ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 255

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

49e jaargang
21 oktober 2006


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Europees Parlement
Raad
Commissie

2006/C 255/1

Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende het Besluit van de Raad van 17 juli 2006 tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (2006/512/EG)

1

 

Raad

2006/C 255/2

Besluit van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (1999/468/EG) (PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11)) (Geconsolideerde versie)

4

 

Commissie

2006/C 255/3

Wisselkoersen van de euro

9

2006/C 255/4

Mededeling in verband met het vervallen van bepaalde anti-dumpingmaatregelen

10

2006/C 255/5

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.4402 — UCB/Schwarz Pharma) ( 1 )

11

2006/C 255/6

Het opleggen door Spanje van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten tussen de Canarische Eilanden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992 ( 1 )

12

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Europees Parlement Raad Commissie

21.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/1


Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende het Besluit van de Raad van 17 juli 2006 tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (2006/512/EG)

(2006/C 255/01)

1.

Het verheugt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie dat het besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (1) binnenkort wordt aangenomen. De opneming in het besluit van 1999 van een nieuwe procedure, „regelgevingsprocedure met toetsing” geheten, zal de wetgever de mogelijkheid bieden „quasi-wetgevende” maatregelen ter uitvoering van een volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluit vooraf te toetsen.

2.

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie beklemtonen dat dit besluit binnen het bestek van het huidige verdrag een bevredigende horizontale oplossing biedt voor het verzoek van het Europees Parlement, de uitvoering van de volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen wetgevingsbesluiten te toetsen.

3.

Onverminderd de prerogatieven van de wetgevingsautoriteiten, zijn het Europees Parlement en de Raad het erover eens dat de beginselen van goede wetgeving vereisen dat aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden van onbeperkte duur worden verleend. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zijn evenwel van oordeel dat, wanneer een aanpassing binnen een bepaalde termijn z'n beslag moet krijgen, de door de wetgever uitgeoefende controle zou kunnen worden versterkt door de opneming van een clausule waarin de Commissie wordt verzocht een voorstel tot herziening of intrekking van de bepalingen betreffende de delegatie van uitvoeringsbevoegdheden in te dienen.

4.

Deze nieuwe procedure zal vanaf de inwerkingtreding worden toegepast op de „quasi-wetgevende” maatregelen waarin zal worden voorzien bij de besluiten die volgens de medebeslissingsprocedure zullen worden aangenomen, waaronder ook de maatregelen waarin wordt voorzien bij de besluiten die in de toekomst zullen worden aangenomen op het gebied van de financiële diensten („Lamfalussy”-besluiten). Daarentegen vergt de toepassing van deze procedure op reeds geldende, volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten dat deze besluiten volgens de geldende procedures worden aangepast, teneinde de in artikel 5 van Besluit 1999/468/EG bedoelde regelgevingsprocedure te vervangen door de regelgevingsprocedure met toetsing, telkens wanneer het gaat om maatregelen die onder de werkingssfeer van laatstgenoemde procedure vallen.

5.

Volgens het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moeten de volgende besluiten dringend worden aangepast:

a)

Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (nog niet verschenen in het Publicatieblad);

b)

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot herschikking van Richtlijn 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (nog niet verschenen in het Publicatieblad);

c)

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot herschikking van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (nog niet verschenen in het Publicatieblad);

d)

Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87);

e)

Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1);

f)

Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15);

g)

Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad en de Richtlijnen 96/57/EG en 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 29);

h)

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG en 93/6/EEG van de Raad en de Richtlijnen 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9);

i)

Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1);

j)

Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38);

k)

Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1);

l)

Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64);

m)

Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1);

n)

Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10):

o)

Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16);

p)

Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24);

q)

Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19);

r)

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1);

s)

Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1);

t)

Richtlijn 2001/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen (PB L 41 van 13.2.2002, blz. 20);

u)

Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67);

v)

Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1);

w)

Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1);

x)

Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34);

y)

Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).

De Commissie heeft te kennen gegeven dat zij daartoe bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen tot wijziging van de bovengenoemde besluiten zal indienen, teneinde er de regelgevingsprocedure met toetsing in op te nemen en, als gevolg daarvan, eventuele bepalingen van deze besluiten die in een beperking in de tijd van de delegatie van de uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie voorzien, in te trekken. Het Europees Parlement en de Raad zullen erop toezien dat deze voorstellen met de grootste spoed worden aangenomen.

6.

Overeenkomstig het Interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (2003/C 321/01) herinneren het Europees Parlement, de Raad en de Commissie aan de belangrijke rol van de uitvoeringsmaatregelen in de wetgeving. Zij zijn tevens van oordeel dat de algemene beginselen van het Interinstitutioneel akkoord betreffende de gemeenschappelijke richtsnoeren voor de redactionele kwaliteit van de communautaire wetgeving (1999/C 73/01) in elk geval van toepassing dienen te zijn op de maatregelen van algemene strekking die volgens de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing worden aangenomen.


(1)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.


Raad

21.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/4


Dit document moet worden beschouwd als een documentatiehulpmiddel; de instellingen dragen geen verantwoordelijkheid voor de inhoud ervan

BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 juni 1999

tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (1999/468/EG)

(PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11))

(Geconsolideerde versie)

(2006/C 255/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 202, derde streepje,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de besluiten die hij aanneemt, verleent de Raad de Commissie de bevoegdheden ter uitvoering van de regels die hij stelt; hij kan de uitoefening van deze bevoegdheden aan bepaalde voorwaarden onderwerpen; hij kan zich ook het recht voorbehouden in gemotiveerde bijzondere gevallen bepaalde uitvoeringsbevoegdheden rechtstreeks uit te oefenen.

(2)

De Raad heeft Besluit 87/373/EEG van 13 juli 1987 aangenomen tot vaststelling van de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden; genoemd besluit heeft het aantal procedures voor de uitoefening van die bevoegdheden beperkt.

(3)

Bij Verklaring nr. 31, gevoegd bij de Slotakte van de Intergouvernementele Conferentie die het Verdrag van Amsterdam heeft vastgesteld, is de Commissie verzocht bij de Raad een voorstel tot wijziging van Besluit 87/373/EEG in te dienen.

(4)

Ter wille van de duidelijkheid wordt het, in plaats van Besluit 87/373/EEG te wijzigen, beter geacht dat besluit te vervangen door een nieuw besluit en Besluit 87/373/EEG dus in te trekken.

(5)

Dit besluit beoogt, teneinde meer consistentie en voorspelbaarheid te bereiken wat de keuze van het type comité betreft, in de eerste plaats criteria vast te stellen voor de keuze van de comitéprocedures, met dien verstande dat deze criteria niet bindend zijn, behalve wat betreft de regelgevingsprocedure met toetsing.

