ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 274

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

48e jaargang
5 november 2005


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Commissie

2005/C 274/1

Door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties: 2,06 % per 1 november 2005 — Wisselkoersen van de euro

1

2005/C 274/2

Informatieprocedure — Technische regels ( 1 )

2

2005/C 274/3

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M. 4016 — Macquarie Airports Copenhagen/Copenhagen Airports) — Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure ( 1 )

8

2005/C 274/4

Advies van de Commissie van 4 november 2005 overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag, betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen ten gevolge van de buitenbedrijfstelling van de kerncentrale Sizewell A in het Verenigd Koninkrijk

9

2005/C 274/5

Bekendmaking van een registratieaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

10

2005/C 274/6

Steunmaatregelen van de Staten — Polen — Steunmaatregel van de staten C 21/2005 (ex PL45/04) — Compensatie ten gunste van Poczta Polska voor het verrichten van universele postdiensten — Steunmaatregel van de staten C 22/2005 (ex PL49/04) — Steun aan Poczta Polska voor investeringen betreffende de verlening van universele postdiensten — Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag opmerkingen te maken ( 1 )

14

 

III   Bekendmakingen

 

Commissie

2005/C 274/7

Bericht van inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs van herkomst uit derde landen

20

2005/C 274/8

Bericht van inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs van herkomst uit derde landen

22

2005/C 274/9

Wijziging van het bericht van inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen (PB C 166 van 7.7.2005)

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Commissie

5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 274/1


Door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties (1):

2,06 % per 1 november 2005

Wisselkoersen van de euro (2)

4 november 2005

(2005/C 274/01)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1933

JPY

Japanse yen

140,52

DKK

Deense kroon

7,4640

GBP

Pond sterling

0,67640

SEK

Zweedse kroon

9,5915

CHF

Zwitserse frank

1,5439

ISK

IJslandse kroon

72,00

NOK

Noorse kroon

7,7975

BGN

Bulgaarse lev

1,9556

CYP

Cypriotische pond

0,5736

CZK

Tsjechische koruna

29,357

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

249,13

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6964

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

3,9903

RON

Roemeense leu

3,6623

SIT

Sloveense tolar

239,49

SKK

Slowaakse koruna

38,931

TRY

Turkse lira

1,6096

AUD

Australische dollar

1,6207

CAD

Canadese dollar

1,4090

HKD

Hongkongse dollar

9,2516

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7345

SGD

Singaporese dollar

2,0266

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 250,40

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

7,9363

CNY

Chinese yuan renminbi

9,6485

HRK

Kroatische kuna

7,3828

IDR

Indonesische roepia

11 998,63

MYR

Maleisische ringgit

4,506

PHP

Filipijnse peso

65,787

RUB

Russische roebel

34,0630

THB

Thaise baht

48,907


(1)  Rentevoet die is toegepast op de laatst uitgevoerde transactie vóór de opgegeven dag. In geval van een tender met variabele rente, verwijst deze rentevoet naar de marginale interestvoet.

(2)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 274/2


Informatieprocedure — Technische regels

(2005/C 274/02)

(Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37; PB L 217 van 5.8.1998, blz. 20).

Door de Commissie ontvangen kennisgevingen van nationale voorstellen van technische regels

Referentie  (1)

Titel

Vervaldatum van de standstill-termijn van drie maanden  (2)

2005/0535/A

Ontwerpverordening van de bondsminister voor Gezondheid en Vrouwen inzake rauwe melk (Rohmilchverordnung)

6.1.2006

2005/0536/A

Ontwerpverordening van de bondsminister voor Gezondheid en Vrouwen inzake de aanpassing van bepaalde voorschriften op het gebied van levensmiddelenhygiëne (Lebensmittelhygiene-Anpassungsverordnung)

6.1.2006

2005/0537/E

Ontwerp voor een koninklijk besluit ter aanvulling van het juridisch kader betreffende verpakkingen en verpakkingsafval

9.1.2006

2005/0538/LT

Ontwerpbesluit van de regering van de Republiek Litouwen houdende wijziging van besluit nr. 174 van de regering van de Republiek Litouwen van 3 februari 2003 houdende goedkeuring van de nationale radiofrequentietoewijzingstabel

9.1.2006

2005/0539/E

Netwerken voor draadloze toegang met inbegrip van Radio Local Area Networks (RLAN's) in de 5 GHz-band voor toepassingen binnen gebouwen of in de directe omgeving daarvan (korte afstand)

9.1.2006

2005/0540/E

Draadloze microfoons

9.1.2006

2005/0541/FIN

Voorstel van de regering aan het parlement inzake een wijziging van de wet op de domeinnamen

9.1.2006

2005/0542/A

RVS 8S.06.25, Technische contractvoorwaarden voor wegwerkzaamheden, verhardingswerkzaamheden, bitumineuze verhardingslagen, koud gelegde dunne verhardingslagen, alsmede toplagen

9.1.2006

2005/0543/A

Ontwerpverordening van de bondsminister voor Gezondheid en Vrouwen inzake de antemortem- en postmortemkeuring van slachtdieren (Fleischuntersuchungsverordnung) [Lid 5 „Aanpassingen krachtens artikel 17 van Verordening (EG) nr. 854/2004”; § 19 Aanwezigheid van een dierenarts in kleine ondernemingen; § 20 Aanpassing van de antemortemkeuring bij gekweekt wild]

9.1.2006

2005/0544/NL

Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2006)

 (4)

2005/0545/A

Ontwerp van een wet houdende wijziging van het Kärntner Wohnbauförderungsgesetz 1997 (wet van de deelstaat Karinthië inzake woningbouwsubsidies)

9.1.2006

2005/0546/DK

Mededelingen van de Dienst voor de Zeevaart B. Technisch voorschrift voor de bouw en uitrusting van vaartuigen

11.1.2006

2005/0547/E

Besluit houdende regeling van de technische voorwaarden betreffende speelautomaten van type „B” en „C”

11.1.2006

2005/0548/S

Voorschriften en algemene aanbevelingen van de Dienst Rampenbestrijding betreffende de opslag van explosieve waren

12.1.2006

2005/0549/D

Verordening inzake het elektronisch rechtsverkeer bij de in de stad Frankfurt am Main gevestigde rechtbanken en openbaar ministeries

13.1.2006

2005/0550/E

Apparatuur voor vaste radioverbindingen in de frequentieband 57-59 GHz

16.1.2006

2005/0551/E

Apparatuur voor vaste radioverbindingen in de frequentieband 48,5-50,2 GHz

16.1.2006

2005/0552/E

Digitaal systeem voor mobiele telefonie (GSM)

16.1.2006

2005/0554/PL

Verordening van de minister van Economische zaken en Werkgelegenheid inzake de eisen waaraan meetvaten dienen te voldoen en de gedetailleerde omvang van onderzoeken en beproevingen die tijdens de wettelijke metrologische controle van meetvaten worden uitgevoerd.

16.1.2006

2005/0555/B

Ontwerp-milieubeleidsovereenkomst betreffende de uitvoering van de Vlarea-aanvaardingsplicht voor gebruikte oliën en vetten

 (4)

2005/0556/D

Regelingen voor de toepassing van voor de bouw bestemde producten en bouwpakketten volgens Europese technische goedkeuringen en geharmoniseerde normen in overeenstemming met de Bouwproductenrichtlijn, uitgave september 2005

18.1.2006

2005/0557/D

Wijzigingen van en aanvullingen op de Modellijst Technische Bouwbepalingen voor de uitgave van september 2005

18.1.2006

2005/0558/D

Regelingen voor de toepassing van voor de bouw bestemde producten en bouwpakketten volgens Europese technische goedkeuringen en geharmoniseerde normen in overeenstemming met de Bouwproductenrichtlijn binnen het geldigheidsgebied van verordeningen conform § 17, lid 4, en § 21, lid 2, MBO [Musterbauordnung = Model-bouwverordening], versie september 2005

18.1.2006

2005/0559/UK

Voorschriften van 2006 inzake het watermilieu (olieopslag) (Schotland)

18.1.2006

2005/0560/UK

TR 2513 A — Prestatiespecificatie voor wig-wag verkeersregelingsapparatuur

18.1.2006

2005/0561/D

Aanvullende technische contractvoorwaarden — Waterbouw (ZTV-W) voor bouwputbeschoeiing, bodemstabilisering (werkgebied 209)

18.1.2006

2005/0562/UK

Besluit van 2006 inzake dierziekten (goedgekeurde desinfecterende middelen) (wijziging) (Engeland)

18.1.2006

2005/0563/CZ

Ontwerpbesluit van …2005 tot wijziging van besluit nr. 35/1998 Sb. (Verzameling wetten) van het Tsjechische Bureau voor Mijnbouw (Český báňský úřad) houdende eisen aan de waarborging van veiligheid en bescherming tijdens het werk en waarborging van een veilig bedrijf van mijnsporen in bruinkoolgroeven

19.1.2006

2005/0564/A

Ether-interfacespecificaties „Satellietradio” — Interface nrs.: FSB-RU002, FSB-RU006

19.1.2006

2005/0565/F

Besluit inzake de diagnose van het risico van vergiftiging door lood in verf

19.1.2006

2005/0566/A

Ether-interfacespecificatie „Straalverbindingen”; interface nrs.: FSB-RR009, FSB-RR010, FSB-RR018, FSB-RR022, FSB-RR042, FSB-RR065, FSB-RR066, FSB-RR067

19.1.2006

2005/0567/F

Besluit inzake het „constat de risque d'exposition au plomb” (CREP — verslag aangaande het risico van blootstelling aan lood)

19.1.2006

2005/0568/D

Wijzigingen in het richtsnoer voor de bouw en de uitrusting van stoomketelinstallaties op zeeschepen onder Duitse vlag

19.1.2006

2005/0569/GR

Controle van technische eigenschappen van wapeningsstaal voor beton

20.1.2006

De Commissie vestigt de aandacht op het arrest „CIA Security” van 30 april 1996 in zaak C-194/94 (Jur. 1996, blz. I-2201), waarin het Hof van Justitie een interpretatie van de artikelen 8 en 9 van Richtlijn 98/34/EG (voorheen 83/189/EEG) geeft die inhoudt dat derden zich erop kunnen beroepen bij de nationale rechter; deze dient de toepassing van een niet overeenkomstig de richtlijn aangemeld nationaal technisch voorschrift te weigeren.

Met dit arrest wordt de mededeling van de Commissie van 1 oktober 1986 (PB C 245 van 1.10.1986, blz. 4) bevestigd.

