en lui donnant la possibilité de les commenter.

(11)

Par lettre également du 16 janvier 2003, les services de la Commission ont envoyé une demande de renseignements complémentaires conformément aux dispositions de l'article 5 du règlement (CE) no 659/1999.

(12)

Par lettre du 10 février 2003 (24), les autorités françaises ont développé des arguments visant à démontrer que le projet d'aide respecte en tout point les lignes directrices communautaires pour les aides d'État au sauvetage et à la restructuration des entreprises (25) (ci-après dénommées “les lignes directrices de 1999”) ainsi qu'une description des engagements nouveaux sur l'évolution des effectifs et des salaires, sur la maîtrise des consommations intermédiaires et sur la politique tarifaire de la SNCM.

(13)

Par lettre du 13 février 2003 (26), les autorités françaises ont transmis à la Commission des premiers commentaires sur les observations initiales de Corsica Ferries et de Stef-TFE.

(14)

Par lettre du 21 février 2003, les autorités françaises ont répondu aux questions supplémentaires posées dans la lettre du 10 février 2003 des services de la Commission.

(15)

Par télécopie du 25 février 2003 (27), les autorités françaises ont transmis copie du pacte d'actionnaires liant la SNCM et le groupe Stef-TFE, à la demande de la Commission.

(16)

Le 25 février 2003, à la demande des autorités françaises, s'est tenue une réunion de travail entre les services de la Commission et les représentants de l'administration française.

(17)

Par courrier électronique du 14 mai 2003 (28), les autorités françaises ont transmis à la Commission la version provisoire du rapport d'activité de la SNCM pour l'année 2002.

(18)

Par télécopie du 27 mai 2003 (29), les autorités françaises ont transmis à la Commission leurs commentaires supplémentaires sur les documents que Corsica Ferries avait remis aux services de la Commission le 4 février 2003 et que cette dernière a retransmis aux autorités françaises par lettre du 21 février 2003.

(19)

Par décision no 2004/166/CE du 9 juillet 2003, notifiée sous le numéro C(2003) 2153, (ci-après appelée “la décision de 2003”) (30), la Commission a approuvé, sous certaines conditions, l'octroi d'une aide à la restructuration en faveur de la SNCM payable en deux tranches, l'une de 66 millions d'EUR, l'autre d'un montant maximal de 10 millions d'EUR qui sera à déterminer en fonction des produits nets issus des cessions d'actifs réalisés après l'adoption de la décision de 2003.

(20)

Par décision du 8 septembre 2004, notifiée sous le numéro C(2004) 3359, la Commission a apporté une modification marginale à la décision finale de 2003, permettant à la SNCM d'opérer le cas échéant une permutation entre les navires Aviso et Asco au moyen d'une modification de l'article 2 de la décision de 2003.

(21)

Le 13 octobre 2003 la décision de 2003 a fait l'objet d'un recours en annulation devant le Tribunal de première instance des CE (ci-après le “Tribunal”) par le principal concurrent de la SNCM, à savoir Corsica Ferries France (affaire T-349/03).

(22)

Par décision du 16 mars 2005, notifiée sous le numéro C(2004) 4751, la Commission a approuvé le versement d'une seconde tranche de l'aide à la restructuration, d'un montant de 3,3 millions EUR, ce qui a porté le montant total d'aide autorisé à 69 292 400 EUR.

(23)

Le 15 juin 2005, dans l'affaire T-349/03, le Tribunal a annulé la décision de 2003 en raison d'une appréciation erronée du caractère minimal de l'aide. Cet arrêt a également rendu caduque la décision du 16 mars 2005 qui était fondée sur la décision de 2003 annulée par la Tribunal.

1.2.   Rappel historique des autres procédures liées à la décision de la Commission du 9 juillet 2003

(24)

Le 22 décembre 1998, à la suite de plaintes à l'encontre des aides octroyées à Corsica Marittima, filiale de la SNCM pour le transport de passagers entre la Corse et l'Italie, la Commission a communiqué à la République française sa décision (31) d'ouvrir la procédure formelle d'examen des aides au titre de l'article 93, paragraphe 2, du traité CE (devenu article 88, paragraphe 2, CE). Cette affaire a été enregistrée sous la référence C-78/98.

(25)

Le 28 février 2001, à la suite de nouvelles plaintes concernant les aides reçues par la SNCM pour couvrir le coût de ses obligations de service public, la Commission a communiqué à la République française sa décision (32) d'ouvrir la procédure formelle d'examen des aides au titre de l'article 88, paragraphe 2, CE. Cette affaire a été enregistrée sous la référence C-14/01.

(26)

Par décision 2002/149/CE, du 30 octobre 2001 (33), concernant les aides d'État versées par la France à la SNCM, la Commission, clôturant les procédures ouvertes dans les affaires C-78/98 et C-14/01, a estimé que les aides d'un montant de 787 millions d'EUR octroyées à la SNCM, pour la période entre 1991 et 2001, à titre de compensation des obligations de service public assurées vers la Corse à partir des trois ports de la France continentale, à savoir Nice, Toulon et Marseille, par la SNCM étaient compatibles avec le marché commun, en application de l'article 86, paragraphe 2, CE. Cette décision n'a pas fait l'objet d'un recours en annulation devant le Tribunal.

(27)

Le 20 décembre 2001, les autorités françaises ont notifié à la Commission une avance de trésorerie de la CGMF à la SNCM d'un montant de 22,5 millions d'EUR au titre d'aide au sauvetage. Cette aide a été enregistrée sous la référence NN 27/2002 (ex N 849/2001), ayant déjà été partiellement versée à la SNCM.

(28)

Par décision du 17 juillet 2002 notifiée sous la référence C (2002) 2611 fin (34), la Commission a autorisé l'aide au sauvetage en faveur de la SNCM dans le cadre de la procédure préliminaire d'examen des aides prévue par l'article 88, paragraphe 3, CE. Dans sa décision, la Commission a relevé que l'aide notifiée remplissait les cinq critères prévus à cet égard par les lignes directrices de 1999 (35), en particulier l'engagement par l'État français de notifier un plan de restructuration. Cette décision n'a pas fait l'objet d'un recours en annulation devant le Tribunal.

1.3.   Nouveaux éléments de procédure (concernant deux recapitalisations de la SNCM, certaines mesures à caractère sociale à destination des salariés et sa privatisation)

(29)

Les autorités françaises ont transmis à la Commission par courrier du 25 octobre 2005 (36) des informations relatives à la situation financière de la compagnie depuis la notification du plan d'aide à la restructuration du 18 février 2002.

(30)

Le 17 novembre 2005 (37) les autorités françaises ont fourni des éléments relatifs à l'actualisation du plan de restructuration et à la reconstitution des capitaux propres de la SNCM. Des compléments d'information ont été transmis par courrier du 30 novembre 2005 (38), du 14 décembre 2005 (39) et du 30 décembre 2005 (40). Le 15 mars 2006 (41) une note de synthèse sur le marché, le business plan (partie revenus) et le compte de résultats prévisionnels ont été transmis à la Commission. D'autres documents ont été remis aux services de la Commission à l'occasion de la rencontre avec les autorités française le 28 mars 2006 et par courrier électronique du 7 avril 2006 (42).

(31)

Le 21 avril 2006 un projet de concentration, par lequel les entreprises Veolia Transport et Butler Capital Partners acquièrent le contrôle en commun de la SNCM (43), a été notifié aux services compétents de la Commission au titre de l'article 4 du règlement (CE) no 139/2004 du Conseil (44). Une décision approuvant cette opération a été adoptée par la Commission le 29 mai 2006 (45).

(32)

Par lettre du 21 juin 2006 (46) les autorités françaises ont transmis à la Commission l'arrêté du 26 mai 2006 du ministère de l'économie, des finances et de l'industrie approuvant des opérations financières réalisées par la compagnie CGMF, le décret no 2006-606 du 26 mai 2006 portant transfert de la SNCM au secteur privé ainsi que l'arrêté du 26 mai 2006 portant approbation des opérations financières réalisées par la SNCF.

(33)

Des renseignements concernant la délégation de service public et les aides à caractère sociales relatifs à la desserte de la Corse ont été transmis le 7 juin 2006 (DG TREN/A/24111).

2.   DESCRIPTION DE LA MESURE

2.1.   Titre de la mesure

(34)

L'aide en cause s'intitule “aide à la restructuration en faveur de la SNCM”, dossier enregistré sous le numéro C 58/2002 (ex N 118/2002), suite à la décision de la Commission du 19 août 2002 d'ouvrir la procédure formelle d'investigation à l'égard du projet d'aide.

2.2.   Objectif de l'aide

(35)

Les mesures décrites ci-après visent à mener à bien le processus de restructuration et de cession de la Société Nationale Maritime Corse Méditerranée (SNCM) au secteur privé afin d'assurer la viabilité durable du groupe.

2.3.   Bénéficiaire

(36)

Le bénéficiaire de l'aide est la Société Nationale Maritime Corse Méditerranée (SNCM) qui regroupe plusieurs filiales dans le secteur maritime et qui effectue du transport maritime de passagers, voitures et poids lourds sur les liaisons avec la Corse, l'Italie (Sardaigne) et le Maghreb (Algérie et Tunisie). Au moment de la notification du nouveau plan, la SNCM était détenue à 93,26 % par la CGMF à et 6,74 % par la Société nationale des chemins de fer Français (SNCF), toutes deux détenues à 100 % par l'État. À l'issue de l'opération de cession partielle, Butler Capital Partners détient 38 % du capital de la SNCM, Veolia Transport 28 %, la CGMF reste présente à hauteur de 25 % et 9 % est la partie détenue par le salariés.

(37)

Pour ce qui est de la description détaillée des activités de la SNCM, de ses filiales, de la flotte et du marché concerné, la Commission renvoie à la situation comme elle a été décrite dans la décision d'ouverture de 2002. Les modifications intervenues depuis lors seront précisées au fur et à mesure dans la description des faits de la présente décision.

(38)

Il y a lieu de rappeler que les services de transport maritime réguliers entre les ports de la France continentale et de la Corse ont été assurés depuis 1948 dans le cadre d'un service public. La SNCM et la Compagnie méridionale de navigation (CMN) (47) étaient les concessionnaires du service entre 1976 et 2001 en vertu d'une convention cadre conclue initialement pour vingt-cinq ans (48). Conformément aux règles communautaires en vigueur (49) et suite à appel d'offres européen (50) organisé par la collectivité territoriale de Corse (51), la SNCM et la CMN ont remporté conjointement ce contrat portant sur la desserte de la Corse au départ de Marseille en échange de compensations financières pendant la période 2002-2006. La délégation de service public (DSP) venant à échéance fin 2006, le service maritime susindiqué fait l'objet d'un nouvel appel d'offre de l'Office des transports de la Corse (OTC) au niveau européen (52). L'attribution de la délégation de service public doit intervenir à l'automne pour une mise en œuvre au 1er janvier 2007.

(39)

Aux termes du règlement d'appel d'offre et du cahier des charges adoptés par délibération no 06/22 de l'Assemblée de Corse et transmis à la Commission le 7 juin 2006, les conditions et les modalités de la délégation de service public reconduisent, dans les grandes lignes, celles mis en œuvre pour la délégation de service public 2002-2006, en tenant compte de quelques adaptations limitées et une réduction en volume. Ainsi, le service de base, qui permet une desserte régulière fret et passagers de l'Ile par cargos mixtes toute l'année, est reconduit avec quelques évolutions réduites. Pendant les périodes de forte affluence (vacances scolaires, période estivale), le service complémentaire est remplacé par de places supplémentaires sur les mêmes périodes comportant globalement une réduction des capacités de l'ordre de 10 % par rapport à la précédente délégation de service public.

(40)

Les opérateurs intéressés conservent la faculté de faire une offre globale ou de répondre ligne par ligne ou sur plusieurs lignes. Le choix se fera en fonction de l'engagement financier global pour la collectivité territoriale de Corse et des éléments de qualité de service et de développement économique de l'Ile, étant souligné que les offres globales de nature à optimiser la desserte de l'Ile dans son ensemble bénéficieront d'une prise en compte privilégiée.

(41)

La durée de la délégation de service public est fixée à 6 ans, avec une extension possible pour une durée de 7 ans dans la mesure où cette prolongation d'un an permettrait à l'opérateur de faire une réponse plus favorable financièrement à la Collectivité, en permettant notamment un meilleur étalement des frais fixes.

(42)

En parallèle, des obligations de fréquence de dessertes ont été imposées à tous les opérateurs desservant l'île au départ de Toulon et de Nice; sur ces lignes les résidents corses ainsi que d'autres catégories de passagers bénéficient également d'aides sociales mises en place depuis 2002 en vertu de la décision de la Commission du 2 juillet 2002 (53). Par sa délibération no 06/23 du 24 mars 2006, l'Assemblée de Corse a confirmé l'application du dispositif jusqu'au 31 décembre 2013.

2.4.   Rappel des éléments de la décision du 9 juillet 2003 à l'origine de l'arrêt du Tribunal du 15 juin 2005

(43)

Il convient en premier lieu de rappeler que par sa décision de 2003, la Commission a soumis l'octroi d'une aide à la restructuration en faveur de la SNCM, payable en deux tranches, l'une de 66 millions d'EUR, l'autre d'un montant maximal de 10 millions d'EUR à déterminer successivement au respect de plusieurs conditions, liées au maintien de la flotte en l'état (11 navires) (article 2), à la cession de ses participations directes et indirectes dans certaines sociétés (article 3), à l'absence de toute pratique tarifaire de price leadership sur la desserte de la Corse (article 4) et au respect d'un certain nombre de rotations de navires vers la Corse (article 5).

(44)

Dans la notification du 18 février 2002, les autorités françaises avaient indiqué au point 7.2 que:

“Les cessions de navires programmées et inscrites dans le projet industriel portent sur:

le Napoléon (dès aujourd'hui à la vente): pour […] ( (17) millions d'EUR mi 2002,

le Liberté (à la vente à l'issue de la saison estivale 2002) pour […]millions d'EUR fin 2002,

le Monte Rotondo (dès aujourd'hui à la vente): pour […] fin 2002,

le NGV Asco pour […] millions d'EUR mi 2002.

Les autres actifs prévus à la vente concernent trois immeubles de bureaux situés à Marseille et essentiellement loués à des tiers. La cession est prévue courant 2002 pour […] millions d'EUR.

La cession des actifs logés dans les filiales entraînerait à la fois une légère plus-value de cession et une perte de dividende dont le solde est marginal.

L'ensemble de ces cessions représenterait, dans ces conditions, un apport de liquidités de 21 millions d'EUR pour la SNCM, déductions faites des remboursements résiduels”.

(45)

La Commission, dans l'indication de l'estimation des produits nets des cessions prévue par le plan de restructuration de 2002, précise au paragraphe 99 de la décision de 2003 que “Le produit attendu de ces cessions était de 40 millions d'EUR, soit un apport de liquidités (produit net de cession) de 21 millions d'EUR compte tenu des remboursements résiduels. Les navires Monte Rotondo et Napoléon ont été cédés en 2002 pour […] millions d'EUR de produit net de cession et […] millions d'EUR de plus-value comptable. Les navires Liberté et Southern Trader   (54) ont ou auront été cédés en 2003 pour un produit net de cession et une plus-value comptable de […] millions d'EUR. Le total des produits nets de cessions de ces quatre navires s'est avéré supérieur de 1,2 million d'EUR aux hypothèses. Le NGV Asco, prévu pour […] millions d'EUR en produit net de cession et […] millions d'EUR en plus-value comptable, n'a pas encore été cédé”.

(46)

Elle ajoute au paragraphe 101 que “Parallèlement, la société avait prévu dans son plan de restructuration de céder les actifs immobiliers logés dans ses filiales (bureaux à Marseille). Ils ont été effectivement cédés en 2003 pour 12 millions d'EUR de produit net de cession et pour une plus-value comptable de 5,1 millions d'EUR”.

2.5.   Raison ayant conduit le Tribunal à annuler la décision de 2003

(47)

Le 15 juin 2005 le Tribunal a jugé (55) que “la Commission avait l'obligation de prendre en compte l'intégralité du produit net des cessions réalisées en exécution du plan de restructuration” (56) et qu'à cet égard elle ne pouvait “effectuer une évaluation dans les grandes masses des liquidités à la disposition de la SNCM” (57) pour calculer le besoin d'aide. Sur base de ces considérations, le Tribunal a jugé que la Commission “ne pouvait pas, sans commettre d'erreur manifeste d'appréciation, retenir uniquement, pour la détermination du caractère minimal de l'aide au considérant 328 de la décision attaquée, l'évaluation de 21 millions d'EUR prévue par le plan de restructuration pour la cession des actifs navals” (58).

(48)

Au point 319 de l'arrêt le Tribunal a ajouté que: “En conséquence, dès lors que la détermination du caractère minimal de l'aide revêt une importance essentielle dans l'économie générale de la décision attaquée (arrêt Westdeutsche Landesbank Girozentrale/Commission, point 62 supra, point 420) et qu'il n'appartient pas au Tribunal, dans le cadre du contentieux de l'annulation, de substituer sa propre appréciation à celle de la Commission (arrêt SNCF et British Railways/Commission, point 309 supra, point 64), il y a lieu de prononcer l'annulation de cette décision, sans qu'il soit besoin d'examiner le bien-fondé des griefs avancés par la requérante concernant les conditions imposées par la décision attaquée”.

(49)

Toutefois, le Tribunal a indiqué (59) qu'il “ ne saurait, en particulier, être exclu que la Commission, notamment à la lumière de l'arrêt Altmark Trans et Regierungspräsidium Magdeburg (point 105 supra), puisse porter une appréciation nouvelle sur la nature d'aide d'État de la mesure en cause ou, du moins, d'une partie de celle-ci, au regard de l'article 87, paragraphe 1, CE, et qu'elle soit amenée à modifier, le cas échéant, les conditions imposées par la décision attaquée, pour autant que lesdites conditions demeurent nécessaires eu égard au montant de la mesure constituant une aide d'État (voir, en ce sens, arrêt SNCF et British Railways/Commission, point 309 supra, point 64)”.

