ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 136

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

48e jaargang
3 juni 2005


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Raad

2005/C 136/1

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België, 2004-2008

1

2005/C 136/2

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken, 2004-2010

4

2005/C 136/3

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland, 2004-2008

7

2005/C 136/4

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Frankrijk, 2004-2008

9

2005/C 136/5

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Duitsland, 2004-2008

12

2005/C 136/6

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Ierland, 2004-2007

15

2005/C 136/7

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië, 2004-2008

18

2005/C 136/8

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Malta, 2004-2007

21

2005/C 136/9

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Polen, 2004-2007

23

2005/C 136/0

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde convergentieprogramma van Slowakije, 2004-2007

26

2005/C 136/1

Advies van de Raad van 17 februari 2005 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Finland, 2004-2008

29

 

Commissie

2005/C 136/2

Wisselkoersen van de euro

31

2005/C 136/3

Bekendmaking overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in zaak COMP/E-2/38.381 — De Beers-Alrosa ( 1 )

32

2005/C 136/4

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.3578 — BP/Nova Chemicals/JV) ( 1 )

34

2005/C 136/5

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.3826 — Trimoteur/NIBCapital/Fortis/Sandd) — Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure ( 1 )

35

2005/C 136/6

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

36

2005/C 136/7

Beknopte informatie van de lidstaten betreffende staatssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten

37

2005/C 136/8

Referentie- en terugvorderingspercentages op het gebied van staatssteun ( 1 )

40

2005/C 136/9

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

41

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Raad

3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/1


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België, 2004-2008

(2005/C 136/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2004-2008 behandeld. Het programma voldoet in grote lijnen aan de gegevensvereisten van de „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”. In het programma ontbreken de verplichte aannames op het gebied van het renteverloop. België wordt dan ook verzocht de gegevensvereisten voortaan volledig in acht te nemen.

(2)

Het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, gaat voor 2005 en 2006 uit van een reële BBP-groei van 2,5 %, die daarna afzwakt tot 2,0 % tegen het eind van de programmaperiode. Afgaande op de beschikbare informatie lijken deze groeihypothesen aannemelijk. Ook de in het programma opgenomen prognoses voor de inflatie lijken realistisch.

(3)

De in de actualisering geschetste budgettaire strategie is erop gericht de begroting sluitend te houden of met een gering overschot af te sluiten en de neerwaartse trend van de schuldquote te bestendigen om voorbereid te zijn op de budgettaire gevolgen van de vergrijzing. In de actualisering wordt voor 2005 en 2006 gerekend op een sluitende begroting en voor 2007 en 2008 op een overschot van respectievelijk 0,3 % en 0,6 % BBP. Al met al worden in het huidige programma de beoogde aanpassingen waarvan al in de vorige (tot en met 2007 lopende) actualisering sprake was, bevestigd en blijft het macro-economische scenario in grote lijnen ongewijzigd. Door de in 2001 gestarte en nog steeds lopende hervorming van het stelsel van directe belastingen en door hogere overheidsinvesteringen in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen in 2006 zal het primaire overschot tot 2006 iets dalen, maar daarna weer stijgen. Volgens het programma zal de rentelast voornamelijk als gevolg van de gestage schuldreductie dalen. Naar verwachting lopen de inkomsten tot 2006 terug en blijven ze daarna op een stabiel niveau, terwijl de primaire uitgaven tot 2008 licht dalen. Het conjunctuurgezuiverde saldo blijft (volgens berekeningen aan de hand van de algemeen aanvaarde methode en op basis van de in het programma voorkomende informatie) in de gehele programmaperiode positief: het loopt terug van 0,5 % BBP in 2004 tot 0,1 % BBP in 2006 en trekt daarna weer aan tot 0,9 % in 2008.

(4)

De risico's voor de budgettaire doelstellingen lijken elkaar min of meer in evenwicht te houden. Met name heeft de Belgische regering nog niet bekendgemaakt welke maatregelen zij zal treffen om de begroting van 2006 sluitend te houden. Het saldo loopt namelijk door de in 2001 gestarte en nog steeds lopende hervorming van het stelsel van directe belastingen terug met 0,3 % BBP en daarnaast profiteert de begroting van 2005 nog van een reeks kleinere eenmalige maatregelen (van in totaal ongeveer 0,2 % BBP). Tevens blijft het Belgische overheidssaldo ondanks het plausibele macro-economische scenario vrij gevoelig voor veranderingen in de economische groei (gevoeligheidsgraad: 0,6). Ten slotte is er ook sprake van enig risico als het gaat om de beheersing van de primaire uitgaven, met name op het niveau van het socialezekerheidsstelsel. De overschrijding van de uitgaven voor de gezondheidszorg in 2004 (die toch al met een hoog percentage van 4,5 % per jaar in reële termen mogen stijgen) duidt erop dat deze uitgaven een sterke groei blijven vertonen. Hoewel tegen het eind van 2004 nieuwe maatregelen (van in totaal 0,2 % BBP) zijn aangekondigd om de kosten in de gezondheidszorg terug te dringen, valt de effectiviteit ervan nog moeilijk te beoordelen. Wel is aan de minister van Sociale Zaken voor het grootste deel van 2005 mandaat verleend om bij eventuele verdere overschrijdingen zonder voorafgaand overleg met het parlement (of andere betrokkenen) snel de nodige maatregelen te treffen. Meer in het algemeen heeft de Belgische regering aan geloofwaardigheid gewonnen door zich te houden aan haar toezegging dat zij maatregelen zou treffen om de begroting sluitend te houden.