Het feit dat niet aan de verplichting tot kennisgeving is voldaan, impliceert dus dat de desbetreffende technische voorschriften niet kunnen worden toegepast jegens derden.

Voor meer informatie over de notificatieprocedure kan contact worden opgenomen met:

Europese Commissie

DG Ondernemingen en industrie, Eenheid C3

BE-1049 Brussel

E-mail: Dir83-189-Central@cec.eu.int

Zie ook de website http://europa.eu.int/comm/enterprise/tris/

Voor eventuele inlichtingen over deze kennisgevingen kunt u terecht bij de nationale diensten waarvan de lijst hieronder is gepubliceerd:

LIJST VAN DE NATIONALE INSTANTIES DIE BELAST ZIJN MET HET BEHEER VAN RICHTLIJN 98/34/EG

BELGIË

BELCERT

Bestuur Kwaliteit en Veiligheid

FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

North Gate III — 4e etage

Koning Albert II-laan 16

BE-1000 Brussel

Mw. Pascaline Descamps

Tel. (32) (0)2 206 46 89

Fax (32) (0)2 206 57 46

E-mail: pascaline.descamps@mineco.fgov.be

paolo.caruso@mineco.fgov.be

Algemene e-mail: belnotif@mineco.fgov.be

Website: http://www.mineco.fgov.be

TSJECHISCHE REPUBLIEK

Czech Office for Standards, Metrology and Testing

Gorazdova 24

P.O. BOX 49

CZ-128 01 Praha 2

Mr. Miroslav Chloupek

Director of International Relations Department

Tel. (420) 224 907 123

Fax (420) 224 914 990

E-mail: chloupek@unmz.cz

Algemene e-mail: eu9834@unmz.cz

Website: http://www.unmz.cz

DENEMARKEN

Erhvervs- og Boligstyrelsen

Dahlerups Pakhus

Langelinie Allé 17

DK-2100 København Ø

Tel. (45) 35 46 66 89 (direct)

Fax (45) 35 46 62 03

E-mail: Mw. Birgitte Spühler Hansen — bsh@ebst.dk

Gezamenlijke mailbox voor kennisgevingen — noti@ebst.dk

Website: http://www.ebst.dk/Notifikationer

DUITSLAND

Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit

Referat XA2

Scharnhorststr. 34-37

DE-10115 Berlin

Mw. Christina Jäckel

Tel. (49-30) 20 14 63 53

Fax (49-30) 20 14 53 79

E-mail: infonorm@bmwa.bund.de

Website: http://www.bmwa.bund.de

ESTLAND

Ministry of Economic Affairs and Communications

Harju str. 11

EE-15072 Tallinn

Dhr. Karl Stern

Tel. (372) 6 25 64 05

Fax (372) 6 31 36 60

E-mail: karl.stern@mkm.ee

Algemene e-mail: el.teavitamine@mkm.ee

GRIEKENLAND

Ministry of Development

General Secretariat of Industry

Mesogeion 119

EL-101 92 Athens

Tel. (30) 21 06 96 98 63

Fax (30) 21 06 96 91 06

ELOT

(Griekse normalisatie-instelling)

Acharnon 313

EL-111 45 Athens

Tel. (30) 21 02 12 03 01

Fax (30) 21 02 28 62 19

E-mail: 83189in@elot.gr

Website: http://www.elot.gr

SPANJE

Ministerio de Asuntos Exteriores

Secretaría de Estado de Asuntos Europeos

Direccion General de Coordinacion del Mercado Interior y otras Políticas Comunitarias

Subdireccion General de Asuntos Industriales, Energéticos, de Transportes y Comunicaciones y de Medio Ambiente

C/Padilla, 46, Planta 2a, Despacho: 6218

ES-28006 Madrid

Dhr. Angel Silván Torregrosa

Tel. (34-91) 379 83 32

Mw. Esther Pérez Peláez

Technisch Adviseur

E-mail: esther.perez@ue.mae.es

Tel. (34-91) 379 84 64

Fax (34-91) 379 84 01

Algemene e-mail: d83-189@ue.mae.es

FRANKRIJK

Délégation interministérielle aux normes

Direction générale de l'Industrie, des Technologies de l'information et des Postes (DiGITIP)

Service des politiques d'innovation et de compétitivité (SPIC)

Sous-direction de la normalisation, de la qualité et de la propriété industrielle (SQUALPI)

DiGITIP 5

12, rue Villiot

FR-75572 Paris Cedex 12

Mw. Suzanne Piau

Tel. (33) 153 44 97 04

Fax (33) 153 44 98 88

E-mail: suzanne.piau@industrie.gouv.fr

Mw. Françoise Ouvrard

Tel. (33) 153 44 97 05

Fax (33) 153 44 98 88

E-mail: francoise.ouvrard@industrie.gouv.fr

IERLAND

NSAI

Glasnevin

IE-Dublin 9

Dhr. Tony Losty

Tel. (353-1) 807 38 80

Fax (353-1) 807 38 38

E-mail: tony.losty@nsai.ie

Website: http://www.nsai.ie/

ITALIË

Ministero delle attività produttive

Dipartimento per le imprese

Direzione Generale per lo sviluppo produttivo e la competitività

Ispettorato tecnico dell'industria — Ufficio F1

Ministerie van Productieve Activiteiten

Via Molise 2

IT-00187 Roma

Dhr. Vincenzo Correggia

Tel. (39) 06 47 05 26 69

Fax (39) 06 47 88 78 05

E-mail: vincenzo.correggia@minindustria.it

Dhr. Enrico Castiglioni

Tel. (39) 06 47 05 26 69

Fax (39) 06 47 88 77 48

E-mail: enrico.castiglioni@minindustria.it

Algemene e-mail: ucn98.34.italia@attivitaproduttive.gov.it

Website: http://www.minindustria.it

CYPRUS

Cyprus Organization for the Promotion of Quality

Ministry of Commerce, Industry and Tourism

13, A. Araouzou street

CY-1421 Nicosia

Tel. (357) 22 40 93 13 of (357) 22 37 50 53

Fax (357) 22 75 41 03

Dhr. Antonis Ioannou

Tel. (357) 22 40 94 09

Fax (357) 22 75 41 03

E-mail: aioannou@cys.mcit.gov.cy

Mw. Thea Andreou

Tel. (357) 22 40 94 04

Fax (357) 22 75 41 03

E-mail: tandreou@cys.mcit.gov.cy

Algemene e-mail: dir9834@cys.mcit.gov.cy

Website: http://www.cys.mcit.gov.cy

LETLAND

Ministry of Economics of Republic of Latvia

Trade Normative and SOLVIT Notification Division

SOLVIT Coordination Centre

55, Brvibas Street

LV-1519 Riga

Reinis Berzins

Deputy Head of Trade Normative and SOLVIT Notification Division

Tel. (371) 701 32 30

Fax (371) 728 08 82

Zanda Liekna

Solvit Coordination Centre

Tel. (371) 701 32 36

Fax (371) 728 08 82

E-mail: zanda.liekna@em.gov.lv

Algemene e-mail: notification@em.gov.lv

LITOUWEN

Lithuanian Standards Board

T. Kosciuskos g. 30

LT-01100 Vilnius

Mw. Daiva Lesickiene

Tel. (370) 52 70 93 47

Fax (370) 52 70 93 67

E-mail: dir9834@lsd.lt

Website: http://www.lsd.lt

LUXEMBURG

SEE — Service de l'Energie de l'Etat

34, avenue de la Porte-Neuve

B.P. 10

LU-2010 Luxembourg

Dhr. J.P. Hoffmann

Tel. (352) 46 97 46 1

Fax (352) 22 25 24

E-mail: see.direction@eg.etat.lu

Website: http://www.see.lu

HONGARIJE

Hungarian Notification Centre —

Ministry of Economy and Transport

Budapest

Honvéd u. 13-15.

HU-1055

Dhr. Zsolt Fazekas

E-mail: fazekaszs@gkm.hu

Tel. (36) 13 74 28 73

Fax (36) 14 73 16 22

E-mail: notification@gkm.hu

Website: http://www.gkm.hu/dokk/main/gkm

MALTA

Malta Standards Authority

Level 2

Evans Building

Merchants Street

VLT 03

MT-Valletta

Tel. (356) 21 24 24 20

Fax (356) 21 24 24 06

Mw. Lorna Cachia

E-mail: lorna.cachia@msa.org.mt

Algemene e-mail: notification@msa.org.mt

Website: http://www.msa.org.mt

NEDERLAND

Ministerie van Financiën

Belastingdienst/Douane Noord

Team bijzondere klantbehandeling

Centrale Dienst voor In- en uitvoer

Engelse Kamp 2

Postbus 30003

NL-9700 RD Groningen

Dhr. Ebel van der Heide

Tel. (31-50) 523 21 34

Mw. Hennie Boekema

Tel. (31-50) 523 21 35

Mw.Tineke Elzer

Tel. (31-50) 523 21 33

Fax (31-50) 523 21 59

Algemene e-mail:

Enquiry.Point@tiscali-business.nl

Enquiry.Point2@tiscali-business.nl

OOSTENRIJK

Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit

Abteilung C2/1

Stubenring 1

AT-1010 Wien

Mw. Brigitte Wikgolm

Tel. (43-1) 711 00 58 96

Fax (43-1) 715 96 51 of (43-1) 712 06 80

E-mail: not9834@bmwa.gv.at

Website: http://www.bmwa.gv.at

POLEN

Ministry of Economy and Labour

Department for European and Multilateral Relations

Plac Trzech Krzyży 3/5

PL-00-507 Warszawa

Mw. Barbara Nieciak

Tel. (48) 226 93 54 07

Fax (48) 226 93 40 28

E-mail: barnie@mg.gov.pl

Mw. Agata Gągor

Tel. (48) 226 93 56 90

Algemene e-mail: notyfikacja@mg.gov.pl

PORTUGAL

Instituto Portugês da Qualidade

Rua Antonio Gião, 2

PT-2829-513 Caparica

Mw. Cândida Pires

Tel. (351-21) 294 82 36 of 81 00

Fax (351-21) 294 82 23

E-mail: c.pires@mail.ipq.pt

Algemene e-mail: not9834@mail.ipq.pt

Website: http://www.ipq.pt

SLOVENIË

SIST — Slovenian Institute for Standardization

Contact point for 98/34/EC and WTO-TBT Enquiry Point

Šmartinska 140

SI-1000 Ljubljana

Tel. (386) 14 78 30 41

Fax (386) 14 78 30 98

E-mail: contact@sist.si

Mw. Vesna Stražišar

SLOWAKIJE

Mw. Kvetoslava Steinlova

Director of the Department of European Integration,

Office of Standards, Metrology and Testing of the Slovak Republic

Stefanovicova 3

SK-814 39 Bratislava

Tel. (421) 252 49 35 21

Fax (421) 252 49 10 50

E-mail: steinlova@normoff.gov.sk

FINLAND

Kauppa-ja teollisuusministeriö

(Ministry of Trade and Industry)

