ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 242

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

49e jaargang
7 oktober 2006


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Raad

2006/C 242/1

Besluit van de Raad van 15 september 2006 houdende benoeming van de gewone en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

1

2006/C 242/2

Gezamenlijke verklaring betreffende de politieke dialoog tussen de Europese Unie en Montenegro

6

 

Commissie

2006/C 242/3

Wisselkoersen van de euro

7

2006/C 242/4

Uniforme toepassing van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) (Indeling van de goederen)

8

2006/C 242/5

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.4337 — Thales/Alcatel Divisions Transport et Systèmes) ( 1 )

9

2006/C 242/6

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.4300 — Philips/Intermagnetics) ( 1 )

10

2006/C 242/7

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.4238 — E.ON/Prazská Plynárenská) ( 1 )

11

2006/C 242/8

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.4326 — BC Partners/Brenntag) ( 1 )

11

2006/C 242/9

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.4177 — BASF/Degussa) ( 1 )

12

2006/C 242/0

Publicatie van de besluiten van de lidstaten waarbij exploitatievergunningen worden verleend of ingetrokken, in overeenstemming met artikel 13, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen ( 1 )

13

2006/C 242/1

Franse nationale procedure voor de toewijzing van beperkte luchtverveersrechten

14

2006/C 242/2

Besluit van de Commissie waarbij de maatregelen die door de Tsjechische Republiek zijn aangemeld in het kader van de overgangsregeling overeenkomstig bijlage IV.3 van de Toetredingsakte, niet van toepassing zijn na de toetreding — Steunmaatregel van de Staten ( 1 )

17

2006/C 242/3

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

18

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2006/C 242/4

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (COM(2005) 649 def.)

20

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Raad

7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 15 september 2006

houdende benoeming van de gewone en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers

(2006/C 242/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (1), en met name op de artikelen 26 en 27,

Gezien de lijsten van kandidaten die de regeringen van de lidstaten bij de Raad hebben ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit van 28 juni 2004 (2) heeft de Raad de gewone en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers benoemd voor het tijdvak van 7 mei 2004 tot en met 6 mei 2006.

(2)

Deze leden blijven in functie totdat is voorzien in hun vervanging of in de verlenging van hun mandaat.

(3)

De gewone en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers worden benoemd voor een periode van twee jaar,

BESLUIT:

Artikel 1

Tot gewone en plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers worden benoemd voor het tijdvak van 14 september 2006 tot en met 13 september 2008:

I.   REGERINGSVERTEGENWOORDIGERS

Land

Gewone leden

Plaatsvervangende leden

België

Mevrouw Virginie LECLERCQ

Mevrouw Anne ZIMMERMANN

Mevrouw Alix GEYSELS

Tsjechië

de heer Miloš TICHÝ

mevrouw Martina MICHALCOVÁ

mevrouw Zuzana DI FALCO

Denemarken

de heer Ole Bondo CHRISTENSEN

mevrouw Louise de BRASS

Mevrouw Lisbet MØLLER NIELSEN

Duitsland

de heer Gisbert BRINKMANN

mevrouw Maria Helene GROß

mevrouw Dagmar FELDGEN

Estland

mevrouw Maarja KULDJÄRV

Mevrouw Katrin HÖÖVELSON

mevrouw Carita RAMMUS

Griekenland

de heer Andreas KARYDIS

de heer Konstantinos CHRISINIS

de heer Georges NERANTZIS

Spanje

de heer Carlos GUERVÓS MAÍLLO

de heer Carlos LÓPEZ-MÓNIS DE CAVO

de heer Carlos GARCÍA DE CORTAZAR

Frankrijk

mevrouw Nadia MAROT

de heer François LEPAGE

de heer Christian LEFEUVRE

Ierland

de heer Brendan SHANAHAN

de heer John KELLY

mevrouw Gerardine BUCKLEY

Italië

Cyprus

de heer Nelson NEOCLEUS

mevrouw Myria ANDREOU

de heer Demetris MICHAELIDES

Letland

de heer Jorens AIZSILS

mevrouw Daiga FREIMANE

mevrouw Linda DIMANTE

Litouwen

mevrouw Rita KAZLAUSKIENE

mevrouw Monika VYŠNIAUSKIENĖ

de heer Marius GREIČIUS

Luxemburg

mevrouw Mariette SCHOLTUS

de heer Paolo FINZI

mevrouw Malou FABER

Hongarije

mevrouw Vera ÁCS

mevrouw Tímea Éva KISS

mevrouw Éva LUKÁCS GELLÉRNÉ

Malta

de heer Robert SUBAN

de heer Joseph MIZZI

Nederland

de heer J.J. VERBOOM

de heer M.G. BLOMSMA

mevrouw G. WIDERA-STEVENS

Oostenrijk

mevrouw Ingrid NOWOTNY

mevrouw Doris WITEK-WEINDORFER

de heer Heinz KUTROWATZ

Polen

de heer Janusz GRZYB

de heer Grzegorz PRAGERT

mevrouw Magdalena SWEKLEJ

Portugal

mevrouw Ana Cristina SANTOS PEDROSO

de heer Adolfo LOURO ALVES

de heer Mário PEDRO

Slovenië

mevrouw Janja ROMIH

de heer Radivoj RADAK

mevrouw Damjana ŠARČEVIČ

Slowakije

de heer Tomáš ŠEFRANKO

mevrouw Agnesa SKUPNÍKOVÁ

mevrouw Zora BAROCHOVÁ

Finland

de heer Olli SORAINEN

mevrouw Sinikka HYYPPÄ

de heer Tuomo KURRI

Zweden

mevrouw Anna SANTESSON

de heer Claes-Göran LOCK

Verenigd Koninkrijk

mevrouw Anna HUDZIECZEK

de heer Andrew MILTON

 (3)