2.6.   Conséquences juridiques de l'arrêt du Tribunal du 15 juin 2005

(50)

L'arrêt du 15 juin 2005, en annulant la décision de 2003 a pour conséquence de renvoyer la Commission au stade de la procédure formelle d'examen ouverte par décision du 19 août 2002 et de rendre caduques toutes les décisions ultérieures prises sur la base de la décision de 2003 annulée, à savoir les décisions des 8 septembre 2004 et 16 mars 2005. Dès lors, il appartient à la Commission d'adopter une nouvelle décision finale qui corrige l'erreur manifeste d'appréciation identifiée par le Tribunal dans le dispositif de son jugement tenant compte également des motifs qui ont amené le Tribunal à annuler la décision de 2003 comme l'exige l'article 233 du traité CE..

(51)

Pour ce qui concerne le montant total de l'aide déclarée compatible, l'arrêt susmentionné ne devrait toutefois pas avoir pour effet de le remettre en cause. En effet, la Commission a, dans sa décision du 16 mars 2005, mis un terme aux imprécisions présentes dans la décision de 2003, en établissant ses calculs sur la base des chiffres de produits nets de cessions constatés ex post  (60). Ainsi, la Commission a pleinement pris en compte le produit net de la cession des biens immobiliers. En conséquence, bien que l'arrêt du 15 juin 2005 ait pour conséquence de rendre caduque cette décision il n'a pas d'impact sur le calcul du montant cumulé des deux tranches approuvées qui, prises dans leur ensemble n'ont pas dépassé le besoin d'aide réel de la SNCM résultant du plan de restructuration notifié en 2002.

(52)

À cet effet, la Commission estime utile de reproduire le tableau 3 de la décision de 2005.

TABLEAU 3

Calcul ex post du besoin d'aide et du montant admissible de la seconde tranche d'aide

Calcul du besoin d'aide

Montants retenus dans la décision finale

(EUR)

Montants définitifs

(EUR)

Compensation pour OSP

53 480 000

53 480 000

Coût du plan de restructuration

46 000 000

46 000 000

Produit net des cessions prévues au plan de restructuration

-21 000 000 (61)

-25 165 000

Produit net des cessions exigées par la décision finale

-10 000 000 (61)

-5 022 600

Besoin d'aide

68 480 000 (61)

69 292 400

Tranche I

66 000 000

66 000 000

Tranche II

indéterminé

3 292 400

(53)

Au-delà de la nécessité pour la Commission de prendre une nouvelle décision à la suite de l'annulation par le Tribunal, elle devra examiner la totalité ou une partie du montant notifié en 2002 en tant qu'aide à la restructuration à la lumière de l'arrêt Altmark Trans, comme cela a été suggéré par le Tribunal au point 320 de son arrêt.

(54)

La Commission note que les informations complémentaires transmises par les autorités françaises postérieurement à l'annulation de la décision de 2003 modifient la notification initiale du 18 février 2002, en complétant les mesures prévues initialement. En conséquence, la présente décision constitue une extension de la procédure d'enquête de la Commission de 2002 reposant également sur ces nouveaux éléments.

(55)

La République française et les autres parties intéressées seront appelées à faire parvenir leurs commentaires sur ces seuls nouveaux éléments de fait, dans la mesure où elles ont déjà eu l'occasion d'exprimer leurs points de vue sur les faits antécédents dans le cadre de la procédure administrative préalable à l'adoption de la décision de 2003 et leurs droits procéduraux ayant en conséquence été respectés à cet égard.

(56)

Aux fins de l'adoption de la décision finale, la présente décision d'extension de procédure et la décision d'ouverture de 2002 doivent être regardées comme formant un ensemble indissociable.

2.7.   Rappel du plan de restructuration notifié le 18.2.2002

(57)

L'aide à la restructuration notifiée en 2002 consistait à recapitaliser la SNCM, via sa société mère, la CGMF, d'un montant de 76 millions d'EUR, dont 46 millions d'EUR au titre de charges de restructuration (62). Cette augmentation de capital porterait ainsi ses capitaux propres de 30 millions d'EUR à 106 millions d'EUR.

(58)

Conformément aux lignes directrices de 1999, les autorités françaises avaient soumis à la Commission un plan de restructuration pour la SNCM portant sur quatre points:

le redéploiement de ses navires entre les différentes lignes;

une réduction de quatre navires de sa flotte;

une baisse des effectifs d'environ 12 %;

la suppression de deux de ses filiales, la Compagnie Maritime Toulonnaise et la société Corsica Marittima, dont les activités seraient reprises par la SNCM.

2.8.   Rappel des doutes de la Commission du 19 août 2002

(59)

Dans son ouverture de la procédure d'enquête, la Commission, tout en reconnaissant à la SNCM le caractère d'entreprise en difficulté, avait exprimé ses doutes quant à la compatibilité de la mesure notifiée avec les critères exposés au point 3.2.2 des lignes directrices de 1999 en vigueur à l'époque.

(60)

La Commission avait notamment soulevés les points suivants:

a)   Retour à la viabilité:

doutes sur le retour à la viabilité de l'entreprise dus au fait que le plan de restructuration n'indiquait pas comment l'entreprise allait réduire ses pertes sur les lignes faisant autrefois l'objet d'obligations de service public;

doutes sur le fait que le plan de restructuration proposé fut en mesure de garantir la viabilité de l'entreprise dans l'hypothèse où la SNCM n'obtiendrait pas après 2006 la délégation de services publics relatif aux obligations de service public sur les liaisons entre Marseille et la Corse;

besoin de vérifier que l'aide à la restructuration ne servirait pas à combler les pertes d'exploitation passées et que le plan de restructuration y afférent mettrait l'entreprise en état de dégager à l'avenir des bénéfices d'exploitation.

b)   Prévention de distorsions de concurrence indues:

doutes sur l'efficacité du plan de restructuration à atténuer les conséquences de l'aide pour les concurrents car il ne semblait pas apporter de mesures concrètes pour contribuer à assainir l'excédent de l'offre sur le marché. Ces doutes étaient renforcés par le programme ambitieux de la SNCM d'achat de navires pour le renouvellement de sa flotte, alors que les résultats d'exploitation du groupe étaient restés relativement faibles sur la période 1997-2001.

c)   Limitation de l'aide au minimum:

Le plan de restructuration ne fournissait pas suffisamment d'explications sur la fixation du montant de la recapitalisation. Doutes sur la méthode retenue par les autorités françaises justifiant le montant de 76 millions d'EUR pour la recapitalisation se basant sur une simulation financière qui n'exposait pas clairement toutes les hypothèses sous-jacentes.

2.9.   La nouvelle analyse proposée par la France du plan de restructuration notifié en 2002 suite à l'arrêt d'annulation du Tribunal

(61)

L'exécution de l'arrêt du Tribunal nécessite l'adoption d'une nouvelle décision finale qui doit, par la même occasion, intégrer les nouvelles mesures communiquées par la République française. Une décision d'extension de la procédure d'examen existante doit dès lors être adoptée afin d'entendre les autorités françaises et les parties intéressées comme l'exige le règlement de procédure aides no 659/99.

(62)

L'examen des informations transmises à la Commission nécessite, d'après la République française, dans un premier temps, de régulariser l'analyse du plan initialement notifié pour tenir compte de l'arrêt du Tribunal du 15 juin 2005 puis, dans un second temps, d'examiner la conformité de l'ensemble formé du plan initial régularisé et des mesures nouvelles sur la base des les lignes directrices communautaires concernant les aides d'État au sauvetage et à la restructuration d'entreprises en difficulté. Par ailleurs, il est demandé à la Commission de constater que l'ensemble des mesures nouvelles, qui ont mené à la cession de la SNCM à des opérateurs privés, ne comporte aucun élément d'aide d'État.

(63)

Il convient de rappeler que suite aux décisions de 2003 et 2005, l'État français a versé 69,29 millions d'EUR à la SNCM des 76 millions d'EUR notifiés en tant qu'aide à la restructuration en 2002. Sur ce dernier montant, la Commission avait considéré dans sa décision de 2003 (point 258), que 53,48 millions d'EUR pouvaient être appréciés au titre de l'article 86 § 2 du traité comme compensation de services publics versée par la République française afin de compenser les pertes subies par la SNCM du fait d'obligations de service public supportées par cette société pour l'ensemble de la période 1991-2001. Néanmoins, ce montant faisant partie d'une somme globale plus importante notifiée au titre d'aide à la restructuration, la Commission avait décidé d'apprécier le tout à ce titre.

(64)

Les autorités françaises, en se référant à l'arrêt du Tribunal du 15 juin 2005 précité, invitent la Commission, dans leur courrier du 7 avril 2006, à considérer qu'en raison de sa nature de “compensation de service public”, une partie de l'aide à la restructuration de 2002, notamment le montant de 53,48 millions d'EUR, ne soit pas qualifiée de mesure prise dans le cadre d'un plan de restructuration mais de non-aide au titre de la jurisprudence Altmark (63) ou comme une mesure autonome et indépendante du plan de restructuration au titre de l'article 86 § 2 du traité.

2.9.1.   Appréciation par les autorités françaises des 53,48 millions d'EUR à la lumière de la jurisprudence Altmark Trans

(65)

La France souligne que le Tribunal, au paragraphe 320 de l'arrêt du 15 juin 2005, a insisté sur le fait que, dans l'exécution de cet arrêt, il ne pouvait pas être exclu que la Commission soit amenée à requalifier tout ou partie des mesures initialement notifiées à la Commission et autorisées par elle dans ses décisions du 9 juillet 2003 et du 16 mars 2005, notamment à la lumière de l'arrêt rendu par la Cour de Justice le 24 juillet 2003 dans l'affaire Altmark Trans soit quelques jours après la décision du 9 juillet 2003.

(66)

Elle affirme, dans la note du 30 décembre 2005, que l'intervention financière étatique de 53,48 millions d' EUR ne devrait pas être considérée comme procurant un avantage à l'entreprise bénéficiaire, car les quatre conditions établies par la jurisprudence Altmark (64) seraient remplies. L'analyse des autorités françaises se concentre en fait sur le respect de la quatrième condition.

(67)

À cet égard, elles soulignent, en premier lieu, les difficultés d'interprétation de la jurisprudence précitée et le fait que son application peut s'avérer délicate dans la mesure où elle est postérieure à la convention de service public signée avec la SNCM et la CMN.

(68)

La France souligne, en outre, que l'opérateur public aurait été le seul à pouvoir satisfaire aux obligations de service public en termes de régularité annuelle et fréquence de service et cela malgré l'arrivée en 1996 d'un opérateur privé, lequel n'exploitait que certaines lignes et uniquement pendant la haute saison. Il n'existerait d'ailleurs pas stricto sensu d'entreprise dont les coûts pourraient servir de référence pour déterminer si le niveau de la compensation octroyée à la SNCM dépasserait ou non les coûts nécessairement occasionnés par l'exécution des obligations de service public. Il serait donc délicat, d'après les autorités françaises, d'opérer une comparaison entre la structure de coûts de la SNCM et celle d'autres compagnies maritimes, compte tenu des spécificités de l'activité et du marché de cette dernière.

(69)

Les autorités françaises précisent toutefois que la SNCM se serait comportée comme une entreprises moyennement bien gérée, que ses pertes ne seraient pas à imputer à une mauvaise gestion mais à la rigidité des conventions souscrites en 1991 et 1996 ainsi qu'au bouleversement soudain du marché historique de cette compagnie dû au passage d'une situation de monopole à un environnement fortement concurrentiel.

(70)

La République française estime que dans la décision de 2003 la Commission, ayant rejeté tous les arguments avancés par les plaignants tendant à démontrer que la SNCM aurait fait l'objet d'une mauvaise gestion sur la période 1991-2001, aurait elle-même implicitement estimé que la SNCM avait été gérée de manière appropriée et satisfaisante sur la période concernée au regard du 4ème critère Altmark.

(71)

La France considère en outre qu'une comparaison se fondant sur les éléments disponibles relatifs à la structure de coûts de Corsica Ferries et à celle de la SNCM, compagnies n'opérant d'ailleurs pas sur le même marché, serait loin de contredire la présomption de bonne gestion de la SNCM, surtout parce qu'ils ne permettent nullement de prendre en considération une partie non négligeable des coûts de l'activité de service public qui concerne le transport de marchandises.

(72)

Les autorités françaises ont fourni, dans leur courrier du 8 octobre 2002 (A/10050), des éléments, selon elles, aptes à démontrer que la structure des coûts d'exploitation de la SNCM pour la période 1991 à 2001 était très comparable à celle d'entreprises similaires de transport maritime de passagers, telles que Brittany Ferries, Seafrance et la CMN. En particulier, s'agissant de cette dernière, les autorités françaises auraient jugé de l'efficacité de la SNCM en comparant l'activité de cargos mixtes. Ces deux compagnies opèreraient en effet dans un contexte similaire, avec des navires quasi équivalents (3 cargos mixtes pour la CMN et 4 cargos mixtes pour la SNCM) et vers des destinations équivalentes. Les données récoltées sur la période 1991-2001 auraient permis de vérifier que les ratios de productivité (65) pour l'activité de cargos mixtes qui diffèrent en 1993, se rapprochent sensiblement sur la période examinée. Ainsi, ces données montreraient qu'au cours de cette période, les ratios de productivité de la SNCM se seraient rapprochés de ceux d'une entreprise moyenne du secteur.

(73)

Au-delà de l'analyse des éléments qui attestent du caractère raisonnable de la gestion de la SNCM, la France rappelle que, dans sa décision du 30 octobre 2001, la Commission avait levé les doutes concernant la compatibilité des aides versées à la SNCM dans le cadre des conventions quinquennales de 1991 et 1996 au motif que les subventions octroyées n'ont pas excédé les coûts effectivement supportés par la SNCM en raison des obligations de service public mises à sa charge.

(74)

Les autorités françaises rappellent également que, suite au rapport de l'expert désigné par la Commission sur les données comptables et de gestion présentées par les autorités françaises, cette dernière à conclu au paragraphe 98 de sa décision du 30 octobre 2001“que les subventions de service public n'ont pas servi à compenser les coûts des activités concurrentielles de la SNCM. La séparation des comptes relatifs à la prestation dudit service et les audits effectués par les instances de contrôle régionales et nationales permettent également de garantir que les comptes annuels retraçant l'emploi de la subvention de continuité territoriale donnent une image fidèle du coût de la prestation du service public”.

(75)

En conclusion, la France est de l'avis que la justification du service public combiné à l'absence de surcompensation sur la période 1991-2001 confirmerait le respect du 4ème critère Altmark.

2.9.2.   Appréciation par les autorités françaises des 53,48 millions d'EUR à la lumière de l'article 86 § 2

(76)

La République française insiste sur le fait que même si la Commission devait considérer que ce montant constitue une aide au sens de l'article 87, paragraphe 1 du traité CE, elle ne pourrait que confirmer l'analyse développée dans sa décision de 2003 selon laquelle la partie de l'aide initialement notifiée correspondant au montant de 53,48 millions d'EUR est justifiée en tant que compensation de service public au titre de l'article 86, paragraphe 2 du traité CE, cette analyse n'ayant de surcroît pas été contestée par le Tribunal.

(77)

Elle devrait dès lors être déclarée compatible avec le marché commun sur cette seule base et non pas à la lumière de lignes directrices sur les aides à la restructuration.

(78)

Les autorités françaises affirment, en particulier, que le fait que le montant correspondant à la compensation de charges de service public ait été notifié par la République française lors de la notification du plan de restructuration de 2002 ne saurait empêcher la Commission de qualifier cette mesure comme compensation pour la prestation d'obligations de services publics suivant en cela l'invitation du Tribunal au point 320 de son arrêt du 15 juin 2005.

2.9.3.   Conséquences de la nouvelle analyse sur le plan d'aide à la restructuration notifié en 2002

(79)

La nouvelle appréciation suggérée par les autorités françaises aurait pour effet mécanique de clarifier le montant des aides octroyées à la SNCM au titre du plan de restructuration notifié en 2002 de 76 millions d'EUR (- 53,48 millions d'EUR) à la somme de 15,81 millions d'EUR. Le plan de restructuration de 2002 soumis à l'examen de la Commission dans le cadre de l'extension de l'ouverture de procédure ne porterait que sur cette somme.

(80)

Étant donné que le montant global d'aide à la restructuration de 2002 serait inférieur aux 76 millions d'EUR initialement notifiés, sur la base desquels les contreparties décrites dans la décision de 2003 ont été imposée à SNCM, les autorités françaises invitent la Commission à revoir l'étendue de celles-ci, comme décrit ci-après, comme l'envisage le Tribunal. La France rappelle à cet égard que l'ensemble des contreparties structurelles exigées par la Commission en 2003, à savoir la cession des participations non stratégiques détenues par la SNCM, ont été mises en œuvre.

2.10.   Nouveaux faits relatifs aux modifications du plan de restructuration notifié en 2002

(81)

Le redressement entamé par le plan de restructuration de 2002 n'a pas apporté tous les résultats escomptés et la situation économique et financière de la SNCM s'est fortement dégradée en 2004 et 2005. La dégradation de la situation économique et financière de la SNCM à partir de 2004 tient à la fois à des facteurs internes (multiplication des conflits sociaux, réalisation insuffisante et tardive des objectifs de productivité, perte de parts de marché), et à des facteurs exogènes à la SNCM: moindre attractivité de la destination de la Corse, politique de conquête de parts de marché menée par son concurrent Corsica Ferries (renforcement de l'offre avec un navire rapide de type “méga express” en 2004 et tarifs promotionnels), hausse du coût des carburants. Le résultat courant qui en est résulté est en perte de -32,6 millions d'EUR en 2004 et -25,8 millions d'EUR en 2005. Le résultat net, quant à lui, est négatif de -29,7 millions d'EUR en 2004 et de -28,8 millions d'EUR en 2005. Dans l'intervalle, les mouvements sociaux se sont amplifiés avec une grève de 24 jours à l'automne 2005 qui a partiellement bloqué l'approvisionnement de la Corse. Cette situation a conduit la direction de la compagnie, en liaison avec l'État actionnaire, à lancer en janvier 2005 le processus de recherche d'un partenaire privé et à mettre en oeuvre des mesures d'urgence [notamment la cession de l'Asco et de la participation dans Sud-Cargos (66)]. Toutefois, les mesures de réduction des effectifs (220 ETP équivalents-temps-plein, 10 millions d'EUR d'économies en année pleine) n'ont pu être mises en œuvre faute d'avis du comité d'entreprise. En particulier, la France expose que la réduction d'effectifs attendue sur le personnel sédentaire a été réalisée dans l'ensemble; en revanche les effectifs navigants n'ont baissés que marginalement en 2003 de 5 ETP et ont ensuite progressés.