Bezoekersadres:

Aleksanterinkatu 4

FI-00170 Helsinki

en

Ratakatu 3

FI-00120 Helsinki

Postadres:

PO Box 32

FI-00023 Government

Dhr. Tuomas Mikkola

Tel. (358-9) 57 86 32 65

Fax (358-9) 16 06 46 22

E-mail: tuomas.mikkola@ktm.fi

Mw. Katri Amper

Algemene e-mail: maaraykset.tekniset@ktm.fi

Website: http://www.ktm.fi

ZWEDEN

Kommerskollegium

(National Board of Trade)

Box 6803

Drottninggatan 89

SE-113 86 Stockholm

Mw. Kerstin Carlsson

Tel. (46) 86 90 48 82 of (46) 86 90 48 00

Fax (46) 86 90 48 40 of (46) 830 67 59

E-mail: kerstin.carlsson@kommers.se

Algemene e-mail: 9834@kommers.se

Website: http://www.kommers.se

VERENIGD KONINKRIJK

Department of Trade and Industry

Standards and Technical Regulations Directorate 2

151 Buckingham Palace Road

UK-London SW1 W 9SS

Dhr. Philip Plumb

Tel. (44-207) 215 14 88

Fax (44-207) 215 15 29

E-mail: philip.plumb@dti.gsi.gov.uk

Algemene e-mail: 9834@dti.gsi.gov.uk

Website: http://www.dti.gov.uk/strd

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

EFTA Surveillance Authority

Rue Belliard 35

BE-1040 Brussel

Mw. Adinda Batsleer

Tel. (32) (0)2 286 18 61

Fax (32) (0)2 286 18 00

E-mail: aba@eftasurv.int

Mw. Tuija Ristiluoma

Tel. (32) (0)2 286 18 71

Fax (32) (0)2 286 18 00

E-mail: tri@eftasurv.int

Algemene e-mail: DRAFTTECHREGESA@eftasurv

Website: http://www.eftasurv.int

EFTA

Goods Unit

EFTA Secretariat

Rue Joseph II 12-16

BE-1000 Brussel

Mw. Kathleen Byrne

Tel. (32) 2 286 17 49

Fax (32) 2 286 17 42

E-mail: kathleen.byrne@efta.int

Algemene e-mail: DRAFTTECHREGEFTA@efta.int

Website: http://www.efta.int

TURKIJE

Undersecretariat of Foreign Trade

General Directorate of Standardisation for Foreign Trade

Inönü Bulvari no 36

TR-06510

Emek — Ankara

Dhr. Mehmet Comert

Tel. (90-312) 212 58 98

Fax (90-312) 212 87 68

E-mail: comertm@dtm.gov.tr

Website: http://www.dtm.gov.tr


(1)  Jaar — registratienummer — kennisgevende lidstaat.

(2)  Periode tijdens dewelke een ontwerp niet mag worden goedgekeurd.

(3)  Geen standstill-termijn omdat de Commissie de motivering inzake de urgentie heeft aanvaard.

(4)  Geen standstill-termijn, want het betreft hier technische specificaties of andere eisen of regels betreffende diensten die vergezeld gaan van fiscale of financiële maatregelen in de zin van artikel 1, punt 11, tweede alinea, derde streepje, van Richtlijn 98/34/EG.

(5)  Informatieprocedure stopgezet.


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 274/8


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M. 4016 — Macquarie Airports Copenhagen/Copenhagen Airports)

Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure

(2005/C 274/03)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 26 oktober 2005 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de onderneming Macquarie Airports Copenhagen ApS, welke deel uitmaakt van de Macquarie Bank group („Macquarie”, Australië) in de zin van artikel 3, lid 1), sub b), van genoemde verordening volledig zeggenschap verkrijgt over de onderneming Copenhagen Airports A/S („Copenhagen Airports”, Denemarken) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Macquarie: investeringsbank, beheer van fondsen, financieel advies, en leasing activiteiten;

Copenhagen Airports: exploitatie van luchthavens.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 (2) van de Raad wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.4016 — Macquarie Airports Copenhagen/Copenhagen Airports, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

BE-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 274/9


ADVIES VAN DE COMMISSIE

van 4 november 2005

overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag, betreffende het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen ten gevolge van de buitenbedrijfstelling van de kerncentrale Sizewell A in het Verenigd Koninkrijk

(Alleen de Engelse tekst is authentiek)

(2005/C 274/04)

Op 6 april 2005 heeft de Europese Commissie, overeenkomstig artikel 37 van het Euratom-Verdrag, van de regering van het Verenigd Koninkrijk algemene gegevens ontvangen inzake het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen ten gevolge van de ontmanteling van de kerncentrale Sizewell A.

Op basis van de algemene gegevens en de op 20 juni 2005 door de Commissie aangevraagde en op 4 juli 2005 door de regering van het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie brengt de Commissie, na raadpleging van de groep van deskundigen, het volgende advies uit:

1.

De afstand tussen de installatie en de meest nabije grens met een andere lidstaat, namelijk Frankrijk, is ongeveer 135 km.

2.

Gedurende de normale werkzaamheden veroorzaakt de lozing van vloeibare of gasvormige effluenten voor inwoners van andere lidstaten geen voor de volksgezondheid significante blootstelling aan straling.

3.

Vaste middelactieve afvalstoffen worden, overeenkomstig het beleid van de Britse regering, ter plaatse opgeslagen en op lange termijn behandeld. Laagactief afval en bestraalde splijtstof elementen worden ter plaatste opgeslagen alvorens te worden vervoerd om in faciliteiten in het VK te worden opgeborgen of opgewerkt. Niet-radioactief vast afval of restmaterialen waarvoor de wettelijke controle is opgeheven zullen worden vrijgegeven voor verwijdering als conventioneel afval of voor hergebruik of recycling. Dit zal steeds gebeuren in overeenstemming met de criteria als vastgelegd in de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid (Richtlijn 96/29/Euratom).

4.

In het geval van een niet-geplande lozing van radioactieve afvalstoffen, ten gevolge van een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, is de door de bevolking in andere lidstaten opgelopen stralingsdosis naar verwachting onbetekenend voor de gezondheid.

Concluderend is de Commissie van mening dat de uitvoering van het plan voor de lozing van radioactieve afvalstoffen, in welke vorm ook, ten gevolge van de buitenbedrijfstelling van de kerncentrale Sizewell A in het Verenigd Koninkrijk, zowel gedurende de normale werkzaamheden als bij een ongeval van het type en de omvang als bedoeld in de algemene gegevens, geen radioactieve besmetting ten gevolge kan hebben die significant is voor de volksgezondheid en het water, de bodem of het luchtruim van een andere lidstaat.


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 274/10


Bekendmaking van een registratieaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

(2005/C 274/05)

Naar aanleiding van deze bekendmaking kan bezwaar worden aangetekend op grond van artikel 7 of artikel 12 quinquies van de genoemde verordening. Elk bezwaar tegen deze registratieaanvraag moet binnen zes maanden na deze bekendmaking worden ingediend via de bevoegde autoriteit van een lidstaat, van een staat die lid van de WTO is, of van een overeenkomstig artikel 12, lid 3, erkend derde land. Geoordeeld wordt dat de hiernavolgende gegevens, met name die in punt 4.6, de registratieaanvraag rechtvaardigen in de zin van Verordening (EEG) nr. 2081/92; zij zijn het motief voor deze bekendmaking.

SAMENVATTING

VERORDENING (EEG) Nr. 2081/92 VAN DE RAAD

„PONIENTE DE GRANADA”

EG-nummer: ES/00273/23.01.2003

BOB (X ) BGA ( )

Deze samenvatting is opgesteld voor informatieve doeleinden. Voor volledige informatie, met name ten behoeve van de producenten van het product met de betrokken BOB of BGA, dient de volledige versie van het productdossier te worden geraadpleegd hetzij op nationaal niveau, hetzij bij de bevoegde diensten van de Europese Commissie (1).

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat:

Naam:

Subdirección General de Denominaciones de Calidad y Relaciones Interprofesionales y Contractuales. Dirección General de Alimentación. Secretaria General de Agricultura y Alimentación del Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación de España

Adres:

Paseo Infanta Isabel, 1

ES-28071 Madrid

Tel.

(34) 913 47 53 94

Fax

(34) 913 47 54 10

2.   Groepering:

2.1.   Naam: Asociación de aceites de oliva del Poniente de Granada

2.2.   Adres:

Carretera de Priego s/n, ES-18270 Montefrío (Granada)

Tel. (34) 58 33 62 35

Fax (34) 58 33 65 44

2.3.   Samenstelling: Producenten/verwerkers (X) Overigen ( )

3.   Productcategorie:

Extra zuivere olijfolie. Categorie 1.5 Oliën en vetten

4.   Overzicht van het productdossier:

(samenvatting van de in artikel 4, lid 2, voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam: „Poniente de Granada”

4.2.   Beschrijving: Extra olijfolie van de eerste persing, gewonnen uit olijven van de olijfboom (Olea europea, L.), van olijven van de variëteiten: Picudo, Picual of Marteño, Hojiblanca, Lucio, Nevadillo de Alhama de Granada en Loaime.

Het zijn redelijk stabiele oliën, dankzij de hoge concentraties polyfenol. Hun samenstelling aan vetzuren is zeer evenwichtig voor de dagelijkse voeding. Dit komt door de grote verscheidenheid aan bestaande variëteiten en de geografische ligging. De gehalten aan oliezuur zijn gemiddeld tot hoog, de gehalten aan linolzuur hoog en de verhouding onverzadigde/verzadigde vetzuren is hoog.

Organoleptisch gezien zijn het oliën die licht op de tong liggen. Ze vertonen een rijke schakering aan aroma's en geuren naar verse vruchten, rijpe vruchten, kruiden, vijgen, etc. Bovendien treffen we, dankzij de perfecte combinatie van verschillende eigenschappen, evenwichtige en volmaakte oliën aan, waarin bepaalde bittere en pikante noten in perfecte harmonie zijn met zoete smaken.