II.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKNEMERSORGANISATIES

Land

Gewone leden

Plaatsvervangende leden

België

de heer Jean-Louis MARCOURS

mevrouw Yvienne VAN HOLSBEECK

Tsjechië

de heer Miroslav FEBER

de heer Jiři MANN

de heer Pavel JANÍČKO

Denemarken

de heer Michael JACOBSEN

de heer Jens WIENE

mevrouw Käthe MUNK RYOM

Duitsland

de heer Michael HOLDINGHAUSEN

mevrouw Renate GABKE

de heer Christian MOOS

Estland

mevrouw Liina CARR

de heer Leif KALEV

mevrouw Tiia TAMMELEHT

Griekenland

de heer Georgios PERENTIS

de heer Georgios SKOULATAKIS

de heer Efthimios EFTHIMIOU

Spanje

mevrouw Ana María CORRAL JUAN

de heer Julio RUIZ

mevrouw Pilar ROC ALFARO

Frankrijk

de heer Yves VEYRIER

mevrouw An LENOUAIL-MARLIERE

mevrouw Laurence LAIGO

Ierland

de heer Brendan MACKIN

mevrouw Rosheen CALLENDER

mevrouw Esther LYNCH

Italië

Cyprus

de heer Nicos GREGORIOU

de heer Nicos EPISTITHIOU

de heer Diomedes DIOMEDOUS

Letland

mevrouw Līvija MARCINKĒVIČA

de heer Ojārs BRAŽA

de heer Kaspars RĀCENĀJS

Litouwen

mevrouw Janina ŠVEDIENĖ

mevrouw Janina MATUIZIENĖ

mevrouw Jovita MEŠKAUSKIENĖ

Luxemburg

de heer Eduardo DIAS

mevrouw Tania MATIAS

de heer Carlos PEREIRA

Hongarije

mevrouw Judit IVÁNY CZUGLERNÉ

de heer Károly GYÖRGY

mevrouw Edit PINK

Malta

Nederland

de heer P. KOPPE

mevrouw D. VAARTJES-VAN SUIJDAM

de heer P.F. VAN KRUINING

Oostenrijk

de heer Josef WALLNER

de heer Oliver RÖPKE

de heer Johannes PEYRL

Polen

de heer Krzysztof ROSTKOWSKI

de heer Bogdan OLSZEWSKI

de heer Jakub KUS

Portugal

de heer Carlos Manuel ALVES TRINDADE

de heer José Manuel CORDEIRO

de heer Carlos Manuel DOS ANJOS ALVES

Slovenië

mevrouw Metka ROKSANDIĆ

de heer Gregor CERAR

de heer Jaka POČIVAVŠEK

Slowakije

mevrouw Magdaléna MELLENOVÁ

de heer Milan BUŠO

mevrouw Jana SLÁVIKOVÁ

Finland

de heer Olli KOSKI

mevrouw Salla HEINÄNEN

de heer Ralf SUND

Zweden

mevrouw Monika ARVIDSSON

mevrouw Lena WIRKKALA

de heer Ossian WENNSTRÖM

Verenigd Koninkrijk

de heer Sean BAMFORD

mevrouw Sofi TAYLOR

de heer Wilf SULLIVAN

III.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKGEVERSORGANISATIES

Land

Gewone leden

Plaatsvervangende leden

België

mevrouw Sonja KOHNENMERGEN

de heer Philippe STIENON

de heer Ivo VAN DAMME

Tsjechië

mevrouw Marie ZVOLSKÁ

de heer Miroslav FIŘT

mevrouw Vladimira DRBALOVÁ

Denemarken

de heer Henning GADE

de heer Flemming DREESEN

mevrouw Dorthe ANDERSEN

Duitsland

mevrouw Angela SCHNEIDER-BODIEN

mevrouw Susanne WITTKÄMPFER

mevrouw Alexandra HACKETHAL

Estland

mevrouw Lilian SALLASTE

de heer Heinart PUHKIM

de heer Tarmo KRIIS

Griekenland

mevrouw Rena BARDANI

de heer Leonidas NIKOLOUZOS

de heer Antonis MEGOULIS

Spanje

de heer Pablo GÓMEZ ALBO GARCÍA

de heer Roberto SUÁREZ

de heer Javier IBARS ALVARO

Frankrijk

mevrouw Odile MENNETEAU

de heer Gaëtan BEZIER

de heer Jean-Louis TERDJMAN

Ierland

mevrouw Heidi LOUGHEED

mevrouw Catherine MAGUIRE

de heer Arthur FORBES

Italië

Cyprus

de heer Stylianos CHRISTOFOROU

de heer Emilios MICHAEL

de heer Lefteris KARYDIS

Letland

mevrouw Daiga ERMSONE

mevrouw Marina PAŅKOVA

de heer Eduards FILIPPOVS

Litouwen

de heer Jokūbas BERŽINSKAS

de heer Mingirdas ŠAPRANAUSKAS

de heer Iginijus ŠAKŪNAS

Luxemburg

de heer Marc KIEFFER

de heer François ENGELS

de heer Romain LANNERS

Hongarije

de heer Pál KARA

de heer István KOMORÓCZKI

de heer Attila SZABADKAI

Malta

Nederland

de heer A. VAN DELFT

de heer S.J.L. NIEUWSMA

de heer G.A.M. VAN DER GRIND

Oostenrijk

mevrouw Margit KREUZHUBER

de heer Wolfgang TRITREMMEL

mevrouw Christa SCHWENG

Polen

de heer Michal GAWRYSZCZAK

de heer Jacek MĘCINA

de heer Tomasz WIKA

Portugal

mevrouw Cristina NAGY MORAIS

de heer Nuno BERNARDO

de heer Marcelino PENA COSTA

Slovenië

mevrouw Urška JEREB

mevrouw Metka PENKO NATLAČEN

mevrouw Staša PIRKMAIER

Slowakije

de heer Vladimír KALINA

de heer Jozef ORGONÁŠ

mevrouw Jana CHRKAVÁ

Finland

mevrouw Katja LEPPÄNEN

de heer Mikko RÄSÄNEN

de heer Mikko NYYSSÖLÄ

Zweden

de heer Leif LINDBERG

mevrouw Karin EKENGER

de heer Fabian WALLÉN

Verenigd Koninkrijk

de heer Tom MORAN

 (4)

de heer Anthony THOMPSON

Artikel 2

De Raad zal in een later stadium de nog niet aangewezen leden van België, Italië, Malta en Zweden benoemen.

Gedaan te Brussel, 15 september 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

E. TUOMIOJA


(1)  PB L 257 van 18.10.1968, blz. 2.

(2)  PB C 12 van 18.01.2005, blz. 4.

(3)  Het Verenigd Koninkrijk ziet af van het plaatsvervangend lid.

(4)  Het Verenigd Koninkrijk ziet af van het tweede plaatsvervangend lid.


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/6


Gezamenlijke verklaring betreffende de politieke dialoog tussen de Europese Unie en Montenegro (1)

(2006/C 242/02)

Op basis van de toezeggingen die zijn gedaan tijdens de Top EU-Westelijke Balkan van 21 juni 2003 te Thessaloniki, verklaren de Europese Unie en Montenegro (hierna „de partijen” genoemd) vastbesloten te zijn hun wederzijdse betrekkingen op politiek gebied te versterken en te intensiveren.

De partijen komen derhalve overeen een regelmatige politieke dialoog in te stellen die hun toenadering begeleidt en consolideert, de huidige politieke en economische veranderingen in Montenegro ondersteunt en bijdraagt tot de totstandbrenging van nieuwe samenwerkingsvormen, waarbij met name rekening zal worden gehouden met de status van Montenegro als potentiële kandidaat voor lidmaatschap van de Europese Unie.

De politieke dialoog, die stoelt op gemeenschappelijke waarden en aspiraties, zal gericht zijn op:

1.

versterking van democratische beginselen en instellingen en de rechtsstaat, de mensenrechten en eerbiediging en bescherming van minderheden;

2.

bevordering van regionale samenwerking, ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap en nakoming van verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van volledige en ondubbelzinnige samenwerking met het ICTY;

3.

bevordering van een zo volledig mogelijke integratie van Montenegro in de politieke en economische hoofdstroom van Europa op basis van zijn eigen merites en prestaties;

4.

verdere convergentie van de standpunten van de partijen over internationale vraagstukken en over aangelegenheden die belangrijke gevolgen voor de partijen kunnen hebben, met inbegrip van samenwerking bij de bestrijding van terrorisme, georganiseerde criminaliteit en corruptie, en andere vraagstukken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken;

5.

het in staat stellen van iedere partij om tijdens haar besluitvormingsproces het standpunt en de belangen van de andere partij in aanmerking te nemen;

6.

bevordering van veiligheid en stabiliteit in heel Europa en, met name, in Zuidoost-Europa door samenwerking op de terreinen die worden bestreken door het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie.

De politieke dialoog tussen de partijen vindt plaats door middel van regelmatig overleg, contacten en uitwisseling van informatie, naar gelang van het geval, met name in de volgende vormen:

1.

vergaderingen op hoog niveau van vertegenwoordigers van Montenegro, enerzijds, en vertegenwoordigers van de Europese Unie, in Trojka-formatie, anderzijds;

2.

verstrekking van informatie over en weer over besluiten op het gebied van buitenlands beleid, met optimale benutting van de diplomatieke kanalen, inclusief contacten op bilateraal niveau in derde landen en in multilaterale fora zoals de Verenigde Naties, OVSE en andere internationale organisaties;

3.

contacten op parlementair niveau;

4.

alle andere middelen die bijdragen tot het consolideren en ontwikkelen van de dialoog tussen de partijen.

De politieke dialoog zal tevens plaatsvinden in het kader van het Forum EU/Westelijke Balkan, het multilateraal politiek forum op hoog niveau dat is ingesteld tijdens de Top EU-Westelijke Balkan in Thessaloniki.


(1)  Tekst door de Raad op 15 september 2006 aangenomen.


Commissie

7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/7


Wisselkoersen van de euro (1)

6 oktober 2006

(2006/C 242/03)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2664

JPY

Japanse yen

149,47

DKK

Deense kroon

7,4559

GBP

Pond sterling

0,67290

SEK

Zweedse kroon

9,2778

CHF

Zwitserse frank

1,5881

ISK

IJslandse kroon

86,08

NOK

Noorse kroon

8,4315

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CYP

Cypriotische pond

0,5767

CZK

Tsjechische koruna

28,200

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

273,76

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6961

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

3,9298

RON

Roemeense leu

3,5164

SIT

Sloveense tolar

239,63

SKK

Slowaakse koruna

37,112

TRY

Turkse lira

1,8912

AUD

Australische dollar

1,6969

CAD

Canadese dollar

1,4234

HKD

Hongkongse dollar

9,8582

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,9065

SGD

Singaporese dollar

2,0064

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 202,00

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,8977

CNY

Chinese yuan renminbi

10,0098

HRK

Kroatische kuna

7,3997

IDR

Indonesische roepia

11 660,38

MYR

Maleisische ringgit

4,6699

PHP

Filipijnse peso

63,320

RUB

Russische roebel

33,9780

THB

Thaise baht

47,482


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/8


UNIFORME TOEPASSING VAN DE GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR (GN)

(Indeling van de goederen)

(2006/C 242/04)

Toelichtingen, goedgekeurd in overeenstemming met de procedure van artikel 10, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1)

De Toelichtingen op de Gecombineerde Nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen (2) worden als volgt gewijzigd:

 

Op bladzijde 374:

9503

Ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten

De bestaande tekst wordt vervangen door:

„Tot deze post behoren:

1.

Opblaasbare artikelen, in verschillende vormen en maten, bestemd om te spelen in het water, zoals zwembandjes, opblaasbare dierfiguren, enz., al dan niet beschilderd en al dan niet ontworpen om in of op te zitten.

2.

Opblaasbare boten voor kinderen om te spelen.

Van deze post zijn uitgezonderd:

(a)

Opblaasbare armbandjes, halsbanden, gordels of soortgelijke artikelen die niet bedoeld zijn voor veiligheids- of reddingsdoeleinden maar wel om iemand drijvende te houden, bijvoorbeeld tijdens het leren zwemmen (post 9506).

(b)

Opblaasbare matrassen (aard en samenstelling).

(c)

Voorwerpen die naar hun aard aansluitend bestemd zijn voor dieren (met kattekruid gevulde muizen van textiel, „kauwschoenen” van buffelhuid, botten van kunststof, enz.).

Zie voorts de aantekening 4 op dit hoofdstuk.”

