ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 197

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

48e jaargang
12 augustus 2005


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Commissie

2005/C 197/1

Wisselkoersen van de euro

1

2005/C 197/2

Kennisgeving overeenkomstig artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag — Verzoek om toelating om de toepassing te verlengen van nationale wetgeving die afwijkt van de bepalingen van een communautaire harmonisatiemaatregel ( 1 )

2

2005/C 197/3

Kennisgeving overeenkomstig artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag — Verzoek om toelating om de toepassing te verlengen van nationale wetgeving die afwijkt van de bepalingen van een communautaire harmonisatiemaatregel ( 1 )

4

2005/C 197/4

Kennisgeving overeenkomstig artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag — Verzoek om toelating om de toepassing te verlengen van nationale wetgeving die afwijkt van de bepalingen van een communautaire harmonisatiemaatregel ( 1 )

6

2005/C 197/5

Bericht aan de importeurs — Invoer van knoflook in de Gemeenschap

8

2005/C 197/6

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.3915 — Apax/Versatel) — Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure ( 1 )

9

2005/C 197/7

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.3914 — Tele2/Versatel) ( 1 )

10

2005/C 197/8

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.3845 — PAI/CHR. Hansen) ( 1 )

11

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Commissie

12.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 197/1


Wisselkoersen van de euro (1)

11 augustus 2005

(2005/C 197/01)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2405

JPY

Japanse yen

136,94

DKK

Deense kroon

7,4611

GBP

Pond sterling

0,68825

SEK

Zweedse kroon

9,3223

CHF

Zwitserse frank

1,5537

ISK

IJslandse kroon

79,48

NOK

Noorse kroon

7,8975

BGN

Bulgaarse lev

1,9556

CYP

Cypriotische pond

0,5735

CZK

Tsjechische koruna

29,369

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

243,65

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,696

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

4,0355

RON

Roemeense leu

3,4621

SIT

Sloveense tolar

239,49

SKK

Slowaakse koruna

38,46

TRY

Turkse lira

1,647

AUD

Australische dollar

1,6103

CAD

Canadese dollar

1,4976

HKD

Hongkongse dollar

9,6375

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7687

SGD

Singaporese dollar

2,0463

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 259,73

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

7,9383

CNY

Chinese yuan renminbi

10,0483

HRK

Kroatische kuna

7,3668

IDR

Indonesische roepia

12 172,41

MYR

Maleisische ringgit

4,6539

PHP

Filipijnse peso

69,096

RUB

Russische roebel

35,19

THB

Thaise baht

50,747


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


12.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 197/2


Kennisgeving overeenkomstig artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag

Verzoek om toelating om de toepassing te verlengen van nationale wetgeving die afwijkt van de bepalingen van een communautaire harmonisatiemaatregel

(2005/C 197/02)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 14 juni 2005 heeft de Republiek Oostenrijk kennisgeving gedaan van een verzoek om de toepassing te verlengen van nationale wetgeving inzake het in de handel brengen van meststoffen die cadmium bevatten. Deze wetgeving was al van kracht op de datum van toetreding van de Republiek Oostenrijk tot de Europese Unie en wijkt af van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2003/2003 inzake meststoffen (1).

2.

Toen de Republiek Oostenrijk begin 1995 tot de Europese Unie toetrad, had het land wettelijk bindende grenswaarden voor de concentratie van cadmium in minerale meststoffen. Krachtens artikel 69 en punt 4 van bijlage VIII van de Akte van toetreding van de Republiek Oostenrijk van 1994 was artikel 7 van Richtlijn 76/116/EEG (2), voorzover dit op het cadmiumgehalte van meststoffen betrekking heeft, tot 1 januari 1999 niet op de Republiek Oostenrijk van toepassing. Richtlijn 76/116/EEG is later gewijzigd bij Richtlijn 98/97/EG (3) ten aanzien van het in het verkeer brengen in Oostenrijk, Finland en Zweden van meststoffen die cadmium bevatten. Hierbij werd het onder meer de Republiek Oostenrijk toegestaan te verbieden dat op haar grondgebied meststoffen in het verkeer worden gebracht die hogere concentraties cadmium bevatten dan die welke op de datum van toetreding nationaal waren vastgesteld. Deze afwijking gold voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001.

3.