De kleur van de oliën varieert van geel-groenig tot goudgeel, afhankelijk van het tijdstip van de oogsten, het klimaat, de variëteiten en de geografische ligging binnen het gewest.

De olie die onder de Oorsprongsbenaming valt, dient extra olijfolie van de eerste persing te zijn en te voldoen aan de volgende analytische vereisten die worden uitgedrukt in maximale toegestane waarden:

peroxide-gehalte: maximaal 15 m.e.q. actieve zuurstof per kilo olie;

absorptievermogen ultraviolet (K270): maximaal 0,15;

vochtigheid: maximaal 0,2 per 100 voor ongefilterde oliën, en 0,1 per 100 voor gefilterde oliën;

onzuiverheden: maximaal 0,1 per 100;

organoleptische score (Panel Test): Minimaal 6,5.

4.3.   Geografisch gebied: Het productiegebied bevindt zich in het westen van de provincie Granada (in de Poniente (westen) van Granada, zoals de Benaming zelf aangeeft).

Het gebied omvat het grondgebied in de volgende gemeenten: Algarinejo, Alhama de Granada, Arenas del Rey, Cacín, Huétor Tájar, Íllora, Jayena, Loja, Montefrío, Moraleda de Zafayona, Salar, Santa Cruz del Comercio, Villanueva de Mesía, Zafarraya, Zagra, en van de gemeente Moclín het westelijke deel tot de natuurlijke begrenzing door de rivier de Velillos. Al deze gemeenten liggen in de provincie Granada.

In het productiegebied vinden tevens de verwerking en de verpakking plaats

4.4.   Bewijs van oorsprong: De olijven dienen afkomstig te zijn van goedgekeurde variëteiten van aanplantingen die behoren tot de Oorsprongsbenaming. De olie moet afkomstig zijn van de geregistreerde oliemolens (almazares) die zich in het productiegebied bevinden. De olie wordt eveneens opgeslagen in geregistreerde oliemolens en verpakkingsbedrijven die beschikken over de nodige voorzieningen om een optimale conservering te garanderen. De raad van toezicht (Consejo Regulador) stelt een controleplan op dat ook de uiteindelijke certificering van de olie omvat. Een genummerd contra-etiket dat door de raad van toezicht wordt verstrekt, garandeert dat de oliën die de benaming voeren, voldoen aan de voorwaarden uit het productdossier

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product: De bomen staan in rijen, met een oppervlaktemarkering waardoor de beplantingsdichtheid varieert van 60 tot 125 bomen per hectare en met meestal 2 tot 3 stammen per boom. Op ruim 85 % van de olijfgaarden wordt geen bevloeiing toegepast. Voor de teelt worden de aloude praktijken van het gebied gehanteerd, waarbij het milieu wordt gerespecteerd. Alleen gave en rijpe vruchten worden geoogst. Ze worden direct van boom geoogst door met lange stokken tegen de takken te slaan (vareo), met behulp van mechanische trillingen of door een combinatie van vareo en mechanische trillingen. De vruchten worden altijd in bulk in aanhangwagens of vaste bakken naar de oliemolen vervoerd. De capaciteit van de oliemolen dient altijd voldoende te zijn om de dagelijkse maximale aanvoer van olijven te kunnen verwerken. Het vermalen wordt uitgevoerd door geregistreerde oliemolens, binnen 48 uur na de oogst. Het vermalen van de olijven mag niet onderbroken worden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van persen van inert materiaal dat goedgekeurd is voor de voedingsindustrie. De temperatuur waarbij de pasta wordt geperst, dient gecontroleerd te worden en mag op geen enkel moment hoger zijn dan 33 oC op het ongunstigste punt. De enige toegestane hulpstof is goedgekeurde talk, waarbij de toevoeging maximaal 2,5 % mag bedragen. Het scheiden van olie en pasta vindt met name door middel van centrifugeren plaats. De oliën die bij de tweede centrifugatie van de pasta wordt gewonnen (opnieuw gecentrifugeerde olie) vallen niet onder de Oorsprongsbenaming „Poniente de Granada”. De temperatuur van het water dat aan de decanters (horizontale centrifuges) wordt toegevoegd, mag niet hoger zijn dan 32 oC. De temperatuur van het water dat aan de verticale centrifuges wordt toegevoegd, dient zodanig te zijn dat een omkering van fasen voorkomen wordt. Het decanteren dient ten minste 6 uur te duren bij centrifugeren, en 36 uur bij decanteren met behulp van de zwaartekracht. De extra olijfolie van de eerste persing wordt bewaard in een opslagruimte, in reservoirs van roestvrij staal of staal met een voor voedingsmiddelen geschikte coating, en in olijvenpersen. Alle reservoirs dienen volledig afgesloten te zijn en te beschikken over een deksel, zodat reiniging mogelijk is, een schuine of piramidevormige bodem en een voorziening om monsters te kunnen nemen. De opslagruimten en reservoirs dienen zodanig te zijn ingericht dat zich geen grote temperatuurschommelingen voordoen die de kenmerken van de oliën aantasten. Het vervoer van bulkladingen olie met beschermde benaming is uitsluitend toegestaan binnen het productiegebied. In het productiegebied vinden tevens de verwerking en de verpakking plaats. Het verpakkingsbedrijf beschikt over een systeem dat de traceerbaarheid van de afgevulde olie die onder de Oorsprongsbenaming valt, garandeert. De verpakkingen van de olie moeten zodanig zijn dat de voedselveiligheid wordt gegarandeerd en de kwaliteit en de goede naam van de beschermde oliën niet worden aangetast

4.6.   Verband: In het gewest verschijnen de eerste historische verwijzingen naar de olie in de 16e en 17e eeuw, in de gemeenten waar van oudsher de olijventeelt plaatsvindt. Dat zijn Loja, Montefrío en Illora. Er bestaan historische documenten die aantonen dat er al sinds 1586 voorschriften golden voor de oliemolens. In dat jaar werden de „Ordenanzas Municipales de Molinos de aceites de Ciudad de Loja” („Gemeentelijke verordeningen voor oliemolens in Loja”) gepubliceerd, die tot de 18e eeuw van kracht bleven. (Sección Órgano de Gobierno, apdo. Alcalde, libro 2, 1709, Biblioteca Municipal de Loja.) De Markies van Ensenada beschreef in 1752 het belang van de olijfoliesector in de gemeente Montefrío. Het Internationale Comité voor de Olijventeelt beschreef in de publicatie „Enciclopedia Mundial del Olivo (1996)” (Wereldencyclopedie van de olijfboom) de variëteiten van de Spaanse olijf, waaronder twee inheemse variëteiten uit Montefrío: Manzanilla de Montefrío en Chorreao de Montefrío. Pascual Madoz (Geografisch, statistisch en historisch woordenboek van Spanje, 1845) beschrijft de gemeente Illora, waar de grond uiterst geschikt is voor de olijventeelt. Daarbij onderscheidt zich het bedrijf „El Soto de Roma”, eigendom van de hertog en hertogin van Wellington. Daar bevindt zich de befaamde „Molino del Rey” die in 1800 is gebouwd. Het ministerie van Landbouw, visserij en voeding beschrijft in de publicatie „Las Raíces del Aceite de Oliva (1984)” (De oorsprong van olijfolie) de olie uit Loja, Montefrío en Illora als olie van uitstekende kwaliteit in de provincie Granada.

Het productiegebied vertoont een aantal typisch mediterrane omgevingskenmerken. Daarbij heeft het een landklimaat. De ligging van het gewest, tussen West- en Oost-Andalusië, en een orografie die wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een grote vallei (laagvlakte van de rivier de Genil), ingeklemd tussen twee bergketenen, het sub-Betisch systeem in het noorden en het Andalusische gebergte in het zuiden, bevorderen de aanwezigheid van een microklimaat, dat gekenmerkt wordt door de extreme temperaturen van een landklimaat, met lange, koude winters en lange, hete zomers, en grote temperatuurverschillen tussen de winter en de zomer, en overdag en 's nachts. Deze extreme temperaturen beïnvloeden de uiteindelijke rijping van de olijf, waarbij het gehalte oliezuren toeneemt, evenals als de verhouding onverzadigde/verzadigde vetzuren. Ook is dit van invloed op het polyfenolgehalte van de olijf, dat in concentratie toeneemt.

Het belangrijkste kenmerk waarmee de oliën van Poniente de Granada zich onderscheiden, is dat ze de afkomstig zijn van een combinatie van zes variëteiten, namelijk: Picual, Hojiblanca, Picudo, Lucio, Loaime en Nevadillo de Alhama de Granada. De introductie van verschillende variëteiten binnen hetzelfde bedrijf is een oude traditie van de landbouwers van het gebied. De reden is enerzijds de overtuiging dat de bestuiving van de olijfboom daardoor verbeterd wordt, en anderzijds gelooft men dat dit de schommelingen in de opbrengst van de olijfgaard tegengaat, die veroorzaakt worden door de klimaatwisselingen die van jaar tot jaar kunnen optreden en die gebruikelijk zijn in het gewest

4.7.   Controlestructuur:

Naam:

Consejo Regulador de la denominación de origen «Poniente de Granada»

Adres:

Plaza Pedro Afán de Ribera, no 1

ES-18270 Montefrío (Granada)

Tel.

(34) 958 33 68 79

Fax

(34) 958 33 68 79

De Controlestructuur voldoet aan Norm EN-45.011.

4.8.   Etikettering: Verplicht dient vermeld te worden: Oorsprongsbenaming „Poniente de Granada”. De etiketten dienen door de raad van toezicht te worden goedgekeurd. De Contraetiketten dienen genummerd te zijn en verstrekt te worden door de raad van toezicht

4.9.   Nationale eisen:

Ley 25/1970, de 2 de diciembre, Estatuto de la Viña, el Vino y los Alcoholes. (Wet 25/1970 van 2 december, Statuut voor de wijngaard, wijn en alcohol)

Decreto 835/1972, de 23 de marzo, por el que se aprueba el reglamento de la Ley 25/1970, Orden de 25 de Enero de 1994, por la que se precisa la correspondencia entra la legislación española y el reglamento CEE 2081/92, en materia de Denominaciones de Origen e Indicaciones Geográficas de productos agrícolas y alimentarios. (Besluit 835/1972 van 23 maart houdende goedkeuring van de Verordening van Wet 25/1970, Bevel van 25 januari 1994 ter bepaling van de overeenstemming tussen de Spaanse wetgeving en Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen)

Real Decreto 1643/1999, de 22 de octubre, por el que se regula el procedimiento para la tramitación de las solicitudes de inscripción en el Registro Comunitario de las Denominaciones de Origen Protegidas y de las Indicaciones Geográficas Protegidas. (Koninklijk Besluit 1643/1999 van 22 oktober, houdende regeling van de procedure voor de behandeling van aanvragen tot inschrijving in het Communautaire register voor beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen)


(1)  Europese Commissie — directoraat-generaal Landbouw — eenheid Kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten — BE-1049 Brussel.