(82)

Dans ce cadre, un accord de recapitalisation a été trouvé le 13 octobre 2005 avec la participation d'investisseurs privés [Butler Capital Partners et Veolia Transport (Connex) (67)]. Ce processus, et le mode de sélection des partenaires, seront exposés plus avant dans la présente décision.

(83)

Dans le cadre de la mise en œuvre de ce processus de cession au secteur privé, les autorités françaises ont notifié à la Commission les opérations suivantes:

2.10.1.   Recapitalisation de la SNCM préalablement à sa privatisation

(84)

L'opération financière prévoit la souscription de la part de la CGMF de la totalité de l'augmentation du capital de la SNCM pour un montant de 142,5 millions d'EUR préalable à la cession et la prise en charge d'une partie des engagements sociaux de la SNCM au titre des frais de mutuelles de ses retraités, évalués à 15,5 millions d'EUR environ. Le 26 mai 2006, la France a autorisé cette souscription et a décrété le transfert au secteur privé de la propriété de la SNCM. Les autorités françaises considèrent, comme développé ci-après, que ce montant de 158 millions d'EUR, constituant le prix de marché négatif issu d'une procédure de mise en concurrence ouverte et non discriminatoire, est inférieur au coût de liquidation qu'un actionnaire privé aurait légalement dû assumer et qu'ainsi elles adoptent un comportement d'investisseur privé en économie de marché (IPEM), et que donc, selon elles, cette opération ne comporterait pas d'éléments d'aide d'État.

(85)

Dans ce contexte, la France fait observer que l'offre des repreneurs prévoit une garantie de passif. Elle prévoit également une clause résolutoire de la cession qui peut être exercée par les repreneurs en cas de survenance de l'un des événements suivants dans la mesure où ces hypothèses auraient pour effet de remettre en cause la crédibilité de leur plan d'affaires et le retour à la viabilité de la société; il s'agit de:

la non-attribution du contrat de délégation de service public de desserte maritime de la Corse pour la période débutant le 1er janvier 2007 […]*,

toute décision négative de la Commission européenne ou un arrêt du Tribunal ou de la Cour de Justice, tels qu'un refus de l'opération ou l'imposition de conditions ayant un impact substantiel sur la valeur de la société, et ce dans un délai de 6 ans à compter du jour de l'acquisition par les partenaires des droits sur la société,

2.10.2.   D'après les autorités françaises, la recapitalisation préalable de la SNCM ne constituerait pas une aide

(86)

En application de la jurisprudence communautaire en la matière, les autorités françaises invitent la Commission à considérer que cette recapitalisation de la SNCM ne contient aucune mesure qualifiable d'aide au sens de l'article 87, paragraphe 1, du traité CE. En effet, les autorités françaises se comporteraient en l'occurrence comme le ferait un investisseur privé avisé, guidé uniquement par des considérations économiques pour les raisons suivantes:

a)   La privatisation de la SNCM résulte d'un processus de mise en concurrence ouvert, transparent et non discriminatoire diligenté par les autorités françaises

(87)

Le prix offert par les repreneurs est la “ meilleure ” offre obtenue au terme de ce processus. Il s'agit d'un prix de marché; la France a exposé à ce titre le processus de sélection des actionnaires privés retenu.

(88)

Après l'annonce, faite à l'Assemblée nationale le 26 janvier 2005, de la décision gouvernementale de lancer un processus de privatisation, les autorités françaises déclarent avoir lancé deux actions pour garantir selon elles une mise en concurrence ouverte et non discriminatoire, conformément aux critères communautaires:

les ministres concernés ont nommé une personnalité indépendante, M. Claude Gressier, chargée de veiller notamment au bon déroulement de la procédure et à l'égalité de traitement des candidats, d'une part,

la CGMF a recruté HSBC-CCF comme banque conseil, d'autre part. Cette banque a contacté 70 sociétés communautaires et non communautaires, dont la liste a été fournie à la Commission, susceptibles d'être intéressées au premier stade de la mise en concurrence.

(89)

Parmi ces 70 sociétés, […]d'entre elles auraient exprimé des marques d'intérêt et […] mémorandums d'information ont été envoyés. […] offres préliminaires ont été reçues le 12 avril 2005. Connex, […] et Butler Capital Partners ont présenté une offre de second tour le 17 juin 2005. Ces offres avaient comme point commun d'être des offres d'acquisition de 100 % du capital. Elles étaient à ce stade indicatives et comportaient de nombreuses zones d'incertitude. Il a été alors décidé que les représentants de l'État auraient des contacts avec chacun des candidats pour faire préciser leurs offres. Les trois candidats ont chacun remis une nouvelle offre le 28 juillet 2005.

(90)

Ces offres, qui étaient fermes mais encore conditionnelles, ont été analysées pendant le mois d'août et diverses précisions ont été demandées aux candidats. À partir du 20 août, il a été décidé d'entrer en discussion avec chacun des candidats dans le but de les faire améliorer autant que possible leurs offres et de lever les zones d'incertitude. À cette fin, des réunions en nombre identique ont été organisées avec chacun des trois candidats fin août et début septembre. Ces réunions ont permis de clarifier leurs offres et de les conduire à les améliorer. Une ultime réunion avec chacun des trois candidats a eu lieu le mercredi 14 septembre 2005. Il a été demandé aux candidats de remettre leurs dernières offres pour le jeudi 15 septembre 2005 à 17 heures.

(91)

Cependant, le jeudi 15 septembre 2005 en début d'après-midi, Connex a fait savoir que le conseil d'administration de sa maison mère tenu le matin même avait décidé que le groupe ne remettrait pas d'offre. Deux offres ont donc été remises, l'une par le groupe […], l'autre par le groupe BCP.

(92)

La comparaison des deux offres effectuée par la banque conseil sous l'autorité de l'Agence des participations de l'État et sous le contrôle de M. Gressier a montré que l'offre du groupe BCP était nettement moins coûteuse pour l'État. Le mardi 27 septembre 2005, l'État a publié un communiqué indiquant qu'il retenait l'offre du groupe BCP. Le Ministre des Transports a indiqué peu après qu'il envisageait la possibilité que l'État reste au capital de la SNCM, mais de façon minoritaire et temporaire.

(93)

Le jeudi 29 septembre 2005, l'État a annoncé que le groupe BCP, soucieux d'avoir dans le tour de table de la SNCM un grand opérateur industriel, a accepté de rétrocéder une partie de ses parts au groupe Connex (qui serait l'opérateur industriel) de telle sorte que la participation de Connex serait de 30 %, celle de l'État à 25 % et celle des salariés à 5 %. Connex serait ainsi l'opérateur industriel de la SNCM tandis que BCP, retenu à l'issue de la procédure de mise en concurrence, en resterait l'actionnaire de référence. Ultérieurement, les nouveaux actionnaires ont accepté une montée de la participation des salariés de 5 % à 9 % (en renonçant chacun à 2 %), ce qui conduit BCP à 38 %, Veolia (Connex) à 28 % et l'État à 25 %.

(94)

Au total, la France considère que, dans la mesure où cette recherche d'un partenaire privé pour la SNCM a été opérée dans le cadre d'une procédure de mise en concurrence ouverte et non discriminatoire, à l'issue de laquelle la meilleure offre a été retenue, le prix de cession est un prix de marché.

b)   Le prix négatif de 158 millions d'EUR serait inférieur aux coûts qu'aurait entraînés la liquidation de l'entreprise

(95)

La France estime que ceci est le cas que l'on considère, d'après une première méthode, l'ensemble des coûts réels qu'aurait à supporter en tant qu'actionnaire la République française, estimés par un rapport de la CGMF à […] millions d'EUR et contre-expertisés par le rapport Oddo-Hastings à […] ou […] millions d'EUR selon la méthodologie utilisée (68), ou que l'on s'en tienne, selon une seconde méthode, conformément à la pratique décisionnelle de la Commission, confirmée par la jurisprudence de la CJCE (69), aux seuls coûts de liquidation qu'un actionnaire privé placé dans une situation comparable serait légalement tenu d'assumer, correspondant en pratique à la seule valeur de liquidation des actifs de la SNCM, estimée par le rapport Oddo-Hastings à […] millions d'EUR.

(96)

S'agissant de la première méthode, qui tient compte entre autres du risque que l'État française soit appelé en “comblement de passif” si un tribunal devait le considérer comme dirigeant de fait da la SNCM, le rapport établi par la CGMF avec l'appui de Ernst & Young (rapport CGMF) a été transmis par les autorités françaises en mars 2006; il a été établi au 30 septembre 2005 et réactualisé selon les données provisoires au 31 décembre 2005, estimées au 8 mars 2006. À cette dernière date, la valeur résiduelle de l'actif de la SNCM (soit […] millions d'EUR) serait après paiement des dettes privilégiées de […] millions d'EUR. Les autres éléments de coûts pris en compte au titre de l'action en comblement de passif envers l'État comprennent notamment les coûts de résiliation des principaux contrats d'exploitation, les coûts liés à la résiliation des conditions de crédit-bail des navires et le paiement des dettes chirographaires, qui conduirait à un coût de liquidation estimé de l'ordre de […] millions d'EUR au titre de l'insuffisance d'actif.

(97)

En outre, la France considère que la CGMN ou l'État auraient été amenés à payer des indemnités complémentaires de licenciement aux salariés de la SNCM, pour un coût moyen de l'ordre de […] millions d'EUR, ce qui conduirait in fine à un coût total de liquidation de l'ordre de […] millions d'EUR.

(98)

Le rapport CGMF précise qu'une très forte variation peut exister sur le coût des indemnités complémentaires de licenciement avec des hypothèses basse et haute respectivement chiffrées à […] et -[…] millions d'EUR et une valeur moyenne retenue à -[…] millions d'EUR et auxquels s'ajoutent des coûts de contentieux estimés à […] millions d'EUR, soit au total […] millions d'EUR; ce chiffre correspond à une fourchette de […] à […] mois de salaire et une valeur moyenne retenue à 29 mois. Il s'ajouterait au coût du plan conventionnel, d'un coût voisin de -[…] millions d'EUR déjà pris en compte dans le calcul de l'actif net résiduel.

(99)

Le rapport établi le 29 mars 2006 par Oddo Corporate Finance et le cabinet Paul Hastings (rapport Oddo) a été transmis le 7 avril 2006 à la Commission. Il consiste en une revue critique, demandée par l'Agence des Participations de l'État (APE), des rapports CGMF et une approche des coûts de liquidation jugés acceptables au plan communautaire.

(100)

Le rapport Oddo considère qu'il existerait une insuffisance d'actif de […] millions d'EUR qui pourrait être mise à charge de l'État en cas d'action en comblement de passif pour un montant allant de […] %, soit -[…] millions d'EUR, à […] % de sa valeur. Il considère que cette évaluation, faite au 30 septembre 2005, et d'ailleurs confirmée au 31 décembre, correspond à la date pertinente voisine de la sélection de BCP effectuée le 27 septembre. Le rapport considère aussi que le risque d'action en comblement de passif est élevé, particulièrement au regard d'un précédent jugé par la Cour de Cassation (70), concernant la filiale d'un établissement public, le BRGM (Bureau de Recherches Géologiques et Minières) condamné à payer l'intégralité de l'insuffisance de l'actif de sa filiale, les Mines de Salsignes, au motif que le dirigeant de fait, le BRGM, malgré sa connaissance des conditions de dégradation de l'activité et des alertes données, avait eu un comportement fautif en laissant l'activité se poursuivre.

(101)

S'agissant des indemnités complémentaires de licenciement, le rapport Oddo considère également que, du fait du lien de dépendance de la SNCM envers son actionnaire, et selon une autre jurisprudence française récente (71), la liquidation de celle-ci pourrait conduire le juge à ordonner le versement de dommages et intérêts aux salariés. Comme dans le rapport CGMF, la fourchette d'indemnisation envisagée par le rapport Oddo est très large. Si l'évaluation de ces dommages est faite par référence au plan social mis en œuvre en 2002 et celui envisagé en 2005, elle atteindrait une valeur de […] à […] millions d'EUR, d'où un coût de liquidation total estimé à charge de l'État de […] (soit […] + […] millions d'EUR) à […] millions d'EUR (soit […] + […] millions d'EUR). Si le juge décide par contre de limiter l'indemnisation, eu égard au contexte et aux circonstances de l'affaire, à une valeur comprise entre […] et […] mois de salaire, le coût social serait, selon le rapport Oddo, de […] à […] millions d'EUR, soit un coût de liquidation total pouvant aller de […] à […] millions d'EUR en y incluant les valeurs estimées d'insuffisance d'actif déjà citées.

(102)

De surcroît, la France considère que l'approche développée ci-dessus est confortée par la récente décision de la Commission concernant l'aide d'État mise à exécution par la Belgique en faveur d'ABX Logistics (no C 53/2003), dans laquelle la Commission a été conduite à examiner un prix de cession négatif, présentant comme en l'espèce le caractère d'un prix de marché, et à le comparer avec les coûts qu'aurait effectivement supportés l'État actionnaire dans le cadre d'une liquidation amiable ou judiciaire tels qu'expertisés par un tiers indépendant. D'après la France, la Commission reconnaît notamment dans cette décision la validité d'un certain nombre de coûts, notamment ceux pouvant résulter d'une action en comblement de passif de la part des créanciers ou des effets de “contagion” de la liquidation aux autres branches du groupe liquidant sa filiale.

(103)

S'agissant de la seconde méthode, fondée sur l'arrêt Gröditzer (C 334/99), ler rapport de la CGMF et Oddo estiment la valeur de liquidation des actifs à […] millions d'EUR au 30 septembre 2005, compte tenu d'immobilisations corporelles ([…] millions d'EUR) et financières ([…] millions d'EUR), des créances clients ([…] millions d'EUR), d'autres créances ([…] millions d'EUR) et d'un déficit de trésorerie de — […] millions d'EUR.

(104)

Enfin, les autorités françaises invitent la Commission à tenir compte de la cession du contrôle de la SNCM au secteur privé comme l'un des éléments principaux du contexte dans lequel le plan de restructuration actualisé doit être examiné. Cette privatisation renforcerait en effet la crédibilité du plan de retour à la viabilité de l'entreprise et réduirait drastiquement le risque éventuel de nouvelle mesure d'aide.

2.10.3.   Recapitalisation conjointe des actionnaires

(105)

Après que la SNCF, actionnaire de SNCM à hauteur de 6,74 % au côté de la CGMF qui en détient le solde, a transféré ses titres à celle-ci, la SNCM a réduit son capital à un montant de 37.005 EUR dont une quote-part de 75 % a été alors acquise par BCP et Veolia à sa valeur nominale. Une nouvelle augmentation de capital d'un montant de 35 millions d'EUR a ensuite eu lieu; elle a été souscrite à hauteur de […] millions d'EUR par BCP et de […] millions d'EUR par Veolia, soit un montant de […] millions d'EUR, auquel s'ajouter un montant de 8,75 millions d'EUR souscrit par la CGMF à hauteur de sa nouvelle quote-part de 25 %. Les deux partenaires privés ont apporté également une avance en compte courant de 8,75 millions d'EUR, dont respectivement […] èmes pour BCP et […] èmes pour Veolia.

(106)

La France considère que cette prise de participation constitue également un investissement avisé (IPEM). En effet, d'une part, elle est intervenue de manière concomitante et minoritaire aux côtés des investisseurs privés BCP et Veolia Transport. D'autre part, la France expose que cette participation bénéficie d'une rémunération en capital fixe de […] % par an, et considère que ce taux de rentabilité est très satisfaisant pour un investisseur privé et exonère l'État du risque d'exécution du plan d'affaires. Il est cependant précisé qu'en cas de redressement ou liquidation judiciaire de la SNCM cette rémunération ne sera pas applicable.

2.10.4.   Mesures financières complémentaires (aide à la personne)

(107)

La CGMF a versé enfin 38,5 millions d'EUR dans un compte séquestre afin de financer uniquement les mesures sociales supplémentaires que l'État s'est engagé à prendre en charge dans l'éventualité d'un plan de réduction des effectifs mis en oeuvre par les repreneurs. La France considère à ce titre, en invoquant la pratique décisionnelle de la Commission, notamment dans le dossier “SFP — Société française de production   (72)”, que ce financement constitue une aide à la personne qui ne bénéficie pas à l'entreprise. Dans ce cas, la mise en œuvre grâce à des fonds publics de mesures sociales supplémentaires en faveur des personnes licenciées, sans que ces mesures allègent l'employeur de ses charges normales, relèverait de la politique sociale des États membres et ne constituerait pas une aide d'État.

2.10.5.   Mode de direction de la SNCM et rôle de l'État

(108)

Dans le cadre de l'opération, l'État n'exerce plus le contrôle de la société, le mode de gouvernance choisi permettant une répartition des rôles entre les deux partenaires privés.

(109)

Le conseil de surveillance, dont les compétences sont détaillées dans les statuts, sera présidé par un représentant de BCP. Depuis la réalisation de l'opération jusqu'à l'attribution de la délégation de service public la présidence est exercée par un représentant de l'État.

(110)

Au sein du conseil de surveillance à 14 membres, BCP et Veolia Transport ont respectivement 4 et 3 membres. Les salariés ont 2 représentants et les salariés actionnaires ont désigné ultérieurement 2 représentants. L'État ne dispose que de 3 membres. Chaque membre dispose d'une voix et les décisions au conseil de surveillance se prend à la majorité des voix. En cas de partage, la voix du président est prépondérante.