 

Op bladzijde 375 de volgende tekst invoegen:

„9506 29 00

andere

Tot deze onderverdeling behoren opblaasbare armbandjes, halsbanden, gordels of soortgelijke artikelen die niet bedoeld zijn voor veiligheids- of reddingsdoeleinden maar wel om iemand drijvende te houden tijdens het leren zwemmen.

Van deze post zijn uitgezonderd:

(a)

Reddingsgordels en reddingsvesten (aard en samenstelling).

(b)

Opblaasbare artikelen om mee te spelen (post 9503).”


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz.1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 996/2006 van de Commissie (PB L 179 van 01.07.2006, blz. 26).

(2)  PB C 50 van 28.2.2006, blz. 1.


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/9


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4337 — Thales/Alcatel Divisions Transport et Systèmes)

(2006/C 242/05)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 29 september 2006 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de onderneming Thales S.A. („Thales”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1), sub b), van genoemde verordening volledig zeggenschap verkrijgt over alle Transport en System activa van Alcatel („Alcatel Divisions Transport et Systèmes”, Frankrijk) door de aankoop van aandelen en activa.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Thales: integratie van informatiesystemen voor defensie, de luchtvaart- en transport industrie en voor de overheid;

voor Alcatel Divisions Transport et Systèmes: de productie van signalerings- en waarschuwingssystemen voor de spoorwegindustrie en de integratie van informatiesystemen voor de spoorweg-, luchtvaart-, olie- en gas industrie.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4337 — Thales/Alcatel Divisions Transport et Systèmes, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B–1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/10


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4300 — Philips/Intermagnetics)

(2006/C 242/06)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 29 september 2006 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 en ingevolge een verwijzing overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat de onderneming Koninklijke Philips Electronics N.V., die deel uitmaakt van het Philips-concern („Philips”, Nederland), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening van de Raad volledige zeggenschap verkrijgt over de onderneming Intermagnetics General Corporation („Intermagnetics”, Verenigde Staten) door de aankoop van aandelen .

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Philips: onderzoek naar, ontwikkeling, vervaardiging en verkoop van een breed scala elektronische producten, zoals verlichtingsproducten, huishoudapparatuur, consumentenelektronica, halfgeleiders en medische apparatuur, waaronder magnetische-resonantieapparaten;

voor Intermagnetics: ontwikkeling, vervaardiging en verhandeling van halfgeleidermaterialen en medische apparatuur, waaronder magneten en spoelen die in magnetische-resonantieapparatuur worden gebruikt.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie aan haar kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen de Commissie per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentie nummer COMP/M.4300 — Philips/Intermagnetics, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Fusiezaken

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/11


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4238 — E.ON/Prazská Plynárenská)

(2006/C 242/07)

(Voor de EER relevante tekst)

Op 11 juli 2006 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32006M4238. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://ec.europa.eu/eur-lex/lex)


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/11


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4326 — BC Partners/Brenntag)

(2006/C 242/08)

(Voor de EER relevante tekst)

Op 31 augustus 2006 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32006M4326. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://ec.europa.eu/eur-lex/lex)


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/12


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.4177 — BASF/Degussa)

(2006/C 242/09)

(Voor de EER relevante tekst)

Op 24 mei 2006 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32006M4177. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://ec.europa.eu/eur-lex/lex)


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/13


Publicatie van de besluiten van de lidstaten waarbij exploitatievergunningen worden verleend of ingetrokken, in overeenstemming met artikel 13, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen (1)  (2)

(2006/C 242/10)

(Voor de EER relevante tekst)

OOSTENRIJK

Verleende exploitatievergunningen

Categorie A:   Exploitatievergunningen afgegeven aan luchtvaartmaatschappijen die niet voldoen aan de criteria van artikel 5, lid 7, a), van Verordening (EEG) nr. 2407/92

Naam van de luchtvaartmaatschappij

Adres van de luchtvaartmaatschappij

Vergunning voor het vervoer van

Besluit geldig sedert

AVIA CONSULT

Flugbetriebsgesellschaft m.b.h.

Promenadenweg

A-2522 Oberwaltersdorf

passagiers, post, vracht

25.8.2006

Wucher Helicopter GmbH

Hans-Wucher-Platz 1

A-6713 Ludesch

passagiers, post, vracht

8.9.2006

Categorie B:   Exploitatievergunningen afgegeven aan luchtvaartmaatschappijen die voldoen aan de criteria van artikel 5, lid 7, a), van Verordening (EEG) nr. 2407/92

Naam van de luchtvaartmaatschappij

Adres van de luchtvaartmaatschappij

Vergunning voor het vervoer van

Besluit geldig sedert

LFU — Peter Gabriel

Firmiangasse 23

A-1130 Wien

passagiers, post, vracht

24.8.2006

Rath Aviation GmbH

Franz-Peyerl-Straβe 7

A-5020 Salzburg

passagiers, post, vracht

29.8.2006

DJT Aviation GmbH & Co. KG

Fyrtagweg 5

A-8043 Graz

passagiers, post, vracht

4.9.2006


(1)  PB L 240 van 24.8.1992, blz. 1.

(2)  Gecommuniceerd aan de Europese Commissie vóór 31.8.2005.


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/14


Franse nationale procedure voor de toewijzing van beperkte luchtverveersrechten

(2006/C 242/11)

In overeenstemming met artikel 6 van Verordening (EG) nr. 847/2004 inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen publiceert de Europese Commissie de volgende nationale procedure voor de verdeling onder de in aanmerking komende communautaire luchtvaartmaatschappijen van luchtverkeersrechten in gevallen dat die beperkt zijn krachtens luchtvaartovereenkomsten met derde landen.

„MINISTÈRE DES TRANSPORTS, DE L'ÉQUIPEMENT, DU TOURISME ET DE LA MER

Besluit van 20 september 2005 betreffende vergunningen voor de exploitatie door in Frankrijk gevestigde communautaire luchtvaartmaatschappijen van geregelde luchtdiensten tussen Frankrijk en landen buiten de Europese Unie

NOR: EQUA0501520A

DE MINISTER VAN VERVOER, UITRUSTING, TOERISME EN MARITIEME ZAKEN,

Gelet op het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart van 7 december 1944 en de wijzigingsprotocollen daarvan;

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 43;

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, ondertekend te Porto op 2 mei 1992, en het Protocol tot aanpassing van deze overeenkomst, ondertekend te Brussel op 17 maart 1993;

Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het luchtvervoer, ondertekend te Luxemburg op 21 juni 1999;

Gelet op de Verordeningen (EEG) nr. 2407/92 en 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen en betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes;

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen;

Gelet op de burgerluchtvaartcode, en met name op artikel R. 330-6;

Gelet op Wet nr. 94-665 van 4 augustus 1994 betreffende het gebruik van de Franse taal;

Gelet op Wet nr. 2000-321 van 12 april 2000 betreffende de rechten van de burgers bij hun relaties met de administratie, en met name op de artikelen 19 en 21;

Gezien de verklaring van de Ministerraad Vervoer van de Europese Unie van 5 juni 2003 inzake het recht van vestiging,

BESLUIT:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

„communautaire luchtvaartmaatschappij”: elke luchtvaartmaatschappij die in het bezit is van een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992, afgegeven door Frankrijk of een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap;

„verkeersrechten”: het recht voor een luchtvaartmaatschappij om passagiers, vracht en/of post te vervoeren op een luchtlijn, in voorkomend geval overeenkomstig een vastgestelde route, periodiciteit, capaciteit en codesharingsregeling.

Artikel 2

Communautaire luchtvaartmaatschappijen die in Frankrijk gevestigd zijn in de zin van het gemeenschapsrecht, die geregelde luchtdiensten wensen te exploiteren op routes met ten minste één landingsplaats in Frankrijk en waarop bovengenoemde Verordening (EEG) nr. 2408/92 niet van toepassing is, zenden de voor de burgerluchtvaart bevoegde minister een dossier toe dat de volgende elementen bevat:

a)

de exploitatievergunning van de onderneming, het bewijs luchtvaartexploitant van de onderneming en het verzekeringscontract voor de beoogde verbinding;

b)

de elementen die aantonen dat de onderneming in Frankrijk gevestigd is;

c)

een nadere beschrijving van de geplande verbinding (geplande lijnen, frequentie van de diensten en exploitatiedagen, type gebruikte toestellen, geplande begindatum voor de exploitatie van de verbinding, eventuele codesharing, tarieven, vooruitzichten qua bezetting en prognose van de exploitatierekeningen voor een periode van drie jaar);

d)

de elementen die het mogelijk maken de operationele en financiële capaciteit van de luchtvaartmaatschappij te beoordelen om de verbinding in kwestie te exploiteren, met name in de zin van artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2407/92.

De financiële en operationele capaciteit van de verschillende communautaire luchtvaartmaatschappijen wordt beoordeeld overeenkomstig identieke criteria.

Alleen die aanvragen komen in aanmerking welke vergezeld gaan van een volledig dossier, waarvan de stukken hetzij zijn opgesteld in de Franse taal, hetzij naar het Frans zijn vertaald wanneer de oorspronkelijke stukken in een andere taal zijn gesteld.

De voor de burgerluchtvaart bevoegde minister kan aanvullende informatie opvragen.