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 274/14


STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN — POLEN

Steunmaatregel van de staten C 21/2005 (ex PL45/04) — Compensatie ten gunste van Poczta Polska voor het verrichten van universele postdiensten

Steunmaatregel van de staten C 22/2005 (ex PL49/04) — Steun aan Poczta Polska voor investeringen betreffende de verlening van universele postdiensten

Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag opmerkingen te maken

(2005/C 274/06)

(Voor de EER relevante tekst)

De Commissie heeft Polen bij schrijven van 29 juni 2005, dat na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de bovengenoemde steunmaatregelen.

Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen over de steunmaatregelen kenbaar maken door deze binnen een maand vanaf de datum van bekendmaking van deze samenvatting en het daarop volgende schrijven te zenden aan:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Staatssteun

SPA 3 6/5

BE-1049 Brussel

Fax (32-2) 296 12 42.

Deze opmerkingen zullen ter kennis van Polen worden gebracht. Een belanghebbende die opmerkingen maakt, kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.

SAMENVATTING

I.   PROCEDURE

De Poolse autoriteiten hebben bij e-mail van 30 april 2004 twee steunregelingen ten gunste van het Poolse postbedrijf Poczta Polska aangemeld in het kader van de „procedure van het interim-mechanisme” als bedoeld in bijlage IV.3 van de toetredingsakte die deel uitmaakt van het Verdrag betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije tot de Europese Unie.

II.   BESCHRIJVING VAN DE REGELINGEN

Poczta Polska is het Poolse openbare postbedrijf dat zijn werkzaamheden verricht op basis van de Wet van 30 juli 1997 betreffende het overheidsbedrijf van openbaar nut Poczta Polska. Poczta Polska is bij de Postwet van 12 juni 2003 (hierna „Postwet”) verplicht universele postdiensten te verlenen op het hele grondgebied van de Republiek Polen.

II.2.   Compensatie ten gunste van Poczta Polska voor het verrichten van universele postdiensten

De Poolse autoriteiten zijn van plan Poczta Polska subsidies te verlenen ter compensatie van mogelijke verliezen in verband met de verlening van universele postdiensten. Het subsidiebedrag zal worden beperkt tot het bedrag van de geleden verliezen.

II.3.   Steun aan Poczta Polska voor investeringen betreffende de verlening van universele postdiensten

De Poolse autoriteiten zijn van plan subsidies toe te kennen aan het Poolse postbedrijf voor het verrichten van investeringen in verband met het verlenen van universele postdiensten. De steunintensiteit is 50 %.

III.   BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

De maatregelen in kwestie voldoen aan de voorwaarden om te worden aangemerkt als steunmaatregelen van de staten in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. De specifieke taak die Poczta Polska bij de postwet officieel is opgelegd om universele postdiensten te verlenen, kan worden aangemerkt als dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 86, lid 2, van het Verdrag.

PL 45/04: compensatie ten gunste van Poczta Polska voor het verrichten van universele postdiensten

Om te kunnen vaststellen of de compensatie ten gunste van Poczta Polska voor het verrichten van universele postdiensten noodzakelijk is en evenredig met de netto extra kosten van de openbare-dienstverplichting die Poczta Polska bij wet is opgelegd, moet de Commissie nagaan of de netto extra kosten voor het verlenen van universele postdiensten correct zijn berekend. Indien dit het geval is, dan leidt de overheidssubsidie niet tot overcompensatie van deze kosten, waardoor Poczta Polska niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn concurrerende activiteiten te kruissubsidiëren.

In dit stadium is het niet duidelijk of Poczta Polska de kosten van en de inkomsten uit de universele postdiensten correct berekent door afzonderlijke rekeningen te voeren in de zin van de transparantierichtlijn en door de principes van volledige kostentoerekening correct toe te passen in de zin van artikel 14, leden 3 tot en met 5, van de postrichtlijn.

De Commissie kan op basis van de beschikbare informatie in dit stadium bijgevolg niet besluiten dat de netto extra kosten in verband met de verlening van universele postdiensten niet te hoog zijn geraamd en derhalve niet worden overgecompenseerd door overheidssubsidies.

PL 49/04: steun aan Poczta Polska voor investeringen betreffende de verlening van universele postdiensten

De Commissie heeft in dit stadium ernstige twijfels over de noodzakelijkheid van de investeringssteun die de Poolse autoriteiten Poczta Polska willen verlenen. De Poolse autoriteiten hebben onvoldoende informatie verschaft opdat de Commissie zou kunnen begrijpen waarom de investeringskosten die in aanmerking komen voor steun in de huidige regeling niet bijdragen tot het totaalbedrag van de uit het verlenen van universele postdiensten voortvloeiende kosten, waarvan de compensatie plaatsvindt bij regeling PL 45/04.

Onder deze omstandigheden vraagt de Commissie zich af waarom de investeringssteun ten gunste van Poczta Polska nodig is om zijn verplichtingen als verlener van universele postdiensten na te komen en waarom de inkomsten uit de werkzaamheden van Poczta Polska niet kunnen worden gebruikt om de investeringen in kwestie te financieren.

Omdat niet is bewezen dat de principes van volledige kostentoerekening werden toegepast, kan de Commissie in dit stadium bovendien niet besluiten dat de netto extra kosten in verband met de verlening van universele postdiensten niet te hoog zijn geraamd en niet zodanig door de steun zijn overgecompenseerd dat de concurrerende activiteiten van Poczta Polska hieruit zouden kunnen worden gefinancierd.

TEKST VAN DE BRIEF

„Komisja pragnie poinformować Polskę, że po przeanalizowaniu informacji dostarczonych przez polskie władze w kwestii środków, o których mowa powyżej, podjęła decyzję o wszczęciu postępowania określonego w art. 88 ust. 2 Traktatu WE.

I.   PROCEDURA

1.

W dniu 30 kwietnia 2004 r. (A/33137) władze Polski pocztą elektroniczną notyfikowały dwa programy pomocowe na rzecz polskiego operatora pocztowego Poczty Polskiej, zgodnie z „procedurą przejściową”, o której mowa w części 3 załącznika IV do Traktatu o Przystąpieniu stanowiącego część Traktatu o Przystąpieniu Republiki Czeskiej, Estonii, Cypru, Łotwy, Litwy, Węgier, Malty, Polski, Słowenii i Słowacji do Unii Europejskiej.

2.

W dniach 26 lipca 2004 r. (D/55454 i D/55455), 26 listopada 2004 r. (D/58531) i 7 lutego 2005 r. (D/50974) Komisja zwróciła się o dodatkowe informacje. Władze polskie przedłożyły dodatkowe informacje w pismach z dnia: 10 września 2004 r. (A/36825), 27 października 2004 r. (A/38289), 3 grudnia 2004 r. (A/39442) oraz 29 marca 2005 r. (A/32670). W dniach 25 października 2004 r. i 31 stycznia 2005 r. miały miejsce dwa spotkania między władzami polskimi i przedstawicielami Komisji. W dniu 20 czerwca 2005 r. Komisja otrzymała od władz polskich dodatkowe informacje.

II.   OPIS PROGRAMÓW POMOCY

II.1.   Beneficjent

3.

Poczta Polska jest polskim publicznym operatorem pocztowym, prowadzącym działalność na podstawie ustawy z dnia 30 lipca 1997 r. o państwowym przedsiębiorstwie użyteczności publicznej „Poczta Polska”.

4.

Na mocy ustawy z dnia 12 czerwca 2003 r. — „Prawo pocztowe” (zwanej dalej „Prawem pocztowym”) Poczcie Polskiej powierzono świadczenie powszechnych usług pocztowych na całym terytorium Rzeczypospolitej Polskiej.

5.

Poczta Polska świadczy swoje usługi za pośrednictwem 8 306 urzędów pocztowych, z czego 56 % znajduje się na obszarach wiejskich a 44 % na terenie miast. Poczta Polska zatrudnia obecnie ponad 96 000 pracowników.

6.

Działalność Poczty Polskiej jest zorganizowana wokół trzech zasadniczych obszarów świadczenia usług: pocztowego (listy, druki zaadresowane i nieopatrzone adresem, wymiana korespondencji, terminale sortowania listów, transport samochodowy oraz listonosze), przesyłek ekspresowych i logistyki (przesyłki ekspresowe, paczki, przedsiębiorstwa świadczenia usług logistycznych oraz przedsiębiorstwo transportu powietrznego), finansowego, handlowego i nowych technologii (Postdata, marketing bezpośredni, portal pocztowy, usługi e-mail, sklep internetowy oraz podpis elektroniczny, sprzedaż informacji ekonomicznych i inne usługi komercyjne).

7.

W 2002 r. przychody ogółem oraz zysk netto Poczty Polskiej wyniosły odpowiednio 5 410 mln PLN (1 294 mln EUR) oraz 21 mln PLN (5 mln EUR). Według władz polskich źródłem 53 % przychodów ogółem Poczty Polskiej są powszechne usługi pocztowe, zaś koszty świadczenia tych usług stanowią 50 % kosztów całkowitych Poczty Polskiej. 60 % przychodów ogółem Poczty Polskiej pochodzi ze świadczenia usług pocztowych, paczek, marketingu bezpośredniego oraz dystrybucji prasy. 30 % tych przychodów pochodzi ze świadczenia usług finansowych, natomiast 10 % ze świadczenia usług logistycznych i transportowych.

8.

Zgodnie z ustawą z dnia 28 lutego 2003 r. — Prawo upadłościowe i naprawcze, Poczta Polska korzysta ze statusu prawnego („przedsiębiorstwo państwowe”), który chroni ją przed postawieniem w stan upadłości. Taki status prawny wydaje się zapewniać przedsiębiorstwu nieodpłatną gwarancję rządową na czas nieograniczony i bez limitów w odniesieniu do kwoty i zakresu. Gwarancja ta nie jest analizowana przez Komisję w świetle zasad pomocy państwa w niniejszej decyzji, lecz stanowi przedmiot osobnego postępowania w ramach sprawy z zakresu pomocy państwa E 12/05.