(111)

Le directoire est le véritable organe de gestion de l'entreprise. Son président est le dirigeant et le représentant de l'entreprise. Ses membres sont nommés par le conseil de surveillance sur proposition de Veolia Transport.

(112)

Les actions détenues par l'État ne disposent d'aucune prérogative particulière en matière de droit de vote. Chaque action dispose du même droit de vote que les autres.

(113)

Les accords passés entre la CGMF et les partenaires BCP et Veolia Transport donnent à ceux-ci la priorité pour acquérir, le moment venu, les actions détenues par la CGMF. Par ailleurs, BCP et Veolia Transport se sont consentis des droits mutuels, notamment de préemption, qui permettront notamment à Veolia Transport de racheter ultérieurement les parts de BCP. Les accords prévoient enfin que, dans l'hypothèse où la CGMF devrait vendre ses parts, les opérations réalisées à cette occasion conduiraient à ce que l'actionnariat soit in fine détenu à hauteur de […] % par Veolia Transport, […] % par BCP et […] % par les salariés.

2.10.6.   Le plan d'affaires des repreneurs

(114)

Le plan d'affaires des repreneurs s'étend sur la durée la plus courte possible conformément aux règles posées par les lignes directrices de 2004. Il permettrait, d'après la France, de rétablir la viabilité à long terme de l'entreprise dès 2008/2009, sur la base d'hypothèses réalistes concernant ses conditions d'exploitation futures et grâce principalement à la mise en œuvre de mesures internes.

(115)

À l'issue du plan, la SNCM retrouve la viabilité économique. Elle est en mesure de financer ses investissements et de rémunérer ses capitaux propres. Le résultat courant serait positif de […] millions d'EUR en 2009. En résultat analytique, les activités actuellement déficitaires auront atteint la viabilité économique à cette date.

(116)

Le redressement repose sur un ensemble d'hypothèses jugées réalistes et acceptables par la France. Il ne s'appuierait pas sur une amélioration artificielle de facteurs externes sur lesquels la SNCM ne peut pas influer. Une étude de marché indépendante (projet Sirène) transmise à la Commission par courrier du 16 mars 2006 aurait permis d'établir des prévisions réalistes de croissance du marché pour l'élaboration du plan d'affaires: […] % par an en moyenne entre 2005 et 2009 sur la Corse (contre une tendance de […] % entre 1993 et 2004); […] % par an en moyenne sur le Maghreb (contre une tendance entre 2001 et 2004 de +[…] % sur l'Algérie et + […] % sur la Tunisie). Le plan d'affaires prévoit une stabilité globale des parts de marché de la SNCM sur ses différents segments d'activité ([…] % sur Marseille-Toulon, […] % sur Nice, […] % sur l'Algérie et […] % sur la Tunisie).

(117)

Le retour à la viabilité est principalement obtenu grâce à la mise en œuvre de mesures internes, visant notamment à abaisser le point mort d'exploitation de la société:

en premier lieu, un plan de réduction des effectifs de 400 équivalents temps plein et des mesures de productivité qui génèrent au total une économie d'environ […] millions d'EUR sur la masse salariale en année pleine (hors revalorisation salariale) devant mener la société à une augmentation de la productivité de […] %. À cet égard, il convient de rappeler que les réductions concernant les effectifs sédentaires établies par le plan social de 2002 ont été mise en œuvre en partie tandis que ni la réduction prévue de marins ni l'augmentation de la productivité de 10 % n'ont pu être atteintes;

en second lieu, des programmes de réduction des coûts, notamment en matière de maintenance.

(118)

Une analyse de sensibilité aux écarts de coûts et de chiffre d'affaires, autre que le volume de la délégation de service public, a été établie par le projet Sirène et fournie par la France; selon celle-ci, le résultat courant de +[…] millions d'EUR prévu en 2009 pourrait connaître un scénario bas à -[…] millions d'EUR et un scénario haut à +[…] millions d'EUR.

2.10.7.   Levée des restrictions posées par la décision annulée

(119)

Pour assurer sa réussite, ce plan part de l'hypothèse que les restrictions posées par la décision annulée du 9 juillet 2003, en matière de remplacement de navires (article 2), de politique tarifaire (article 4) et de nombre de rotations de navires vers la Corse (article 5) seront levées. Selon l'analyse juridique développée par la France, compte tenu du niveau résiduel de l'aide octroyée in fine par l'État dans le cadre du plan de restructuration régularisé comme décrit ci-dessus, il ne serait plus justifié que la Commission maintienne l'ensemble de ces contreparties par rapport au montant approuvé à ce titre en 2003.

(120)

En particulier, la France insiste sur le caractère essentiel de l'intégrité de la desserte de Nice, sur le maintien actuel, après les cessions déjà intervenues, du format actuel (73) de la flotte et sur le caractère stratégique de la participation de la SNCM dans le groupe CMN.

(121)

S'agissant de la desserte de Nice, actuellement déficitaire, les autorités françaises soulignent que le positionnement de la SNCM après sa cession nécessite d'offrir une solution “réseau” et de donner le choix du départ entre les villes de Marseille et de Nice pour ne pas se priver d'une partie importante des clients potentiels situés en France et en Italie dans la zone de chalandise de Nice. De plus, près de […] % ([…] % en saison) de la clientèle de la SNCM utilise déjà aujourd'hui les billets “croisés”, permettant notamment de diversifier les ports d'origine et de destination, ce qui montre la valeur pour la clientèle d'une desserte caractérisée ainsi. De même, limiter la présence aux seuls mois de juillet et août sur la liaison Nice-Corse entraînerait non seulement un impact commercial négatif du fait des billets croisés perdus, mais pénaliserait fortement l'image et la promotion de la SNCM. Par contre, il est probable que le retrait de la SNCM de Nice, représenterait un impact négatif commercial estimé à environ […] millions d'EUR par an. D'après les prévision élaborées par les autorités françaises, l'arrêt du Liamone, desservant cette ligne, ne permettrait d'améliorer les comptes que de […] millions d'EUR, ce qui serait un niveau faible eu égard aux enjeux stratégiques de la liaison.

(122)

Sur le caractère stratégique de la participation de la SNCM dans le groupe CMN, la France considère que tant la Commission que le juge communautaire ont validé la position des autorités françaises selon laquelle la participation de la SNCM dans le groupe CMN était un actif stratégique et non pas un pur actif financier. Aucun élément nouveau depuis la décision du 9 juillet 2003 ne vient remettre en cause ce raisonnement, qui tend au contraire à être renforcé par la position, jugée dominante par les autorités françaises, acquise depuis lors par Corsica Ferries sur le marché corse:

l'obligation de céder cette participation signifierait sûrement la fin de la coopération industrielle actuelle (synergies, tarif unique, etc.); elle diminuerait substantiellement les chances de la SNCM de concourir à l'appel d'offres pour le renouvellement de la délégation de service public; et elle serait ainsi susceptible de remettre en cause la viabilité de la SNCM.

l'importance stratégique du partenariat entre la SNCM et la CMN pour chacune d'elles est la raison d'être du pacte d'actionnaires du 7 mars 1992 qui lie la SNCM et STIM d'Orbigny dans le contrôle de la CMP et dont la Commission a eu connaissance. Ce pacte offre précisément des garanties crédibles et fortes à la SNCM en cas de changement substantiel de la politique de la CMN (et vice-versa) par le biais d'une option d'achat. Historiquement, ces dispositions tiennent au fait qu'à l'époque, la SNCM ne pouvait pas détenir le contrôle majoritaire d'une société privée, pour des raisons étrangères à la compagnie, mais qu'elle se voyait octroyer des garanties cohérentes avec la détention de 69 % des intérêts économiques du groupe CMN.

(123)

Au total, il est exposé que les repreneurs privés reprennent à leur compte l'analyse constante de la société et des autorités françaises sur le caractère stratégique de la participation dans la CMN et la nécessité de son maintien dans le patrimoine de la SNCM.

2.10.8.   Le maintien d'une structure concurrentielle du marché

(124)

L'opération envisagée par les autorités françaises, en assurant le retour à la viabilité de la SNCM, permettrait selon elles le maintien d'un jeu concurrentiel sur les destinations vers la Corse.

(125)

D'après la France, la prise en compte des enjeux concurrentiels dans le sauvetage d'une entreprise en difficulté est un des principes des lignes directrices. Elle considère que ce principe a été rappelé, dans le dossier présent, par la Commission (paragraphe 283 de sa décision annulée) et par le Tribunal dans son arrêt du 15 juin. Ce dernier a rappelé que la Commission pouvait estimer, dans l'exercice de son large pouvoir d'appréciation, que la présence d'une entreprise était nécessaire pour prévenir l'émergence d'une structure oligopolistique renforcée des marchés en cause (arrêt Kneissl Dachstein/Commission, point 97).

(126)

La détermination des contreparties éventuelles doit également tenir compte de la structure de marché (§ 39 des lignes directrices de 2004). Ainsi, une réduction des capacités de la SNCM serait de nature à renforcer la position désormais dominante de Corsica Ferries sur le marché avec la Corse, compte tenu notamment des parts de marché respectives des différentes compagnies et de leur évolution dans le temps.

(127)

À cet égard, d'après une étude de marché indépendante transmise par la France, il résulte que, depuis son arrivée en 1996, Corsica Ferries a fortement développé son offre et s'est imposé en quelques années comme le principal transporteur sur l'ensemble du marché entre la Corse et le continent. En effet, il détient à présent près de 60 % du marché passagers en volume et transporte chaque année 70 % de passagers de plus que la SNCM. Cette dernière au global est passée de 82 % de parts de marché en 2000 à 33 % en 2005. S'agissant du marché de fret, la SNCM est encore le principal transporteur grâce à sa participation dans la CMN, qui en détient 41,7 %. Néanmoins Corsica Ferries, qui a développé une offre à partir de 2002, a connu une très forte croissance depuis son lancement (+63 % par an entre 2002 et 2004) et en détient à présent environ 16,8 %.

(128)

D'après les autorités françaises, le plan de restructuration ainsi actualisé serait conforme aux critères de compatibilité énoncés par la Commission dans ses lignes directrices de 1999 et celles de 2004. Egalement, l'ensemble des mesures exposées dans le contexte de la privatisation de la SNCM permettrait de rétablir dès le 30.12.2009 la viabilité à long terme de la SNCM et serait limité au minimum nécessaire à ce retour à la viabilité.

3.   APPRÉCIATION

(129)

La présente décision constitue une extension de la procédure d'ouverture de 2002 qui porte sur les nouveaux éléments décrits ci-dessus, tout en intégrant le plan de restructuration notifié en 2002. La Commission exprime les doutes additionnels par rapport à ceux exprimés dans l'ouverture de procédure de 2002, et qui découlent des nouveaux éléments notifiés par les autorités françaises entre octobre 2005 et mai 2006. En outre, comme cela a été suggéré par le Tribunal, la Commission se doit d'exprimer tout d'abord ses doutes sur la nature d'aide (à la lumière de l'arrêt Altmark Trans) et sur la compatibilité en tant que compensation de service public de tout ou partie du montant notifié en 2002.

3.1.   Appréciation des 53,48 millions EUR versés au titre de compensations de service public

(130)

Ainsi que le Tribunal l'y a invitée, la Commission se doit d'examiner le montant de 53,48 millions d'EUR visant à combler les sous-compensations issues des conventions de service public de 1991 et 1996, à la lumière des critères établis par l'arrêt de la Cour du 24 juillet 2003 dans l'affaire Altmark, pour déterminer si ces compensations constituent ou non des aides d'État au sens de l'article 87, paragraphe 1, du traité CE.

(131)

Il convient de rappeler que l'arrêt de la Cour en question a dit pour droit que les subventions publiques visant à permettre l'exploitation de services réguliers de transports urbains, suburbains ou régionaux ne tombent pas sous le coup de cette disposition dans la mesure où de telles subventions sont à considérer comme une compensation représentant la contrepartie des prestations effectuées par les entreprises bénéficiaires pour exécuter des obligations de service public. Aux fins de l'application de ce critère, il incombe à la juridiction de renvoi de vérifier la réunion des conditions suivantes:

premièrement, l'entreprise bénéficiaire a effectivement été chargée de l'exécution d'obligations de service public et ces obligations ont été clairement définies;

deuxièmement, les paramètres sur la base desquels est calculée la compensation ont été préalablement établis de façon objective et transparente;

troisièmement, la compensation ne dépasse pas ce qui est nécessaire pour couvrir tout ou partie des coûts occasionnés par l'exécution des obligations de service public, en tenant compte des recettes y relatives ainsi que d'un bénéfice raisonnable pour l'exécution de ces obligations;

quatrièmement, lorsque le choix de l'entreprise à charger de l'exécution d'obligations de service public n'est pas effectué dans le cadre d'une procédure de marché public, le niveau de la compensation nécessaire a été déterminé sur la base d'une analyse des coûts qu'une entreprise moyenne, bien gérée et adéquatement équipée en moyens de transport afin de pouvoir satisfaire aux exigences de service public requises, aurait encourus pour exécuter ces obligations, en tenant compte des recettes y relatives ainsi que d'un bénéfice raisonnable pour l'exécution de ces obligations.

(132)

À supposer même qu'il soit possible d'établir que la première et la troisième condition établies par cette jurisprudence sont remplies, il est beaucoup plus difficile de prouver que le deuxième et surtout le quatrième critères sont remplis. En effet en ce qui concerne le deuxième critère la Commission note qu'il s'agit, dans le cas d'espèce, de compensations forfaitaires versées en application des conventions précitées et du montant complémentaire de 53,48 millions d'EUR, versés a posteriori pour des périodes parfois anciennes.

(133)

S'agissant du quatrième critère, il s'avère très difficile de démontrer que, en l'absence d'appels d'offres pour l'octroi de conventions de 1991 et 1996, le niveau de compensation “a été déterminé sur la base d'une analyse des coûts qu'une entreprise moyenne, bien gérée et adéquatement équipée en moyens de transport afin de pouvoir satisfaire aux exigences de service public requises, aurait encourus pour exécuter ces obligations, en tenant compte des recettes y relatives ainsi que d'un bénéfice raisonnable pour l'exécution de ces obligations”.

(134)

La Commission prend note du fait que la République française avance un certain nombre d'éléments visant à démontrer que la SNCM aurait agit comme une entreprise moyenne, bien gérée et adéquatement équipée. La Commission exprime néanmoins ses doutes sur le fait que les informations et les données transmises à cet égard par les autorités françaises permettent de constater que cette condition est remplie. Les éléments partiels de comparaison fournis à ce stade par les autorités françaises ne permettent pas d'arriver à une conclusion globale. En outre, en l'absence de précisions, les difficultés économiques récurrentes de l'entreprise conduisent la Commission à exprimer ses doutes sur le fait que la SNCM puisse être considérée comme ayant été une entreprise moyenne, bien gérée et adéquatement équipée, et donc sur la nature de non–aide du montant complémentaire de 53,48 millions d'EUR et invite la République française, le bénéficiaire et les tiers intéressés à lui transmettre leurs observations sur ce point.

(135)

Si la Commission devait donc considérer que ce montant constitue une aide au sens de l'article 87, paragraphe 1 du traité CE, elle pourrait confirmer l'analyse développée dans sa décision de 2003, particulièrement aux points 259 et suivants, selon laquelle le montant de 53,48 millions d'EUR serait justifié en tant que compensation de service public au titre de l'article 86, paragraphe 2 du traité CE, cette analyse n'ayant pas été contestée par le Tribunal, et l'approuver sur cette base.

(136)

Si le montant susmentionné est qualifié comme non-aide ou comme aide compatible au sens de l'article 86, paragraphe 2 du traité CE, la Commission devrait estimer que le montant d'aide à considérer comme aide à la restructuration au titre de la notification de 2002 s'élèverait, non à 76 millions d'EUR, mais à 15,81 millions EUR. Ce dernier montant viendrait donc s'ajouter aux mesures notifiées en 2006 et, dans la mesure où elles comporteraient des aides à la restructuration, serait examiné conjointement avec celles-ci; dans le second cas (aides compatibles sur la base de l'article 86), selon les lignes directrices de 2004, l'examen des aides à la restructuration devrait prendre en compte l'effet de ces aides compatibles sur l'ensemble du plan de restructuration.

(137)

La Commission devrait s'interroger sur l'opportunité de maintenir l'ensemble des contreparties imposées à la SNCM par décision de 2003. En effet, l'imposition de celles-ci avait été considérée comme nécessaire pour que la concurrence ne soit pas faussée dans une mesure contraire à l'intérêt commun en considération du montant plus important de 76 millions d'EUR examiné initialement en tant qu'aide à la restructuration. Le réexamen à la baisse de ce montant devrait entraîner une réduction de ces contreparties, comme suggéré par le Tribunal, d'autant que, à présent, la SNCM a déjà mis en œuvre définitivement certaines contreparties [comme la cession de participations non stratégiques dans d'autres compagnies (74)] et que l'échéance (31 décembre 2006) pour le maintien des contreparties en matière de remplacement de navires, de politique tarifaire et de nombre de rotations de navires vers la Corse est presque atteinte sous réserve toutefois que les nouvelles injections publiques ne contiennent pas d'aide à la restructuration supplémentaire susceptibles de compenser ou de dépasser le montant d'aide initial une fois réduit à sa partie relative à la restructuration.

(138)

À cet égard, la Commission se doit, en premier lieu, de vérifier si toutes les contreparties imposées par sa décision de 2003 ont été dans la pratique respectées. Même si elle note que les participations jugées non stratégiques dans des sociétés ont été cédées entre 2003 et 2004 et que la SNCM a maintenu sa flotte à 10 navires (soit une unité inférieure à la limite de 11 navires, à la suite de la cession de l'Asco le 24.5.2005 et au remplacement de l'Aliso en 2004), elle exprime ses doutes sur le fait que la limitation de price leadership et de nombre de rotations sur la Corse aient été respectées et que leur suppression soit justifiée. En outre, si la Commission devait estimer que les nouvelles mesures contiennent des aides à la restructuration d'un montant supérieur à celui approuvé dans le cadre du plan de restructuration de 2002, il ne peut pas être exclu qu'elle soit menée à imposer à la SNCM le maintien de contreparties imposées en 2003 ou des contreparties additionnelles adéquates afin de sauvegarder les conditions de concurrence.