(6)

In dit opzicht moet van de beheersprocedure gebruik worden gemaakt voor beheersmaatregelen als die welke betrekking hebben op de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid of op de uitvoering van programma's met aanzienlijke gevolgen voor de begroting; dergelijke beheersmaatregelen moeten door de Commissie worden genomen volgens een procedure die een besluitvorming binnen passende termijnen waarborgt; wanneer aan de Raad maatregelen worden voorgelegd die niet dringend zijn, moet de Commissie haar discretionaire bevoegdheid uitoefenen om de toepassing van de maatregelen uit te stellen.

(7)

Van de regelgevingsprocedure moet gebruik worden gemaakt voor maatregelen met algemene strekking die ten doel hebben essentiële onderdelen van een basisbesluit toe te passen, met inbegrip van maatregelen die de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van mensen, dieren of planten beogen, alsmede voor maatregelen die ten doel hebben sommige niet-essentiële onderdelen van een basisbesluit aan te passen of bij te werken; die maatregelen moeten volgens een doeltreffende procedure worden vastgesteld, met volledige inachtneming van het initiatiefrecht van de Commissie op wetgevingsgebied.

(7 bis)

Van de regelgevingsprocedure met toetsing moet gebruik worden gemaakt voor maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van een volgens de procedure van artikel 251 van het van het Verdrag aangenomen besluit, ook wanneer de wijziging behelst dat sommige van deze niet-essentiële onderdelen worden geschrapt of dat het besluit wordt aangevuld met nieuwe niet-essentiële onderdelen. Deze procedure moet de twee takken van de wetgevingsautoriteit in staat stellen een toetsing te verrichten voordat de maatregelen in kwestie worden aangenomen. De essentiële onderdelen van een wetgevingsbesluit kunnen alleen door de wetgever worden gewijzigd, op basis van het Verdrag.

(8)

Van de raadplegingsprocedure moet gebruik worden gemaakt in de gevallen waarin deze het meest geschikt lijkt; de raadplegingsprocedure zal van toepassing blijven in de gevallen waarin zij thans van toepassing is.

(9)

Dit besluit beoogt in de tweede plaats de voorwaarden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden in hun geheel te vereenvoudigen en de betrokkenheid van het Europees Parlement te verbeteren in de gevallen waarin het basisbesluit waarbij aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend, is aangenomen volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag; daartoe dient het aantal procedures te worden verminderd en de procedures moeten worden aangepast in overeenstemming met de respectieve bevoegdheden van de betrokken instellingen, opdat met name door de Commissie, respectievelijk de Raad, rekening kan worden gehouden met het advies van het Europees Parlement in de gevallen waarin het Parlement van mening is dat een volgens de regelgevingsprocedure aan een comité voorgelegde ontwerp-maatregel of bij de Raad ingediend voorstel, de uitvoeringsbevoegdheden waarin het basisinstrument voorziet, overschrijdt.

(10)

Ten derde beoogt dit besluit te waarborgen dat het Europees Parlement beter wordt geïnformeerd, en daarom wordt in het besluit bepaald dat de Commissie het Europees Parlement regelmatig moet informeren over de werkzaamheden van de comités, dat zij daarmee verband houdende documenten aan het Europees Parlement moet toesturen en het Europees Parlement moet meedelen welke maatregelen of ontwerpen van te nemen maatregelen zij aan de Raad voorlegt; er zal bijzondere aandacht worden besteed aan het informeren van het Europees Parlement over de werkzaamheden van de comités in het kader van de regelgevingsprocedure met toetsing, opdat het Europees Parlement binnen de gestelde termijn een besluit kan nemen.

(11)

Dit besluit beoogt in de vierde plaats de voorlichting van het publiek over de comitéprocedures te verbeteren door de voor de Commissie geldende beginselen en voorwaarden inzake de toegang van het publiek tot documenten te laten gelden voor documenten van de comités, door te voorzien in een lijst van alle comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden, alsmede in de publicatie van een jaarverslag over de werking van de comités, en door te bepalen dat alle gegevens betreffende de aan het Europees Parlement toegezonden documenten in verband met de comités in een register worden bekendgemaakt.

(12)

De niet op Besluit 87/373/EEG gebaseerde specifieke comitéprocedures die in het leven zijn geroepen voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek en de toepassing van de in de verdragen vervatte mededingingsregels, worden door dit besluit onverlet gelaten,

BESLUIT:

Artikel 1

Met uitzondering van gemotiveerde bijzondere gevallen waarin de Raad zich op grond van het basisbesluit het recht voorbehoudt bepaalde uitvoeringsbevoegdheden rechtstreeks uit te oefenen, worden aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden verleend overeenkomstig de daartoe in het basisbesluit vastgestelde bepalingen. In die bepalingen worden de belangrijkste elementen van de aldus verleende bevoegdheden vastgesteld.

Wanneer het basisbesluit de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen aan specifieke procedurevoorwaarden onderwerpt, zijn deze voorwaarden in overeenstemming met de in de artikelen 3, 4, 5, 5 bis en 6 omschreven procedures.

Artikel 2

1.   Onverminderd lid 2 wordt de keuze van de procedure voor de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen ingegeven door de volgende criteria:

a)

beheersmaatregelen zoals die welke betrekking hebben op de uitvoering van het gemeenschappelijke landbouw- en visserijbeleid of op de uitvoering van programma's met aanzienlijke gevolgen voor de begroting dienen volgens de beheersprocedure te worden vastgesteld;

b)

maatregelen van algemene strekking die ten doel hebben essentiële onderdelen van een basisbesluit toe te passen, met inbegrip van maatregelen die de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van mensen, dieren of planten beogen, dienen volgens de regelgevingsprocedure te worden vastgesteld.

Wanneer een basisbesluit bepaalt dat sommige niet-essentiële onderdelen van dat besluit door middel van uitvoeringsmaatregelen kunnen worden aangepast of bijgewerkt, worden die maatregelen volgens de regelgevingsprocedure vastgesteld;

c)

de raadplegingsprocedure wordt gebruikt wanneer zij het meest geschikt wordt geacht, onverminderd het bepaalde onder a) en b).

2.   Wanneer in een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen basisbesluit is bepaald dat maatregelen van algemene strekking worden aangenomen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van dat besluit, ook indien de wijziging behelst dat sommige van deze niet-essentiële onderdelen worden geschrapt of dat het besluit wordt aangevuld met nieuwe niet-essentiële onderdelen, worden de maatregelen vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 3

Raadplegingsprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een raadgevend comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2.   De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter naar gelang van de urgentie van de materie kan vaststellen, advies over dit ontwerp uit, zo nodig door middel van een stemming.

3.   Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

4.   De Commissie houdt zo veel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij stelt het comité in kennis van de wijze waarop zij met het advies rekening heeft gehouden.