(5)

Gezien deze risicobeoordeling lijken de risico's voor de budgettaire doelstellingen elkaar min of meer in evenwicht te houden en is met de in het programma geschetste begrotingskoers voldoende gewaarborgd dat de in het stabiliteits- en groeipact vastgelegde middellangetermijndoelstelling van een begroting die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, wordt verwezenlijkt. Ook geldt voor elk jaar dat de marge groot genoeg is om te voorkomen dat de voor het tekort vastgestelde referentiewaarde van 3 % BBP bij normale conjuncturele schommelingen wordt overschreden.

(6)

De schuldquote is in 2004 uitgekomen op naar schatting 96,6 % en ligt daarmee ruim boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 %. In het programma wordt ervan uitgegaan dat de quote in de programmaperiode met 12,4 procentpunt zal dalen tot 84,2 % in 2008. In dit cijfer is rekening gehouden met het feit dat in 2005 een schuld van 7,4 miljard EUR (2,5 % BBP) wordt overgenomen van de NMBS (Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen). Door de overname van de schuld van de NMBS verloopt de schuldreductie in 2005 trager, maar voor het overige wil men de schuld juist sneller afbouwen dan in de vorige actualisering was aangegeven.

(7)

Wat de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn betreft, lijkt België op grond van de huidige omvang van de brutoschuld enig gevaar te lopen. Hoewel de schuldquote terugloopt, blijft deze hoog. De quote kan alleen gestaag worden teruggedrongen als de primaire overschotten gedurende een lange periode op een hoog niveau blijven. De in het programma geschetste strategie om de budgettaire lasten van de vergrijzing op te vangen, berust voornamelijk op een reductie van de brutoschuld, die moet worden gerealiseerd door de begroting sluitend te houden of met een gering overschot af te sluiten (hetgeen weer in eerste instantie afhangt van de mate waarin de primaire uitgaven in de hand worden gehouden), en op de oprichting van het Zilverfonds. Het zou wel eens moeilijk kunnen blijken om de primaire uitgaven, en met name die voor de gezondheids-zorg, in de hand houden. Toch is dit van belang gezien de strategie van de regering om de belastingdruk te verlichten en daarmee werkgelegenheid te scheppen. Gezien de verwachte stijging van de afhankelijkheidsratio van ouderen is het met het oog op de houdbaarheid op lange termijn van essentieel belang dat wordt vastgehouden aan deze globale strategie.

(8)

Algemeen genomen is het in het geactualiseerde programma geschetste economische beleid grotendeels in overeenstemming met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën. Met name is met de actualisering gewaarborgd dat de schuldquote een gestaag dalende trend blijft vertonen. Gezien de recente overschrijdingen van de uitgaven voor de gezondheidszorg (die toch al met een vrij hoog percentage van 4,5 % per jaar in reële termen mogen stijgen), bestaat er gevaar dat de groei van de reële uitgaven in Entiteit I (federale overheid en sociale zekerheid) niet beperkt blijft tot de beoogde 1,5 %. Met name met het oog op de financiële lasten van de vergrijzing is het dan ook van belang dat de primaire overschotten op een hoog niveau blijven en dat de reële groei van de uitgaven in de hand wordt gehouden.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

2008

Reëel BBP

(Verandering in %)

SP dec. 2004

2,4

2,5

2,5

2,1

2,0

COM okt. 2004

2,5

2,5

2,6

n.b.

n.b.

SP nov. 2003

1,8

2,8

2,5

2,1

n.b.

HICP-inflatie

(%)

SP dec. 2004

1,9

2,0

1,8

1,8

1,8

COM okt. 2004

2,0

1,9

1,8

n.b.

n.b.

SP nov. 2003

1,4

1,4

1,4

1,4

n.b.

Overheidssaldo

(% BBP)

SP dec. 2004

0,0

0,0

0,0

0,3

0,6

COM okt. 2004

-0,1

-0,3

-0,5

n.b.

n.b.

SP nov. 2003

0,0

0,0

0,0

0,3

n.b.

Primair saldo

(% BBP)

SP dec. 2004

4,9

4,5

4,4

4,5

4,7

COM okt. 2004

4,8

4,2

3,6

n.b.

n.b.

SP nov. 2003

5,1

4,8

4,7

4,8

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo

(% BBP)

SP dec. 2004 (2)

0,5

0,3

0,1

0,5

0,9

COM okt. 2004

0,4

0,0

-0,4

n.b.

n.b.

SP nov. 2003  (2)

0,6

0,2

0,0

0,3

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% BBP)

SP dec. 2004

96,6

95,5

91,7

88,0

84,2

COM okt. 2004

95,8

94,4

90,9

n.b.

n.b.

SP nov. 2003

97,6

93,6

90,1

87,0

n.b.

Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/4


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken, 2004-2010

(2005/C 136/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gelet op de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

HEEFT HET VOLGENDE ADVIES UITGEBRACHT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Denemarken voor de periode 2004 tot en met 2010 besproken. Het programma voldoet volledig aan de eisen van de „gedragscode voor de inhoud en de vorm van stabiliteits- en convergentieprogramma's”.

(2)

Het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, gaat uit van een reële BBP-groei die aantrekt van 2,2 % in 2004 tot 2,5 % in 2005, en in de periode 2006-2010 gemiddeld 1,7 % bedraagt. Op grond van de momenteel beschikbare informatie mogen de groeiprognoses van het scenario betrekkelijk voorzichtig worden genoemd. De in het programma gehanteerde inflatieverwachtingen lijken realistisch.