Op 16 november 2001 heeft de Republiek Oostenrijk kennisgeving gedaan van bestaande nationale wetgeving die afwijkt van de bepalingen van Richtlijn 76/116/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen. Na rijp beraad is bij Beschikking nr. 2002/366/EG van de Commissie van 15 mei 2002 betreffende de kennisgeving, ingevolge artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag, door de Republiek Oostenrijk van de nationale bepalingen inzake het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen (4) een verlenging van de afwijking van Richtlijn 76/116/EEG toegestaan tot 31 december 2005. Deze periode werd toegestaan in de veronderstelling dat tegen eind 2005 geharmoniseerde wetgeving van kracht zou zijn. De werkzaamheden zijn aan de gang, maar vóór het einde van het jaar zal geen EU-wetgeving zijn goedgekeurd.

4.

De nationale wetgeving verbiedt het in het verkeer brengen in de Republiek Oostenrijk van fosforhoudende minerale meststoffen met 5 % P2O5 of meer en cadmium in een hogere concentratie dan 75 mg/kg P2O5.

5.

In artikel 95, lid 4, wordt bepaald dat wanneer een lidstaat het, nadat de Raad of de Commissie een harmonisatiemaatregel heeft genomen, noodzakelijk acht nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, hij zowel van die bepalingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis geeft aan de Commissie.

6.

Binnen zes maanden na de kennisgeving moet de Commissie de betrokken nationale bepalingen goedkeuren of afwijzen, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

7.

Oostenrijk rechtvaardigt zijn verzoek door te verwijzen naar:

de conclusies van een risicobeoordeling die zijn neergelegd in een rapport met de titel A Risk assessment for cadmium in Austria based on the recommendations of ERM  (5), waarin staat dat, op basis van de beschikbare gegevens, de PEC-waarde (Predicted Environmental Concentration: voorspelde concentratie in het milieu) van cadmium in minerale meststoffen in Oostenrijk groter is dan de PNEC-waarde (Predicted No Effect Concentration: voorspelde nuleffectconcentratie) voor het water in de meeste onderzochte regio's. Bij gebruik van biologisch beschikbare waarden geldt dit ook voor 5 % van de 52 Oostenrijkse regio's met akkerbouw. Volgens de Oostenrijkse autoriteiten betekent dit dat er overeenkomstig de communautaire risicobeoordelingsmethode bij deze stof reden tot bezorgdheid is en dat verdere stappen moeten worden ondernomen;

overweging 19 van Verordening (EG) nr. 466/2001 (6), die luidt als volgt: „Cadmium kan in het menselijk lichaam accumuleren en tot een verstoorde nierfunctie, beschadiging van het skelet en aantasting van de voortplantingsfunctie leiden. Niet uitgesloten kan worden dat cadmium potentieel kankerverwekkend is bij de mens. In zijn advies van 2 juni 1995 raadde het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding aan meer inspanningen te leveren om de blootstelling aan cadmium via de voeding te verminderen aangezien levensmiddelen de belangrijkste menselijke innamebron van cadmium zijn. De maximumgehalten moeten dan ook worden vastgesteld op het laagste niveau dat redelijkerwijs haalbaar is.”;

overweging 3 van Verordening (EG) nr. 466/2001, waarin uitdrukkelijk staat dat ook landbouwmaatregelen nodig zullen zijn om gezondheidsrisico's als gevolg van bepaalde verontreinigingen zoals cadmium te voorkomen. „Met het oog op de bescherming van de volksgezondheid is het van essentieel belang dat deze verontreinigingen worden beperkt tot gehalten die toxicologisch aanvaardbaar zijn. Verdere beperkingen van verontreinigingen moeten worden gerealiseerd wanneer zij door middel van goede productie- of landbouwpraktijken tot stand kunnen worden gebracht, teneinde tot een betere bescherming van de volksgezondheid te komen, in het bijzonder voor kwetsbare bevolkingsgroepen.”;

Richtlijn 2002/32/EG inzake ongewenste stoffen in diervoeding (7), die een maximumgehalte voor cadmium in diervoeders vaststelt.

8.

De Republiek Oostenrijk acht het daarom overeenkomstig artikel 95, lid 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap noodzakelijk de nationale bepalingen inzake cadmium in meststoffen te handhaven vanaf 1 januari 2006 en tot de EU-wetgeving ad hoc inzake cadmium in meststoffen van kracht wordt. Volgens Oostenrijk is deze nationale regelgeving gerechtvaardigd om belangrijke redenen in de zin van artikel 30 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en omwille van de bescherming van het milieu.

9.