(139)

Elle invite dès lors la République française et les parties intéressées à lui faire parvenir leurs commentaires sur ce point.

3.2.   Appréciation de la nature d'aide ou de non aide de la recapitalisation initiale de 158 millions d'EUR

(140)

La Commission constate que les fonds qui ont été apportés par la CGMF à la SNCM à ce titre sont clairement des ressources d'État, ce que ne conteste pas la France. Elle constate aussi que cet apport fait partie d'un plan annoncé par le gouvernement français et négocié sous son autorité ce qui traduit bien l'imputabilité à l'État de cette décision. La Commission doit alors vérifier si ce comportement de l'État constitue un investissement avisé compte tenu des difficultés de la SNCM.

(141)

À titre liminaire, la Commission croit utile de rappeler le point 133 de l'arrêt Gröditzer précité “En vue de déterminer si la privatisation de GS pour un prix de vente négatif de 340 millions de DEM comporte des éléments d' aide d'État, il y a lieu d'apprécier si, dans des circonstances similaires, un investisseur privé d'une taille qui puisse être comparée à celle des organismes gérant le secteur public aurait pu être amené à procéder à des apports de capitaux de cette importance dans le cadre de la vente de ladite entreprise ou aurait opté pour la liquidation de celle-ci (voir, en ce sens, notamment, arrêt du 16 mai 2002, France/Commission, C-482/99, Rec. p. I-4397, point 70)”.

(142)

La Commission précise également que au point 26 de l'arrêt Espagne/Commission (75) la Cour dit pour droit que “…la Commission est fondée à affirmer qu' un investisseur privé poursuivant une politique structurelle, globale ou sectorielle, guidée par des perspectives de rentabilité à long terme, ne saurait raisonnablement se permettre, après des années de pertes ininterrompues, de procéder à un apport en capital qui, en termes économiques, s'avère non seulement plus coûteux qu' une liquidation des actifs, mais est en outre lié à la vente de l' entreprise, ce qui lui enlève toute perspective de bénéfice, même à terme”.

(143)

Dans une première approche, les autorités françaises ont comparé le prix de marché négatif payé par la CGMN au coût de liquidation judiciaire de la SNCM, tel qu'il ressort des deux études qu'elles ont fournies. Comme indiqué ci-avant, ce coût de liquidation serait compris, selon ces études, entre […] et […] millions d'EUR, avec une valeur médiane de l'ordre de […] millions d'EUR, et dont une large partie serait due au coût de l'action en comblement de passif qui serait intentée à l'encontre de l'a CGMN ou de l'État et d'autre part au coût des indemnités complémentaires de licenciement. En appui à son raisonnement, la France évoque notamment la décision ABX prise le 7 décembre 2005 (76) par la Commission.

(144)

S'agissant du coût lié au risque de comblement de passif, la Commission note que si, dans cette décision, “ la Commission ne nie pas que, dans certains cas exceptionnels, certaines législations nationales prévoient la possibilité pour des tiers de se retourner contre les actionnaires d'une société liquidée, notamment si ces actionnaires peuvent être considérés comme des […] et/ou ayant commis des fautes de gestion”. (§ 208), comme l'avancent ici les autorités françaises, elle conclut toutefois dans cette même décision que “en l'espèce, bien qu'une telle possibilité existe en droit français et que les autorités belges aient fourni un certain nombre d'indications quant à un tel risque, elles n'ont pas suffisamment levé les doutes exprimés, dans le cas d'espèce, lors de l'extension de procédure d'avril 2005 dans le présent dossier. La Commission en conclut qu'il n'est pas légitime, dans le cas présent, de retenir parmi les coûts de ce scénario les 58 millions d'EUR liés, selon les autorités belges, au risque de […]” (§ 209).

(145)

La Commission note certes que le précédent cité par les autorités françaises (action en comblement de passif contre le BRGM) témoigne de ce qu'une entreprise publique peut être condamnée à ce titre, suite aux difficultés d'une de ses filiales dont elle aurait été dirigeant de fait.

(146)

La Commission rappelle cependant, comme elle l'a fait à l'occasion du dossier ABX, qu'une telle qualification ne pourrait être retenue qu'à titre exceptionnel, une société comme la SNCM devant en principe répondre de ses obligations avec son propre patrimoine. En l'espèce, il n'est pas clair à ce stade que les conditions requises par le droit national pour la poursuite d'une action en comblement de passif, et notamment la qualification de “dirigeant de fait” de la CGMN ou de l'État français, soient remplies. La Commission doit donc exprimer des doutes à ce sujet.

(147)

De même, s'agissant des indemnités complémentaires, la Commission ne considère pas comme suffisamment démontré, à ce stade, le risque que la CGMN ou l'État auraient pu être condamnés à payer des indemnités de licenciement aux salariés de la SNCM en cas de liquidation judiciaire, et doit exprimer des doutes à ce sujet.

(148)

Plus généralement, la Commission souligne qu'aux paragraphes 196 à 216 de sa décision ABX, qui traitent justement du comportement d'investisseur avisé qu'aurait eu la SNCB en vendant une partie de son activité ABX-France à un prix négatif, après avoir rejeté (comme indiqué ci-dessus) les coûts imputables au risque de comblement de passif, parce que ce risque n'avait pas été suffisamment caractérisé, elle se livre à une analyse détaillée des autres coûts liés à la liquidation et qui avaient pu, dans le cas ABX, être pris en compte, en particulier l'impact de la liquidation d'une filiale sur la valeur du reste du groupe. Or, dans le cas d'espèce, la Commission ne dispose pas à ce stade d'une description suffisamment détaillée des coûts avancés par les autorités françaises. En outre, elle exprime ses doutes sur le fait que les circonstances du cas ABX soient transposables au cas d'espèce, notamment l'impact de la liquidation sur les autres composantes du groupe, qui tenait à la nature tout à fait particulière d'activité de réseau européen de l'entreprise concernée.

(149)

Par ailleurs, sur la base des éléments dont elle dispose, s'agissant des coûts sociaux qui seraient, selon elle, vraisemblablement à la charge de la France en cas de liquidation de la SNCM, la Commission note, toujours selon les études fournies par les autorités françaises, que si celles-ci font référence à une valeur moyenne de […] millions d'EUR pour les indemnités complémentaires de licenciement, elles font également état d'une très forte dispersion en la matière. Ainsi, le rapport CGMF, qui dans sa première version (septembre 2005) évoquait une première fourchette de […] à […] millions d'EUR, avec une valeur moyenne de […] millions d'EUR, est passé dans sa mise à jour de mars 2006, évoquée plus haut, à une seconde fourchette de […] à […] millions d'EUR, aboutissant à cette valeur moyenne de […] millions d'EUR. Le rapport Oddo, quant à lui, a évoqué des chiffres compris, selon la méthode retenue, soit entre […] et […] millions d'EUR, soit entre […] et […] millions d'EUR.

(150)

En outre, comme la Court l'a dit au point 22 de l'arrêt Espagne/Commission (Hytasa), précité, il faut établir une distinction entre les obligations que l'État doit assumer en tant que propriétaire actionnaire d'une société et les obligations qui peuvent lui incomber en tant que puissance publique. L'État en tant que propriétaire actionnaire d'une société n'est responsable de ses dettes qu'à concurrence de la valeur de liquidation de ses actifs. Cela signifie en l'espèce que certains coûts liés au plan social extra-conventionnel et certains coûts sociaux complémentaires ne pourraient pas être pris en considération pour l'application du critère de l'investisseur privé. À cet effet, la Commission invite la France à développer cet aspect et notamment détailler tous les coûts sociaux.

(151)

L'imprécision de ces chiffres comme l'impact déterminant de leur prise en compte ou non, sur le coût de liquidation forcée de la SNCM, impose à la Commission d'analyser plus avant cette probabilité comme sa portée.

(152)

À ce titre la Commission fait également observer qu'il peut paraître contradictoire d'inclure des coûts sociaux élevés, et notamment celui d'éventuelles indemnités complémentaires de licenciement, dans le coût théorique de liquidation servant à démontrer l'agissement d'un investisseur privé et, par ailleurs, de retenir, comme exposé plus avant, un montant de 38,5 millions d'EUR de charges extra-conventionnelles au titre d'“aide à la personne”. La Commission s'interroge sur le fait de savoir si ces deux mesures interviendraient simultanément et viseraient le même public, et se demande si dans ce cas ce montant ne devrait pas réduire d'autant le coût de liquidation annoncé comme référentiel de l'action de l'investisseur privé. Elle fait d'ailleurs observer que, dans cette hypothèse, et dans le cas de l'appréciation minimale fournie par le rapport Oddo, le coût de liquidation, soit […] millions d'EUR, diminué du montant des aides à la personne de 38,5 millions d'EUR, soit […] millions d'EUR, serait inférieur à celui de la recapitalisation (158 millions d'EUR).

(153)

La Commission note plus généralement que le montant de 158 millions d'EUR est le prix de marché négatif déterminé à l'issue d'une procédure de marché ouverte et transparente. Elle considère toutefois que même si la mise en ouvre d'un processus de mise en concurrence permet d'aboutir à un prix de marché, il n'est pas exclu que ce prix de marche contienne des éventuels éléments d'aides. Elle note à cet égard que, au-delà de la somme de 15,5 millions d'EUR, destinée à couvrir les engagements de la SNCM relatifs à la mutuelle de ses retraités, élément lui-même à préciser, les 142,5 millions d'EUR restants n'ont pas été, à ce stade de la procédure, détaillés par la France ni justifiés au regard de l'impératif de limitation au minimum de la participation financière de l'État ni comparés au détail des coûts de restructuration.

(154)

La deuxième approche utilisée par la France pour apprécier le caractère avisé de son comportement d'actionnaire est fondée sur l'application au cas d'espèce de la jurisprudence “Gröditzer” précitée. Selon la France, cette jurisprudence aurait confirmé l'appréciation de la Commission dans la décision du 8 juillet 1999 (77), selon laquelle “seule la valeur de liquidation […] des actifs, …, doit être prise en considération comme coût de la liquidation”. Dans le cas d'espèce, selon la France, la valeur de liquidation des actifs de la compagnie évaluée selon la méthodologie retenue dans l'arrêt Gröditzer serait de […] millions d'EUR, soit un montant supérieur au prix négatif de 158 millions d'EUR.

(155)

La Commission n'est à ce stade pas certaine que, d'une part, l'interprétation de l'arrêt et de la décision Gröditzer à laquelle se livre les autorités françaises soit correcte et, d'autre part, que l'arrêt Gröditzer puisse être transposé à la situation de la SNCM.

(156)

En effet, comme cela ressort du point 79 de la Décision Gröditzer, précitée, un investisseur privé poursuivant une politique structurelle, globale ou sectorielle, guidée par des perspectives de rentabilité à long terme, ne saurait raisonnablement se permettre, après des années de pertes ininterrompues, de procéder à un apport en capital qui, en termes économiques, s'avère non seulement plus coûteux qu'une liquidation des actifs, mais est en outre lié à la vente de 75 % de sa participation dans l' entreprise, ce qui lui enlève des perspectives substantielles de bénéfice, même à terme. Par ailleurs la Commission est d'avis que la comparaison entre les coûts de liquidation et les coûts d'une recapitalisation devraient également prendre en compte la valeur des actifs, qui est, dans les deux cas, transférée à l'acquéreur.

(157)

En outre, la Commission rappelle que en cas de vente dont les modalités auraient été inacceptables pour un investisseur privé, le prix de vente négatif devrait alors constituer dans son ensemble une aide d'État.

(158)

Enfin, la Commission tient également à préciser qu'elle manque d'éléments permettant d'assurer que l'application de cette jurisprudence mènerait effectivement à une estimation de la valeur de la liquidation de […] millions d'EUR. Elle invite donc la France et les parties tierces à fournir tout élément utile à cet égard.

(159)

La Commission émet donc à ce stade de la procédure des doutes quant au comportement d'investisseur privé qu'auraient eu la CGMF et la France en procédant à cette recapitalisation préalable à la cession de la majorité de la SNCM; elle attend des contributions à venir en la matière des autorités françaises et des tiers, ainsi que de ses propres investigations des éléments supplémentaires lui permettant de lever, en tout ou en partie, ses doutes.

(160)

Dans ce cadre, en complément des observations de la France et des tiers, la Commission souhaite vérifier, au moyen d'une expertise indépendante confiée à un expert qu'elle missionnera, les éléments de nature à justifier que le prix de vente négatif au moyen de la recapitalisation correspondait effectivement au comportement d'un investisseur avisé.

(161)

À ce stade, la Commission ne peut donc pas exclure que tout ou partie du montant de la recapitalisation de 158 millions d'EUR doive être considéré comme constitutif d'une aide d'État, et doive alors être apprécié ensemble avec l'aide à la restructuration retenue au titre du plan de 2002, comme une aide à la restructuration globale dont il conviendrait alors d'examiner la compatibilité.

3.3.   Appréciation relative aux aides à la restructuration

(162)

La Commission note que le plan de restructuration de 2002 a été examiné dans le cadre des lignes directrices sur les aides au sauvetage et à la restructuration de 1999 en vigueur à l'époque. Toutefois, elle note que les nouvelles mesures intégrant ce plan sont postérieures à l'entrée en vigueur de nouvelles lignes directrices de 2004 et ont été mises en œuvre avant que la Commission ne les autorise. Dès lors, s'il s'avérait dans le cadre de la procédure d'enquête que les nouvelles mesures constituent des aides d'état apportant une augmentation substantielle du montant d'aide à la restructuration examiné au titre du plan de 2002, elle examinera leur compatibilité à la lumière des les lignes directrices communautaires concernant les aides d'État au sauvetage et à la restructuration d'entreprises en difficulté publiées le 1er octobre 2004.

3.3.1.   Caractère d'entreprise en difficulté

(163)

Pour être éligible à une aide à la restructuration, l'entreprise doit pouvoir être considérée comme étant en difficulté au sens des lignes directrices sur les aides au sauvetage et à la restructuration.

(164)

Le critère d'entreprise en difficulté avait été vérifié dans la décision de la Commission du 9 juillet 2003 sur la base des comptes annuels de la SNCM pour les années 2001 et 2002.

(165)

Il convient de vérifier que la SNCM vérifie toujours cette condition, au regard cette fois du rapport annuel le plus récent, à savoir celui de l'année 2005, non encore approuvé par les actionnaires de la SNCM mais dont le projet a déjà été fourni à la Commission. La Commission souligne à titre liminaire, comme le rappellent les lignes directrices (78), qu'il n'existe pas de définition communautaire de l'entreprise en difficulté. Néanmoins, la Commission a vérifié que la SNCM remplit bien le test prévu au point 10 des lignes directrices de 2004, qui permet de vérifier sans conteste qu'une entreprise est en difficulté.

(166)

En effet, la SNCM dispose au 31/12/2005 d'un capital de 55 586 100 EUR (55,6 millions d'EUR) et de primes d'émission de 1,4 millions d'EUR, soit 57 millions d'EUR au total, à comparer à un report à nouveau de -60,5 millions d'EUR, dont -28,8 millions d'EUR pour le seul résultat net de 2005, et de réserves à hauteur de 1,75 millions d'EUR. Ainsi, les capitaux propres hors provisions réglementées (79), encore appelés situation nette en terminologie comptable française, sont négatifs à –1,7 millions d'EUR en 2005, en baisse de 25,5 millions d'EUR par rapport à 2004. Un tel niveau traduit la disparition de plus de la moitié du capital social de l'entreprise, capital social dont plus d'un quart a disparu au cours des 12 derniers mois, vérifiant ainsi la condition suffisante décrite au point 10 a) des lignes directrices (80) et permettant de prouver que l'entreprise est bien en difficulté.

3.3.2.   Doutes sur la viabilité de l'entreprise

(167)

Le plan de restructuration, dont la durée doit être aussi limitée que possible, doit permettre de rétablir dans un délai raisonnable la viabilité à long terme de l'entreprise, sur la base d'hypothèses réalistes concernant les conditions d'exploitation future. Le plan de restructuration doit proposer une mutation de l'entreprise telle que cette dernière puisse couvrir, une fois la restructuration achevée, tous ses coûts, y compris les coûts d'amortissement et les charges financières. La rentabilité de l'entreprise restructurée devra être suffisante pour lui permettre d'affronter la concurrence en ne comptant plus que sur ses seules forces.

(168)

La Commission note que le transfert de la SNCM au secteur privé est un élément important dans la restructuration de l'entreprise et crédibilise fortement la perspective de son retour à la viabilité. Elle note toutefois que ce transfert n'est actuellement que partiel. En outre, notamment au vu des difficultés récurrentes de l'entreprise (y compris suite à la restructuration notifiée en 2002) et de la réduction de sa présence sur le marché avec la Corse, la Commission n'est à ce stade pas convaincue que le plan de restructuration actualisé offre tous les éléments nécessaires à garantir la viabilité durable de l'entreprise.

(169)

Par ailleurs, entre autres questions, une restructuration devrait normalement impliquer l'abandon des activités, qui, même après restructuration, resteraient structurellement déficitaires. Or, la Commission note que la SNCM n'envisage pas la suppression de toutes ses activités déficitaires et doit donc à ce stade exprimer ses doutes actuels sur l'effet de cette décision sur les perspectives de viabilité de la compagnie. La Commission souhaite également avoir davantage de précisions sur l'impact que le redéploiement sur le Maghreb aurait sur le retour à la viabilité de la compagnie.

(170)

En outre, la Commission note que la réussite du plan de restructuration est liée étroitement à l'attribution de la DSP sur les liaisons entre Marseille et la Corse pour la période comprise entre le 1er janvier 2007 et le 31 décembre 2012 et que l'éventuelle non attribution de la DSP à la SNCM constitue un élément d'incertitude sur la viabilité de l'entreprise.