Artikel 3

Onverminderd de bepalingen van artikel 2 van dit besluit, mag — voor elke aanvraag van een luchtvaartmaatschappij met betrekking tot de uitbreiding van het aantal diensten op een route die reeds door haar wordt geëxploiteerd — een vereenvoudigd dossier worden ingediend wat punt c) van artikel 2 van dit besluit betreft; in voorkomend geval worden in dit dossier nadere gegevens verstrekt betreffende wijzigingen op het gebied van de punten a), b) en d) van artikel 2 van dit besluit.

Artikel 4

Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/2004 worden de in Frankrijk gevestigde communautaire luchtvaartmaatschappijen verzocht hun aanvragen in te dienen binnen een termijn van twee weken vanaf de datum van bekendmaking van de beschikbaarheid van de verkeersrechten.

De in de voorafgaande alinea bedoelde bekendmaking geschiedt door publicatie in het Staatsblad van de Franse Republiek (Journal officiel de la République française).

Artikel 5

In het geval van aanvragen door meerdere luchtvaartmaatschappijen en beperking, hetzij van de verkeersrechten, hetzij van het aantal communautaire luchtvaartmaatschappijen dat een vergunning krijgt voor de exploitatie van bedoelde rechten, worden de verschillende dossiers voor zover de aanvragen voldoen aan de voorwaarden van artikel 2 van dit besluit binnen een termijn van twee maanden behandeld; in het kader van deze behandeling kan de voor de burgerluchtvaart bevoegde minister aanvullende informatie opvragen en zo nodig de luchtvaartmaatschappijen uitnodigen voor een gesprek.

In alle gevallen wordt de exploitatievergunning verleend overeenkomstig artikel 8 van dit besluit aan de luchtvaartmaatschappijen die daartoe een aanvraag hebben ingediend, op voorwaarde dat die aanvraag voldoet aan de eisen van artikel 2 van dit besluit.

Artikel 6

Onverlet de bepalingen van bilaterale overeenkomsten tussen de betrokken luchtvaartmaatschappijen worden concurrerende aanvragen door de voor de burgerluchtvaart bevoegde minister beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

de mate waarin aan de vervoersbehoeften wordt voldaan (gemengde diensten of vrachtvervoer, directe of indirecte vluchten, frequentie van de diensten, aantal exploitatiedagen);

tariferingsbeleid (prijs van de tickets, eventuele verlaagde tarieven en andere specifieke tarieven);

kwaliteit van de dienstverlening (met name de inrichting van de vliegtuigen, de inwisselbaarheid van de tickets en het bestaan van voor het publiek toegankelijke bureaus voor de verkoop van de vluchten);

bijdrage aan het aanbod op een voldoende concurrentieniveau;

geplande datum voor het begin van de exploitatie;

aangeboden garanties qua duurzaamheid van de exploitatie;

ontwikkeling van het communautaire marktaandeel op het gebied van de bilaterale betrekkingen in kwestie;

milieuprestaties van de gebruikte toestellen, met name wat de lawaaihinder betreft;

aan de passagiers geboden aansluitmogelijkheden.

In tweede orde kunnen de volgende criteria worden gehanteerd:

ouderdom van de aanvraag, op actieve en herhaalde wijze ingediend;

bijdrage aan de ruimtelijke ordening;

bijdrage aan de ontwikkeling van het toerisme in Frankrijk;

aangepastheid van de luchtvaartuigen aan de situatie van de Franse luchthavens waarop wordt gevlogen;

situatie van de luchtvaartmaatschappij wat de betaling van luchtvaartbelastingen en -heffingen in Frankrijk betreft;

bestaan van een commercialiseringsdienst met gebruikmaking van de Franse taal.

Artikel 7

Voor de toepassing van de eerste alinea van artikel 5 van dit besluit maakt de voor de burgerluchtvaart bevoegde minister zijn ontwerpbesluit in elektronische vorm bekend op de website van het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaArtikel Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen schriftelijk indienen binnen een termijn van twee weken volgend op deze bekendmaking.

Het definitieve besluit inzake de vergunning voor de exploitatie van de desbetreffende luchtdiensten wordt vastgesteld, onder de voorwaarden als vastgelegd bij artikel 8 van dit besluit, uiterlijk dertig dagen na de bekendmaking van het ontwerpbesluit.

Artikel 8

De vergunning voor de exploitatie van de luchtdiensten wordt door de voor de burgerluchtvaart bevoegde minister verleend bij besluit, gepubliceerd in het Staatsblad van de Franse Republiek.

Het desbetreffende besluit bevat in voorkomend geval een precisering van de geldigheidsduur van de vergunning, de frequentie van de vluchten, de maximumcapaciteit van de gebruikte toestellen en elke ander voorwaarde als opgelegd overeenkomstig bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten.

Wanneer de betrokken luchtvaartmaatschappij niet blijkt te voldoen aan de criteria van artikel 2 van dit besluit, de luchtvaartveiligheid ernstig in het gedrang brengt, schriftelijk afziet van het recht de relevante luchtverbinding te exploiteren of de desbetreffende exploitatierechten gedurende een periode van ten minste zes maanden niet of slechts gedeeltelijk gebruikt, kan de voor de burgerluchtvaart bevoegde minister, nadat de luchtvaartmaatschappij is uitgenodigd zijn opmerkingen in te dienen, de vergunning via een met redenen omkleed besluit opschorten of intrekken.

Ook wanneer de luchtvaartmaatschappij haar op basis van de criteria van artikel 6 van dit besluit aangegane verbintenissen niet nakomt kan de minister de verleende vergunning opschorten of intrekken.

In weerwil van het bepaalde in de bovenstaande alinea's kan een verleende vergunning niet worden opgeschort of ingetrokken als uitzonderlijke omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de houder van de vergunning, de exploitatie van de diensten in kwestie onmogelijk maakt.

Artikel 9

Dit besluit is niet van toepassing op de collectivité territoriale de Saint-Pierre-et-Miquelon.

Artikel 10

De directeur-generaal voor de burgerluchtvaart is belast met de tenuitvoerlegging van dit besluit dat wordt gepubliceerd in het Staatsblad van de Franse Republiek.

Gedaan te Parijs, op 20 september 2005.

Voor de minister

De directeur-generaal voor de burgerluchtvaart

M. WACHENHEIM


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/17


Besluit van de Commissie waarbij de maatregelen die door de Tsjechische Republiek zijn aangemeld in het kader van de overgangsregeling overeenkomstig bijlage IV.3 van de Toetredingsakte, niet van toepassing zijn na de toetreding — Steunmaatregel van de Staten

(2006/C 242/12)

(Voor de EER relevante tekst)

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: De Tsjechische Republiek

Nummer van de steunmaatregel: CZ 53/03

Benaming: Banka Haná, a.s.

Doelstelling: Steun voor de banksector

Andere inlichtingen: Besluit van de Commissie waarbij wordt verklaard dat de maatregel ten behoeve van Banka Haná, a.s., die door de Tsjechische Republiek is aangemeld in het kader van de overgangsregeling overeenkomstig bijlage IV.3 van de Toetredingsakte, niet van toepassing is na de toetreding.

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: De Tsjechische Republiek

Nummer van de steunmaatregel: CZ 54/03

Benaming: Foresbank, a.s.

Doelstelling: Steun voor de banksector

Andere inlichtingen: Besluit van de Commissie waarbij wordt verklaard dat de maatregel ten behoeve van Foresbank, a.s., die door de Tsjechische Republiek is aangemeld in het kader van de overgangsregeling overeenkomstig bijlage IV.3 van de Toetredingsakte, niet van toepassing is na de toetreding.

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/18


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(2006/C 242/13)

(Voor de EER relevante tekst)

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Frankrijk

Nummer van de steunmaatregel: N 70a/06

Benaming: Prorogation et extension du dispositif des Zones Franches Urbaines

Doelstelling: Bevordering en ontwikkeling van achtergestelde stadswijken in Frankrijk, die zijn vastgesteld op geografische basis.

De aangemelde maatregelen zijn erop gericht het voornamelijk uit kleine bedrijven bestaande lokale economische „weefsel” van deze wijken te versterken door de oprichting van nieuwe vestigingen en ondernemingen te bevorderen met stimulerende maatregelen in de vorm van speciale vrijstellingen van belasting en van sociale premies die de werkgelegenheid ten goede komen.