(3)

Het begrotingskader voor de middellange termijn omvat het streven om het jaarlijkse overheidsoverschot tot 2010 binnen een band van gemiddeld 1,5 tot 2,5 % van het BBP te houden, en met ingang van 2005 de reële jaarlijkse groei van de overheidsconsumptie tot 0,5 % te beperken; de beheersing van de uitgaven wordt versterkt door middel van een zogeheten belastingstop. De subsector van de centrale overheid en het pensioenstelsel zullen in de programmaperiode naar verwachting stabiele overschotten vertonen. Van de lagere overheden wordt verwacht dat zij hun begroting sluitend maken, zoals wettelijk is bepaald. In het geactualiseerde programma wordt het overschot geraamd op 1,2 % van het BBP in 2004, 2,0 % in 2005 en 1,6 % in 2006. In 2010 komt het overschot uit op 2,0 % van het BBP. Zowel de uitgaven- als de ontvangstenquote geeft over de prognoseperiode een geleidelijk dalende trend te zien. Gecorrigeerd voor het volgens de gebruikelijke methode geschatte conjunctuureffect, vertoont de begroting over de gehele prognoseperiode een batig saldo. De doelstellingen voor het overheidsoverschot verschillen nauwelijks van die in het geactualiseerde programma 2003. Wat de eerstkomende jaren betreft, zijn de verschillen het gevolg van herziene prognoses van de BBP-groei en van de effecten van recente beleidsmaatregelen, zoals het pakket fiscale maatregelen van maart 2004 waarmee het startschot is gegeven voor de uitvoering van de in 2003 aangenomen belastinghervorming. Vanaf 2007 zijn de overschotten lichtjes lager geraamd dan in de vorige actualisering, wegens een herziening van de demografische vooruitzichten met een neerwaartse bijstelling van de begrotingsbehoeften voor de lange termijn als gevolg. In het algemeen bevestigt de huidige actualisering dus de in de vorige versie uitgestippelde strategie, bij een vergelijkbaar macro-economisch scenario.

(4)

De risico's voor de in het programma vervatte begrotingsprognoses zijn redelijk in balans: de resultaten kunnen in de eerste jaren van de programmaperiode zelfs enigszins gunstiger uitvallen dan voorspeld. Denemarken laat nu al enige jaren overschotten op de overheids-begroting optekenen. Dat was ook het geval in 2003, toen het overschot 1,0 % van het BBP bedroeg, ondanks een BBP-groei van slechts 0,5 %. Hogere olieprijzen dan die waarvan in de actualisering is uitgegaan, zouden eveneens in een betere toestand van de overheidsfinanciën kunnen resulteren, gelet op het feit dat Denemarken in geringe mate netto-uitvoerder van aardolie is. De BBP-groei in de komende jaren, die grotendeels op de binnenlandse vraag zal steunen, moet tevens zorgen voor duurzame ontvangsten en zodoende een gunstige ontwikkeling van de openbare financiën in de hand werken. Risico's die de prognoses op middellange termijn neerwaarts kunnen beïnvloeden, zijn bijvoorbeeld het onvermogen om de uitgaven van de overheid, met name op de lagere niveaus, gelijke tred te laten houden met de vooropgestelde groei, of om de werkgelegenheidsdoelstellingen voor de middellange termijn te verwezenlijken.

(5)

Rekening houdende met deze risicobeoordeling, is de in de programma's uitgestippelde begrotingsstrategie toereikend om gedurende de gehele periode een begrotingssituatie te handhaven die op middellange termijn „vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont”, zoals het stabiliteits- en groeipact voorschrijft. Zij verschaft ook een voldoende grote veiligheidsmarge om het hoofd te kunnen bieden aan normale conjunctuurfluctuaties zonder de referentiewaarde van het tekort, te weten 3 % van het BBP, te overschrijden.

(6)

De brutoschuldquote bedroeg in 2003 44,70 % van het BBP en zal volgens de prognose van het geactualiseerde programma in 2010 tot 28,75 % zijn teruggebracht. De belangrijkste bijdragen tot de vermindering van de schuldquote worden geleverd door positieve primaire saldi en de nominale BBP-groei.

(7)

Denemarken lijkt in een betrekkelijk gunstige positie te verkeren wat betreft de lange-termijnvooruitzichten voor houdbare openbare financiën, ondanks de vergrijzing en de daarmee gepaard gaande aanzienlijke begrotingslasten. De in het programma geschetste begrotingsstrategie, die hoofdzakelijk op verdere schuldconsolidatie door middel van ononderbroken begrotingsoverschotten is gebaseerd, moet op termijn leiden tot houdbare openbare financiën. Het continu in bedwang houden van de uitgaven en terzelfder tijd aanzienlijk doen groeien van de werkgelegenheid — de andere pijler van de strategie — is evenwel geen sinecure.

(8)

Het economisch beleid dat uit het geactualiseerde programma naar voren komt, is grotendeels in overeenstemming met de landspecifieke aanbevelingen op het gebied van de openbare financiën die in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid zijn gedaan.

Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

2010

Reëel BBP

(Verandering in %)

CP nov. 2004

2,2

2,5

1,3

1,9

1,8

COM okt. 2004

2,3

2,4

2,0

n.b.

n.b.

CP nov. 2003

2,3

2,2

1,9

1,7

1,7

HICP-inflatie

(%)

CP nov. 2004

1,2

1,7

1,6

1,7

1,6

COM okt. 2004

1,1

1,9

1,6

n.b.

n.b.