Eventuele opmerkingen naar aanleiding van deze kennisgeving door Oostenrijk die meer dan dertig dagen na de datum van deze bekendmaking bij de Commissie worden ingediend, kunnen niet in aanmerking worden genomen.

10.

Voor nadere informatie over dit verzoek van de Republiek Oostenrijk kan men zich wenden tot:

De heer Reinhard Blauensteiner

Bundesministerium für Land- und Forstwirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft

Sektion I Recht

Stubenring 1

A-1012 Wien

Tel. (43-1) 71 10 00

Fax (43-1) 711 00 65 03

E-mail: Reinhard.Blauensteiner@lebensministerium.at

Contactpersoon bij de Europese Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Ondernemingen en industrie

De heer Philippe Brunerie

Eenheid G2 Chemicaliën

Nerviërslaan 105

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 295 21 99

Fax (32-2) 295 02 81

E-mail: Entr-Chemicals@cec.eu.int


(1)  PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.

(2)  Deze richtlijn is ingetrokken en de inhoud ervan is opgenomen in Verordening (EG) nr. 2003/2003. Artikel 7 van deze richtlijn komt overeen met artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2003/2003.

(3)  PB L 18 van 23.1.1999, blz. 60.

(4)  PB L 132 van 17.5.2002, blz. 65.

(5)  ERM is een consultant die namens de Commissie werkzaam was.

(6)  PB L 77 van 16.3.2001, blz. 1.

(7)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10.


12.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 197/4


Kennisgeving overeenkomstig artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag

Verzoek om toelating om de toepassing te verlengen van nationale wetgeving die afwijkt van de bepalingen van een communautaire harmonisatiemaatregel

(2005/C 197/03)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 7 juni 2005 heeft de Republiek Finland kennisgeving gedaan van een verzoek om de toepassing te verlengen van nationale wetgeving inzake het in de handel brengen van meststoffen die cadmium bevatten. Deze wetgeving was al van kracht op de datum van toetreding van de Republiek Finland tot de Europese Unie en wijkt af van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2003/2003 inzake meststoffen (1).

2.

Toen de Republiek Finland begin 1995 tot de Europese Unie toetrad, had het land wettelijk bindende grenswaarden voor de concentratie van cadmium in minerale meststoffen. Krachtens artikel 84 en punt 2 van bijlage X van de Akte van toetreding van de Republiek Finland was artikel 7 van Richtlijn 76/116/EEG (2), voorzover dit op het cadmiumgehalte van meststoffen betrekking heeft, tot 1 januari 1999 niet op de Republiek Finland van toepassing. Richtlijn 76/116/EEG is later gewijzigd bij Richtlijn 98/97/EG (3) ten aanzien van het in het verkeer brengen in Oostenrijk, Finland en Zweden van meststoffen die cadmium bevatten. Hierbij werd het onder meer de Republiek Finland toegestaan te verbieden dat op haar grondgebied meststoffen in het verkeer worden gebracht die hogere concentraties cadmium bevatten dan die welke op de datum van toetreding nationaal waren vastgesteld. Deze afwijking gold voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001.

3.

Op 7 december 2001 heeft de Republiek Finland kennisgeving gedaan van bestaande nationale wetgeving die afwijkt van de bepalingen van Richtlijn 76/116/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen. Na rijp beraad is bij Beschikking nr. 2002/398/EG van de Commissie van 24 mei 2002 betreffende de kennisgeving, ingevolge artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag, door de Republiek Finland van de nationale bepalingen inzake het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen (4) een verlenging van de afwijking van Richtlijn 76/116/EEG toegestaan tot 31 december 2005. Deze periode werd toegestaan in de veronderstelling dat tegen eind 2005 geharmoniseerde wetgeving van kracht zou zijn. De werkzaamheden zijn aan de gang, maar vóór het einde van het jaar zal geen EU-wetgeving zijn goedgekeurd.

4.

Volgens de nationale wetgeving van de Republiek Finland mogen meststoffen voor land- en tuinbouw niet meer dan 50 mg cadmium per kilogram fosfor bevatten. Deze waarde wordt genoemd in deel 3 van Besluit 45/1994 van het ministerie van Land- en Bosbouw van 21 januari 1994.

5.

In artikel 95, lid 4, wordt bepaald dat wanneer een lidstaat het, nadat de Raad of de Commissie een harmonisatiemaatregel heeft genomen, noodzakelijk acht nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, hij zowel van die bepalingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis geeft aan de Commissie.

6.