Rechtsgrondslag: Article 87, paragraphe 3, sous c), du Traité CE

Voorziene jaarlijkse uitgaven: De voorziene jaarlijkse begroting bedraagt 35 miljoen EUR in 2006 en zal waarschijnlijk oplopen tot 100 miljoen EUR in 2011

Looptijd:

Andere inlichtingen: Regeling — vrijstellingen van belasting en van sociale premies

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Ierland

Nummer van de steunmaatregel: N 151/2006 (wijziging van steunmaatregel N 387/2004)

Benaming: Belastingvermindering voor investeringen in films

Doelstelling: Cultuur/bevordering van investeringen in filmproducties

Rechtsgrondslag: Section 481 of the Taxes Consolidation Act, 1997, as amended

Begrotingsmiddelen: 25 miljoen EUR — 50 miljoen EUR per jaar

Steunintensiteit of steunbedrag: Ongeveer 18,8 %

Looptijd:: 2006-2008

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Italië (Provincie Mantova)

Nummer van de steunmaatregel:: N 240/06

Benaming: Wijziging van steunregeling N 620/05 „Investeringssteun voor de bouw van biogasbedrijven in de provincie Mantova”

Doelstelling: Milieusteun voor de bouw van twee biogasbedrijven

Rechtsgrondslag:

Delibera Giunta Regionale n. 19839 del 16.12.2004 — «Progetto Fo.R.Agri. Fonti rinnovabili in Agricoltura in Provincia di Mantova»

Delibera Giunta Provinciale n. 20 del 3.2.2005 — «Presa d'atto sottoscrizione accordo quadro sviluppo territoriale — progetto Fo.R.Agri»

Begrotingsmiddelen: 1 miljoen EUR

Steunintensiteit of steunbedrag: Maximaal 40 % + 10 % voor KMO's

Looptijd: 3 jaar

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Italië

Nummer van de steunmaatregel: N 530/05

Benaming: CPR System — Sviluppo Italia

Doelstelling: KMO

Rechtsgrondslag: Delibera CIPE n. 90 del 4 agosto 2000 su criteri e modalità di intervento di Sviluppo Italia

Begrotingsmiddelen: 479 530 EUR (bruto)

Steunintensiteit of steunbedrag: 5,96 %

Looptijd: 2006-2021

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Duitsland

Nummer van de steunmaatregel: NN 72/2005

Benaming: Bayern LB

Steunintensiteit of steunbedrag: De maatregel omvat geen steun

Looptijd: Onbepaald

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

7.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 242/20


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (COM(2005) 649 def.)

(2006/C 242/14)

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 286,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name op artikel 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens,

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, met name op artikel 41,

Gezien het verzoek om advies op grond van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 dat op 29 maart 2006 van de Commissie is ingekomen;

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

I.   Inleiding

Raadpleging van de EDPS

1.

Het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen is bij brief van 29 maart 2006 door de Commissie aan de EDPS gezonden. Volgens de EDPS dient het onderhavige advies in de preambule van de verordening te worden vermeld.

De context van het voorstel

2.

De EDPS is verheugd over het voorstel, aangezien het beoogt de inning van grensoverschrijdende alimentatievorderingen binnen de EU te vergemakkelijken. Het voorstel heeft een ruime werkingssfeer, omdat het betrekking heeft op de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking. Dit advies blijft beperkt tot de bepalingen die gevolgen hebben voor de bescherming van persoonsgegevens, met name die welke verband houden met de samenwerking en de uitwisseling van informatie waarmee de schuldenaar kan worden opgespoord en de waarde van zijn goederen, alsmede die van de schuldeiser, kan worden vastgesteld (hoofdstuk VIII en bijlage V).

3.

Het voorstel beoogt meer bepaald de aanwijzing van nationale centrale autoriteiten om de inning van alimentatievorderingen door middel van de uitwisseling van relevante informatie te vergemakkelijken. De EDPS is het ermee eens dat uitwisseling van persoonsgegevens moet worden toegestaan voor zover dat nodig is om schuldenaren op te sporen en de waarde van hun goederen en inkomsten vast te stellen, met eerbiediging van alle vereisten van Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens (overweging 21). Derhalve is de EDPS verheugd over de verwijzing (in overweging 22) naar de eerbiediging van het privé-, het familie- en het gezinsleven en de bescherming van persoonsgegevens als vervat in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

4.

In het voorstel wordt meer bepaald een mechanisme vastgesteld voor de uitwisseling van informatie over de schuldenaar en de schuldeiser op het gebied van onderhoudsverplichtingen, teneinde de vaststelling en de inning van alimentatievorderingen te vergemakkelijken. Daartoe zullen er nationale centrale autoriteiten worden aangewezen om verzoeken om informatie die door de nationale justitiële autoriteiten (van andere lidstaten) worden ingediend, te behandelen, en om persoonsgegevens van verschillende nationale overheden en autoriteiten te verzamelen, teneinde gevolg te kunnen geven aan de verzoeken. De normale procedure zal er als volgt uitzien: de schuldeiser dient bij een gerecht een verzoek in; de nationale centrale autoriteit zendt het verzoek op verzoek van het gerecht toe aan de centrale autoriteiten van de aangezochte lidstaat (met behulp van een specifiek formulier, dat in bijlage V staat); de aangezochte centrale autoriteiten verzamelen de gevraagde informatie en zenden een antwoord toe aan de verzoekende centrale autoriteit, die de informatie vervolgens doorspeelt aan het verzoekende gerecht.

5.

De EDPS onderstreept in dit advies dat het fundamentele recht op bescherming van persoonsgegevens moet worden geëerbiedigd, waarbij de doeltreffendheid van de voorgestelde mechanismen om de inning van grensoverschrijdende alimentatievorderingen te vergemakkelijken, moet worden gewaarborgd.

6.

In dit opzicht dient allereerst de context van het voorstel te worden geanalyseerd door de specifieke kenmerken van onderhoudsverplichtingen nader te bestuderen. Onderhoudsverplichtingen zijn immers uiterst complex, omdat zij betrekking hebben op zeer uiteenlopende situaties: vorderingen kunnen betrekking hebben op kinderen, echtgenoten of ex-echtgenoten, zelfs op ouders en grootouders. Voorts zijn alimentatievorderingen gebaseerd op actuele, dynamische situaties, en kunnen zij door zowel particuliere als overheidsinstanties worden beheerd (1).

7.

Deze complexiteit, die in de effectbeoordeling van de Commissie wordt bevestigd (2), is nog groter wanneer men de grote verschillen tussen de 25 lidstaten op dit gebied voor ogen houdt. Het materieel recht en het formeel recht verschillen immers in aanzienlijke mate wat betreft de vaststelling, de beoordeling en de duur van onderhoudsverplichtingen, de onderzoeksbevoegdheden van de gerechten enz..

8.

De diversiteit van de onderhoudsverplichtingen komt tot uiting in een aantal bepalingen van het voorstel. Zo verwijzen overweging 11 en artikel 4, lid 4, specifiek naar onderhoudsverplichtingen jegens een minderjarig kind, terwijl overweging 17 en artikel 15 een onderscheid maken tussen verplichtingen jegens kinderen, kwetsbare volwassenen, echtgenoten en ex-echtgenoten en andere soorten onderhoudsverplichtingen.

9.

Ook bij de bespreking van kwesties in verband met de bescherming van persoonsgegevens dient naar behoren rekening te worden gehouden met bovenstaande overwegingen; dat geldt met name voor het beoordelen van de evenredigheid van de informatie-uitwisseling. Verschillende soorten onderhoudsverplichtingen kunnen immers leiden tot verschillen in de bevoegdheden van de nationale gerechten om informatie te vragen, en kunnen tevens bepalen welke persoonsgegevens in een specifiek geval mogen worden verwerkt en uitgewisseld. Dit is des te belangrijker omdat het huidige voorstel geen harmonisatie beoogt van de nationale wetgevingen van de lidstaten op het gebied van onderhoudsverplichtingen.

De keuze van een gecentraliseerd systeem

10.

Zoals reeds eerder vermeld, beoogt het voorstel de instelling van een systeem waarbij de informatie indirect, via de nationale centrale autoriteiten, in plaats van direct, door de gerechten, wordt uitgewisseld. Die keuze is uit het oogpunt van de gegevensbescherming niet neutraal, en dient dan ook naar behoren te worden gerechtvaardigd. De extra overdracht van informatie tussen de gerechten en de centrale autoriteiten en de tijdelijke opslag van informatie door deze laatsten zullen de risico's voor de bescherming van persoonsgegevens doen toenemen.

11.

De EDPS is van oordeel dat de Commissie bij het beoordelen van verschillende beleidsopties — zowel in haar eerste effectbeoordeling als bij de ontwikkeling van het voorstel — specifieke aandacht moet schenken aan de gevolgen van elk van de mogelijke opties voor de bescherming van persoonsgegevens en aan de mogelijke waarborgen, en één en ander nader moet bestuderen. Ter zake van dit voorstel is het essentieel dat de bepalingen betreffende de werkzaamheden van de centrale autoriteiten de taken van deze autoriteiten precies omschrijven en de werking van het systeem duidelijk beschrijven.

II.   Verhouding tot het huidige rechtskader inzake gegevensbescherming

12.

De EDPS merkt op dat in het voorstel niet alleen rekening moet worden gehouden met de complexiteit van de nationale bepalingen inzake onderhoudsverplichtingen, maar tevens moet worden gewaarborgd dat de bestaande nationale wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens die uit hoofde van Richtlijn 95/46/EG is aangenomen, volledig wordt nageleefd.

13.

Het voorstel regelt immers de toegang van de nationale centrale autoriteiten tot persoonsgegevens van verschillende nationale overheden en autoriteiten. Die persoonsgegevens — die voor andere doeleinden dan de inning van alimentatievorderingen door verschillende autoriteiten worden verzameld — zullen door de nationale centrale autoriteiten worden verzameld en vervolgens aan de verzoekende justitiële autoriteit van een lidstaat worden gezonden door tussenkomst van de aangewezen centrale autoriteit van die lidstaat. Uit het oogpunt van de gegevensbescherming werpt dit verschillende vragen op in verband met de wijziging van het doel van de verwerking, de rechtsgrondslag voor de verwerking door de nationale centrale autoriteiten, en de vaststelling van gegevensbeschermingsvoorschriften voor de verdere verwerking door de justitiële autoriteiten.