CP nov. 2003

1,8

1,7

1,7

1,7

1,7

Overheidssaldo

(in % van het BBP)

CP nov. 2004

1,2

2,0

1,6

1,7

2,0

COM okt. 2004 (3)

2,0

2,6

2,8

n.b.

n.b.

CP nov. 2003

1,3

1,8

1,9

2,1

2,1

Primair saldo

(in % van het BBP)

CP nov. 2004 (4)

4,3

4,8

4,5

4,6

4,4

COM okt. 2004

4,4

4,9

4,9

n.b.

n.b.

CP nov. 2003

2,3

2,7

2,6

2,3

2,3

Conjunctuurgezuiverd saldo

(in % van het BBP)

CP nov. 2004 (2)

1,7

2,0

2,0

2,0

2,3

COM okt. 2004

2,6

2,9

3,0

n.b.

n.b.

CP nov. 2003 (2)

1,1

1,5

1,7

1,9

2,1

Bruto overheidsschuld

(in % van het BBP)

CP nov. 2004

42,3

39,4

37,4

35,3

28,8

COM okt. 2004

41,5

37,5

34,2

n.b.

n.b.

CP nov. 2003

41,2

38,7

36,4

27,5

27,5

Geactualiseerd Convergentieprogramma (CP) van november 2003 en november 2004; economische najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM; zie noot 2 hierboven); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.

(3)  In de BTP-kennisgeving van september 2004 heeft Denemarken gegevens over het overheidssaldo en de brutoschuld verstrekt waarbij het ATP-fonds niet tot de overheidssector werd gerekend, wat het overheidsoverschot met circa 1 procentpunt BBP verminderde. Op grond daarvan is het ATP-overschot ook in de najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie niet meegerekend. In de onderhavige evaluatie zijn de cijfers van de diensten van de Commissie voor het overheidssaldo en de brutoschuld herberekend inclusief het ATP-fonds, zoals ook in de actualisering van het programma het geval is. Als gevolg daarvan zijn de cijfers van de Commissie voor overheidssaldo en overheidsschuld verschillend van die welke in de najaarsprognoses werden vermeld.

(4)  Het geactualiseerde programma bevat de primaire saldi zonder de netto rente-uitgaven, en niet zonder de bruto rente-uitgaven zoals gebruikelijk is; de in deze tabel vermelde primaire saldi zijn exclusief de bruto rente-uitgaven.

Bronnen:

Geactualiseerd Convergentieprogramma (CP) van november 2003 en november 2004; economische najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM; zie noot 2 hierboven); berekeningen van de diensten van de Commissie.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/7


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland, 2004-2008

(2005/C 136/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Estland voor de periode 2004-2008 behandeld. Het programma voldoet aan de gegevensvereisten van de herziene gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's.

(2)

In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt ervan uitgegaan dat de reële BBP-groei zal aantrekken van 5,6 % in 2004 tot gemiddeld 6,0 % in de rest van de programmaperiode. Afgaande op de momenteel beschikbare informatie lijkt dit scenario op aannemelijke groeihypothesen gebaseerd te zijn. Ook de programmaprognoses voor de inflatie lijken realistisch.

(3)

Estland mikt op een begrotingssituatie die gedurende de gehele programmaperiode vrijwel in evenwicht is of een gering overschot vertoont. Voor 2004 wordt in het programma uitgegaan van een begrotingsoverschot van 1 % van het BBP, wat 0,3 % meer is dan het in het programma van mei 2004 geplande overschot. Vanaf 2005 worden sluitende begrotingen voorzien, wat ook in het vorige programma reeds het geval was. Aangenomen wordt dat de overheidsinvesteringen in 2004 met 1 procentpunt van het BBP zijn gestegen tot 4,4 % en tegen 2008 zullen afnemen tot 3,9 %, waarmee zij ruim boven het EU-gemiddelde blijven (2,4 % van het BBP in 2004).

(4)

De risico's die aan de in het programma vervatte begrotingsprognoses verbonden zijn, lijken grotendeels in balans te zijn. Enerzijds laat het behoedzame macro-economische scenario vermoeden dat de ontvangsten hoger en de uitgaven iets lager kunnen uitvallen dan geraamd. Estland heeft de afgelopen jaren immers de reputatie opgebouwd dat het doorgaans voorzichtige prognoses opstelt en dat het de begrotingsdoelstellingen herhaaldelijk overtreft. Anderzijds kunnen onverwachte tegenvallers aan de ontvangstenzijde als gevolg van de geplande belastingverlagingen of een ongunstig effect van exogene schokken op de groei niet volledig worden uitgesloten. Gezien de balans tussen de positieve en negatieve risico's lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie te volstaan om de in het stabiliteits- en groeipact vastgelegde middellangetermijndoelstelling van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is, gedurende de gehele programmaperiode (2004-2008) te verwezenlijken. De strategie lijkt tevens een veiligheidsmarge te bieden die groot genoeg is om te voorkomen dat de tekortdrempel van 3 % van het BBP bij normale macro-economische schommelingen wordt overschreden.

(5)

De schuldquote zou in 2004 4,8 % van het BBP hebben bedragen, aanzienlijk minder dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het BBP en tevens het laagste cijfer van de hele EU. In het programma wordt voorspeld dat de schuldquote tijdens de programmaperiode nog met 1,9 procentpunt zal teruglopen.