II.2.   Rekompensata dla Poczty Polskiej za świadczenie powszechnych usług pocztowych

9.

Na podstawie art. 17 ustawy z dnia 30 lipca 1997 r. o państwowym przedsiębiorstwie użyteczności publicznej „Poczta Polska”, na podstawie „Prawa pocztowego” oraz rozporządzenia Ministra Infrastruktury z dnia 9 stycznia 2004 r. w sprawie warunków wykonywania powszechnych usług pocztowych, polskie władze zamierzają przyznać Poczcie Polskiej dotacje w celu zrekompensowania ewentualnych strat, jakie Poczta Polska może ponieść w związku ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych.

10.

Dotacje te będą przyznawane ex post na podstawie zarejestrowanych w każdym roku obrachunkowym strat, jeśli takowe wystąpią. Kwota dotacji będzie ograniczona do wysokości kwoty poniesionych strat.

11.

Okres realizacji programu jest nieograniczony, a budżetu nie sprecyzowano.

12.

Władze polskie wskazały na fakt, że od 1998 r. nie zostały poniesione żadne straty wynikające ze świadczenia powszechnych usług pocztowych. Od tego czasu nie miała miejsca żadna rekompensata ze strony państwa.

II.3.   Pomoc dla Poczty Polskiej na inwestycje związane ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych

13.

Na podstawie art. 17 ustawy z dnia 30 lipca 1997 r. o państwowym przedsiębiorstwie użyteczności publicznej „Poczta Polska” i rozporządzenia Rady Ministrów z dnia 1 czerwca 2004 r. w sprawie szczegółowych warunków udzielania pomocy publicznej na finansowanie inwestycji państwowego przedsiębiorstwa użyteczności publicznej „Poczta Polska”, władze polskie zamierzają przyznać polskiemu operatorowi pocztowemu dotacje na zrealizowanie inwestycji związanych ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych.

14.

Do kosztów kwalifikujących się do objęcia programem pomocowym zalicza się grunty, budynki, wyposażenie, studia wykonalności, obsługę inwestycyjną, szkolenia i koszty uruchomienia. Intensywność pomocy wynosi 50 %.

15.

Projekty inwestycyjne przewidziane na lata 2005-2007, kwalifikujące się do objęcia pomocą zgodnie z omawianym programem, dotyczą budowy czterech „ośrodków wysyłki i dystrybucji” we Wrocławiu, Katowicach, Gdańsku i Bydgoszczy. Całkowity szacowany koszt wynosi 686 mln PLN (około 163 mln EUR).

16.

Czas trwania programu jest nieograniczony, a budżet na 2005 r. wynosi około 48 mln EUR.

III.   OCENA POMOCY

III.1.   Istnienie pomocy w rozumieniu art. 87 ust. 1 Traktatu WE

17.

Przedmiotowe środki pomocy spełniają warunki podlegające ocenie zgodnie z zasadami pomocy państwa:

mogą być przypisane państwu: w rzeczywistości władze polskie podjęły decyzję, z jednej strony o rekompensacie potencjalnych strat Poczty Polskiej, wynikających ze świadczenia powszechnych usług pocztowych, z drugiej zaś strony o udzieleniu Poczcie Polskiej dotacji na inwestycje związane ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych;

wiążą się z korzystaniem z zasobów państwowych: rekompensata potencjalnych strat Poczty Polskiej oraz dotacja na inwestycje Poczty Polskiej zostaną przyznane bezpośrednio przez państwo z jego własnego budżetu;

mogą wpłynąć na konkurencję i wymianę handlową między Państwami Członkowskimi: Poczta Polska działa w sektorach pocztowym i finansowym, w których konkurencja i handel wewnątrzwspólnotowy istnieją bądź w formie bezpośredniej — inni operatorzy świadczący te same usługi, w tym niektórzy działający w różnych Państwach Członkowskich, bądź w formie pośredniej — inni operatorzy świadczący usługi substytutywne. Według władz polskich w 2004 r. w Polsce prowadziło działalność około 90 operatorów prywatnych: 28 operatorów wykonywało usługi pocztowe zarówno w obrocie krajowym jak i zagranicznym, 32 wyłącznie w obrocie krajowym, 1 wyłącznie w obrocie zagranicznym, 29 w obrębie rynków lokalnych (na wsi lub w mieście). Główni operatorzy pocztowi stanowiący konkurencję dla Poczty Polskiej na polskim rynku, przede wszystkim w sektorach przesyłek ekspresowych i logistycznym, to prywatne przedsiębiorstwa z siedzibą w Niemczech, Niderlandach, Zjednoczonym Królestwie, Szwecji i Francji. W związku z tym, zgodnie z art. 87 Traktatu, przekazanie zasobów państwowych na rzecz Poczty Polskiej wpływa na konkurencję i wymianę handlową między Państwami Członkowskimi.

18.

Ponadto Komisja musi określić, czy przedmiotowe środki zapewniają Poczcie Polskiej korzyści gospodarcze, gdyż w razie spełnienia wszystkich kryteriów określonych w wyroku w sprawie Altmark (zob. sprawa C-280/00, Altmark Trans GmbH ust. 87-97) mogą one nie kwalifikować się jako pomoc państwa w rozumieniu art. 87 ust. 1 Traktatu. Mowa tu o następujących kryteriach:

po pierwsze, beneficjent musi faktycznie być zobowiązany do świadczenia usługi użyteczności publicznej i zobowiązanie to musi być w sposób jasny zdefiniowane;

po drugie, parametry, w oparciu, o które obliczana jest rekompensata powinny być określone, w sposób obiektywny i przejrzysty;

po trzecie, rekompensata nie powinna przewyższać kwoty niezbędnej dla pokrycia całości lub części kosztów związanych z wykonywaniem zobowiązań użyteczności publicznej, uwzględniając związane z tym wykonywaniem przychody i rozsądny zysk wynikający z wykonywania tych zobowiązań;

po czwarte, jeżeli wybór przedsiębiorstwa zobowiązanego do wykonywania usługi użyteczności publicznej nie jest, w danym przypadku, dokonywany w drodze procedury przetargu publicznego umożliwiającej wyłonienie kandydata będącego w stanie świadczyć swe usługi w sposób najtańszy, poziom koniecznej rekompensaty finansowej powinien być określany w oparciu o analizę kosztów, jakie poniosłoby wykonując dane zobowiązanie typowe przedsiębiorstwo, prawidłowo zarządzane i odpowiednio wyposażone w środki pozwalające na spełnienie nałożonych wymogów usługi użyteczności publicznej, z uwzględnieniem związanych z nią przychodów i rozsądnego zysku wynikającego z wykonywania tych zobowiązań.

19.

Komisja uznaje, że w przypadku Poczty Polskiej czwarte kryterium nie jest spełnione. Zadanie świadczenia usług publicznych nie zostało przyznane w wyniku otwartej procedury zamówień publicznych, a poziom rekompensaty nie będzie określany w odniesieniu do kosztów typowego przedsiębiorstwa działającego w tym sektorze. W związku z tym przedmiotowe środki pomocy zapewniają korzyści gospodarcze Poczcie Polskiej, które mogą zostać zakwalifikowane jako pomoc państwa w rozumieniu art. 87 ust. 1 Traktatu.

III.2.   Zgodność środków pomocy ze wspólnym rynkiem

20.

Komisja musi ocenić, czy — zgodnie z tym, co twierdzą polskie władze — przedmiotowe środki pomocy są zgodne z rynkiem wewnętrznym na podstawie art. 86 ust. 2 Traktatu, ponieważ stanowią one rekompensatę dla Poczty Polskiej za wywiązywanie się ze zobowiązań z tytułu świadczenia usług publicznych.

Usługi świadczone w ogólnym interesie gospodarczym

21.

Zgodnie z art. 86 ust. 2 Traktatu „Przedsiębiorstwa zobowiązane do zarządzania usługami świadczonymi w ogólnym interesie gospodarczym (…) podlegają normom niniejszego Traktatu, zwłaszcza regułom konkurencji, w granicach, w jakich ich stosowanie nie stanowi prawnej lub faktycznej przeszkody w wykonywaniu poszczególnych zadań im powierzonych. Rozwój handlu nie może być naruszony w sposób pozostający w sprzeczności z interesem Wspólnoty”.

22.

Aby uzasadnić zgodność programów pomocowych z rynkiem wewnętrznym, na podstawie art. 86 ust. 2 Traktatu, muszą być spełnione pewne warunki:

usługi świadczone przez Pocztę Polską muszą być usługami świadczonymi w ogólnym interesie gospodarczym; władze polskie muszą je jasno określić jako takie w drodze oficjalnego aktu prawnego;

władze polskie muszą oficjalnie powierzyć przedsiębiorstwu, o którym mowa, świadczenie takich usług;

zastosowanie art. 87 ust. 1 Traktatu uniemożliwiłoby wykonywanie powierzonych usług;

wyłączenie określone w art. 86 ust. 2 nie może naruszać rozwoju handlu w sposób pozostający w sprzeczności z interesem Wspólnoty.

Charakter usług i ich powierzenia

23.

Na mocy Prawa pocztowego (ustawy z dnia 12 czerwca 2003 r. — Prawo pocztowe) Poczcie Polskiej powierzono świadczenie powszechnych usług pocztowych na terytorium Rzeczypospolitej Polskiej.

24.

Artykuł 3 Prawa pocztowego definiuje powszechne usługi pocztowe, jako „usługi polegające na:

a)

przyjmowaniu, przemieszczaniu i doręczaniu:

przesyłek listowych do 2 000 g, w tym przesyłek poleconych i przesyłek z zadeklarowaną wartością;

paczek pocztowych do 10 000 g, w tym z zadeklarowaną wartością;

przesyłek dla ociemniałych;

b)

doręczaniu nadesłanych z zagranicy paczek pocztowych do 20 000g;

c)

realizowaniu przekazów pocztowych,

świadczone w obrocie krajowym i zagranicznym na terytorium Rzeczypospolitej Polskiej, w sposób jednolity w porównywalnych warunkach i po przystępnych cenach, z zachowaniem wymaganej prawem jakości oraz z zapewnieniem co najmniej jednego opróżniania nadawczej skrzynki pocztowej i doręczania przesyłek co najmniej w każdy dzień roboczy i nie mniej niż przez 5 dni w tygodniu”.

25.

Podana wyżej definicja powszechnych usług pocztowych powierzonych Poczcie Polskiej jest zgodna z odpowiednimi przepisami dyrektywy pocztowej (1).