Wijziging van het doel van de verwerking

14.

Eén van de kernbeginselen van de bescherming van persoonsgegevens is het beginsel van doelbinding. Volgens dit beginsel moeten persoonsgegevens namelijk „voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden (…) worden verkregen en vervolgens niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden” (artikel 6, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG ).

15.

De wijziging in het doel waarvoor persoonsgegevens worden verwerkt, kan evenwel gerechtvaardigd zijn op grond van artikel 13 van Richtlijn 95/46/EG, dat een aantal uitzonderingen op dit algemene beginsel bevat. Meer bepaald kan artikel 13, lid 1, onder f) — uitoefening van het openbaar gezag — of onder g) — bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen — in dit geval een uitzondering op het beginsel van beperking van het doel rechtvaardigen, waardoor de nationale overheden en autoriteiten de gevraagde persoonsgegevens aan de nationale centrale autoriteit zouden mogen zenden.

16.

Artikel 13 van de bovengenoemde richtlijn schrijft evenwel voor dat deze uitzonderingen noodzakelijk moeten zijn en op wettelijke maatregelen moeten berusten. Dit betekent dat hetzij de voorgestelde bepaling — uit hoofde van haar directe toepasbaarheid — als afdoende moet worden beschouwd om aan de vereisten van artikel 13 te voldoen, hetzij de lidstaten specifieke wetgeving moeten vaststellen. In ieder geval beveelt de EDPS ten stelligste aan dat in het voorstel een uitdrukkelijke en duidelijke verplichting voor de betrokken nationale overheden en autoriteiten wordt opgenomen om de gevraagde informatie aan de nationale centrale autoriteiten te zenden. Zodoende is gewaarborgd dat de toezending door de nationale overheden van persoonsgegevens aan de nationale centrale autoriteiten duidelijk noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de betrokken nationale overheden onderworpen zijn, en aldus gebaseerd is op artikel 7, onder c), van Richtlijn 95/46/EG.

Rechtsgronden voor de verwerking van persoonsgegevens door de nationale centrale autoriteiten

17.

Soortgelijke overwegingen spelen in verband met de rechtsgronden waarop de verwerking van persoonsgegevens door de nationale centrale autoriteiten gebaseerd is. De aanwijzing of instelling van deze autoriteiten overeenkomstig het voorstel houdt immers in dat zij persoonsgegevens zullen verzamelen, ordenen en versturen.

18.

De verwerking van persoonsgegevens door de nationale centrale autoriteiten kan gebaseerd worden op Richtlijn 95/46/EG, artikel 7, punt c), respectievelijk punt e), aangezien die verwerking noodzakelijk is om de (in het voorstel vervatte) wettelijke verplichtingen na te komen waaraan de nationale centrale autoriteiten onderworpen zijn, respectievelijk om een taak van algemeen belang die hen is opgedragen, te vervullen.

Verwerking door de justitiële autoriteiten en toepasbaarheid van Richtlijn 95/46/EG

19.

Wat de verdere verwerking door de justitiële autoriteiten betreft, dient de rechtsgrondslag van de verordening in aanmerking te worden genomen. De artikelen 61 en 67 VEG zijn immers bij het Verdrag van Amsterdam in het EG-Verdrag opgenomen. Dat betekent dat de werkingssfeer van Richtlijn 95/46/EG, die niet binnen de werkingssfeer van het Gemeenschapsrecht vallende activiteiten uitsluit, dit gebied pas sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam bestrijkt. Aangezien dit gebied niet door de richtlijn werd bestreken op het ogenblik dat zij werd aangenomen, is het dus waarschijnlijk dat niet alle lidstaten de gegevensbeschermingsvoorschriften betreffende de activiteiten van de burgerrechtelijke autoriteiten volledig hebben uitgevoerd: de harmonisatie van het nationale recht inzake gegevensbescherming, met name op dit gebied, is verre van voltooid. Inmiddels heeft het Hof van Justitie in de zaak Österreichischer Rundfunk  (3) bevestigd dat Richtlijn 95/46/EG een ruime werkingssfeer heeft en dat alleen specifieke uitzonderingen op de hoofdbeginselen kunnen worden aanvaard. Voorts heeft het Hof een lijst van criteria vastgesteld die ook voor dit voorstel relevant zijn. Het Hof heeft meer bepaald geoordeeld dat inmengingen in de persoonlijke levenssfeer, zoals de uitzonderingen op de gegevensbeschermingsbeginselen die op een doelstelling van algemeen belang gebaseerd zijn, evenredig, noodzakelijk, in de wet neergelegd en voorzienbaar moeten zijn.

20.

De EDPS acht het uiterst wenselijk om uitdrukkelijk te bepalen dat de gegevensbeschermingsvoorschriften van Richtlijn 95/46/EG volledig van toepassing zijn. Daartoe kan een specifieke alinea worden toegevoegd aan artikel 48, dat betrekking heeft op de verhouding tot en mogelijke conflicten met andere communautaire instrumenten, maar momenteel geen gewag maakt van Richtlijn 95/46/EG.

De rechtsgrondslag van het voorstel

21.

Wat de voorgestelde rechtsgrondslag betreft, wenst de EDPS enkele opmerkingen te herhalen die reeds in eerdere adviezen werden geformuleerd. (4)

22.

Allereerst kan de Raad op grond van de rechtsgrondslag besluiten om op dit gebied af te zien van de eenparigheid en over te stappen naar de medebeslissingsprocedure. Ook hier spreekt de EDPS zijn voorkeur uit voor deze laatste procedure, die een betere garantie vormt voor de volledige betrokkenheid van alle instellingen en de eerbiediging van het fundamentele recht op bescherming van persoonsgegevens.

23.

Ten tweede is de bevoegdheid van het Hof van Justitie, overeenkomstig artikel 68 VEU, op dit gebied nog altijd beperkt, met name wat prejudiciële verzoeken betreft. Zulks vergt meer duidelijkheid bij de formulering van de bepalingen van dit voorstel, ook in relatie tot gegevensbeschermingskwesties, met het oog op een eenvormige toepassing van het verordeningsvoorstel.

Mogelijke uitwisselingen van persoonsgegevens met derde landen in de toekomst

24.

Het ter tafel liggende voorstel voorziet niet in uitwisseling van persoonsgegevens met derde landen, maar in de toelichting wordt internationale samenwerking uitdrukkelijk beoogd. In deze context zij verwezen naar de lopende onderhandelingen over een nieuwe alomvattende overeenkomst van de Conferentie van Den Haag voor internationaal privaatrecht met betrekking tot de internationale inning van alimentatievorderingen.

25.

Het spreekt vanzelf dat in het kader van die internationale samenwerking mechanismen zullen worden vastgesteld voor de uitwisseling van persoonsgegevens met derde landen. In dat opzicht wenst de EDPS eens te meer te benadrukken dat een dergelijke uitwisseling alleen is toegestaan indien het derde land een passend beschermingsniveau waarborgt, of indien de overdracht onder één van de in Richtlijn 95/46/EG genoemde afwijkingen valt.

III.   Doelbinding

26.

In de context van dit voorstel moet bijzondere aandacht uitgaan naar het fundamentele beginsel van doelbinding.

27.

Immers, de nationale centrale autoriteiten en de nationale gerechten moeten hun taken naar behoren kunnen vervullen door informatie te verwerken die dienstig is om de handhaving van alimentatievorderingen te vergemakkelijken, maar die informatie mag niet voor doeleinden worden gebruikt die daarmee onverenigbaar zijn.

28.

In de ter tafel liggende tekst hebben de artikelen 44 en 46 betrekking op respectievelijk de bepaling en de beperking van de doeleinden.

29.

In artikel 44 wordt bepaald voor welke specifieke doeleinden door de nationale diensten en autoriteiten informatie zal worden verstrekt aan de ter zake bevoegde centrale autoriteiten: opsporing van de schuldenaar; vaststelling van de waarde van het vermogen van de schuldenaar; identificatie van de werkgever van de schuldenaar en identificatie van de bankrekeningen van de schuldenaar.

30.

De EDPS beklemtoont dat een volledige en nauwkeurige omschrijving van de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt, van essentieel belang is. In het licht daarvan moet de doelstelling „opsporing van de schuldenaar” nader worden omschreven. In het kader van de tenuitvoerlegging van de onderhoudsverplichting moet de opsporing van de schuldenaar worden geïnterpreteerd als de verwijzing naar een locatie die een zekere graad van stabiliteit vertoont (bijvoorbeeld de verblijfplaats, het belangencentrum, de woonplaats, de plaats van tewerkstelling) — zoals nader bepaald in bijlage V, waarin verwezen wordt naar het adres van de schuldenaar — veeleer dan de lokalisering van de schuldenaar op een specifiek tijdstip (zoals bijvoorbeeld een tijdelijke lokalisering aan de hand van geolokalisatie of GPRS-gegevens). Het gebruik van laatstgenoemde gegevens moet worden uitgesloten. Voorts zou een verduidelijking van het concept „opsporing” ook van nut zijn voor de omschrijving van de soorten persoonsgegevens die overeenkomstig dit voorstel verwerkt zouden kunnen worden (zie verder, punten 35-37).