(6)

Estland lijkt zich in een gunstige positie te bevinden wat betreft de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn, ondanks de verwachte aanzienlijke budgettaire kosten van de vergrijzing. Een lage overheidsschuld, aanzienlijke financiële reserves van de overheid en een begrotingsstrategie op middellange termijn die volledig in overeenstemming is met de doelstelling van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, in combinatie met geloofwaardige en grondige hervormingen van het pensioen-stelsel en de gezondheidszorg waarmee wordt beoogd de budgettaire druk op de langere termijn te verlichten, moeten een blijvende houdbaarheid van de openbare financiën garanderen.

(7)

Het in de actualisering geschetste economische beleid is grotendeels in overeenstemming met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën. Het hoger dan verwachte begrotingsoverschot in 2004 spoort met de aanbeveling om een procyclisch begrotingsbeleid te vermijden. Gelet op het feit dat het tekort op de externe rekening in 2004 wellicht geen al te grote (of zelfs helemaal geen) daling te zien heeft gegeven, kan een snelle vermindering van het begrotingsoverschot er evenwel toe leiden dat de gevolgde begrotingsstrategie in onvoldoende mate bijdraagt tot de correctie van de externe onevenwichtigheid.

Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

2008

Reëel BBP

(Verandering in %)

CP dec. 2004

5,6

5,9

6,0

6,0

6,0

COM okt. 2004

5,9

6,0

6,2

n.b.

n.b.

CP mei 2004

5,3

5,8

5,6

5,9

5,8

HICP-inflatie (2)

(%)

CP dec. 2004

3,3

3,2

2,5

2,8

2,8

COM okt. 2004

3,4

3,5

2,8

n.b.

n.b.

CP mei 2004

3,1

3,0

2,8

2,8

2,8

Overheidssaldo

(% van het BBP)

CP dec. 2004

1,0

0,0

0,0

0,0

0,0

COM okt. 2004

0,5

0,2

0,1

n.b.

n.b.

CP mei 2004

0,7

0,0

0,0

0,0

0,0

Primair saldo

(% van het BBP)

CP dec. 2004

1,3

0,2

0,2

0,2

0,2

COM okt. 2004

0,8

0,4

0,3

n.b.

n.b.

CP mei 2004

1,0

0,3

0,3

0,3

0,3

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

CP dec. 2004

4,8

4,6

4,3

3,1

2,9

COM okt. 2004

4,8

4,4

4,2

n.b.

n.b.

CP mei 2004

5,4

5,1

4,7

3,4

3,2

Convergentieprogramma (CP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM).


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  In het programma wordt verwezen naar de nationale CPI-definitie in plaats van naar het HICP.

Bronnen:

Convergentieprogramma (CP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM).


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/9


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Frankrijk, 2004-2008

(2005/C 136/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), met name op artikel 5, lid 3,

Gelet op de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Frankrijk voor de periode 2004-2008 behandeld. Het programma voldoet in grote lijnen aan de gegevensvereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”. Het programma bevat echter niet de verplichte prognoses voor de totale groei van de werkgelegenheid volgens de definitie van de nationale rekeningen. Frankrijk wordt dan ook verzocht de gegevensvereisten voortaan volledig in acht te nemen.

(2)

In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt erop gerekend dat de reële BBP-groei in de periode 2004-2008 2,5 % zal bedragen, iets boven het potentiële groeipercentage. Afgaande op de momenteel beschikbare informatie mogen de groeihypothesen van dit scenario aannemelijk worden genoemd, hoewel de groeiprognoses van de Commissie iets lager liggen. Ook de inflatieprognoses van het programma lijken realistisch.

(3)

De Raad heeft op 3 juni 2003 besloten dat er in Frankrijk een buitensporig tekort bestond en aanbevolen deze buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2004 te corrigeren. In haar op 14 december 2004 goedgekeurde mededeling aan de Raad met als titel „Stand van zaken in Duitsland en Frankrijk wat hun verplichtingen onder de buitensporigtekortprocedure betreft na het arrest van het Hof van Justitie” (2), concludeerde de Commissie dat 2005 de uiterste termijn was voor de correctie van het buitensporig tekort, aangezien de juridische gevolgen van de conclusies van de Raad van november 2003 gehandhaafd bleven totdat ze door het Hof nietig waren verklaard. De voornaamste doelstelling van de in het programma geschetste begrotingsstrategie bestaat erin het overheidstekort tegen 2005 onder de 3 % BBP te brengen. Het programma heeft ook tot doel in de loop van de daaropvolgende jaren een gestage daling van het overheidstekort te bewerkstellingen. Verwacht wordt dat het tekort vanaf 2005 geleidelijk zal dalen met 0,6 à 0,7 procentpunt BBP per jaar om in 2008 0,9 % BBP te bedragen. De huidige actualisering bevestigt grotendeels de in het vorige programma geplande aanpassing bij een enigszins gunstiger macro-economisch scenario. Volgens de berekeningen van de Commissie op basis van de prognoses in het programma en de algemeen aanvaarde methode zou het conjunctuurgezuiverde saldo vanaf 2005 eveneens met ongeveer 0,6 à 0,7 procentpunt BBP per jaar verbeteren en zou het in 2008 uitkomen op - 0,7 % BBP. De begrotingsstrategie voor de middellange termijn is, evenals in eerdere geactualiseerde programma's, gebaseerd op het vaststellen van meerjarige doelstellingen voor de stijging van de reële overheidsuitgaven die een vermindering van de uitgavenquote impliceren, met name als gevolg van het uitvoeren van structurele hervormingen.