(171)

La Commission s'interroge sur la réalisation du plan social de 2002 et sur l'impact que les nouvelles mesures sociales auront sur l'ensemble du plan de restructuration. La Commission note que si, d'une part, comme exposé par les autorités françaises, la réduction d'effectifs attendue sur le personnel sédentaire aurait été réalisée dans l'ensemble, d'autre part, les réductions des effectifs navigants n'ont pas respectées les prévisions et que l'augmentation de la productivité prévue de 10 % n'a pas été atteinte.

(172)

La Commission note également que le nouveau plan social prévoit une réduction de la masse salariale de […] millions d'EUR avec un départ de 400 ETP et une augmentation de la productivité de […] %. En particulier, elle exprime ses doutes sur le fait que une réduction des effectifs de 400 ETP (équivalents temps plein) et l'adoption de mesures de productivité qui génèrent au total une économie d'environ […] millions d'EUR suffirait à contribuer au retour à la viabilité de la SNCM compte tenu des écarts avec les prévisions du plan social de 2002. Dès lors, elle invite les autorités françaises et les tiers à lui fournir tout élément utile à clarifier ce point.

3.3.3.   Doutes sur la limitation de l'aide au minimum

(173)

Le montant des aides à la restructuration doit être limité au minimum possible, notamment au regard des coûts et besoins de restructuration de l'entreprise. À cet égard, la Commission note que les autorités françaises n'ont pas indiqué de manière détaillée quels sont les différents postes de coûts de restructuration. En outre, dans la mesure où tout ou partie du montant de la recapitalisation préalable de 158 millions d'EUR pourrait être qualifié d'aide à la restructuration, la Commission considère que les autorités françaises n'ont à ce stade pas suffisamment démontré que ce montant est limité au strict minimum. Entre autres questions, la France est également invitée à préciser si ce montant inclut ou non des coûts sociaux normalement à charge de l'entreprise, et si il inclut la prise en charge de pertes futures et/ou d'autres éléments et à quel niveau.

(174)

La Commission rappelle que les lignes directrices exigent également que les entreprises bénéficiaires d'aides à la restructuration contribuent de manière importante au plan de restructuration sur leurs propres ressources; pour les grandes entreprises, selon les lignes directrices de 2004, une contribution d'au moins 50 % est en principe considérée comme appropriée. La Commission note à cet égard que, si les cessions proposées par la France dans sa notification de 2002, pour une valeur finale de 25.165.000 EUR, et celles effectuées suite à la décision de 2003 de la Commission, soit 5.022.600 EUR, soit un total final de 30.187.600 EUR, constituent une contribution substantielle au regard du montant des coûts de restructuration au titre du plan notifié en 2002, soit 46 millions d'EUR, il n'en serait plus nécessairement de même en tenant compte de l'adaptation du plan de restructuration suite aux nouvelles mesures. Elle invite donc la France d'une part à détailler les coûts de restructuration et d'autre part à justifier le caractère suffisant du niveau de contribution propre au sens des lignes directrices. À cet égard il est à rappeler, comme indiqué précédemment, que même si la Commission devait qualifier les 53,48 millions d'EUR d'aide compatible au titre de l'article 86(2), l'octroi de toute aide pendant la période de restructuration est susceptible d'influer sur l'appréciation des aides à la restructuration et devrait donc être pris en compte conformément aux points 68-71 des lignes directrices de 2004.

3.3.4.   Doutes sur la prévention de distorsion de la concurrence

(175)

Des mesures doivent être prises pour atténuer, autant que possible, les conséquences défavorables de l'aide pour les concurrents. À défaut, l'aide devrait être considérée comme contraire à l'intérêt commun et donc incompatible avec le marché commun. Dans le cas présent, la Commission note que la SNCM a réalisé plusieurs cessions dans le cadre du plan initial de 2002, mais que la France n'a pas proposé de cession d'actif supplémentaire; elle a au contraire souligné que la flotte de la SNCM, sans s'accroître, est destinée à être renouvelée à hauteur de deux bateaux en 2006 et 2008. De même, la France a précisé que la condition d'absence de price leadership doit être supprimée selon le plan et l'accord présenté par les parties pour leur participation à l'opération de recapitalisation présente.

(176)

Comme indiqué précédemment, et comme suggéré par le Tribunal, le réexamen du montant des aides à la restructuration pourrait conduire à revoir le niveau des contreparties à exiger de la SNCM, en tenant compte du fait que les contreparties exigées lors de la décision de 2003, sur la base d'un montant d'aide de 76 millions d'EUR, auraient été largement ou totalement réalisées. Toutefois, compte tenu des doutes qui existent à ce stade sur le montant total qui devra être considéré au titre des aides à la restructuration, et qui pourrait in fine être supérieur ou inférieur au montant initial de 76 millions d'EUR, la Commission ne peut pas exclure à ce stade que les contreparties établies par sa décision de 2003 soient maintenues ou que des contreparties additionnelles soient imposées si le montant des aides à la restructuration était supérieur à celui notifié en 2002.

(177)

Dans le cadre de son analyse, en complément des observations de la France et des tiers sur les point précités, la Commission vérifiera, au moyen d'une expertise indépendante, les éléments de nature à justifier que le plan de restructuration permettra la viabilité de l'entreprise, que les éventuelles aides à la restructuration sont limitées au minimum et que la participation en terme de contribution propres à la restructuration de la part de la SNCM soit suffisante au regard des lignes directrices. La Commission examinera également, à l'aide de son expert, dans quelle mesure les contreparties imposées en 2003 ont été respectées.

3.4.   Appréciation des 8,75 millions d'EUR d'apport CGMF

(178)

La France expose que la recapitalisation de 8,75 millions d'EUR par l'État a été faite de manière concomitante à l'apport des investisseurs privés. Elle explique également que la concomitance est renforcée par la part minoritaire prise par l'État alors que la majorité des fonds sont apportés par le marché. Cette modalité permettrait de respecter l'engagement de privatisation pris par les autorités françaises.

(179)

La Commission estime, en effet, qu'au cas où la concomitance de l'investissement privé et public serait démontrée, la recapitalisation de la SNCM à la quelle l'État, via la CGMF, participerait de manière minoritaire ne constituerait pas une aide d'État. À cet égard, elle observe également que la CGMF bénéficierait, hormis le cas d'un règlement judiciaire affectant la SNCM, d'une rentabilité en capital fixe établie à […] % par an au cas où elle devait céder sa participation. En revanche, elle note que la présence de conditions résolutoires stipulées au seul bénéfice des repreneurs pourrait remettre en cause le respect du principe d'égalité des investisseurs.

(180)

Pour pouvoir parvenir à une conclusion sur ces points, la Commission, au delà de l'analyse commanditée à un expert indépendant, souhaite obtenir des autorités françaises des précisions quant aux modalités de ces opérations, de nature à lui permettre de vérifier si l'avance en capital apportée par les repreneurs a une rémunération adéquate, et si la concomitance entre l'investissement privé et public, et notamment l'identité des conditions de souscription, est bien garantie.

3.5.   Appréciation des 38,5 millions d'EUR d'apport en compte courant CGMF (aide à la personne)

(181)

La Commission note que la France, en invoquant la pratique décisionnelle de la Commission, notamment la décision “SFP — Société française de production”, considère que ce financement constitue une aide à la personne qui ne bénéficie pas à l'entreprise et qui ne serait pas donc à qualifier d'aide d'État.

(182)

À cet égard, tout en reconnaissant que la mise en œuvre de mesures sociales supplémentaires par les biais de fonds publics en faveur des personnes licenciées, ne libérant pas l'employeur de ses charges normales, pourraient en principe ne pas constituer une aide d'État, la Commission s'interroge sur la possibilité qu'une telle mesure puisse constituer un avantage indirect à l'entreprise. Elle estime qu'il est prématuré à ce stade de se prononcer sur la nature du montant de 38,5 millions d'EUR et qu'elle doit reporter son évaluation au moment où les autorités françaises auront fourni plus de détails sur le montant même ainsi que sur les modalités de son octroi.

(183)

Au-delà de l'analyse qu'elle conduira à l'aide de son expert, la Commission invite la France à fournir toute information de nature à préciser les éléments pris en compte pour déterminer ce montant, les destinataires de la mesure, si les mesures seront mises en œuvre exclusivement lors que ces destinataires auront quitté l'entreprise, en quoi cette mesure se différencie des coûts du plan social conventionnel et des coûts sociaux hors plan conventionnel, l'existence des éventuelles conditions liées à l'octroi de ce bénéfice et tout autre élément utile à cet égard. Elle invite également la France à répondre au doute exprimé plus haut sur le risque de contradiction avec la prise en compte des indemnités complémentaires de licenciement comme faisant partie des risques supportés par un investisseur avisé.

4.   CONCLUSION

Compte tenu des considérations qui précédent, la Commission invite la France, dans le cadre de la procédure de l'article 88, paragraphe 2, du traité CE, à présenter ses observations et à fournir toute information utile pour l'évaluation de la mesure dans un délai d'un mois à compter de la date de réception de la présente. Elle invite vos autorités à transmettre immédiatement une copie de cette lettre au bénéficiaire potentiel de l'aide.

La Commission rappelle à la France l'effet suspensif de l'article 88, paragraphe 3, du traité CE et se réfère à l'article 14 du règlement (CE) no 659/1999 du Conseil qui prévoit que toute aide illégale pourra faire l'objet d'une récupération auprès de son bénéficiaire.

Par la présente, la Commission avise la France qu'elle informera les intéressés par la publication de la présente lettre et d'un résumé de celle-ci au Journal officiel de l'Union européenne. Elle informera également les intéressés dans les pays de l'AELE signataires de l'accord EEE par la publication d'une communication dans le supplément EEE du Journal officiel, ainsi que l'autorité de surveillance de l'AELE en leur envoyant une copie de la présente. Tous les intéressés susmentionnés seront invités à présenter leurs observations dans un délai d'un mois à compter de la date de cette publication”.


(1)  Ingeschreven onder nr. TREN A/61846.

(2)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(3)  PB L 61 van 27.2.2004, blz. 13.

(4)  PB C 103 van 29.4.2006.

(5)  PB L 24 van 29.1.2004.

(6)  45 % van de CMN is in handen van de SNCM, de overige 55 % van de Compagnie méridionale de Participation (CMP). De daadwerkelijke zeggenschap over de CMN is daarom sinds 1992 toevertrouwd aan de groep Stef-TFE, die 49 % van CMP in handen heeft.

(7)  Zie punt 24.

(8)  Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer) (PB L 364 van 12.12.1992, blz. 7).

(9)  Op grond van de Franse wet nr. 91-428 van 13 mei 1991 — Sinds 1991 treden de Coriscaanse autoriteiten op als concessieverlenende instantie voor de openbaredienstverplichtingen.

(10)  Kandidaten dienden hun offertes voor 4 augustus in te dienen.

(11)  De conclusies van de overwegingen van het arrest zijn weergegeven in de punten 316 t.e.m. 321 van het arrest.

(12)  Zie punt 268 van het arrest.

(13)  Zie punt 283 van het arrest.

(14)  Zie punt 320 van het arrest.

(15)  Uit de beschikking van 16 maart 2005 blijkt dat de definitieve opbrengsten van de in het herstructureringsplan geplande verkopen 25 miljoen EUR bedraagt.

(16)  Dit bedrag omvat: 20,4 miljoen EUR voor het eigenlijke herstructureringsplan, 1,8 miljoen EUR voor de ontmanteling van de vaartuigen die te koop staan, 14,8 miljoen EUR voor de afschrijving van de Liamone en 9 miljoen EUR voor de heropstarting van de routes naar de Maghreb.

(17)  Vertrouwelijke gegevens

(18)  Enregistrées sous le no TREN A/61846.

(19)  JO L 83 du 27.3.1999, p. 1.

(20)  Enregistrée sous la référence TREN(2002) A/65862.

(21)  Enregistrée sous la référence SG(2002) A/10050.

(22)  Enregistrée sous la référence SG(2002) A/10252.

(23)  JO C 308 du 11.12.2002, p. 29.

(24)  Enregistrée par les services de la Commission sous le no SG(2003) A/1546.

(25)  JO C 288 du 9.10.1999, p. 2.

(26)  Enregistrée par les services de la Commission sous le no SG(2003) A/1691.

(27)  Enregistré par les services de la Commission sous le no TREN A/21701.

(28)  Enregistré par les services de la Commission sous le no TREN A/20745.

(29)  Enregistré par les services de la Commission sous le no TREN A/21531.

(30)  JO L 61 du 27.2.2004, p. 13.

(31)  JO 1999, C 62, p. 9.

(32)  JO 2001, C 117, p. 9.

(33)  JO 2002, L 50, p. 66.

(34)  JO C 148 du 25.6.2003.

(35)  JO C 288 du 9.10.1999.

(36)  Enregistré par les services de la Commission sous le no TREN A/27546.

(37)  Enregistré par les services de la Commission sous le no TREN A/30842.

(38)  Enregistré sous le no SG(2005) A/10782.

(39)  Enregistré sous le no SG(2005)A/11122.

(40)  Enregistré par les services de la Commission sous le no TREN A/10016.

(41)  Enregistré par les services de la Commission sous le no TREN A/16904.

(42)  Enregistré par les services de la Commission sous le no TREN A/19105.

(43)  JO C 103 du 29.4.2006.

(44)  JO L 24 du 29.1.2004.

(45)  OJ C 148 of 24.6.2006.

(46)  Enregistré par les services de la Commission sous le no TREN A/25295.

(47)  La CMN est détenue à 45 % par la SNCM et à 55 % par la Compagnie méridionale de Participation (CMP). Son contrôle effectif a été ainsi confié depuis 1992 au groupe Stef-TFE qui possède 49 % de la CMP.

(48)  Voir le point 24.

(49)  Règlement (CEE) no 3577/92 du Conseil du 7 décembre 1992 concernant l'application du principe de la libre circulation des services aux transports maritimes à l'intérieur des États membres (règlement cabotage) (JO L 364 du 12.12.1992, p. 7).

(50)  JO S 2001/10 — 007005.

(51)  Autorité concédante pour les obligations de service public depuis 1991 en vertu de ladite loi française no 91-428 du 13 mai 1991.

(52)  JOUE 2006/S 100-107350. Les candidats ont jusqu'au 4 août pour remettre leurs offres.

(53)  Aide d'État N 781/2001 autorisée par décision de la Commission du 2.7.2002, JO C 186/2002.

(54)  Le Southern Trader fait actuellement l'objet d'une promesse de vente.

(55)  Les conclusions des motifs de l'arrêt sont mentionnées aux points 316 à 321de son arrêt.

(56)  Voir point 268 de l'arrêt.

(57)  Voir point 283 de l'arrêt.

(58)  Voir point 284 de l'arrêt.

(59)  Voir point 320 de l'arrêt.

(60)  De la décision du 16 mars 2005 il résulte que le montant définitif du produit net des cessions prévues au plan de restructuration s'élèverait à 25 165 000 EUR.

(61)  Estimation

(62)  Ce montant étant détaillé comme suit : 20,4 millions d'EUR en tant que plan de restructuration proprement dit, 1,8 millions d'EUR frais de désarmement de navires en vente, 14,8 millions d'EUR dépréciation du Liamone et 9 millions d'EUR coût de redéploiement de l'activité vers le Maghreb.

(63)  Arrêt de la Cour du 24 juillet 2003, Altmark Trans GmbH e. Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH, aff. C-280/00, Rec. 2003, p. 7747.

(64)  Les quatre conditions sont les suivantes :

(i)

l'entreprise bénéficiaire doit effectivement être chargée de l'exécution d'obligations de service public et ces obligations doivent être clairement définies

(ii)

les paramètres sur la base desquels est calculée la compensation doivent être préalablement établis de façon objective et transparente, afin d'éviter qu'elle comporte un avantage économique susceptible de favoriser l'entreprise bénéficiaire par rapport à des entreprises concurrentes ;

(iii)

la compensation ne saurait dépasser ce qui est nécessaire pour couvrir tout ou partie des coûts occasionnés par l'exécution des obligations de service public, en tenant compte des recettes y relatives ainsi que d'un bénéfice raisonnable pour l'exécution de ces obligations ;

(iv)

lorsque le choix de l'entreprise à charger de l'exécution d'obligations de service public, dans un cas concret, n'est pas effectué dans le cadre d'une procédure de marché public permettant de sélectionner le candidat capable de fournir ces services au moindre coût pour la collectivité, le niveau de la compensation nécessaire doit être déterminé sur la base d'une analyse des coûts qu'une entreprise moyenne, bien gérée et adéquatement équipée en moyens de transport afin de pouvoir satisfaire aux exigences de service public requises, aurait encourus pour exécuter ces obligations, en tenant compte des recettes y relatives ainsi que d'un bénéfice raisonnable pour l'exécution de ces obligations.

(65)  Rapports entre les charges salariales d'une part et le chiffre d'affaires, les traversées et les navires d'autre part.

(66)  Les autorités françaises avaient défendu en 2002 le caractère stratégique de la participation de la SNCM dans Sud-Cargos. L'évolution du trafic de marchandises (développement du conteneur au détriment du trafic roro), le rachat de Delmas, autre actionnaire de Sud-Cargos, par CMA CGM et les difficultés économiques de Sud-Cargos sont autant de facteurs qui expliquent que cette participation n'est plus stratégique et a pu être cédée en 2005 par la SNCM.

(67)  Veolia Transport est une filiale à 100 % de Veolia Environnement. Elle exploite sous le nom de Connex des services de transport de voyageurs pour le compte de collectivités publiques (transports collectifs en agglomération, transports collectifs interurbains et régionaux) et gère à ce titre des réseaux routiers et ferroviaires et, dans une moindre mesure, des services de transport maritime

(68)  Chiffrage ne tenant pas compte: (i) d'une période intercalaire plus longue qu'un mois (hypothèse d'une liquidation quasi-immédiate) et donc beaucoup plus coûteuse, par exemple dans le cas d'une liquidation amiable dont le surcoût peut être estimé à environ […]* millions d'EUR ; (ii) d'éventuels surcoûts “collatéraux” pour l'État puissance publique (impact sur le fonctionnement du Port de Marseille et le service public de continuité territoriale vers la Corse, etc.).