Artikel 4

Beheersprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité van beheer, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2.   De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 205, leden 2 en 4, van het Verdrag is voorgeschreven voor de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet aannemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3.   Onverminderd artikel 8 stelt de Commissie maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien de vastgestelde maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In laatstgenoemd geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, uitstellen voor een termijn die in elk basisbesluit wordt vastgelegd en die in geen geval langer mag zijn dan drie maanden te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving.

4.   De Raad kan binnen de in lid 3, genoemde termijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 5

Regelgevingsprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een regelgevend comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2.   De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 205, leden 2 en 4, van het Verdrag is voorgeschreven voor de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet aannemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3.   Onverminderd artikel 8 stelt de Commissie de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

4.   Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of wanneer geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel betreffende de te nemen maatregelen in en brengt zij het Europees Parlement op de hoogte.

5.   Indien het Europees Parlement van mening is dat een voorstel dat de Commissie op grond van een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen basisbesluit heeft ingediend, de uitvoeringsbevoegdheden waarin het basisbesluit voorziet, overschrijdt, brengt het de Raad van zijn standpunt op de hoogte.

6.   Naargelang van het geval kan de Raad in het licht van dat standpunt binnen een termijn die in elk basisbesluit wordt vastgelegd en die in geen geval langer mag zijn dan drie maanden na de datum van indiening van het voorstel bij de Raad, met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over het voorstel nemen.

Wanneer de Raad binnen die termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen te kennen geeft dat hij zich tegen het voorstel verzet, neemt de Commissie het voorstel opnieuw in behandeling. Zij kan bij de Raad een gewijzigd voorstel indienen, haar voorstel opnieuw indienen of een wetgevingsvoorstel indienen op basis van het Verdrag.

Wanneer de Raad na afloop van die termijn het voorgestelde uitvoeringsbesluit niet heeft aangenomen of niet te kennen heeft gegeven dat hij zich tegen het voorstel voor uitvoeringsmaatregelen verzet, wordt het voorgestelde uitvoeringsbesluit door de Commissie vastgesteld.

Artikel 5 bis

Regelgevingsprocedure met toetsing

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité regelgeving met toetsing, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2.   De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 205, leden 2 en 4, van het Verdrag is voorgeschreven voor de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet aannemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3.   Wanneer de door de Commissie beoogde maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het comité, is de volgende procedure van toepassing:

a)

de Commissie legt de ontwerp-maatregelen onverwijld ter toetsing voor aan het Europees Parlement en aan de Raad;

b)

het Europees Parlement of de Raad kunnen, respectievelijk met de meerderheid van zijn leden en met gekwalificeerde meerderheid, bezwaar maken tegen de aanneming door de Commissie van het ontwerp in kwestie, en daarbij als argument naar voren brengen dat het door de Commissie ingediende ontwerp van maatregelen de uitvoeringsbevoegdheden waarin het basisbesluit voorziet, overschrijdt, of niet verenigbaar is met het doel of de inhoud van het basisbesluit of niet strookt met het subsidiariteits- of het evenredigheidsbeginsel;

c)

indien het Europees Parlement of de Raad binnen drie maanden na de datum waarop het voorstel bij hen is ingediend, bezwaar maakt tegen het ontwerp van maatregelen, worden deze maatregelen niet door de Commissie vastgesteld. De Commissie kan dan aan het comité een gewijzigd ontwerp van maatregelen voorleggen of een wetgevingsvoorstel op basis van het Verdrag indienen;

d)

indien noch het Europees Parlement noch de Raad na afloop van deze termijn bezwaar hebben gemaakt tegen het ontwerp van maatregelen, worden deze maatregelen door de Commissie vastgesteld.

4.   Wanneer de door de Commissie beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of wanneer geen advies is uitgebracht, is de volgende procedure van toepassing:

a)

de Commissie dient onverwijld bij de Raad een voorstel betreffende de te nemen maatregelen in en zendt het tegelijkertijd toe aan het Europees Parlement;

b)

de Raad neemt binnen twee maanden na de datum van verwijzing naar de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over dat voorstel;

c)

indien de Raad binnen deze termijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bezwaar maakt tegen de voorgestelde maatregelen, worden deze maatregelen niet vastgesteld. De Commissie kan de Raad dan een gewijzigd voorstel of een wetgevingsvoorstel op basis van het Verdrag voorleggen;

d)

indien de Raad overweegt de voorgestelde maatregelen aan te nemen, legt hij deze maatregelen onverwijld voor aan het Europees Parlement. Indien de Raad niet binnen de eerder genoemde termijn van twee maanden een besluit neemt, legt de Commissie de maatregelen onverwijld voor aan het Europees Parlement;

e)

het Europees Parlement kan met de meerderheid van zijn leden binnen vier maanden vanaf de toezending van het voorstel overeenkomstig punt a) bezwaar maken tegen de aanneming van de maatregelen in kwestie, en daarbij als argument naar voren brengen dat de voorgestelde maatregelen de uitvoeringsbevoegdheden waarin het basisbesluit voorziet, overschrijden, of niet verenigbaar zijn met het doel of de inhoud van het basisbesluit of niet stroken met het subsidiariteits- of het evenredigheidsbeginsel;

f)

indien het Europees Parlement binnen deze termijn bezwaar maakt tegen de voorgestelde maatregelen, worden deze maatregelen niet vastgesteld. De Commissie kan dan aan het comité een gewijzigd ontwerp van maatregelen voorleggen of een wetgevingsvoorstel op basis van het Verdrag indienen;

g)

indien het Europees Parlement na afloop van de eerder genoemde termijn geen bezwaar heeft gemaakt tegen de voorgestelde maatregelen, worden deze maatregelen door de Raad of de Commissie, al naar gelang het geval, vastgesteld.

5.   In afwijking van de leden 3 en 4 kan in een basisbesluit in uitzonderlijke gevallen worden bepaald:

a)

dat de termijnen in lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), met een maand worden verlengd wanneer het complexe karakter van de maatregelen dat rechtvaardigt; of

b)

dat de termijnen in lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), worden ingekort wanneer dat om redenen van doeltreffendheid gerechtvaardigd is.