(4)

Op basis van de momenteel beschikbare informatie zouden de maatregelen van de Franse autoriteiten toereikend moeten zijn om het tekort in 2005 tot onder 3 % BBP terug te dringen. De begrotingssituatie in Frankrijk blijft evenwel kwetsbaar. Met het oog op de correctie van het buitensporig tekort is het noodzakelijk dat alle geplande maatregelen daadwerkelijk worden toegepast en dat aanvullende maatregelen worden genomen indien er zich ongunstige ontwikkelingen voordoen. Aangezien de in 2005 verwachte daling van het tekort met name het resultaat zal zijn van een eenmalige betaling ten belope van 0,5 % BBP, is de verwachte onderliggende begrotingsaanpassing voor 2005 vrij beperkt. In de jaren na 2005 zou het begrotingsresultaat slechter kunnen zijn dan in het programma wordt voorspeld. Bij het huidige beleid lijkt in het bijzonder de tekortdoelstelling voor 2006 aan risico's onderhevig te zijn, aangezien er voor dat jaar belastingverlagingen zijn aangekondigd en belangrijke eenmalige inkomsten zullen wegvallen. Omdat voorts de in de vorige geactualiseerde programma's vastgestelde uitgavendoelstellingen bij lange na niet zijn gehaald, lijken de uitgaven- en de tekortdoelstelling voor de periode 2006-2008 bij het huidige beleid moeilijk te verwezenlijken. Er zijn structurele hervormingen uitgevoerd (Loi Organique relative aux Lois de Finances, onafhankelijk comité van toezicht voor het beheer van de gezondheidszorg). Deze hervormingen zijn duidelijke stappen in de goede richting en zouden de begrotingsdoelstellingen dichterbij moeten brengen.

(5)

In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie ontoereikend te zijn voor het verschaffen van een veiligheidsmarge die groot genoeg is om te voorkomen dat het tekort vóór 2007 bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3 % BBP overschrijdt. Voorts volstaat de strategie evenmin om in de loop van de programmaperiode een begrotingssituatie te bewerkstellingen die vrijwel in evenwicht is, hetgeen de middellangetermijndoelstelling is die volgens het stabiliteits- en groeipact moet worden nagestreefd.

(6)

Volgens de ramingen lag de schuldquote in 2004 met 64,8 % BBP boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % BBP. In het programma wordt ervan uitgegaan dat de schuldquote vanaf 2006 daalt en in 2008 62 % BBP bedraagt. De ontwikkeling van de schuldquote is aan dezelfde risico's onderhevig als de tekortdoelstellingen.

(7)

Wat de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn betreft, lijkt Frankrijk nog steeds enig gevaar te lopen. De uitvoering van belangrijke structurele hervormingen in het pensioenstelsel en de gezondheidszorg, die respectievelijk in 2003 en in 2004 tot stand zijn gebracht, hebben de uitgangspositie van het land verbeterd. Verdere inspanningen (nog meer begrotingsconsolidatie en hervormingen) zullen evenwel nodig zijn om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën de komende jaren volledig te kunnen garanderen.

(8)

Het in het geactualiseerde programma 2004 geschetste economische beleid is gedeeltelijk in overeenstemming met de aanbevelingen in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid, met name die welke gevolgen hebben voor het begrotingsbeleid. Frankrijk heeft belangrijke structurele hervormingen uitgevoerd, in het bijzonder op het gebied van de gezondheidszorg en het pensioenstelsel, waardoor het zich in een betere positie bevindt om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. Het conjunctuurgezuiverde saldo zal in 2004 met 0,4 % BBP zijn gereduceerd, minder dan werd aanbevolen. Wel zijn de meevallers in de inkomsten van de Staat volledig naar tekortreductie gegaan. Al met al is de in de actualisering 2004 geplande aanpassing op middellange termijn weliswaar aanzienlijk maar met onzekerheden omgeven. Tijdens de programmaperiode zal de aanpassing niet leiden tot een vrijwel evenwichtige begrotingssituatie.

Gezien deze beoordeling acht de Raad het wenselijk dat Frankrijk:

i)

het nodige doet om het buitensporige tekort in 2005 te corrigeren;

ii)

erop toeziet dat in de jaren na 2005 de begrotingsconsolidatie wordt voortgezet zodat in 2008 een begrotingssituatie kan worden bewerkstelligd die vrijwel in evenwicht is; en

iii)

de structurele hervormingen voortzet en de uitgaven in de hand houdt om ervoor te zorgen dat de in het programma vastgestelde meerjarige uitgavendoelstellingen worden gehaald.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

2008

Reëel BBP

(Verandering in %)

SP dec. 2004

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

COM okt. 2004

2,4

2,2

2,2

n.b.

n.b.

SP dec. 2003

1,7

2,5

2,5

2,5

n.b.

HICP-inflatie

(%)

SP dec. 2004

2,2

1,8

1,5

1,5

1,5

COM okt. 2004

2,3

2,0

1,8

n.b.

n.b.

SP dec. 2003

1,5

1,5

1,5

1,5

n.b.

Overheidssaldo

(% BBP)

SP dec. 2004

-3,6

-2,9

-2,2

-1,6

-0,9

COM okt. 2004

-3,7

-3,0

-3,3

n.b.

n.b.

SP dec. 2003

-3,55

-2,9

-2,2

-1,5

n.b.

Primair saldo

(% BBP)

SP dec. 2004

-0,7

0,1

0,8

1,5

2,2

COM okt. 2004

-0,7

-0,1

-0,4

n.b.

n.b.