Binnen zes maanden na de kennisgeving moet de Commissie de betrokken nationale bepalingen goedkeuren of afwijzen, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

7.

Finland rechtvaardigt zijn verzoek door te verwijzen naar een risicobeoordeling die is uitgevoerd overeenkomstig een door de Commissie goedgekeurde methode („Cadmium in fertilizers — risks to human health and the environment, ministerie van Land- en Bosbouw, publicatie 4/2000”) en die bij de Commissie werd ingediend in verband met Beschikking 2002/398/EG van de Commissie.

Met betrekking tot het milieu toonde de risicobeoordeling aan dat de Finse bodem en wateren erg gevoelig zijn voor de negatieve gevolgen van cadmium. De huidige cadmiumconcentraties in de landbouwgrond leveren al gevaar op voor bodemorganismen en, door het weglekken van cadmium uit de landbouwgrond, het aquatisch milieu. In de risicobeoordeling is ook rekening gehouden met de speciale kenmerken van het Finse milieu, zoals de hoge zuurheidsgraad van de landbouwgrond en de wateren, en de grote hoeveelheden organisch materiaal en zacht water. Alle hebben gevolgen voor de binding en beweging van cadmium en de toxiciteit van organismen. Wat de menselijke gezondheid betreft, behoort op dit moment een relatief klein deel van de bejaarde bevolking in Finland tot een risicogroep met betrekking tot cadmium, dat wil zeggen dat een te hoge opname van cadmium hun gezondheid negatief kan beïnvloeden. Als het cadmiumgehalte in meststoffen stijgt, zou het aantal mensen dat tot deze risicogroep behoort, aanzienlijk toenemen.

8.

De Republiek Finland acht het daarom overeenkomstig artikel 95, lid 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap noodzakelijk de nationale bepalingen inzake cadmium in meststoffen te handhaven vanaf 1 januari 2006 en tot de EU-wetgeving ad hoc inzake cadmium in meststoffen van kracht wordt.

9.

Eventuele opmerkingen naar aanleiding van deze kennisgeving door de Republiek Finland die meer dan dertig dagen na de datum van deze bekendmaking bij de Commissie worden ingediend, kunnen niet in aanmerking worden genomen.

10.

Voor nadere informatie over dit verzoek van de Republiek Finland kan men zich wenden tot:

Mevrouw Riitta Heinonen

Ministry of Agriculture and Forestry

Hallituskatu 3A

Helsinki

P.O. Box 30

FIN-0023 Government

Tel. (358-9) 160 01

Fax (358-9) 16 05 24 43

E-mail: riitta.heinonen@mmm.fi

Contactpersoon bij de Europese Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Ondernemingen en industrie

De heer Philippe Brunerie

Eenheid G2 Chemicaliën

Nerviërslaan 105

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 295 21 99

Fax (32-2) 295 02 81

E-mail: Entr-Chemicals@cec.eu.int


(1)  PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.

(2)  Deze richtlijn is ingetrokken en de inhoud ervan is opgenomen in Verordening (EG) nr. 2003/2003. Artikel 7 van deze richtlijn komt overeen met artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2003/2003.

(3)  PB L 18 van 23.1.1999, blz. 60.

(4)  PB L 138 van 28.5.2002, blz. 15.


12.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 197/6


Kennisgeving overeenkomstig artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag

Verzoek om toelating om de toepassing te verlengen van nationale wetgeving die afwijkt van de bepalingen van een communautaire harmonisatiemaatregel

(2005/C 197/04)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 29 juni 2005 heeft het Koninkrijk Zweden kennisgeving gedaan van een verzoek om de toepassing te verlengen van nationale wetgeving inzake het in de handel brengen van meststoffen die cadmium bevatten. Deze wetgeving was al van kracht op de datum van toetreding van het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie en wijkt af van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2003/2003 inzake meststoffen (1).

2.

Toen het Koninkrijk Zweden begin 1995 tot de Europese Unie toetrad, had het land wettelijk bindende grenswaarden voor de concentratie van cadmium in minerale meststoffen. Krachtens artikel 112 en punt 4 van bijlage XII van de Akte van toetreding van het Koninkrijk Zweden was artikel 7 van Richtlijn 76/116/EEG (2), voorzover dit op het cadmiumgehalte van meststoffen betrekking heeft, tot 1 januari 1999 niet op het Koninkrijk Zweden van toepassing. Richtlijn 76/116/EEG is later gewijzigd bij Richtlijn 98/97/EG (3) ten aanzien van het in het verkeer brengen in Oostenrijk, Finland en Zweden van meststoffen die cadmium bevatten. Hierbij werd het onder meer het Koninkrijk Zweden toegestaan te verbieden dat op zijn grondgebied meststoffen in het verkeer worden gebracht die hogere concentraties cadmium bevatten dan die welke op de datum van toetreding nationaal waren vastgesteld. Deze afwijking gold voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001.