6.   In een basisbesluit kan worden vastgelegd dat, indien de in de leden 3, 4 en 5 bedoelde termijnen van de regelgevingsprocedure met toetsing om dwingende urgente redenen niet kunnen worden nageleefd, de volgende procedure van toepassing is:

a)

wanneer de door de Commissie beoogde maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het comité, stelt de Commissie deze maatregelen vast, waarna zij onmiddellijk worden uitgevoerd. De Commissie deelt de maatregelen onverwijld mee aan het Europees Parlement en de Raad;

b)

binnen een maand na bovenbedoelde mededeling kunnen het Europees Parlement of de Raad, respectievelijk met de meerderheid van zijn leden en met gekwalificeerde meerderheid, bezwaar maken tegen de door de Commissie vastgestelde maatregelen en daarbij als argument naar voren brengen dat de maatregelen de uitvoeringsbevoegdheden waarin het basisbesluit voorziet, overschrijden, of niet verenigbaar zijn met het doel of de inhoud van het basisbesluit of niet stroken met het subsidiariteits- of het evenredigheidsbeginsel;

c)

indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maken, trekt de Commissie de maatregelen in. De Commissie kan de maatregelen evenwel voorlopig handhaven indien zulks gerechtvaardigd is om redenen van volksgezondheid, veiligheid of bescherming van het leefmilieu. In dat geval legt de Commissie het comité onverwijld een gewijzigd ontwerp van maatregelen voor of dient zij onverwijld een wetgevingsvoorstel op basis van het Verdrag in. De voorlopige maatregelen blijven van kracht tot zij door een definitief besluit worden vervangen.

Artikel 6

Vrijwaringsprocedure

Wanneer het basisbesluit aan de Commissie bevoegdheid inzake vrijwaringsmaatregelen verleent, kan de volgende procedure worden toegepast.

a)

wanneer de Commissie besluit vrijwaringsmaatregelen te nemen, stelt zij de Raad en de lidstaten hiervan in kennis. Er kan worden bepaald, dat de Commissie de lidstaten volgens een per geval te bepalen procedure raadpleegt voordat zij haar besluit vaststelt;

b)

iedere lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen een in het betrokken basisbesluit te bepalen termijn aan de Raad voorleggen;

c)

de Raad kan binnen een in het betrokken basisbesluit te bepalen termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen. In het basisbesluit kan ook worden bepaald dat de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen het besluit van de Commissie kan bevestigen, wijzigen of intrekken en dat indien de Raad binnen de bovenbedoelde termijn geen besluit heeft genomen, het besluit van de Commissie geacht wordt te zijn ingetrokken.

Artikel 7

1.   Elk comité stelt op voorstel van zijn voorzitter zijn reglement van orde vast op basis van een standaardreglement dat in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt gepubliceerd.

Bestaande comités passen, voor zover nodig, hun reglement van orde aan het standaardreglement aan.

2.   De voor de Commissie geldende beginselen en voorwaarden inzake de toegang van het publiek tot documenten gelden ook voor documenten van de comités.

3.   Het Europees Parlement wordt regelmatig door de Commissie op de hoogte gehouden van de werkzaamheden van de comités, en wel op een wijze die de transparantie van het systeem van toezending waarborgt, alsook een opgave van de toegezonden gegevens en van de onderscheiden fasen van de procedure mogelijk maakt. Daartoe ontvangt het de agenda's van de vergaderingen van de comités, de aan de comités voorgelegde ontwerpen van maatregelen ter uitvoering van besluiten die volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag zijn vastgesteld, alsmede de uitslagen van de stemmingen, de beknopte verslagen van de vergaderingen en de lijsten van de autoriteiten en organen waarvan de personen die door de lidstaten zijn aangewezen om hen te vertegenwoordigen deel uitmaken.

Het Europees Parlement wordt eveneens op de hoogte gehouden van alle door de Commissie aan de Raad toegezonden maatregelen of voorstellen voor te nemen maatregelen.

4.   Uiterlijk zes maanden na de datum waarop dit besluit van kracht wordt, publiceert de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een lijst van alle comités die de Commissie bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden bijstaan. In deze lijst wordt voor elk comité het basisbesluit vermeld waarbij het is ingesteld. Vanaf het jaar 2000 publiceert de Commissie ook jaarverslagen over de werking van de comités.

5.   De gegevens van alle overeenkomstig lid 3 aan het Europees Parlement toegezonden documenten worden in een in het jaar 2001 door de Commissie in te stellen register openbaar gemaakt.

Artikel 8

Wanneer het Europees Parlement in een met redenen omklede resolutie te kennen geeft dat een ontwerp van uitvoeringsmaatregelen waarvan aanneming wordt overwogen en dat op grond van een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen basisbesluit aan een comité is voorgelegd, de bij het basisbesluit verleende uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt, behandelt de Commissie dat ontwerp opnieuw. Rekening houdend met de resolutie kan de Commissie binnen de termijnen van de lopende procedure het comité een nieuw voorstel van maatregelen voorleggen, de procedure voortzetten of bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel op basis van het Verdrag indienen.

De Commissie brengt het Europees Parlement en het comité op de hoogte van het gevolg dat zij aan de resolutie van het Europees Parlement zal geven, en van de redenen daarvoor.

Artikel 9

Besluit 87/373/EEG wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

NB:

De lezer wordt erop geattendeerd dat de in de Raadsnotulen opgenomen verklaringen betreffende deze twee besluiten bekendgemaakt zijn in PB C 203 van 17 juli 1999, blz. 1 en in PB C 171 van 22 juli 2006, blz. 21.

Een verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende het besluit van 17 juli 2006 wordt bekendgemaakt in dit Publicatieblad, PB C 255 van 21 oktober 2006, blz. 1.


Commissie

21.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/9


Wisselkoersen van de euro (1)

20 oktober 2006

(2006/C 255/03)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2618

JPY

Japanse yen

149,29

DKK

Deense kroon

7,4552

GBP

Pond sterling

0,66930

SEK

Zweedse kroon

9,2108

CHF

Zwitserse frank

1,5867

ISK

IJslandse kroon

86,14

NOK

Noorse kroon

8,4135

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CYP

Cypriotische pond

0,5767

CZK

Tsjechische koruna

28,335

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

262,70

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6960

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

3,8661

RON

Roemeense leu

3,5135

SIT

Sloveense tolar

239,57

SKK

Slowaakse koruna

36,580

TRY

Turkse lira

1,8405

AUD

Australische dollar

1,6607

CAD

Canadese dollar

1,4156

HKD

Hongkongse dollar

9,8242

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,8853

SGD

Singaporese dollar

1,9835

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 207,98

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,5034

CNY

Chinese yuan renminbi

9,9714

HRK

Kroatische kuna

7,3959

IDR

Indonesische roepia

11 554,93

MYR

Maleisische ringgit

4,6390

PHP

Filipijnse peso

63,216

RUB

Russische roebel

33,8973

THB

Thaise baht

46,987


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


21.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/10


Mededeling in verband met het vervallen van bepaalde anti-dumpingmaatregelen

(2006/C 255/04)

Na de publicatie van een bericht dat de maatregelen op het punt stonden te vervallen (1) werd geen verzoek om een nieuw onderzoek ingediend. Derhalve deelt de Commissie mede dat de hierna vermelde maatregelen weldra zullen vervallen.

Deze mededeling wordt gepubliceerd overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (2) van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap.