31.

Voorts onderstreept de EDPS dat het voorstel tevens voorziet in de mogelijkheid persoonsgegevens van de schuldeiser uit te wisselen (zie artikel 41, lid 1, onder a), punt i)). De EDPS veronderstelt dat dit type informatie wordt verzameld en verwerkt om de financiële draagkracht van de schuldeiser te beoordelen, hetgeen in bepaalde gevallen van belang kan zijn voor de beoordeling van een alimentatievordering. Hoe dan ook is het essentieel dat ook de doeleinden waarvoor de gegevens over schuldeisers worden verwerkt, nauwkeurig en expliciet in het voorstel worden verwoord.

32.

De EDPS is ingenomen met artikel 46, met name lid 2 ervan, dat betrekking heeft op het verdere gebruik van de door de nationale centrale autoriteiten verzamelde informatie. In deze bepaling wordt namelijk duidelijk gemaakt dat de door de centrale autoriteiten aan de gerechten toegezonden informatie alleen mag worden gebruikt door een gerecht, en wel uitsluitend ter vergemakkelijking van de inning van alimentatievorderingen. De mogelijkheid om deze informatie toe te zenden aan de met de betekening of kennisgeving van stukken belaste autoriteiten of de met de tenuitvoerlegging van een beslissing belaste autoriteiten, is ook evenredig.

IV.   Noodzakelijk en evenredig karakter van de verwerkte persoonsgegevens

33.

Volgens Richtlijn 95/46/EG moeten persoonsgegevens „toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig […] zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of waarvoor zij vervolgens worden verwerkt” (artikel 6, lid 1, onder c)). Voorts moet de verwerking van deze gegevens onder meer noodzakelijk zijn voor het nakomen van een wettelijke verplichting of met het oog op de vervulling van een taak van algemeen belang of een taak die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag (artikel 7, onder c) en e)).

34.

In het huidige voorstel is daarentegen bepaald tot welke gegevens de centrale autoriteiten minimaal toegang wordt verleend, zulks aan de hand van een niet-uitputtende lijst van nationale diensten en autoriteiten. In artikel 44, lid 2, wordt namelijk bepaald dat deze informatie „minstens” de informatie bevat die de in de lidstaten bevoegde diensten en autoriteiten bezitten op de volgende gebieden: belastingen en heffingen, sociale zekerheid, bevolkingsregisters, eigendomsregisters, inschrijving van motorvoertuigen en centrale banken.

35.

De EDPS beklemtoont dat er behoefte is aan een nauwkeuriger omschrijving van zowel de soorten persoonsgegevens die overeenkomstig deze verordening kunnen worden verwerkt als de autoriteiten tot welker gegevensbanken toegang kan worden verleend.

36.

Allereerst moeten de soorten persoonsgegevens waartoe uit hoofde van het verordeningsvoorstel toegang kan worden verleend, worden beperkt. Artikel 44, lid 2, moet voorzien in een welbepaald maximum — veeleer dan alleen in een minimum — voor de gegevens waartoe toegang kan worden verleend. De EDPS beveelt derhalve aan, artikel 44, lid 2, dienovereenkomstig te wijzigen, door zowel de woorden „minstens” te schrappen als anderszins beperkingen in te voeren wat betreft de gegevens die overeenkomstig het verordeningsvoorstel kunnen worden verstrekt.

37.

Een beperking moet niet alleen betrekking hebben op de autoriteiten, maar ook op de soorten gegevens die kunnen worden verwerkt. De persoonsgegevens waarover de in het huidige voorstel genoemde autoriteiten beschikken, kunnen namelijk aanzienlijk verschillen naar gelang van de beschouwde lidstaat. Zo is het mogelijk dat de bevolkingsregisters van sommige lidstaten zelfs vingerafdrukken bevatten. Doordat het steeds meer voorkomt dat gegevensbanken aan elkaar worden gekoppeld, kunnen de overheidsinstanties worden geacht steeds meer persoonsgegevens „bij te houden”, die soms afkomstig zijn van gegevensbanken die door andere overheidsinstanties of particuliere instanties worden gecontroleerd (5).

38.

Een ander belangrijk punt zijn de speciale categorieën gegevens. Het huidige voorstel zou er namelijk toe kunnen leiden dat gevoelige gegevens worden verzameld. Zo kan door instellingen voor sociale zekerheid verstrekte informatie er in sommige gevallen toe leiden dat het lidmaatschap van een vakvereniging of gezondheidsgegevens bekend worden. Deze persoonsgegevens zijn niet alleen gevoelig; zij zijn in de meeste gevallen ook niet nodig om de tenuitvoerlegging van alimentatievorderingen te vergemakkelijken. Daarom moet de verwerking van gevoelige gegevens in beginsel worden uitgesloten, overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 95/46/EG. In die gevallen waarin de verwerking van de relevante gevoelige gegevens noodzakelijk is om redenen van zwaarwegend algemeen belang, kan, mits passende waarborgen worden geboden, een afwijking van dit algemene verbod worden vastgesteld bij nationale wet of bij een besluit van de bevoegde toezichthoudende overheid.

39.

De huidige definitie van de soorten persoonsgegevens waartoe de centrale autoriteiten toegang hebben, is dermate algemeen dat zij zelfs ruimte zou laten voor de verwerking van biometrische gegevens, zoals vingerafdrukken of DNA-gegevens, wanneer deze gegevens worden bijgehouden door de in artikel 44, lid 2, bedoelde nationale overheidsinstanties. Zoals de EDPS reeds in andere adviezen heeft gesteld (6), kan de verwerking van deze soorten gegevens, die wel degelijk kunnen worden gebruikt om een persoon op te sporen/te identificeren, specifieke risico's opleveren en in sommige gevallen ook gevoelige informatie over het gegevenssubject aan het licht brengen. Daarom is de EDPS van oordeel dat de verwerking van biometrische gegevens, die bijvoorbeeld aanvaardbaar zou kunnen worden geacht voor de vaststelling van ouderschap, onevenredig is in het kader van de tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen en derhalve niet mag worden toegestaan.

40.

Voorts moet in het licht van het evenredigheidsbeginsel per geval worden bepaald, binnen het bestek van de informatie die potentieel beschikbaar is, welke persoonsgegevens in concreto moeten worden verwerkt. De verwerking van persoonsgegevens door de nationale centrale autoriteiten en de gerechten dient slechts te worden toegestaan voor zover zulks in het beschouwde specifieke geval noodzakelijk is om de tenuitvoerlegging van de onderhoudsverplichtingen te vergemakkelijken (7).

41.

Daarom beveelt de EDPS aan dat het belang van deze evenredigheidstest meer wordt beklemtoond door in artikel 44, lid 1, de woorden „informatie waarmee … kan worden vergemakkelijkt” te vervangen door de woorden „informatie die noodzakelijk is om in een specifiek geval … te vergemakkelijken”.

42.

In andere bepalingen wordt reeds terdege rekening gehouden met het evenredigheidsbeginsel. Dat is bijvoorbeeld het geval in artikel 45, waarin bepaald wordt dat een gerecht te allen tijde informatie kan vragen om de schuldenaar op te sporen, dat wil zeggen informatie die strikt noodzakelijk is om een gerechtelijke procedure in te leiden, terwijl andere persoonsgegevens alleen kunnen worden opgevraagd op basis van een beslissing die inzake onderhoudsverplichtingen is uitgesproken.

43.

De EDPS wil ook de aandacht van de wetgever vestigen op het feit dat, zoals reeds gezegd, het verordeningsvoorstel niet beperkt is tot de inning van alimentatievorderingen van kinderen, maar zich uitstrekt tot alimentatievorderingen van echtgenoten of uit de echt gescheiden echtgenoten, en tot alimentatievorderingen die betrekking hebben op het onderhoud van ouders of grootouders.

44.

In dat verband onderstreept de EDPS dat de verschillende soorten onderhoudsverplichtingen verschillende belangenafwegingen kunnen vergen en aldus bepalend zijn voor het antwoord op de vraag in hoeverre de verwerking van persoonsgegevens in een specifiek geval evenredig is.

V.   Evenredigheid in de opslagperiodes

45.

Volgens artikel 6, onder e), van Richtlijn 95/46/EG mogen persoonsgegevens niet langer worden bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij werden verzameld of vervolgens werden verwerkt. Daarom is de evenredigheid het basisbeginsel, ook voor de beoordeling van de opslagperiode van de persoonsgegevens.

46.

Met betrekking tot de opslag door de centrale autoriteiten verwelkomt de EDPS artikel 46, lid 1, volgens hetwelk de informatie wordt vernietigd nadat zij aan het gerecht is toegezonden.

47.

Wat de opslag door de met de betekening of kennisgeving van stukken belaste autoriteiten of de met de tenuitvoerlegging van beslissingen belaste autoriteiten betreft (artikel 46, lid 2), stelt de EDPS voor de woorden „zodra zij er gebruik van hebben gemaakt” te vervangen door een verwijzing naar de tijd die de ter zake bevoegde autoriteiten nodig hebben om te taken te vervullen die nodig zijn om de doeleinden te verwezenlijken waarvoor de informatie was verzameld.