3.

Op 7 december 2001 heeft het Koninkrijk Zweden kennisgeving gedaan van bestaande nationale wetgeving die afwijkt van de bepalingen van Richtlijn 76/116/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen. Na rijp beraad is bij Beschikking nr. 2002/399/EG van de Commissie van 24 mei 2002 betreffende de kennisgeving, ingevolge artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag, door het Koninkrijk Zweden van de nationale bepalingen inzake het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen (4) een verlenging van de afwijking van Richtlijn 76/116/EEG toegestaan tot 31 december 2005. Deze periode werd toegestaan in de veronderstelling dat tegen eind 2005 geharmoniseerde wetgeving van kracht zou zijn. De werkzaamheden zijn aan de gang, maar vóór het einde van het jaar zal geen EU-wetgeving zijn goedgekeurd.

4.

De nationale wetgeving verbiedt het in het verkeer brengen en de overdracht in het Koninkrijk Zweden van meststoffen die onder de codes 25.10, 28.09, 28.35, 31.03 en 31.05 van het douanetarief vallen en meer dan 100 gram cadmium per ton fosfor bevatten.

5.

In artikel 95, lid 4, wordt bepaald dat wanneer een lidstaat het, nadat de Raad of de Commissie een harmonisatiemaatregel heeft genomen, noodzakelijk acht nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, hij zowel van die bepalingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis geeft aan de Commissie.

6.

Binnen zes maanden na de kennisgeving moet de Commissie de betrokken nationale bepalingen goedkeuren of afwijzen, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

7.

Zweden rechtvaardigt zijn verzoek door te verwijzen naar een risicobeoordeling die door Zweden en andere lidstaten is uitgevoerd volgens een overeengekomen methode op basis van de richtsnoeren voor risicobeoordelingen op communautair niveau overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen (5). De Zweedse risicobeoordeling is gepubliceerd op www.forum.europa.eu.int/enterprise.

De Zweedse risicobeoordeling toont aan dat wanneer meststoffen met een hoger cadmiumgehalte dan vandaag worden toegestaan, dit tot een aanzienlijke toename van de cadmiumconcentratie in de bodem leidt, wat dan weer toxische effecten op de bodemorganismen heeft. Ook kunnen er in de waterlopen in landbouwgebieden onaanvaardbare concentraties ontstaan.

Uit de risicobeoordeling blijkt ook dat het toestaan van meststoffen met een hoger cadmiumgehalte dan vandaag tot een aanzienlijke toename van de cadmiumopname via de voeding leidt. De veiligheidsmarge tussen de hoeveelheid waaraan men nu al blootstaat en de door de WHO (6) vastgestelde voorlopige toelaatbare wekelijkse opname is uiterst gering. Voor sommige risicogroepen, zoals vrouwen met een geringe ijzeropslag in het lichaam, is er helemaal geen veiligheidsmarge. Een grote cadmiumopname via de voeding kan daarom leiden tot een groter aantal mensen met een verminderde nierfunctie en een grotere kans op osteoporose.

8.

Het Koninkrijk Zweden acht het daarom overeenkomstig artikel 95, lid 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap noodzakelijk de nationale bepalingen inzake cadmium in meststoffen te handhaven vanaf 1 januari 2006 en tot de EU-wetgeving ad hoc inzake cadmium in meststoffen van kracht wordt.

9.

Eventuele opmerkingen naar aanleiding van deze kennisgeving door het Koninkrijk Zweden die meer dan dertig dagen na de datum van deze bekendmaking bij de Commissie worden ingediend, kunnen niet in aanmerking worden genomen.

10.

Voor nadere informatie over dit verzoek van het Koninkrijk Zweden kan men zich wenden tot:

Mevrouw Ingrid Svedinger

Jordbruksdepartementet

Livsmedels- och djurenheten

S-103 33 Stockholm

Tel. (46-8) 405 10 00

Fax (46-8) 20 64 96

E-mail: ingrid.svedinger@agriculture.ministry.se

Contactpersoon bij de Europese Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Ondernemingen en industrie

De heer Philippe Brunerie

Eenheid G2 Chemicaliën

Nerviërslaan 105

B-1040 Brussel

Tel. (32-2) 295 21 99

Fax (32-2) 295 02 81

E-mail: Entr-Chemicals@cec.eu.int


(1)  PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.