Product

Land(en) van oorsprong of van uitvoer

Maatregelen

Referentie

Vervaldatum

Versnellingsnaven voor rijwielen

Japan

Antidumpingrecht

Verordening (EG) nr. 2080/2001 van de Raad (PB L 282 van 26.10.2001, blz. 1)

26.10.2006


(1)  PB C 30 van 7.2.2006, blz. 2.

(2)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).


21.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/11


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4402 — UCB/Schwarz Pharma)

(2006/C 255/05)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 13 oktober 2006 heeft de Commissie een aanmelding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). Hierin is medegedeeld dat de Belgische onderneming UCB NV („UCB”) samen met haar Duitse volle dochteronderneming UCB SP GmbH in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening volledige zeggenschap verkrijgt over de Duitse onderneming Schwarz Pharma AG („Schwarz”) door de verwerving van aandelen via een openbaar bod.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor UCB: onderzoek, ontwikkeling en verkoop van farmaceutische en biotechnologieproducten;

voor Schwarz: onderzoek en ontwikkeling van farmaceutische producten, productie en levering van vooral generieke geneesmiddelen.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen ten aanzien van deze voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen de Commissie per faxbericht (op nummer (32-2) 296 43 01 of (32-2) 296 72 44) of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.4402 — UCB/Schwarz Pharma, aan onderstaand adres worden gezonden:

Europese Commissie

DG Concurrentie

Griffie Concentraties

Kamer J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


21.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/12


Het opleggen door Spanje van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten tussen de Canarische Eilanden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992

(2006/C 255/06)

(Voor de EER relevante tekst)

I.   Betrokken luchtroutes

Er worden openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten opgelegd op de volgende routes:

a)

Gran Canaria — Tenerife Norte

b)

Gran Canaria — Tenerife Sur

c)

Gran Canaria — Lanzarote

d)

Tenerife Norte — Lanzarote

e)

Gran Canaria — Fuerteventura

f)

Gran Canaria — El Hierro

g)

Gran Canaria — La Palma

h)

Tenerife Norte — Fuerteventura

i)

Tenerife Norte — El Hierro

j)

Tenerife Norte — La Palma

k)

La Palma — Lanzarote

l)

Gran Canaria — La Gomera

m)

Tenerife Norte — La Gomera

II.   Algemene voorwaarden

1.

Communautaire luchtvaartmaatschappijen die bovengenoemde geregelde luchtdiensten overeenkomstig de openbaredienstverplichtingen willen uitvoeren, moeten beschikken over een geldige exploitatievergunning in overeenstemming met Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen.

2.

De desbetreffende luchtvaartmaatschappijen moeten binnen de in het onderstaande punt 3 gespecificeerde termijnen en los van eventueel voor andere routes ingediende dienstregelingen bij de Dirección General de Aviación Civil een dienstregeling indienen voor de aan openbaredienstverplichtingen onderworpen luchtdiensten op bovengenoemde routes, en dit voor een minimumperiode van twaalf opeenvolgende maanden.

Deze dienstregeling overeenkomstig de openbaredienstverplichtingen moet de volgende informatie bevatten:

a)

route waarop de luchtvaartmaatschappij wenst te vliegen;

b)

exploitatieperiodes in de loop van de relevante IATA-luchtvaartseizoenen;

c)

vluchtidentificatienummer;

d)

concrete dienstregeling;

e)

beschikbare capaciteit;

f)

periodes en dagen waarop de diensten worden aangeboden;

g)

type luchtvaartuig/aantal zitplaatsen/vrachtcapaciteit;

h)

wanneer van toepassing, configuratie van de passagiersruimte;

i)

schriftelijke bevestiging van kennis en aanvaarding van de eisen inzake de continuïteit van de dienstverlening als onderdeel van deze openbaredienstverplichtingen.

Voor een permanente wijziging van de dienstregeling van een luchtvaartmaatschappij moet toestemming worden gevraagd bij de Dirección General de Aviación Civil. Dergelijke wijzigingen moeten worden aangemeld aan de regering van de Canarische Eilanden.

De luchtvaartmaatschappij moet ook een document toezenden met gedetailleerde informatie over de geplande tarieven en tariefvoorwaarden, in overeenstemming met de specifieke voorwaarden van punt 2 van deel III van deze bijlage.

3.

Wat de in te dienen dienstregeling betreft, gelden de volgende voorwaarden:

3.1.

Tegen de hieronder gespecificeerde datums en in overeenstemming met de gespecificeerde voorwaarden, dient elke luchtvaartmaatschappij haar dienstregeling in, opgesplitst volgens IATA-winter- en het IATA-zomerluchtvaartseizoen:

a)

wanneer de start van de dienstregeling samenvalt met het begin van het zomerseizoen, moet zij worden ingediend vóór 1 maart en moet zij een voorlopige dienstregeling voor het volgende winterseizoen omvatten;

b)

wanneer de start van de dienstregeling samenvalt met het begin van het winterseizoen, moet zij worden ingediend vóór 1 oktober en moet zij een voorlopige dienstregeling voor het volgende zomerseizoen omvatten.

3.2.

Wanneer een begin wordt gemaakt met de dienstverlening op een ander tijdstip van het jaar, moet de luchtvaartmaatschappij haar dienstregeling ten minste dertig dagen voor de geplande datum van het begin van de vluchten indienen. Die dienstregeling omvat dan de dienstregeling voor de gedeeltelijke periode die overeenstemt met het luchtvaartseizoen waarin een aanvang wordt gemaakt met de vluchten, samen met een voorlopige dienstregeling voor de rest van de periode, zodat alles samen een volledige exploitatieperiode van twaalf maanden wordt verkregen. Vanaf het luchtvaartseizoen dat volgt op dat waarin een begin is gemaakt met de dienstverlening, volgt de luchtvaartmaatschappij dan de procedure als omschreven in punt 3.1.

3.3.

De dienstregeling wordt geacht te zijn aanvaard als de Dirección General de Aviación Civil niet binnen de hierboven genoemde termijnen zijn advies heeft uitgebracht.

In alle gevallen echter mag een begin worden gemaakt met de dienstverlening zodra de Dirección General de Aviación Civil de dienstregeling uitdrukkelijk heeft goedgekeurd.

4.

De luchtvaartmaatschappij moet de dienst gedurende ten minste twaalf opeenvolgende maanden aanbieden. Wanneer op een bepaalde route een nieuwkomer op de markt of een bestaande exploitant het aantal vluchten aanzienlijk doet toenemen, hebben de overige luchtvaartmaatschappijen de keuze om hun strategie te handhaven, dan wel om hun dienstregeling aan te passen met inachtneming van hun openbaredienstverplichtingen. Een luchtvaartmaatschappij mag evenwel een definitief einde maken aan de dienstverlening op voorwaarde dat zij de Dirección General de Aviación Civil ten minste zes maanden vóór de geplande einddatum in kennis stelt van dit voornemen.