26.

Szczególne zadanie oficjalnie powierzone Poczcie Polskiej przez Prawo pocztowe, polegające na świadczeniu powszechnych usług pocztowych, może zostać zakwalifikowane jako usługi świadczone w ogólnym interesie gospodarczym w rozumieniu art. 86 ust. 2 Traktatu.

27.

Prawo pocztowe stanowi instrument prawny, który wystarczająco jasno określa i powierza Poczcie Polskiej usługi świadczone w ogólnym interesie gospodarczym.

Potrzeba i proporcjonalność rekompensaty ze strony państwa

PL 45/04: rekompensata dla Poczty Polskiej za świadczenie powszechnych usług pocztowych

28.

Władze polskie zamierzają przyznać Poczcie Polskiej dotacje w celu zrekompensowania ewentualnych strat, jakie Poczta Polska może ponieść w związku ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych. Dotacje te będą przyznawane ex post na podstawie zarejestrowanych w każdym roku obrachunkowym strat, jeśli takowe wystąpią. Kwota dotacji będzie ograniczona do wysokości kwoty poniesionych strat.

29.

W celu ustalenia, czy rekompensata dla Poczty Polskiej za świadczenie powszechnych usług pocztowych jest konieczna i proporcjonalna do wysokości dodatkowych kosztów netto (2), wynikających ze zobowiązania z tytułu świadczenia usług publicznych, ustawowo nałożonego na Pocztę Polską, Komisja musi sprawdzić, czy dodatkowe koszty netto świadczenia powszechnych usług pocztowych są poprawnie oszacowane. Jeśli tak, dotacja publiczna nie stanowi nadmiernej rekompensaty tych kosztów i nie prowadzi do sytuacji, która umożliwiłaby Poczcie Polskiej subsydiowanie krzyżowe na rzecz obszarów jej działalności podlegających konkurencji.

30.

Oszacowanie dodatkowych kosztów netto związanych ze zobowiązaniem z tytułu świadczenia usług publicznych jest ściśle związane oraz zależne od metody, jaką stosuje Poczta Polska do rozdzielenia swoich kosztów i przychodów między wszystkie swoje obszary działalności, w szczególności między działalność związaną ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych i inne obszary działalności.

31.

Na tym etapie nie można mieć pewności co do tego, że Poczta Polska prawidłowo określa koszty i przychody pochodzące ze świadczenia powszechnych usług pocztowych, prowadząc odrębne rachunki, w rozumieniu dyrektywy w sprawie przejrzystości (3), i prawidłowo wdrażając zasady pełnego rozdzielenia kosztów w rozumieniu art. 14 ust. 3, 4 i 5 dyrektywy pocztowej.

32.

Według władz polskich Poczta Polska wprowadziła rozdzielenie rachunkowości w styczniu 2004 r. Polski urząd regulacyjny zagwarantował, że Poczta Polska spełnia wymogi rachunkowości określone w art. 14 ust. 2 dyrektywy pocztowej.. Jednakże nie można mieć na tym etapie pewności co do tego, że urząd ten zweryfikował zgodność rachunków Poczty Polskiej z artykułem 52 ust. 4 Prawa pocztowego i z rozporządzeniem Ministra Finansów z dnia 24 grudnia 2003 r. w sprawie sposobu podziału kosztów operatora świadczącego powszechne usługi pocztowe, tak jak tego wymaga art. 14 ust. 5 dyrektywy pocztowej.

33.

Na tym etapie Komisja ma poważne wątpliwości, mające swoje źródło w rzeczywistych danych liczbowych któregokolwiek zamkniętego roku obrachunkowego, co do poprawności oszacowania kosztów i przychodów w zakresie powszechnych usług pocztowych oraz co do tego, czy oszacowanie to rzeczywiście wyklucza wszelką nadmierną rekompensatę dodatkowych kosztów netto z tytułu świadczenia powszechnych usług pocztowych.

34.

Z tego względu, na podstawie dostępnych informacji, Komisja nie może mieć na tym etapie pewności, że dodatkowe koszty netto związane ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych nie są przeszacowane, co prowadziłoby do nadmiernej rekompensaty przez dotacje publiczne. Innymi słowy Komisja nie może wykluczyć tego, że potencjalną nadwyżkę rekompensaty za dodatkowe koszty netto związaną ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych operator pocztowy może wykorzystać do finansowania obszarów działalności podlegających konkurencji.

PL 49/04: pomoc dla Poczty Polskiej na inwestycje związane ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych

35.

Władze polskie notyfikowały przedmiotowy program pomocy jako rekompensatę za koszty inwestycyjne związane wyłącznie ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych.

36.

Na tym etapie Komisja ma poważne wątpliwości co do tego, czy pomoc inwestycyjna, jaką władze polskie zamierzają przyznać Poczcie Polskiej, jest rzeczywiście niezbędna. Władze polskie nie przekazały wystarczających informacji, pozwalających Komisji na zrozumienie dlaczego koszty inwestycyjne kwalifikujące się do przyznania pomocy w ramach tego programu nie są już wyliczane w obrębie całkowitej kwoty kosztów poniesionych podczas świadczenia powszechnych usług pocztowych, których rekompensata została już przewidziana w programie PL 45/04.

37.

Ponadto w piśmie z dnia 10 września 2004 r. władze polskie wskazały, że „dotąd Poczta Polska prowadziła rejestry zysku i kosztów, które umożliwiały obliczenie w przybliżeniu zyskowności świadczenia powszechnych usług pocztowych. Zarówno w 2002 jak i w 2003 r. Poczta Polska nie wykazała w swoich sprawozdaniach finansowych strat wynikających ze świadczenia powszechnych usług pocztowych”. Z dostępnych informacji wynika również, że Poczta Polska jako całość w tym samym okresie nie zaksięgowała żadnych strat.

38.

W piśmie z dnia 29 marca 2005 r. władze polskie wskazały również, że w 2004 r. Poczta Polska wygenerowała ze wszystkich obszarów swojej działalności pozytywny wynik netto w wysokości 101,4 mln PLN (około 21 mln EUR) oraz że przewiduje zysk netto za rok 2005 w wysokości 29,7 mln PLN (około 7 mln EUR). W zakresie, w jakim dotyczy to zyskowności powszechnych usług pocztowych, władze polskie wskazały, że w 2004 r. zysk brutto wyniósł 273 mln PLN (około 65 mln EUR) oraz że jego wysokość spadnie w 2005 r. do 93 mln PLN (około 22 mln EUR) z powodu przewidzianego spadku ilości przesyłek listowych.

39.

W obliczu okoliczności, o których mowa powyżej, Komisja ma wątpliwości, czy pomoc inwestycyjna na rzecz Poczty Polskiej jest niezbędna do spełnienia wymogów nałożonych na nią jako na dostawcę powszechnych usług pocztowych oraz dlaczego zysk pochodzący z prowadzenia działalności poczty Polskiej nie może zostać wykorzystany do sfinansowania inwestycji, o których mowa.

40.

Ponadto, z powodu braku dowodów na poprawne wdrożenie zasad pełnego rozdzielenia kosztów (4), Komisja nie może mieć na tym etapie pewności, że dodatkowe koszty netto związane ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych nie są przeszacowane i nadmiernie rekompensowane poprzez przedmiotową pomoc w taki sposób, że Poczta Polska może finansować swoje podlegające konkurencji obszary działalności.

41.

W świetle powyższego Komisja ma poważne wątpliwości co do niezbędności zgłoszonej pomocy oraz co do tego, że pomoc jest ograniczona do minimum i że nie jest źródłem nadmiernych korzyści dla Poczty Polskiej.

III.3.   „Procedura przejściowa”

42.

W części 3 załącznika IV do Traktatu o Przystąpieniu stanowiącego część Traktatu o Przystąpieniu Republiki Czeskiej, Estonii, Cypru, Łotwy, Litwy, Węgier, Malty, Polski, Słowenii i Słowacji do Unii Europejskiej została określona „procedura przejściowa”. Zapewnia ona ramy prawne dla oceny programów pomocowych oraz środków pomocy indywidualnej, które zostały wprowadzone w życie w nowym Państwie Członkowskim przed datą przystąpienia i które nadal można stosować po przystąpieniu; procedurę tą stosuje się do tych programów i środków, które nie zostały jeszcze umieszczone w wykazie „istniejących środków pomocy” załączonym do załącznika IV, i które wprowadzano w życie począwszy od dnia 10 grudnia 1994 r. Środki, które można stosować po przystąpieniu, i które wprowadzono w życie przed dniem 10 grudnia 1994 r., po przystąpieniu uznaje się za pomoc istniejącą w rozumieniu art. 88 ust. 1 Traktatu WE. W odniesieniu do powyższego właściwym kryterium jest prawnie wiążący akt, zgonie z którym właściwe władze krajowe przyznają pomoc (5).

43.

Na podstawie „procedury przejściowej”, zgodność ze wspólnym rynkiem środków pomocy, które można stosować po przystąpieniu, musi być w pierwszym rzędzie oceniona przez władze krajowe odpowiedzialne za monitorowanie pomocy państwa (w przypadku Polski jest to Urząd Ochrony Konkurencji i Konsumentów — UOKiK).

44.

Państwowy organ monitorujący może dążyć do uzyskania pewności prawnej, notyfikując dane środki Komisji Europejskiej. Po otrzymaniu notyfikacji, Komisja rozważy zgodność zgłoszonych środków ze wspólnym rynkiem.

45.

Jeśli Komisja ma poważne wątpliwości co do zgodności notyfikowanych środków z dorobkiem prawnym Wspólnoty, może przed upływem trzech miesięcy od daty otrzymania pełnej notyfikacji wnieść zastrzeżenia.

46.

W przeciwnym przypadku, jeśli Komisja nie wniesie w terminie zastrzeżeń co do notyfikowanych środków, środki te uznaje się za pomoc istniejącą począwszy od daty przystąpienia.

47.

Oba przedmiotowe programy pomocy zostały notyfikowane przez władze polskie zgodnie ze wspomnianą powyżej procedurą w ramach „procedury przejściowej”.

48.

Komisja uznaje, że program pomocowy „PL 45/04: rekompensata dla Poczty Polskiej za świadczenie powszechnych usług pocztowych” kwalifikuje się do notyfikacji zgodnie z „procedurą przejściową”, ponieważ jego wejście w życie miało miejsce przed przystąpieniem Polski do Unii Europejskiej.

49.