(69)  Arrêt de la Cour du 28 janvier 2003, aff. C-334/99, Allemagne c/ Commission (arrêt “Gröditzer”).

(70)  Cass.com 6 février 2001 no 98-15129

(71)  Affaire Aspocomp Group Oyj ; arrêt de la Cour d'Appel de Rouen du 22 mars 2005

(72)  Décision de la Commission du 17 juillet 2002, Société Française de Production, C(2002)2593fin.

(73)  La flotte initiale de 11 navires a été réduite d'une unité avec la cession du NGV Aliso. Par décision du 8.9.2004 la Commission avait autorisé à vendre soit l'Alisco, soit l'Aliso, deux navires sistership, dès lors que le nombre des navires utilisés ne dépassaient pas onze.

(74)  En effet, entre 2003 et 2004, la SNCM a cédé ses participations jugées non stratégiques dans quatre sociétés, à savoir Amadeus France, la société civile immobilière Schuman, la Société Méditerranéenne d'Investissements et de Participations (SMIP) et la SOMECA. S'agissant de la vente de la participation de la SNCM dans la Compagnie Corse Méditerranée (CCM), la SNCM n'a pu trouver acquéreur malgré un processus de mise en vente et l'offre de la céder même à une valeur symbolique aux actionnaires de la CCM.

(75)  Arrêt de la Court du 14 septembre 1994, affaires C 278/92, C-279/92 et C 208/92, Espagne c. Commission“Hytasa”, Rec. 1999, p. I-4/03.

(76)  Aide d'État no C 53-2003 (no NN62/2003) — Belgique — Aide à la restructuration d'ABX Logistics,

(77)  Décision C 1999/720 concernant l'aide d'État mise à exécution par l'Allemagne en faveur de Grödizer Stahlwerke GmbH et de sa filiale Walzwerk Burg GmbH, JO L 292 du 13.11.1999.

(78)  Point 9 des lignes directrices.

(79)  Les provisions réglementées sont des charges passées en comptabilité en application de règles fiscales, comme par exemple l'amortissement dérogatoire.

(80)  

Voir le point 10 a) des lignes directrices:

“… une entreprise est, en principe et quelle que soit sa taille, considérée comme étant en difficulté aux fins des présentes lignes directrices…:

a)

s'il s'agit d'une société à responsabilité limitée, lorsque plus de la moitié de son capital social a disparu, plus du quart de ce capital ayant été perdu au cours des douze derniers mois”.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/77


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de Staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/26)

Datum waarop het besluit is genomen

4 juli 2006

Nummer van de steunmaatregel

N 43/06

Lidstaat

Italië

Benaming van de steunregeling

Cetena & Insean

Rechtsgrondslag

Art. 5 Legge 9 gennaio 2006, n. 13

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Onderzoek en ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven 1 miljoen EUR; Totaal van de voorziene steun 3 miljoen EUR

Looptijd

31 december 2007

Economische sectoren

Beperkt tot de scheepsbouw

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

25.1.2006

Nummer van de steunmaatregel

N 118/05

Lidstaat

Ierland

Regio

Cork

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Multisectorale Kaderregeling 2002 — Steun voor Centocor

Rechtsgrondslag

Industrial Development Act of 1986 (as amended) — Section 21

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Regionale ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun: 45,47 miljoen EUR NCW (1)

Maximale steunintensiteit

7,39 % NSE

Economische sectoren

Beperkt tot de chemische en farmaceutische industrie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

7.6.2006

Nummer van de steunmaatregel

N 262/06

Lidstaat

Spanje

Benaming van de steunregeling

Ayuda a Indonesia (construcción naval)

Rechtsgrondslag

Disposición adicional vigésima segunda: Fondo de Ayuda al Desarrollo, de la Ley 62/2003, de 30 de diciembre

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Ontwikkelingshulp

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 6,92 miljoen EUR

Maximale steunintensiteit

35 %

Economische sectoren

Beperkt tot de scheepsbouw

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministerio de Industria, Turismo y Comercio

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

20 september 2006

Nummer van de steunmaatregel

N 267/06

Lidstaat

Spanje

Regio

Cataluña

Benaming van de steunregeling

Subvención para la promoción del cine de autor

Rechtsgrondslag

Resolución CLT/245/2006, de 2 de febrero, por la que se convoca concurso público para la concesión de subvenciones para la promoción del cine de autor (DOGC 4571 de 13.2.2006)

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Cultuurbevordering

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven 0,62 miljoen EUR; Totaal van de voorziene steun 3,5 miljoen EUR

Maximale steunintensiteit

18 %

Looptijd

31 december 2010

Economische sectoren

Beperkt tot recreatie, cultuur en sport, Beperkt tot de media

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Institut Català de les Industries Culturals (ICIC)

C/Rambla Sta. Mònica, 8

E-08001 Barcelona

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

19 oktober 2006

Nummer van de steunmaatregel

N 297/06

Lidstaat

Spanje

Regio

La Rioja

Benaming van de steunregeling

Reindustrialización en zonas afectadas por deslocalización industrial — La Rioja

Rechtsgrondslag

Propuesta de Bases Reguladoras de la concesión de subvenciones a la inversión de finalidad regional para actuaciones de reindustrialización en zonas afectadas por deslocalización industrial

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Regionale ontwikkeling

Vorm van de steun

Directe subsidie — Rentesubsidie

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven 3 miljoen EUR; Totaal van de voorziene steun 3 miljoen EUR

Maximale steunintensiteit

20 %

Looptijd

31 december 2006

Economische sectoren

Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

ADER — Agencia de Desarrollo Económico de La Rioja

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

6 november 2006

Nummer van de steunmaatregel

N 592/06

Lidstaat

Zweden

Benaming van de steunregeling

Skattebefrielse för biodrivmedel — förlängd tillämpning

Rechtsgrondslag

Lagen 1994:1776 om skatt på energi.

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Milieubescherming

Vorm van de steun

Belastingvoordeel

Begrotingsmiddelen

Voorziene jaarlijkse uitgaven 1 800 miljoen SEK; Totaal van de voorziene steun 9 000 miljoen SEK

Looptijd

1 januari 2009 — 31 december 2013

Economische sectoren

Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Finansdepartementet

S-103 33 Stockholm

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen

29 november 2002

Nummer van de steunmaatregel

N 681/02

Lidstaat

België

Regio

Vlaanderen

Benaming van de steunregeling

Staatssteun voor het Vlaams Audiovisueel Fonds

Rechtsgrondslag

Decreet van 13 april 1999 houdende machtiging van de Vlaamse Regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vzw Vlaams Audiovisueel Fonds

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Cultuurbevordering

Vorm van de steun

Zachte lening

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 5,5 miljoen EUR

Maximale steunintensiteit

85 %

Looptijd

27 november 2002 — 31 december 2004

Economische sectoren

Beperkt tot de media

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Administratie Media van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


(1)  NCW = Netto contante waarde


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/81


Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende liften

(Voor de EER relevante tekst)

(Bekendmaking van titels en referentienummers van geharmoniseerde normen in het kader van de richtlijn)

(2006/C 303/27)

ENO (1)

Referentienummer en titel van de norm

(en referentie document)

Eerste bekendmaking PB

Referentie-nummer van de vervangen norm

Datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt

Noot 1

CEN

EN 81-1:1998

Veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en het aanbrengen van personenliften — Deel 1: Elektrische personenliften

31.3.1999

 

EN 81-1:1998/A2:2004

6.8.2005

Noot 3

Datum verstreken

(6.8.2005)

EN 81-1:1998/A1:2005

2.8.2006

Noot 3

Datum verstreken

(2.8.2006)

EN 81-1:1998/AC:1999

 

 

 

CEN

EN 81-2:1998

Veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en het aanbrengen van personenliften — Deel 2: Hydraulische personenliften

31.3.1999

 

EN 81-2:1998/A2:2004

6.8.2005

Noot 3

Datum verstreken

(6.8.2005)

EN 81-2:1998/A1:2005

2.8.2006

Noot 3

Datum verstreken

(2.8.2006)

EN 81-2:1998/AC:1999

 

 

 

CEN

EN 81-28:2003

Veiligheidsregels voor het vervaardigen en hetaanbrengen van liften — Liften voor het vervoer van personen en goederen — Deel 28: Afstandsalarm voor personen- en personen-goederenliften

10.2.2004

 

CEN

EN 81-58:2003

Veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en het aanbrengen van personenliften — Deel 58: Liftdeuren — Beproeving van de brandwerendheid

10.2.2004

 

CEN

EN 81-70:2003

Veiligheidsregels voor het vervaardigen en het aanbrengen van liften — Bijzondere toepassingen voor personenliften en personen-goederenliften — Deel 70: Toegankelijkheid van liften voor personen inclusief personen met een handicap

6.8.2005

 

EN 81-70:2003/A1:2004

6.8.2005

 

 

CEN

EN 81-72:2003

Veiligheidsregels voor het vervaardigen en aanbrengen van liften — Bijzondere toepassingen voor personenliften en personen-goederenliften — Deel 72: Brandweerliften

10.2.2004

 

CEN

EN 81-73:2005

Veiligheidsregels voor het vervaardigen en het aanbrengen van liften — Speciale toepassingen voor personenliften en personen-goederenliften — Deel 73: Gedrag van liften in geval van brand

2.8.2006

 

CEN

EN 12016:2004

Elektromagnetische compatibiliteit — Productgroepnorm voor liften, roltrappen en rolpaden — Immuniteit

6.8.2005

EN 12016:1998

Datum verstreken

(30.6.2006)

CEN

EN 12385-5:2002

Staalkabels — Veiligheid — Deel 5: Strengenkabels voor liften

6.8.2005

 

CEN

EN 13015:2001

Onderhoud van liften en roltrappen — Regels voor onderhoudsinstructies

10.2.2004

 

CEN

EN 13411-7:2006

Eindverbindingen voor staalkabels — Veiligheid — Deel 7: Symmetrische wigklemmen

Dit is de eerste bekendmaking

 

Noot 1

In het algemeen is de datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt, de door de Europese normalisatie-instituten vastgestelde datum van intrekking, maar gebruikers van de norm worden erop gewezen dat dit in bepaalde uitzonderlijke gevallen anders kan zijn.

Noot 3

In het geval van wijzigingsbladen is de norm waarnaar verwezen wordt EN CCCCC:YYYY, de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, en het nieuw genoemde wijzigingsblad. De vervangen norm (kolom 4) bestaat daarom uit EN CCCCC:YYYY en de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, maar zonder het nieuw genoemde wijzigingsblad. Op genoemde datum eindigt het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn van de vervangen norm.

WAARSCHUWING:

Iedere informatie betreffende de beschikbaarheid van de normen kan verkregen worden ofwel bij de Europese normalisatie-instellingen ofwel bij de nationale normalisatie-instellingen waarvan de lijst een bijlage is bij de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 98/34/EG (2) gewijzigd door Richtlijn 98/48/EG (3).

De publicatie van de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie houdt niet in dat de normen beschikbaar zijn in alle talen van de Gemeenschap.

Deze lijst vervangt de vorige lijsten die in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd werden. De Commissie zal er zorg voor dragen dat de huidige lijst regelmatig wordt bijgewerkt.

Meer informatie kunt u vinden op Europa:

http://europa.eu.int/comm/enterprise/newapproach/standardization/harmstds.


(1)  ESO: Europese Normalisatie Organisatie:

CEN: rue de Stassart 36, B-1050 Brussel, Tel. (32-2) 550 08 11; fax (32-2) 550 08 19 (http://www.cenorm.be)

CENELEC: rue de Stassart 35, B-1050 Brussel, Tel. (32-2) 519 68 71; fax (32-2) 519 69 19 (http://www.cenelec.org)

ETSI: 650, route des Lucioles, F-06921 Sophia Antipolis, Tel. (33) 492 94 42 00; fax (33) 493 65 47 16 (http://www.etsi.org)

(2)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(3)  PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/83


Codecombinaties voor vak 36 van het enig document

(2006/C 303/28)

Code- combinatie

Toe te passen douanetarieven

(artikel 20, lid 3, onder c) tot en met f) van het communautair douanewetboek)

1XX

Voor alle landen

100

Voor derde landen geldende rechten

Normale rechten in de zin van artikel 20, lid 3, onder c), van het communautair douanewetboek.

Worden geheven wanneer niet om toepassing van preferentiële douanerechten wordt gevraagd of wanneer deze niet bestaan.

110

Autonome schorsingen van rechten

Tijdelijke schorsingen van de autonome douanerechten voor bepaalde landbouwproducten, chemische, aeronautische en microelektronische producten. Deze worden doorgaans voor een jaar bij verordening vastgesteld. Andere schorsingen worden vastgesteld door middel van een voetnoot bij de GN-code en zijn dan voor onbepaalde tijd geldig. De normale rechten kunnen geheel (bijv. hoofdstuk 27) of gedeeltelijk (bijv. GN-codes 2905 44, 3201 20 00, 3824 60 enz.) worden geschorst.

115

Schorsingen van rechten voor goederen met een bijzondere bestemming

Sommige schorsingen van code 110 gelden uitsluitend indien de goederen een bijzondere bestemming krijgen of voor bijzondere doeleinden worden gebruikt als bedoeld in artikel 82 van het douanewetboek.

118

Autonome schorsingen van rechten op grond van een certificaat waaruit de bijzondere aard van de goederen blijkt

Komt momenteel in TARIC niet voor.

119

Autonome schorsingen van rechten op grond van een „luchtwaardigheidscertificaat”

Woden uitsluitend toegepast indien een luchtwaardigheidscertificaat wordt overgelegd.

120

Niet-preferentiële tariefcontingenten

Er zijn WTO-tariefcontingent en autonome tariefcontingenten die voor alle of voor bepaalde landen gelden.

123

Niet-preferentiële tariefcontingenten op vertoon van een vergunning bijzondere bestemming

Sommige tariefcontingenten van code 120 gelden uitsluitend indien de goederen een bijzondere bestemming krijgen of voor bijzondere doeleinden worden gebruikt als bedoeld in artikel 82 van het douanewetboek.

125

Niet-preferentiële tariefcontingenten op vertoon van een bepaald certificaat

Het gaat hier om andere documenten dan certificaten ten bewijze van de oorsprong, bijv. stamboekcertificaten, certificaten ten bewijze van de ambachtelijke vervaardiging van het product….

128

Tariefcontingenten na passieve veredeling

140

Bijzondere bestemming krachtens het gemeenschappelijk douanetarief

De toepassing van de voor derde landen geldende rechten is afhankelijk van de overlegging van een vergunning bijzondere bestemming.

150

Toelating tot GN-codes op vertoon van bepaalde certificaten

De meeste van deze gevallen en de betrokken certificaten zijn vermeld in de gecombineerde nomenclatuur (zie inleidende bepalingen). Andere zijn vermeld in de voetnoten bij de betrokken GN-codes, bijv. 0202 30 50.

2XX

Stelsel van algemene preferenties (SAP)

200

SAP-recht zonder voorwaarden of beperkingen

Er behoeft uitsluitend een certificaat van oorsprong, formulier A, te worden overgelegd.

Op formulier A kan ook worden vermeld dat aan sociale voorwaarden of milieu-eisen is voldaan om aanvullende rechtenverlagingen te verkrijgen. (Deze code heeft ook betrekking op gevallen waarin gegradueerde landen nog voor een verlaging van de rechten van het GDT in aanmerking komen, bijv. Moldavië)

218

SAP-schorsingen van rechten op grond van een certificaat waaruit de bijzondere aard van de goederen blijkt

Momenteel niet van toepassing.

220

SAP-tariefcontingenten

223

SAP-tariefcontingenten afhankelijk van de bijzondere bestemming

Toewijzing uit het SAP-tariefcontingent is afhankelijk van de overlegging van een vergunning bijzondere bestemming.

225

SAP-tariefcontingenten op vertoon van een bepaald certificaat

240

SAP-tariefcontingenten voor goederen met een bijzondere bestemming

Toewijzing uit het SAP-tariefcontingent is afhankelijk van de overlegging van een vergunning bijzondere bestemming.

250

Toelating tot GN-codes met bijzondere SAP-rechten afhankelijk van een bepaald certificaat

Momenteel niet van toepassing.

3XX

Preferentiële regelingen (waaronder douane-unies)

300

Preferentieel recht zonder voorwaarden of beperkingen (waaronder plafonds)

Toepassing van preferentiële rechten op grond van een overeenkomst.

310

Preferentiële overeenkomsten: schorsing van douanerechten

315

Preferentiële schorsing voor goederen met een bijzondere bestemming

Preferentiële schorsing op overlegging van een vergunning bijzondere bestemming.

318

Preferentiële schorsing op grond van een certificaat waaruit de bijzondere aard van de goederen blijkt

Momenteel niet van toepassing.

320

Preferentiële tariefcontingenten

De preferentiële rechten gelden uitsluitend voor contingenten. Zij kunnen worden toegewezen op chronologische volgorde van de aanvragen of op grond van vergunningen.

323

Preferentiële tariefcontingenten voor goederen met een bijzondere bestemming

Sommige contingenten van code 320 gelden uitsluitend indien de goederen een bijzondere bestemmign krijgen of voor bijzondere doeleinden worden gebruikt als bedoeld in artikel 82 van het douanewetboek.

325

Preferentiële tariefcontingenten op vertoon van een bepaald certificaat

340

Preferentiële rechten voor goederen met een bijzondere bestemming

De preferentie wordt uitsluitend verleend op overlegging van een vergunning bijzondere bestemming.

350

Toelating tot GN-codes met bijzondere preferentiële rechten afhankelijk van een bepaald certificaat

Is momenteel niet van toepassing.

4XX

 

400

Niet-heffing van douanerechten krachtens overeenkomsten tot oprichting van een douane-unie

Latere versies van deze lijst zullen worden bekendgemaakt op de Europa website

(http://ec.europa.eu/taxation_customs/customs/procedural_aspects/general/sad/index_nl.htm)


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/86


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4519 — Lagardère/Sportfive)

Zaak die in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/29)

1.