5.

Wanneer op een bepaalde route de bezettingsgraad voor alle relevante exploitanten samen in de zomer- en winterseizoenen permanent hoger ligt dan 75 %, behalve in het geval van een seizoensgebonden tijdelijke exploitatie van de route, moeten de luchtvaartmaatschappijen die een operationele dienstregeling hebben de nodige maatregelen treffen om de aangeboden capaciteit te verhogen teneinde het bovengenoemde percentage omlaag te brengen. Deze bepaling is niet van toepassing in de in punt 2.3, sub a), „Tarieven”, van deel III van deze bijlage bedoelde omstandigheden.

6.

In de zin van deze overeenkomst hebben de onderstaande termen de volgende betekenis:

a)

passagierstarief: het in euro uitgedrukte tarief dat passagiers moeten betalen aan luchtvaartmaatschappijen of hun agentschappen voor hun vervoer en voor het vervoer van hun bagage op luchtdiensten, alsmede de voorwaarden waaronder dit tarief geldt, met inbegrip van heffingen en aan agentschappen aangeboden commissies, exclusief de luchthaven- en de veiligheidsheffingen.

De totale in het vervoersbewijs vermelde prijs moet worden opgesplitst in: tarief, luchthavenheffing en veiligheidsheffing;

b)

basistarief: het laagste tarief waaraan geen voorwaarden verbonden zijn, als bedoeld in punt 2.1 van deel III;

c)

promotietarief: een tarief met een korting van ten minste 10 % op het basistarief onder de door de luchtvaartmaatschappij vastgestelde voorwaarden;

d)

variabel tarief: een tarief waarvoor extra diensten worden aangeboden bovenop die welke worden geleverd tegen het basistarief maar dat niet hoger mag liggen dan de in punt 2.3, onder b), van deel III van deze bijlage vermelde percentages;

e)

sociaal tarief: het tarief dat door de luchtvaartmaatschappijen wordt vastgesteld voor bepaalde categorieën passagiers en waarvoor de in punt 2.3, onder c), van deel III van deze bijlage genoemde voorwaarden gelden.

III.   Specifieke voorwaarden

1.

De specifieke voorwaarden voor de openbaredienstverplichtingen op de in deel I genoemde routes zijn:

1.1.

Exploitatieperiode, minimumfrequentie en aangeboden capaciteit.

1.1.1.

Voor de vluchten vanuit Gran Canaria en Tenerife Norte, met uitzondering van die naar het eiland La Gomera, moet de dienstregeling het vertrek tussen 07.00 en 08.30 uur en de terugvlucht aan het einde van de dag mogelijk maken.

1.1.2.

Op de onder c), e) en j) genoemde routes verhogen de luchtvaartmaatschappijen tussen 07.00 en 08.30 uur zonodig de diensten om tegemoet te komen aan de behoefte. Bij vrachtvervoer wordt de voorrang gegeven aan aan bederf onderhevige producten en producten waarvoor urgentie geldt, zoals dagbladen en geneesmiddelen op de diensten vanuit Gran Canaria en Tenerife.

Wanneer vliegtuigen met meer dan 72 zitplaatsen worden gebruikt, mag de minimumfrequentie worden verminderd tot 70 % van het aantal voorgeschreven retourvluchten per dag, met handhaving van het in de relevante alinea vastgestelde minimumaantal zitplaatsen.

a)

Tussen Gran Canaria en Tenerife Norte

Van 1 januari tot 30 juni en van 1 oktober tot 31 december is de minimumfrequentie veertien (14) retourvluchten per dag.

Van 1 juli tot 30 september is de minimumfrequentie twaalf (12) retourvluchten per dag.

De dienstregeling moet het mogelijk maken op één dag heen en weer te vliegen met een verblijf op de plaats van bestemming van ten minste acht uur, met vluchten gespreid over de periode van 07.00 uur tot 22.30 uur en afgestemd op de behoeften 's ochtends vroeg en 's avonds laat.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 295 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 393 000 zitplaatsen.

b)

Tussen Gran Canaria en Tenerife Sur

De diensten moeten worden geleverd gedurende het gehele jaar.

De minimumfrequentie is twee (2) retourvluchten per dag, waarbij de luchtvaartmaatschappijen een type vliegtuig mogen gebruiken dat aangepast is aan de vraag, maar dat ten minste 19 zitplaatsen heeft.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 19 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 38 000 zitplaatsen.

c)

Tussen Gran Canaria en Lanzarote

Van 1 januari tot 30 juni en van 1 oktober tot 31 december is de minimumfrequentie elf (11) retourvluchten per dag.

Van 1 juli tot 30 september is de minimumfrequentie veertien (14) retourvluchten per dag.

De dienstregeling moet het mogelijk maken op één dag heen en weer te vliegen met een verblijf op de plaats van bestemming van ten minste acht uur, met vluchten gespreid over de periode van 07.00 uur tot 22.30 uur en afgestemd op de behoeften 's ochtends vroeg en 's avonds laat.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 240 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 378 000 zitplaatsen.

d)

Tussen Tenerife Norte en Lanzarote

Van 1 januari tot 30 juni en van 1 oktober tot 31 december is de minimumfrequentie vijf (5) retourvluchten per dag.

Van 1 juli tot 30 september is de minimumfrequentie zeven (7) retourvluchten per dag.

De dienstregeling moet het mogelijk maken op één dag heen en weer te vliegen met een verblijf op de plaats van bestemming van ten minste acht uur, met vluchten gespreid over de periode van 07.00 uur tot 22.30 uur en afgestemd op de behoeften 's ochtends vroeg en 's avonds laat.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 108 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 180 000 zitplaatsen.

e)

Tussen Gran Canaria en Fuerteventura

Van 1 januari tot 30 juni en van 1 oktober tot 31 december is de minimumfrequentie dertien (13) retourvluchten per dag.

Van 1 juli tot 30 september is de minimumfrequentie veertien (14) retourvluchten per dag.

De dienstregeling moet het mogelijk maken op één dag heen en weer te vliegen met een verblijf op de plaats van bestemming van ten minste acht uur, met vluchten gespreid over de periode van 07.00 uur tot 22.30 uur en afgestemd op de behoeften 's ochtends vroeg en 's avonds laat.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 274 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 402 000 zitplaatsen.

f)

Tussen Gran Canaria en El Hierro

Van 1 januari tot 30 juni en van 1 oktober tot 31 december is de minimumfrequentie één (1) retourvlucht per dag.

Van 1 juli tot 30 september is de minimumfrequentie twee (2) retourvluchten per dag.

De luchtvaartmaatschappijen mogen een type vliegtuig gebruiken dat aangepast is aan de vraag in elk seizoen, maar met ten minste 19 zitplaatsen.