SP dec. 2003

-0,6

0,1

0,9

1,6

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo

(% BBP)

SP dec. 2004 (3)

-3,4

-2,7

-2,0

-1,4

-0,7

COM okt. 2004

-3,5

-2,8

-3,1

n.b.

n.b.

SP dec. 2003 (3)

-3,2

-2,6

-1,9

-1,3

n.b.

Bruto-overheidsschuld

(% BBP)

SP dec. 2004

64,8

65,0

64,6

63,6

62,0

COM okt. 2004

64,9

65,5

66,3

n.b.

n.b.

SP dec. 2003

62,8

63,2

62,8

61,8

n.b.

Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Document COM(2004) 813 van 14 december 2004.

(3)  Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/12


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Duitsland, 2004-2008

(2005/C 136/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Duitsland voor de periode 2004-2008 behandeld. Het programma voldoet in grote lijnen aan de gegevensvereisten van de herziene gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's. Daar wordt evenwel bij aangetekend dat meestal afgeronde cijfers worden gehanteerd en onverenigbare gegevens door elkaar worden gebruikt. Wel zijn er detailverbeteringen te constateren. Zo wordt het ESR 95 in het macro-economische scenario en bij de budgettaire prognoses nu consequent als statistisch kader gebruikt. Duitsland wordt dan ook verzocht de gegevensvereisten voortaan volledig in acht te nemen.

(2)

Het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, gaat voor 2005 uit van een reële BBP-groei van 1,7 %, die daarmee praktisch ongewijzigd blijft in vergelijking met de groei van 1,8 % die voor 2004 wordt verwacht. Als de cijfers worden gecorrigeerd voor kalendereffecten (die bepaald aanzienlijk zijn), is er voor 2005 sprake van een groeiversnelling met 0,75 procentpunt. Voor de laatste drie jaar van het programma wordt een stabiele groei van 2 % per jaar verwacht. Vanuit huidig perspectief lijkt dit scenario aannemelijk, met uitzondering van de groeiraming voor 2005, die aan de hoge kant lijkt. De prognoses voor de inflatie worden vrij hoog geacht.

(3)

Op 21 januari 2003 besloot de Raad dat er in Duitsland een buitensporig tekort bestond, en werd het land aanbevolen dit tekort uiterlijk in 2004 te corrigeren. In de op 14 december 2004 (2) vastgestelde mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement met als titel: „Stand van zaken in Duitsland en Frankrijk wat hun verplichtingen onder de buitensporigtekortprocedure betreft na het arrest van het Hof van Justitie”, concludeerde de Commissie echter dat aan de conclusies van de Raad van november 2003 tot de nietigverklaring ervan door het Hof rechtsgevolgen verbonden waren en daarom zou moeten worden uitgegaan van het jaar 2005 als uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort. Conform deze mededeling is de begrotingsstrategie in het programma in de eerste plaats erop gericht het overheidstekort in 2005 onder de 3 % van het BBP te brengen. Ook wordt gemikt op een verdere daling van dit tekort in de jaren daarna: er wordt van uitgegaan dat het vanaf 2005 met een half procentpunt per jaar terugloopt tot afgerond 1,5 % van het BBP in 2008. Volgens berekeningen van de Commissie aan de hand van de prognoses in het programma en van de algemeen aanvaarde methode daalt het conjunctuurgezuiverde tekort vanaf 2005 met iets minder dan 0,5 procentpunt van het BBP om in 2008 uit te komen op zo'n 1 % van het BBP. Evenals in vorige actualiseringen is de budgettaire middellangetermijnstrategie gericht op de uitvoering van een evenwichtig programma waarin structurele hervormingen, consolidatie van de begroting en stabilisatie van de conjunctuur centraal staan.

(4)

Afgaande op de thans beschikbare informatie zouden de maatregelen die de Duitse autoriteiten in november 2004 hebben aangekondigd, moeten volstaan om het tekort in 2005 terug te dringen tot 2,9 % van het BBP. In de najaarsprognoses van oktober 2004 gingen de diensten van de Commissie nog uit van een tekort van 3,4 % van het BBP. De begroting blijft evenwel kwetsbaar. Om het buitensporige tekort te corrigeren, moeten alle voorgenomen maatregelen onverkort ten uitvoer worden gelegd en moeten aanvullende maatregelen worden getroffen bij ongunstige ontwikkelingen die de voor 2005 beoogde terugdringing van het tekort tot onder de 3 % van het BBP in gevaar kunnen brengen. In de jaren na 2005 kan het budgettaire resultaat ongunstiger uitvallen dan in het programma wordt verwacht. Wel zal het overheidstekort waarschijnlijk onder de 3 % van het BBP blijven. Ondanks de ingrijpende structurele hervormingen, die naar alle waarschijnlijkheid op middellange termijn zullen leiden tot lagere uitgaven, wordt er in de actualisering van uitgegaan dat het conjunctuurgezuiverde saldo tegen het eind van de programmaperiode slechts in zeer geringe mate verbetert, namelijk met minder dan een half procentpunt. Bovendien lijkt het traject van budgettaire aanpassingen in de laatste jaren van het programma aan de optimistische kant. Ook leiden de in november 2004 aangekondigde eenmalige maatregelen om het tekort in 2005 terug te dringen tot onder de 3 % van het BBP, tot een zekere verzwakking van de begrotingspositie aan het eind van de programmaperiode en daarna.