Jednakże Komisja ma poważne wątpliwości co do tego, czy program pomocy „PL 49/04: pomoc dla Poczty Polskiej na inwestycje związane ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych” kwalifikuje się do notyfikacji zgodnie z „procedurą przejściową”. Na podstawie dostępnych informacji Komisja nie może mieć na tym etapie pewności, że wejście w życie programu miało miejsce przed przystąpieniem, jako że niektóre warunki przyznania pomocy zostały określone w rozporządzeniu Rady Ministrów w sprawie szczegółowych warunków udzielania pomocy publicznej na finansowanie inwestycji państwowego przedsiębiorstwa użyteczności publicznej „Poczta Polska”, które weszło w życie 4 czerwca 2004 r., tj. po przystąpieniu.

IV.   WNIOSKI

50.

W związku z powyższym, Komisja proponuje, aby: Polskę, zgodnie z procedurą opisaną w art. 88 ust. 2 Traktatu WE, przedstawiła swoje uwagi i wszelkie informacje mogące pomocne w ocenie przedmiotowych środków pomocy w terminie do jednego miesiąca od daty otrzymania niniejszego listu. Komisja zwraca się z prośbą do władz polskich o niezwłoczne przekazanie kopii niniejszego listu potencjalnemu beneficjentowi pomocy.

51.

Niniejszym, Komisja pragnie ostrzec Polskę, że informacja o sprawie zostanie przekazana zainteresowanym stronom poprzez publikację niniejszego listu i jego streszczenia w Dzienniku Urzędowym Unii Europejskiej. Odnośna informacja przekazana zostanie również zainteresowanym stronom w krajach EFTA, które są sygnatariuszami porozumienia EOG, poprzez publikację komunikatu w suplemencie EOG do Dziennika Urzędowego, jak również organowi nadzorującemu EFTA, któremu przesłana zostania kopia niniejszego listu. Wszystkie zainteresowane strony wymienione powyżej mogą przedstawiać swoje uwagi w terminie do jednego miesiąca od daty ukazania się takiej publikacji.”


(1)  Dyrektywa Parlamentu Europejskiego i Rady 97/67/WE z dnia 15 grudnia 1997 r. w sprawie wspólnych zasad rozwoju rynku wewnętrznego usług pocztowych Wspólnoty oraz poprawy jakości usług (Dz.U. L 15 z 21.1.1998).

(2)  Komisja uznaje, że dodatkowe koszty netto wynikające ze zobowiązania z tytułu świadczenia usług publicznych to koszty poniesione w trakcie wywiązywania się ze zobowiązań z tytułu świadczenia usług publicznych, przy uwzględnieniu odpowiednich wpływów i rozsądnego zysku z wywiązywania się z tych zobowiązań.

(3)  Dyrektywa Komisji 80/723/EWG z dnia 25 czerwca 1980 r. w sprawie przejrzystości stosunków finansowych między Państwami Członkowskimi a przedsiębiorstwami publicznymi, zmieniona dyrektywami Komisji 85/413/EWG z dnia 24 lipca 1985 r., 93/84/EWG z dnia 30 września 1993 r. i 2000/52/WE z dnia 26 lipca 2000 r.

(4)  W notyfikacji przedmiotowego programu pomocy wskazano wyraźnie, że „jest praktycznie niemożliwym, aby przypisać koszty inwestycji związanych ze świadczeniem powszechnych usług pocztowych poszczególnym usługom. Dlatego też przyjmuje się, że koszty, które równają się szacowanym kosztom inwestycji, zostaną zaksięgowane jako koszty poniesione podczas świadczenia powszechnych usług pocztowych”.

(5)  Wyrok Sądu Pierwszej Instancji z dnia 14 stycznia 2004 r. w sprawie T-109/01, Fleuren Compost v Komisja, nyr, pkt 74.


III Bekendmakingen

Commissie

5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 274/20


Bericht van inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs van herkomst uit derde landen

(2005/C 274/07)

I.   INSCHRIJVING

1.

Er wordt een inschrijving gehouden voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs van GN-code 1005 90 00 van herkomst uit derde landen.

2.

De totale hoeveelheid waarvoor de verlaging van het recht bij invoer kan worden vastgesteld, bedraagt 250 000 ton.

3.

De inschrijving wordt gehouden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1809/2005 van de Commissie (1).

II.   TERMIJNEN

1.

De termijn voor de indiening van de offertes voor de eerste wekelijkse inschrijving gaat in op 4.11.2005 en verstrijkt op 10.11.2005 om 10.00 uur.

2.

De indieningstermijn voor de volgende wekelijkse inschrijvingen gaat elke week in op vrijdag en verstrijkt op donderdag van de daaropvolgende week, om 10.00 uur.

Dit bericht wordt alleen bekendgemaakt bij de opstelling van de inschrijving. Tenzij de bepalingen inzake de inschrijving worden gewijzigd of vervangen, geldt dit bericht voor alle tijdens de geldigheidsduur van deze inschrijving te houden wekelijkse deelinschrijvingen.

Voor de weken waarin geen vergadering van het Comité van beheer voor granen zal worden gehouden, kunnen geen offertes worden ingediend.

III.   OFFERTES

1.

De offertes moeten schriftelijk worden ingediend faxbericht, dan wel door afgifte tegen ontvangstbewijs; zij moeten uiterlijk op de in onder punt II vermelde dag en het daar aangegeven tijdstip in het bezit zijn van de volgende instantie:

Ministério das Finanças

Direcção Geral das Alfândegas e Impostos Especiais sobre o Consumo

Terreiro do Trigo — Edifício da Alfândega

PT-1149-060 Lisboa

Télécopieur (351-21) 881 42 61

Tél. (351-21) 881 42 63

Offertes die niet per faxbericht worden ingediend, moeten in een dubbele, verzegelde enveloppe worden ingezonden. Op de binnenste, eveneens verzegelde, enveloppe, moet de volgende vermelding zijn aangebracht: „Offerte betreffende de inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs — Verordening (EG) nr. 1809/2005”.

De inschrijvers blijven gebonden aan hun offerte tot de betrokken lidstaat de gegadigde in kennis heeft gesteld van de gunning.

2.

De offerte, het bewijs en de verklaring bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (2) moeten worden gesteld in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat bij de instantie waarvan de offerte wordt ingediend.

IV.   INSCHRIJVINGSWAARBORG

De inschrijvingswaarborg moet worden gesteld ten gunste van de bevoegde instantie.

V.   GUNNING

Door de gunning ontstaat:

a)

het recht op afgifte, in de lidstaat waar de offerte is ingediend, van een invoercertificaat waarin de in de offerte vastgestelde en voor de betrokken hoeveelheid toegewezen verlaging van het recht bij invoer wordt vermeld;

b)

de verplichting om in de onder a) bedoelde lidstaat een invoercertificaat voor die hoeveelheid aan te vragen.


(1)  PB L 291 van 5.11.2005, blz. 4.

(2)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1558/2005 (PB L 249 van 24.9.2005, blz. 6).


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 274/22


Bericht van inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs van herkomst uit derde landen

(2005/C 274/08)

I.   INSCHRIJVING

1.

Er wordt een inschrijving gehouden voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs van GN-code 1005 90 00 van herkomst uit derde landen.

2.

De totale hoeveelheid waarvoor de verlaging van het recht bij invoer kan worden vastgesteld, bedraagt 100 000 ton.

3.

De inschrijving wordt gehouden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1808/2005 van de Commissie (1).

II.   TERMIJNEN

1.

De termijn voor de indiening van de offertes voor de eerste wekelijkse inschrijving gaat in op 4.11.2005 en verstrijkt op 10.11.2005 om 10.00 uur.

2.

De indieningstermijn voor de volgende wekelijkse inschrijvingen gaat elke week in op vrijdag en verstrijkt op donderdag van de daaropvolgende week, om 10.00 uur.

Dit bericht wordt alleen bekendgemaakt bij de opstelling van de inschrijving. Tenzij de bepalingen inzake de inschrijving worden gewijzigd of vervangen, geldt dit bericht voor alle tijdens de geldigheidsduur van deze inschrijving te houden wekelijkse deelinschrijvingen.

Voor de weken waarin geen vergadering van het Comité van beheer voor granen zal worden gehouden, kunnen geen offertes worden ingediend.

III.   OFFERTES

1.

De offertes moeten schriftelijk worden ingediend per faxbericht of e-mail, dan wel door afgifte tegen ontvangstbewijs; zij moeten uiterlijk op de in onder punt II vermelde dag en het daar aangegeven tijdstip in het bezit zijn van de volgende instantie:

Fondo Español de Garantía Agraria (FEGA)

C/Beneficencia 8

ES-28004 Madrid

E-mail: secreint@fega.mapya.es

Fax (34-91) 521 98 32, (34-91) 522 43 87.

Offertes die niet per faxbericht of e-mail worden ingediend, moeten in een dubbele, verzegelde enveloppe worden ingezonden. Op de binnenste, eveneens verzegelde, enveloppe, moet de volgende vermelding zijn aangebracht: „Offerte betreffende de inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs — Verordening (EG) nr. 1808/2005”.

De inschrijvers blijven gebonden aan hun offerte tot de betrokken lidstaat de gegadigde in kennis heeft gesteld van de gunning.

2.

De offerte, het bewijs en de verklaring bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (2) moeten worden gesteld in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat bij de instantie waarvan de offerte wordt ingediend.

IV.   INSCHRIJVINGSWAARBORG

De inschrijvingswaarborg moet worden gesteld ten gunste van de bevoegde instantie.

V.   GUNNING

Door de gunning ontstaat:

a)

het recht op afgifte, in de lidstaat waar de offerte is ingediend, van een invoercertificaat waarin de in de offerte vastgestelde en voor de betrokken hoeveelheid toegewezen verlaging van het recht bij invoer wordt vermeld;

b)

de verplichting om in de onder a) bedoelde lidstaat een invoercertificaat voor die hoeveelheid aan te vragen.


(1)  PB L 291 van 5.11.2005, blz. 3.

(2)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1558/2005 (PB L 249 van 24.9.2005, blz. 6).


5.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 274/24


Wijziging van het bericht van inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen

( Publicatieblad van de Europese Unie C 166 van 7 juli 2005 )

(2005/C 274/09)

Op bladzijde 54, in deel I „Inschrijving”, wordt punt 2 als volgt gelezen:

„De totale hoeveelheid waarvoor de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie (1), bedoelde maximumrestitutie bij uitvoer kan worden vastgesteld, bedraagt ongeveer 4 000 000 ton.”.


(1)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7.