Wanneer vliegtuigen met meer dan 19 zitplaatsen worden gebruikt, mag de minimumfrequentie worden verminderd tot 50 % van het aantal voorgeschreven retourvluchten per dag, met handhaving van het in de relevante alinea vastgestelde minimumaantal zitplaatsen.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 6 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 16 000 zitplaatsen.

g)

Tussen Gran Canaria en La Palma

Van 1 januari tot 30 juni en van 1 oktober tot 31 december is de minimumfrequentie twee (2) retourvluchten per dag, een eerste 's ochtends vroeg en een tweede 's avonds laat.

Van 1 juli tot 30 september is de minimumfrequentie drie (3) retourvluchten per dag.

De dienstregeling moet het mogelijk maken op één dag heen en weer te vliegen met een verblijf op de plaats van bestemming van ten minste zeven uur tussen 07.00 en 20.00 uur, met een dienst 's ochtends en 's avonds.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 43 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 74 000 zitplaatsen.

h)

Tussen Tenerife Norte en Fuerteventura

Van 1 januari tot 30 juni en van 1 oktober tot 31 december is de minimumfrequentie drie (3) retourvluchten per dag.

Van 1 juli tot 30 september is de minimumfrequentie zes (6) retourvluchten per dag.

De dienstregeling moet het mogelijk maken op één dag heen en weer te vliegen met een verblijf op de plaats van bestemming van ten minste zeven uur tussen 07.00 en 20.00 uur, met een dienst 's ochtends, 's middags en 's avonds.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 65 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 132 000 zitplaatsen.

i)

Tussen Tenerife Norte en El Hierro

Van 1 januari tot 30 juni en van 1 oktober tot 31 december is de minimumfrequentie drie (3) retourvluchten per dag.

Van 1 juli tot 30 september is de minimumfrequentie vier (4) retourvluchten per dag.

De dienstregeling moet het mogelijk maken op één dag heen en weer te vliegen met een verblijf op de plaats van bestemming van ten minste zeven uur tussen 07.00 en 20.00 uur, met een dienst 's ochtends, 's middags en 's avonds.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 60 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 100 000 zitplaatsen.

j)

Tussen Tenerife Norte en La Palma

Van 1 januari tot 30 juni en van 1 oktober tot 31 december is de minimumfrequentie dertien (13) retourvluchten per dag.

Van 1 juli tot 30 september is de minimumfrequentie veertien (14) retourvluchten per dag.

De dienstregeling moet het mogelijk maken op één dag heen en weer te vliegen met een verblijf op de plaats van bestemming van ten minste acht uur, met vluchten gespreid over de periode van 07.00 uur tot 22.30 uur en afgestemd op de behoeften 's ochtends vroeg en 's avonds laat.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 274 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 402 000 zitplaatsen.

k)

Tussen La Palma en Lanzarote

In de maanden juli, augustus en september is de minimumfrequentie drie (3) retourvluchten per week.

De totale minimumcapaciteit in elke richting bedraagt 6 800 zitplaatsen.

l)

Tussen Gran Canaria en La Gomera

De minimumfrequentie is twee (2) retourvluchten per dag gedurende het gehele jaar.

De luchtvaartmaatschappijen mogen een type vliegtuig gebruiken dat aangepast is aan de vraag in elk seizoen, maar met ten minste 19 zitplaatsen.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 11 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 16 000 zitplaatsen.

m)

Tussen Tenerife Norte en La Gomera

De minimumfrequentie is twee (2) retourvluchten per dag gedurende het gehele jaar.

De luchtvaartmaatschappijen mogen een type vliegtuig gebruiken dat aangepast is aan de vraag in elk seizoen, maar met ten minste 19 zitplaatsen.

De beschikbare minimumcapaciteit in elke richting moet de volgende zijn:

gedurende het IATA-winterseizoen: 11 000 zitplaatsen;

gedurende het IATA-zomerseizoen: 16 000 zitplaatsen.

2.

Tarieven

2.1.

Overeenkomstig de openbaredienstverplichtingen is het basistarief voor een enkele vlucht voor elk van de routes het volgende:

a)

:

Gran Canaria — Tenerife Norte:

:

52 EUR

b)

:

Gran Canaria — Tenerife Sur:

:

52 EUR

c)

:

Gran Canaria — Fuerteventura:

:

60 EUR

d)

:

Gran Canaria — El Hierro:

:

88 EUR

e)

:

Gran Canaria — Lanzarote:

:

67 EUR

f)

:

Gran Canaria — La Palma:

:

82 EUR

g)

:

Tenerife Norte — Fuerteventura:

:

83 EUR

h)

:

Tenerife Norte — El Hierro:

:

60 EUR

i)

:

Tenerife Norte — Lanzarote:

:

88 EUR

j)

:

Tenerife Norte — La Palma:

:

55 EUR

k)

:

La Palma — Lanzarote:

:

88 EUR

l)

:

Gran Canaria — La Gomera:

:

82 EUR

m)

:

Tenerife Norte — La Gomera:

:

60 EUR

2.2.

De Dirección General de Aviación Civil stelt jaarlijks in januari een aanpassing van bovengenoemde basistarieven vast.

Wanneer bedoelde aanpassing een verhoging van deze tarieven inhoudt, wordt deze verhoging na registratie in overeenstemming met het onderstaande punt 2.4 goedgekeurd op verzoek van de luchtvaartmaatschappijen die de routes met de relevante openbaredienstverplichtingen exploiteren.

De aangepaste tarieven weerspiegelen het effect van de jaarlijkse stijging, of daling, van de nationale index van de consumptieprijzen op de kosten die direct verband houden met de exploitatie van de routes, wat geraamd wordt op 73 % van de kostenstructuur van een luchtvaartmaatschappij.

Wat de luchtvaartheffingen betreft, met inbegrip van de start- en landingsrechten en de rechten voor het gebruik van het luchtnavigatienetwerk, zal rekening worden gehouden met de verhogingen, of verlagingen, die voor elk van deze heffingen voor het jaar in kwestie krachtens de fiscale wetgeving Ley de Presupuestos Generales del Estado of de uitvoeringsbesluiten daarvan zijn toegestaan, waarbij aan elk van deze drie heffingen een gewichtspercentage van 4 % van de kostenstructuur wordt toegekend.

Het voorstel om de tarieven aan te passen, dat nooit vóór 1 januari van elk jaar mag worden ingediend, wordt geacht te zijn goedgekeurd als 15 dagen na de kennisgeving geen relevant besluit uitdrukkelijk ter kennis is gebracht. De berekening verloopt onverlet eventuele aanpassingen die noodzakelijk zijn na de definitieve bepaling van de evolutie van de nationale index van de consumptieprijzen.