48.

Ook met betrekking tot de opslag door de gerechten argumenteert de EDPS dat de informatie beschikbaar moet zijn zolang zulks nodig is voor de verwezenlijking van het doel waarvoor deze is verzameld of verder is verwerkt. Waar het gaat om onderhoudsverplichtingen is het mogelijk dat de informatie in sommige gevallen gedurende een vrij lange periode beschikbaar moet zijn, opdat de rechter in staat is op gezette tijden te beoordelen of de rechtsgrond voor de toekenning van de onderhoudsverplichtingen nog steeds aanwezig is en de omvang van deze verplichtingen nauwkeurig te kwantificeren. Volgens de door de Commissie verstrekte informatie worden alimentatievorderingen in de EU betaald gedurende gemiddeld acht jaar (8).

49.

Daarom prefereert de EDPS een soepele maar evenredige opslagperiode, veeleer dan een starre beperking a priori van de opslagperiode tot één jaar (zoals momenteel is voorgesteld in artikel 46, lid 3)); deze periode kan in bepaalde gevallen namelijk te kort blijken voor de beoogde doeleinden van de opslag. Daarom stelt de EDPS voor, de maximale opslagperiode van één jaar te schrappen: de gerechten moet worden toegestaan persoonsgegevens te verwerken zolang dat nodig is om de inning van de betrokken alimentatievordering te vergemakkelijken.

VI.   Informatieverstrekking aan de schuldenaar en de schuldeiser

50.

De verplichting om informatie te verstrekken aan de betrokken persoon is één van de hoofdbeginselen van gegevensbescherming die in Richtlijn 95/46/EG zijn verankerd. Voorts is de informatieverstrekking aan betrokkenen in dit geval nog belangrijker, aangezien het voorstel voorziet in een mechanisme waarbij persoonsgegevens voor verschillende doeleinden worden verzameld en gebruikt, en vervolgens verder worden doorgezonden en verwerkt via een netwerk, waarvan de nationale diensten, de verschillende nationale centrale autoriteiten en nationale gerechten deel uitmaken. Daarom beklemtoont de EDPS dat er behoefte is aan een tijdige, alomvattende en gedetailleerde informatieve nota, waarin de betrokkene naar behoren op de hoogte wordt gebracht van alle verschillende overdrachten en verwerkingsoperaties die zijn/haar persoonsgegevens hebben ondergaan.

51.

In dat verband verwelkomt de EDPS de in artikel 47 van het voorstel opgenomen verplichting de schuldenaar te informeren. Aan artikel 47 moet evenwel een tijdschema worden toegevoegd voor het verstrekken van de informatie. Voorts wijst de EDPS erop dat het van essentieel belang is dat ook aan de schuldeiser passende informatie wordt verstrekt indien hem/haar betreffende persoonsgegevens worden uitgewisseld.

52.

De uitzondering volgens welke de kennisgeving aan de schuldenaar kan worden uitgesteld wanneer zij de daadwerkelijke inning van een alimentatievordering zou kunnen bemoeilijken, is evenredig, ook in het licht van de in artikel 47 vastgestelde maximale duur van dat uitstel (maximaal 60 dagen).

53.

Een laatste opmerking betreft bijlage V, die het aanvraagformulier voor de toezending van informatie bevat. In dat formulier is de mededeling van de gegevensoverdracht aan de schuldenaar een keuzemogelijkheid waarvoor kan worden geopteerd door het passende vakje aan te kruisen. Het zou integendeel zo moeten zijn dat de mededeling de standaardkeuze is, terwijl een specifieke handeling (namelijk het aankruisen van het vakje „mag niet op de hoogte worden gebracht”) alleen vereist zou zijn in de uitzonderlijke gevallen waarin de informatie tijdelijk niet kan worden verstrekt.

VII.   Conclusies

54.

De EDPS is verheugd over dit voorstel, aangezien het beoogt de inning van grensoverschrijdende alimentatievorderingen in de EU te vergemakkelijken. Het voorstel heeft een ruime werkingssfeer en moet binnen zijn specifieke context worden beoordeeld. De EDPS beveelt met name aan dat terdege rekening wordt gehouden met de complexiteit en de diversiteit van de onderhoudsverplichtingen, de grote verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten ter zake en de verplichtingen op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens die uit Richtlijn 95/46/EG voortvloeien.

55.

Voorts acht de EDPS het van essentieel belang dat sommige aspecten van de werking van het systeem, zoals de wijziging in het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt, de juridische gronden waarop de verwerking door de nationale centrale autoriteiten gebaseerd is en de vaststelling van de op de verdere verwerking door de justitiële autoriteiten toepasselijke voorschriften inzake gegevensbescherming, verduidelijkt worden. Het voorstel moet er met name voor zorgen dat de overdrachten van persoonsgegevens van de nationale administraties naar de nationale centrale autoriteiten en de verwerking van die gegevens door de laatstgenoemde autoriteiten en nationale diensten alleen worden verricht wanneer zij noodzakelijk en duidelijk omschreven zijn en een grondslag vinden in wetgevingsmaatregelen, volgens de criteria die door de voorschriften inzake gegevensbescherming zijn vastgesteld en door de jurisprudentie van het Hof van Justitie zijn aangevuld.

56.

De EDPS verzoekt de wetgever tevens zich met name te buigen over de volgende inhoudelijke punten:

Doelbinding. Een volledige en nauwkeurige omschrijving van de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt, is van essentieel belang. Ook de doeleinden waarvoor de gegevens over schuldeisers worden verwerkt, moeten in het voorstel nauwkeurig en expliciet gedefinieerd worden

Noodzakelijk en evenredig karakter van de verwerkte persoonsgegevens. Er is behoefte aan een nauwkeuriger omschrijving van zowel de soorten persoonsgegevens die overeenkomstig deze verordening kunnen worden verwerkt als de autoriteiten tot welker gegevensbanken toegang kan worden verleend. Beperkingen dienen niet alleen betrekkingen te hebben op de autoriteiten, maar ook op de soorten gegevens die kunnen worden verwerkt. In het voorstel moet ervoor worden gezorgd dat de verwerking van persoonsgegevens door de nationale centrale autoriteiten slechts mag worden toegestaan voor zover zulks in dat specifieke geval noodzakelijk is ter vergemakkelijking van de tenuitvoerlegging van de onderhoudsverplichtingen. Voorts kunnen de verschillende soorten onderhoudsverplichtingen verschillende belangenafwegingen vergen en aldus bepalend zijn voor het antwoord op de vraag in hoeverre de verwerking van persoonsgegevens in een specifiek geval evenredig is.

Speciale categorieën gegevens. De verwerking van gevoelige gegevens met het oog op de tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen moet in beginsel worden uitgesloten, tenzij deze wordt verricht overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 95/46/EG. De verwerking van biometrische gegevens met het oog op de tenuitvoerlegging van onderhoudsverplichtingen zou onevenredig zijn en mag derhalve niet worden toegestaan.

Opslagperiodes. De EDPS geeft de voorkeur aan een soepele maar evenredige opslagperiode, boven een starre beperking a priori tot een welbepaalde tijdspanne, die in bepaalde gevallen te kort kan blijken voor de beoogde doeleinden van de verwerking.

Informatieverstrekking aan de schuldenaar en de schuldeiser. Aan de hand van een tijdige, alomvattende en gedetailleerde informatieve nota moet de betrokkene naar behoren op de hoogte worden gebracht van alle verschillende overdrachten en verwerkingsoperaties waaraan zijn/haar persoonsgegevens worden onderworpen. Het is van essentieel belang dat tevens passende informatie wordt verstrekt aan de schuldeiser in geval van uitwisseling van hem/haar betreffende persoonsgegevens.

Gedaan te Brussel op 15 mei 2006

Peter HUSTINX

Europees Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  In artikel 16 van het voorstel wordt verwezen naar onderhoudsverplichtingen die door openbare instanties worden betaald.

(2)  Werkdocument van de Commissiediensten „Effectbeoordeling” van 15 december 2005, blz. 4-5.

(3)  Arrest van 20 mei 2003 in de gevoegde zaken C-465/00, C-138/01 en C-139/01.

(4)  Advies inzake gegevensbewaring van 26 september 2005, punt 42; Advies inzake gegevensbescherming van 19 december 2005, punt 11; Advies inzake het Schengeninformatiesysteem II van 19 oktober 2005, punt 9.

(5)  Zie het advies van de EDPS van 28 februari 2006 over de uitwisseling van informatie volgens het beschikbaarheidsbeginsel, punten 23 tot en met 27.

(6)  Advies van 19 oktober 2005 inzake het Schengeninformatiesysteem II, punt 4.1; Advies van 23 maart 2005 inzake het visuminformatiesysteem, punt 3.4.

(7)  Dit is ook het geval met de persoonsgegevens die door de verzoekende rechterlijke instantie worden verstrekt met het oog op de identificatie van de betrokken schuldenaar, zoals bepaald in punt 4.1 van bijlage V. De gevallen waarin het adres van familieleden van een schuldenaar wordt gegeven, worden per geval strikt beperkt naar gelang van de beschouwde onderhoudsverplichting.

(8)  Zie het werkdocument van de Commissiediensten „Effectbeoordeling” van 15 december 2005, blz. 10.