(2)  Deze richtlijn is ingetrokken en de inhoud ervan is opgenomen in Verordening (EG) nr. 2003/2003. Artikel 7 van deze richtlijn komt overeen met artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2003/2003.

(3)  PB L 18 van 23.1.1999, blz. 60.

(4)  PB L 138 van 28.5.2002, blz. 24.

(5)  PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1.

(6)  Wereldgezondheidsorganisatie.


12.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 197/8


BERICHT AAN DE IMPORTEURS

Invoer van knoflook in de Gemeenschap

(2005/C 197/05)

De Europese Commissie stelt de importeurs in de Gemeenschap ervan in kennis dat er gegronde twijfel is omtrent de oorsprong van knoflook van GN-code 0703 20 00, die in de Gemeenschap voor het vrije verkeer wordt vrijgegeven om:

te profiteren van het GATT-tariefcontingent overeenkomstig Besluit 2001/404/EG van de Raad (1),

of van preferentiële tariefmaatregelen die zijn vervat in overeenkomsten die de Gemeenschap heeft gesloten met of die de Gemeenschap eenzijdig heeft afgekondigd voor bepaalde landen of groepen landen.

Uit diverse onderzoekingen is gebleken dat voor belangrijke hoeveelheden knoflook van oorsprong uit China een andere oorsprong wordt aangegeven en ten gunste daarvan dan de voormelde preferentiële tariefmaatregel wordt toegepast, buiten de jaarlijks aan China toegekende 13 200 ton om.

De communautaire importeurs die bewijzen van oorsprong aangeven en/of overleggen voor knoflook van GN-code 0703 20 00, wordt derhalve geadviseerd alle nodige voorzorgsmaatregelen te nemen, aangezien de vrijgave voor het vrije verkeer van de betrokken goederen aanleiding kan geven tot het ontstaan van een douaneschuld en tot fraude ten nadele van de financiële belangen van de Gemeenschap.


(1)  Besluit 2001/404/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Argentinië in het kader van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994, met het oog op de wijziging, wat knoflook betreft, van de concessies die zijn opgenomen in lijst CXL, gehecht aan de GATT-overeenkomst (PB L 142 van 29.5.2001, blz. 7) en Verordening (EG) nr. 565/2002 van de Commissie van 2 april 2002 tot vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en invoering van een stelsel van oorsprongscertificaten, voor uit derde landen ingevoerde knoflook (PB L 86 van 3.4.2002, blz. 11).


12.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 197/9


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.3915 — Apax/Versatel)

Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure

(2005/C 197/06)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 5 augustus 2005 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de onderneming Apax Europe VI (Apax, Guernsey) die onder zeggenschap staat van de Hirzell Trust, in de zin van artikel 3, lid 1), sub b), van genoemde verordening volledig zeggenschap verkrijgt over de onderneming Versatel Deutschland Holding GmbH (Versatel, Duitsland) door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Apax: Private investeringsmaatschappij;

voor Versatel: netwerk operator in Duitsland voor vaste lijn telefonie, Internet toegang, geleasde lijnen en carrier-to-carrier diensten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.3915 — Apax/Versatel, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B–1049 Brussel.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


12.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 197/10


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.3914 — Tele2/Versatel)

(2005/C 197/07)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 5 augustus 2005 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de onderneming Tele2 Netherlands B.V., die onder zeggenschap staat van Tele2 A.B. („Tele2”, Zweden) in de zin van artikel 3, lid 1), sub b), van genoemde verordening volledig zeggenschap verkrijgt over de Nederlandse en Belgische activiteiten van Versatel Telecom International N.V. („Versatel”, Nederland) door een openbaar aanbod, openbaar gemaakt op 18 juli 2005.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Tele2: telecom operator actief inzake vaste en mobiele telefonie, internet diensten, data netwerk diensten, kabel tv;

voor Versatel: telecom operator actief inzake vaste telefonie, data en internet diensten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.3914 — Tele2/Versatel, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B–1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


12.8.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 197/11


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.3845 — PAI/CHR. Hansen)

(2005/C 197/08)

(Voor de EER relevante tekst)

Op 18 juli 2005 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://europa.eu.int/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector.

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32005M3845. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://europa.eu.int/eur-lex/lex)