Indien de kostencomponenten die op de exploitatie van de luchtroutes betrekking hebben, buiten toedoen van de vervoerders een abnormale en niet te voorziene stijging te zien geven, kan de Minister voor Binnenlandse ontwikkeling [Ministro de Fomento] jaarlijks op basis van een voorstel van de luchtvaartmaatschappijen de maximumtarieven aanpassen aan deze stijging.

De nieuwe tarieven zullen ter kennis worden gebracht van de luchtvaartmaatschappijen die de relevante diensten exploiteren. Zij zullen ook worden medegedeeld aan de Europese Commissie ter publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.3.

Bij de vaststelling van de variabele, sociale en promotietarieven voldoen de luchtvaartmaatschappijen aan onderstaande voorwaarden en volgen zij onderstaande procedures:

a)

de in punt 5 van deel II bedoelde bezettingsgraad van 75 % mag worden overschreden op voorwaarde dat de sociale en promotietarieven die worden gehanteerd voor dergelijk extra aanbod ten minste 15 % lager liggen dan het basistarief;

b)

de luchtvaartmaatschappijen mogen bij de Dirección General de Aviación Civil een aanvraag indienen voor de vaststelling van variabele tarieven op voorwaarde dat deze het basistarief met niet meer dan 20 % overschrijden in 2006 en met niet meer dan 25 % vanaf 2007. In ieder geval mag het aantal zitplaatsen dat tegen dit tarief wordt bezet op elke vlucht niet meer bedragen dan 50 % van de aangeboden zitplaatsen;

c)

de luchtvaartmaatschappijen moeten sociale tarieven vastleggen, die lager liggen dan het basistarief, voor ten minste de volgende categorieën passagiers: jongeren van minder dan 22 jaar, universiteitsstudenten van minder dan 27 jaar die wonen op eilanden buiten de hoofdeilanden, personen die ouder zijn dan 65 jaar en clubs die zijn aangesloten bij de Comunidad Autónoma de Canarias. De tariefverminderingen moeten ten minste 10 % bedragen van het basistarief. In het geval van tariefverminderingen voor grote gezinnen geldt de relevante wetgeving. De door de luchtvaartmaatschappij vastgelegde voorwaarden voor dergelijke tariefverminderingen zijn in ieder geval niet minder gunstig dan die welke gelden voor de promotietarieven;

d)

om de mobiliteit van de inwoners van de Canarische Eilanden, waar er geen directe vluchten tussen twee eilanden in verschillende provincies bestaan, te vergemakkelijken, bieden de luchtvaartmaatschappijen op deze routes tarieven aan die niet hoger liggen dan 60 % van de som van het basistarief voor elk van de afzonderlijke trajecten van het geheel van de route, afgerond op het dichtste cijfer. Dit tarief mag nooit hoger liggen dan het basistarief voor een directe vlucht tussen Lanzarote en La Palma;

e)

het aantal door elke luchtvaartmaatschappij tegen een variabel tarief aangeboden zitplaatsen wordt beperkt tot de gemiddelde inkomsten per passagier, berekend voor een periode van één jaar voor elk van de door alle luchtvaartmaatschappijen geëxploiteerde routes, wat niet meer mag bedragen dan het basistarief voor de route in kwestie, gewogen voor de periode van toepassing. De luchtvaartmaatschappijen verstrekken de Dirección General de Aviación Civil de informatie die nodig is om de relevante controles uit te voeren;

f)

de Dirección General de Aviación Civil garandeert de vertrouwelijkheid van de ontvangen gegevens. Als de gemiddelde inkomsten per passagiers op een bepaalde route hoger liggen dan het basistarief compenseert de luchtvaartmaatschappij in kwestie haar passagiers in de loop van de volgende jaarperiode, en dit met een bedrag dat gelijk is aan de totale som van het verschil tussen de gemiddelde inkomsten per passagier en het basistarief, gewogen voor het totale aantal vervoerde passagiers. Als deze compensatie niet wordt betaald, wordt artikel 45.3.1a van de luchtvaartveiligheidswet 21/2003 van 7 juli 2003 toegepast op de luchtvaartmaatschappij. De hierboven bedoelde jaarperiode gaat in vanaf de datum waarop de luchtvaartmaatschappij de route in kwestie overeenkomstig de opgelegde openbaredienstverplichtingen begint te exploiteren.

2.4.

De luchtvaartmaatschappijen melden hun variabele, sociale en basistarieven, alsook hun eventuele tarieven voor grote gezinnen, uiterlijk 30 dagen nadat zij in voege zullen treden aan aan de Dirección General de Aviación Civil. De aangemelde tarieven worden geacht te zijn goedgekeurd als de Dirección General de Aviación Civil nalaat binnen 15 kalenderdagen advies uit te brengen. De tarieven treden in werking zodra zij zijn goedgekeurd en worden aan de regering van de Canarische Eilanden aangemeld.

De onder punt 2.3 a) bedoelde promotietarieven kunnen tot 48 uur vóór hun inwerkingtreding ter registratie worden aangemeld en worden geacht te zijn goedgekeurd tenzij kennisgeving van het tegendeel is gedaan.

De goedkeuring van de tarieven betreft uitsluitend de controle dat zij voldoen aan de maximumtariefniveaus en de vastgestelde openbaredienstverplichtingen.

2.5.

De tariefverlagingen die via relevante wetgeving zijn vastgelegd voor burgers van Spanje, de andere lidstaten van de Europese Unie, de landen van de Europese economische ruimte en Zwitserland die wonen op de Canarische Eilanden gelden voor de geregelde luchtdiensten op de in deel I van deze bijlage genoemde routes.

2.6.

De voorwaarden voor de accreditatie van inwoners en voor de aan de luchtvaartmaatschappijen verleende vergoedingen met betrekking tot de vermelde tariefverminderingen moeten in overeenstemming zijn met de regels die gelden voor dit type van overheidssteun.

2.7.

Continuïteit van de dienstverlening. Behalve ingeval van overmacht mag per IATA-luchtvaartseizoen niet meer dan 1,5 % van het aantal vluchten dat normaal zou moeten worden uitgevoerd om direct aan de maatschappij toe te schrijven redenen worden geannuleerd. Behalve ingeval van overmacht mogen de vertragingen bij 90 % van de vluchten niet oplopen tot meer dan 15 minuten.

Ingeval van opschorting van de dienstverlening ten gevolge van uitzonderlijke omstandigheden nemen de luchtvaartmaatschappijen die de aan deze openbaredienstverplichtingen onderworpen diensten exploiteren alle mogelijke maatregelen om de dienstverlening zo snel mogelijk weer op te starten.

2.8.

Commerciële aspecten. De zitplaatsen en diensten moeten worden aangeboden via distributiekanalen die rekening houden met de specifieke kenmerken van de aangeboden diensten en met de behoefte aan een goede informatieverstrekking aan de gebruikers tegen zo laag mogelijke kosten.