Op 5 december 2006 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat de onderneming Groupe Lagardère („Lagardère”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening van de Raad volledige zeggenschap verkrijgt over de onderneming Sportfive Group SAS („Sportfive”, Frankrijk) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Lagardère: Boeken, pers-, omroep- en multimediadiensten;

voor Sportfive: sportuitzendrechten, marketingdiensten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) moet worden opgemerkt dat deze zaak in aanmerking komt voor de in de mededeling uiteengezette procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie aan haar kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen de Commissie per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentie nummer COMP/M.4519 — Lagardère/Sportfive, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Fusiezaken

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/87


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4402 — UCB/Schwarz Pharma)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/30)

Op 21 november 2006 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32006M4402. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://eur-lex.europa.eu)


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/87


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4436 — Cinven/Gondola)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/31)

Op 4 december 2006 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32006M4336. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://eur-lex.europa.eu)


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/88


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4452 — SWISS RE/GE LIFE)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/C 303/32)

Op 6 december 2006 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32006M4452. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://eur-lex.europa.eu)


13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/89


Door de Commissie aangenomen COM-documenten, andere dan wetsvoorstellen

(2006/C 303/33)

Document

Deel

Datum

Titel

COM(2004) 755

 

16.11.2004

Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende het sluiten van een overeenkomst betreffende O & O-samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom) en de regering van de Volksrepubliek China

COM(2005) 313

 

21.9.2005

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende rekrutering voor terrorisme: aanpakken van de factoren die bijdragen tot gewelddadige radicalisering

COM(2005) 565

 

10.11.2005

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Van concept naar realiteit

COM(2005) 629

 

1.12.2005

Witboek Beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010

COM(2005) 655

 

15.12.2005

Verslag van de Commissie de vorderingen van de Gemeenschap op de weg naar Kyoto (vereist krachtens Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto)

COM(2005) 702

 

23.12.2005

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité Op zoek naar oplossingen voor de obstakels op het gebied van de vennootschapsbelasting waarmee het MKB op de interne markt wordt geconfronteerd — hoofdlijnen van een mogelijke proef met belastingheffing volgens de regels van de thuisstaat

COM(2006) 40

 

8.2.2006

Mededeling van de Commissie Vierde verslag van de Europese Gemeenschap over de nationale mededelingen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering

COM(2006) 189

 

3.5.2006

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comite en het Comite van de Regio's over de tenuitvoerlegging van het eerste spoorwegpakket

COM(2006) 349

 

29.6.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Implementatie van het Lissabonprogramma van de Gemeenschap: Financiering van groei in het MKB — de toegevoegde waarde van Europa

COM(2006) 367

 

4.7.2006

Mededeling van de Commissie Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind

COM(2006) 378

 

12.7.2006

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen — Fraudebestrijding — Jaarverslag 2005

COM(2006) 379

 

12.7.2006

Mededeling van de Commissie geharmoniseerd programma voor conjunctuurenquêtes van de Europese Unie

COM(2006) 385

 

13.7.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Cohesiebeleid en steden: bijdrage van steden en agglomeraties aan groei en werkgelegenheid in de regio's

COM(2006) 417

 

20.7.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad over Europese beleidsmaatregelen inzake participatie en informatie van jongeren Follow-up van het witboek 'Een nieuw elan voor Eur°pa's jeugd': de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie van jongeren verwezenlijken ter bevordering van hun actief Europees burgerschap

COM(2006) 437

 

7.8.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comite Ontwikkeling van een algemene en coherente EU-strategie voor het meten van de omvang van de criminaliteit en het strafrecht: een EU-actieplan 2006 — 2010

COM(2006) 446

 

9.8.2006

Verslag van de Commissie over de werkzaamheden van de comités in 2005

COM(2006) 452

 

10.8.2006

Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 31 december 2005

COM(2006) 451

 

11.8.2006

Verslag van de Commissie: Jaarverslag van de Europese Commissie aan het Europees Parlement over de werking van de Europese scholen in 2005

COM(2006) 459

 

14.8.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Zevende mededeling over de toepassing van de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 89/552/EEG („Televisie zonder grenzen”), zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG, gedurende de periode 2003-2004

COM(2006) 463

 

24.8.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Tenuitvoerlegging van de communautaire strategie ter vermindering van de CO2 uitstoot van auto's: Zesde jaarlijkse mededeling over de effectiviteitvan de strategie

COM(2006) 465

 

28.8.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende de goedkeuring van een besluit tot vaststelling van het programma „Jeugd in actie” voor de periode 2007-2013

COM(2006) 467

 

28.8.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlementl overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende de goedkeuring van een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor levenslang leren

COM(2006) 421

 

30.8.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. Het bestuur binnen de Europese consensus over het ontwikkelingsbeleid Naar een geharmoniseerde aanpak in de Europese Unie

COM(2006) 491

 

5.9.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Jaarverslag Tempus 2005

COM(2006) 482

 

7.9.2006

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Speciale Administratieve Regio Hongkong: Jaarverslag 2005

COM(2006) 481

 

8.9.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Doelmatigheid en rechtvaardigheid in de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels

COM(2006) 502

 

13.9.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU

COM(2006) 496

 

14.9.2006

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité Derde verslag over de toepassing van de richtlijn van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (Richtlijn 85/374/EEG van 25 juli 1985, gewijzigd bij Richtlijn 1999/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 1999)

COM(2006) 504

 

14.9.2006

Verslag van de Commissie aan de Raad: Antidumpingprocedure betreffende de invoer van dvd+/-r's van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Hongkong en Taiwan

COM(2006) 499

 

15.9.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad: Vangstmogelijkheden voor 2007 — Beleidsverklaring van de Europese Commissie

COM(2006) 508

 

15.9.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Ontwikkeling van agromilieu indicatoren voor de monitoring van de integratie van milieuaspecten in het gemeenschappelijk landbouwbeleid

COM(2006) 512

 

20.9.2006

35e financieel verslag betreffende het Europees oriëntatie- en garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), afdeling Garantie — Begrotingsjaar 2005 —

COM(2006) 514

 

21.9.2006

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 1997/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten

COM(2006) 500

1

22.9.2006

Verslag van de Commissie aan de Raad betreffende de herziening van de regeling voor energiegewassen (op grond van artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers)

Deze teksten zijn beschikbaar op: EUR-Lex: http://europa.eu.int/eur-lex/lex/


II Voorbereidende besluiten

Commissie

13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/92


Door de Commissie aangenomen wetsvoorstellen

(2006/C 303/34)

Document

Deel

Datum

Titel

COM(2006) 168

 

26.4.2006

Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen

COM(2006) 195

 

4.5.2006

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten

COM(2006) 228

 

24.5.2006

Gewijzigd voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma „JEUGD IN ACTIE” voor de periode 2007-2013. Aanpassing ingevolge het akkoord van 17 mei 2006 over het financieel kader 2007-2013

COM(2006) 230

1

24.5.2006

Gewijzigd voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma „Geweldbestrijding (Daphne)” voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Grondrechten en justitie”

COM(2006) 230

2

24.5.2006

Gewijzigd voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma „Drugspreventie en voorlichting” voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Grondrechten en justitie”

COM(2006) 235

 

24.5.2006

Gewijzigd voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2007-2013). Aanpassing ingevolge het akkoord van 17 mei 2006 over het financieel kader 2007-2013

COM(2006) 236

 

24.5.2006

Gewijzigd voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbeschermingbeleid (2007-2013). Aanpassing ingevolge het akkoord van 17 mei 2006 over het financieel kader 2007-2013

COM(2006) 245

 

24.5.2006

Gewijzigd voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor levenslang leren. Aanpassing ingevolge het akkoord van 17 mei 2006 over het financieel kader 2007-2013

COM(2006) 301

 

13.6.2006

Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese vervoers- en energienetwerken en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad. Aanpassing ingevolge het akkoord van 17 mei 2006 over het financiële kader 2007-2013

COM(2006) 308

 

13.6.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds

COM(2006) 309

 

13.6.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement krachtens artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS)

COM(2006) 355

 

28.6.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement krachtens artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

COM(2006) 364

1

28.6.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement krachtens artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de goedkeuring van een verordening van het europees Parlement en de raad betreffende het financieel instrument voor het milieu LIFE+

COM(2006) 364

2

28.6.2006

Gewijzigd voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013)

COM(2006) 374

 

4.7.2006

Gewijzigd voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2007-2011)

COM(2006) 381

 

6.7.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement krachtens artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure

COM(2006) 368

 

12.7.2006

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag, over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector en houdende intrekking van Beschikkingen nr. 96/391/EG en nr. 1229/2003/EG (COM(2003) 742 definitief, C5-0064/2004, 2003/0297(COD))

COM(2006) 369

 

12.7.2006

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen

COM(2006) 373

 

12.7.2006

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen

COM(2006) 375

 

12.7.2006

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden

COM(2006) 388

 

12.7.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen en tot wijziging van Richtlijn 1999/45/EG; en een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. …/2006 (REACH)

COM(2006) 390

 

14.7.2006

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

COM(2006) 234

 

19.7.2006

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad, de daaruit voortvloeiende bijzondere richtlijnen, alsmede de Richtlijnen 83/477/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG van de Raad, met het oog op de vereenvoudiging en rationalisatie van de verslagen over de praktische tenuitvoerlegging

COM(2006) 401

 

19.7.2006

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme

COM(2006) 403

 

19.7.2006

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode

COM(2006) 407

1

19.7.2006

Voorstel voor een verordening (EG, Euratom) van de Raad tot wijziging van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van 9 februari 1976 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die hun werkzaamheden verrichten in het kader van een continu- of ploegendienst

COM(2006) 407

2

19.7.2006

Voorstel voor een Verordening (EG, Euratom) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 495/77 van de Raad van 8 maart 1977 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die regelmatig wachtdiensten verrichten

COM(2006) 408

 

19.7.2006

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/20/EG, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004

COM(2006) 424

 

25.7.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement krachtens artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt

COM(2006) 422

1

27.7.2006

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Korea

COM(2006) 422

2

27.7.2006

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Korea

COM(2006) 436

 

31.7.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van bepaalde „side-by-side”-koelkasten uit de Republiek Korea

COM(2006) 432

 

1.8.2006

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de afschaffing van controles aan de grenzen van de lidstaten voor wegvervoer en binnenvaart (Gecodificeerde versie)

COM(2006) 434

 

1.8.2006

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging

COM(2006) 440

 

4.8.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de aanneming van een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — PROGRESS

COM(2006) 449

1

9.8.2006

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Uruguay

COM(2006) 449

2

9.8.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van de overeenkomst die door de EG is gesloten naar aanleiding van onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994, houdende aanvulling op bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

COM(2006) 450

 

10.8.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een besluit van het europees Parlement en de raad over de implementatie van een steunprogramma voor de Europese audiovisuele sector (MEDIA 2007)

COM(2006) 455

 

10.8.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de wijziging van de omschrijving in het kader van bepaalde invoercontingenten voor rundvlees van hoge kwaliteit

COM(2006) 456

 

10.8.2006

Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de toepassing van bepaalde richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten

COM(2006) 453

 

11.8.2006

Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende de voorlopige toepassing van het protocol tot vaststelling, voor de periode van 3 december 2005 tot en met 2 december 2011, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie in het kader van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Gabon inzake de visserij voor de kust van Gabon

COM(2006) 454

 

11.8.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Gabon

COM(2006) 462

 

11.8.2006

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen en tot intrekking van Richtlijn 82/714/EEG

COM(2006) 457

 

14.8.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1907/90 wat betreft de afwijking inzake het wassen van eieren

COM(2006) 458

 

14.8.2006

Voorstel voor een beschikking van de Raad tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan

COM(2006) 460

 

16.8.2006

Voorstel voor een besluit van de Raad inzake een standpunt van de Gemeenschap betreffende Besluit nr. 1/2006 van het bij de Overeenkomst tot oprichting van een associatie tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, ingestelde Gemengd comité van beheer betreffende de wijziging van de aanhangsels I.C, III.A, III.B en XI bij bijlage IV bij de associatieovereenkomst

COM(2006) 461

 

24.8.2006

Voorstel voor een verordening van dE Raad tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 51/2006 en (EG) nr. 2270/2004 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden

COM(2006) 464

 

24.8.2006

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het standpunt van de Gemeenschap in de Internationale Koffieraad met betrekking tot de verlenging van de Internationale Koffieovereenkomst van 2001

COM(2006) 468

 

29.8.2006

Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende het Europees surveillancebevel in procedures tussen EU-lidstaten in afwachting van het proces

COM(2006) 469

 

29.8.2006

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het standpunt van de Gemeenschap in de Raad van de Internationale Organisatie voor tropisch hout met betrekking tot de verlenging van de Internationale Overeenkomst van 1994 inzake tropisch hout

COM(2006) 470

 

30.8.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde kunststof zakken uit de Volksrepubliek China en Thailand en tot staking van de procedure betreffende de invoer van bepaalde kunststof zakken uit Maleisië

COM(2006) 471

 

30.8.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1676/2001 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve invordering van het voorlopige recht op de invoer van folie van polyethyleentereftalaat uit India en de Republiek Korea

COM(2006) 472

 

30.8.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op schoeisel met bovendeel van leder uit de Volksrepubliek China en Vietnam

COM(2006) 476

 

1.9.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met betrekking tot de goedkeuring van een besluit tot vaststelling van het programma Cultuur 2007 (2007-2013)

COM(2006) 477

 

4.9.2006

Voorstel voor een verordening (Euratom, EG) van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (Gecodificeerde versie)

COM(2006) 478

 

5.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de montageplaats voor de achterkentekenplaat van twee- of driewielige motorvoertuigen (gecodificeerde versie)

COM(2006) 488

 

5.9.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Libanon

COM(2006) 492

 

5.9.2006

Gewijzigd voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en dE Raad betreffende het Europees Jaar van de interculturele dialoog (2008)

COM(2006) 485

 

6.9.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

COM(2006) 486

 

8.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/84/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken

COM(2006) 487

 

8.9.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de afzet van vlees afkomstig van runderen die niet ouder zijn dan 12 maanden

COM(2006) 495

 

12.9.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad tot intrekking van het antidumpingrecht op de invoer van synthetische stapelvezels van polyesters uit Australië, India, Indonesië en Thailand en tot beëindiging van de procedures betreffende die invoer naar aanleiding van nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad, alsmede tot beëindiging van het gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, naar die invoer uit Thailand

COM(2006) 484

 

13.9.2006

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c) van het EG-Verdrag, over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE)

COM(2006) 497

 

14.9.2006

Voorstel voor een verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (Gecodificeerde versie)

COM(2006) 536

 

14.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde flusilazool op te nemen als werkzame stof

COM(2006) 537

 

14.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde methamidofos op te nemen als werkzame stof

COM(2006) 538

 

14.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde fenarimol op te nemen als werkzame stof

COM(2006) 539

 

14.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde dinocap op te nemen als werkzame stof

COM(2006) 540

 

14.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde procymidon op te nemen als werkzame stof

COM(2006) 541

 

14.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde carbendazim op te nemen als werkzame stof

COM(2006) 498

 

15.9.2006

Voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Beschikking 2003/583/EG betreffende de toewijzing van de middelen die door de Europese Investeringsbank zijn ontvangen in het kader van verrichtingen in de Democratische Republiek Congo uit hoofde van het tweede, het derde, het vierde, het vijfde en het zesde EOF

COM(2006) 515

 

18.9.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea van het EG Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de certificering van het treinpersoneel belast met besturing van locomotieven en treinen op het spoornet van de Gemeenschap

COM(2006) 516

 

18.9.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede streepje, van het EG-Verdrag, inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap en Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering

COM(2006) 517

 

18.9.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede streepje, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer

COM(2006) 511

 

19.9.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 met betrekking tot drijfnetten

COM(2006) 513

 

20.9.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen

COM(2006) 501

 

21.9.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Genderinstituut

COM(2006) 518

 

21.9.2006

Voorstel voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de toetreding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie tot het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal en nucleaire faciliteiten

COM(2006) 546

 

21.9.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en online-informatiediensten

COM(2006) 547

 

21.9.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs (herschikking)

COM(2006) 500

2

22.9.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging en correctie van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

COM(2006) 520

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van vrij verkeer van goederen in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 521

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van vrij verkeer van goederen in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 522

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van belastingen in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 523

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van vennootschapsrecht, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 525

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van het vrije verkeer van personen, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 526

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van het vrij verrichten van diensten, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 527

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 528

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van het vervoersbeleid, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 529

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van landbouw (veterinaire en fytosanitaire wetgeving), in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 530

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van het milieu in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 531

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van Richtlijn 94/80/EG van de Raad van 19 december 1994 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 532

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van Richtlijn 89/108/EEG van de Raad van 21 december 1988 inzake voor menselijke voeding bestemde diepvriesproducten en Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 533

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van energie in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 534

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van Richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 535

 

22.9.2006

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van statistiek in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië

COM(2006) 544

 

25.9.2006

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 379/2004 met betrekking tot de verhoging van de tariefcontingenten voor bepaalde visserijproducten voor de periode 2004-2006

COM(2006) 542

 

26.9.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met betrekking tot de goedkeuring van een besluit tot vaststelling van het programma „Europa voor burgers” (2007-2013)

COM(2006) 548

 

26.9.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013)

COM(2006) 566

 

27.9.2006

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet contractuele verbintenissen („Rome II”)

COM(2006) 591

 

10.10.2006

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met betrekking tot het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (EU OPS)

Deze teksten zijn beschikbaar op: http://europa.eu.int/eur-lex/lex/


III Bekendmakingen

Commissie

13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/101


Laatste publicatie van door de Commissie aangenomen COM-documenten, andere dan wetsvoorstellen

(2006/C 303/35)

PB C 225 van 19.9.2006

Historiek van eerdere publicaties:

 

PB C 184 van 8.8.2006

 

PB C 176 van 28.7.2006

 

PB C 151 van 29.6.2006

 

PB C 130 van 3.6.2006

 

PB C 122 van 23.5.2006

 

PB C 107 van 6.5.2006