(5)

In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie ontoereikend te zijn voor het verschaffen van een veiligheidsmarge die groot genoeg is om te voorkomen dat het tekort vóór 2008 bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3 % BBP overschrijdt. Evenmin is met deze koers voldoende gewaarborgd dat de in het stabiliteits- en groeipact vastgelegde middellangetermijndoelstelling van een begroting die vrijwel in evenwicht is, binnen de programmaperiode wordt bereikt.

(6)

De schuldquote zal in 2004 uitkomen op naar schatting 65,5 % van het BBP en ligt daarmee boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 %. In het programma wordt ervan uitgegaan dat de quote in 2005 oploopt tot 66 %, in 2006 op dit niveau blijft en vanaf 2007 weer daalt om uit te komen op 65 % in 2008. Gezien de risico's voor de bovengenoemde begrotingsdoelstellingen zal de ontwikkeling van de quote waarschijnlijk echter een ongunstiger beeld te zien geven.

(7)

Wat de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn betreft, lijkt Duitsland nog steeds enig gevaar te lopen. Duitsland zou in een vrij gunstige positie kunnen verkeren, mits de aan het programma ten grondslag liggende structurele hervormingen daadwerkelijk worden uitgevoerd en de inspanningen om de houdbaarheid op lange termijn verder te verbeteren, worden voortgezet. Met het oog op de houdbaarheid op lange termijn is het evenwel van essentieel belang dat de beoogde consolidatie van de begroting op middellange termijn en de vermindering van de overheidsschuld ook daadwerkelijk tot stand worden gebracht; zowel de deelstaten als de socialezekerheidsstelsels hebben daarin een rol te spelen. Dankzij de al wettelijk vastgestelde structurele hervormingen in het kader van „Agenda 2010” en met name dankzij de hervorming van het pensioenstelsel zullen de budgettaire gevolgen van de vergrijzing waarschijnlijk worden beperkt. Het is echter nog niet zeker of de lopende hervormingen, met name die in de gezondheidszorg, eveneens zullen leiden tot lagere uitgaven.

(8)

Algemeen genomen is het in het geactualiseerde programma 2004 geschetste economische beleid slechts gedeeltelijk in overeenstemming met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën. Met name heeft in 2004 geen reductie van het conjunctuurgezuiverde tekort plaatsgevonden. Bovendien bedraagt de beoogde aanpassing van dit tekort vanaf 2007 minder dan 0,5 procentpunt van het BBP en kan deze ook nog in gevaar komen. Daardoor zal er in de programmaperiode geen sprake zijn van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is, ook al heeft Duitsland ingrijpende structurele hervormingen doorgevoerd, met name op de arbeidsmarkt en in de pensioenstelsels. Duitsland heeft ingrijpende structurele hervormingen doorgevoerd, met name op de arbeidsmarkt en in de pensioenstelsels. Door deze hervormingen verkeert het land nu in een betere uitgangspositie om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. Het blijft evenwel van essentieel belang dat Duitsland erin slaagt een weg in te slaan die betere resultaten te zien geeft wat de reële en potentiële groei betreft.

Gezien deze beoordeling acht de Raad het wenselijk dat Duitsland:

i)

het nodige doet om het buitensporige tekort in 2005 te corrigeren;

ii)

in de jaren na 2005 budgettaire aanpassingen doorvoert en de nodige structurele inspanningen levert, teneinde tegen het eind van de programmaperiode een begrotingssituatie tot stand te brengen die vrijwel in evenwicht is; en

iii)

doorgaat met structurele hervormingen, met name in de gezondheidszorg, om de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn nog verder te verbeteren.

Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

2008

Reëel BBP

(Verandering in %)

SP dec. 2004

1,8

1,7

1 Formula

2

2

COM okt. 2004

1,9

1,5

1,7

SP jan. 2004

1,7

2 Formula

2 Formula

2 Formula

HICP-inflatie

(%)

SP dec. 2004

COM okt. 2004

1,7

1,3

1,1

SP jan. 2004

Overheidssaldo

(in % van het BBP)

SP dec. 2004

-3 Formula

-2,9

-2 Formula

-2

-1 Formula

COM okt. 2004

-3,9

-2,9

-2,6

SP jan. 2004

-3 Formula

-2 Formula

-2

-1 Formula

Primair saldo

(in % van het BBP)

SP dec. 2004

- Formula

0

Formula

1 Formula

2

COM okt. 2004

-0,8

0,2

0,5

SP jan. 2004

- Formula

Formula

1

1 Formula

Conjunctuurgezuiverd saldo

(in % van het BBP)

SP dec. 2004 (3)

-3,0

-2,4

-1,9

-1,6

-1,3

COM okt. 2004

-3,4

-2,4

-2,1

SP jan. 2004 (3)

-2,5

-2,1

-1,6

-1,4

Bruto overheidsschuld

(in % van het BBP)

SP dec. 2004

65 Formula

66

66

65 Formula

65

COM okt. 2004

65,9

66,7

67,1

SP jan. 2004

65

65 Formula

65 Formula

65

Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM), aangepast op basis van het in november ingediende aanvullende bezuinigingspakket, zie de op 14 december 2004 vastgestelde mededeling van de Commissie aan de Raad met als titel: „Stand van zaken in Duitsland en Frankrijk wat hun verplichtingen onder de buitensporigtekortprocedure betreft na het arrest van het Hof van Justitie”, COM(2004) 813; berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997.

(2)  Document COM(2004) 813 van 14 december 2004.

(3)  Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM), aangepast op basis van het in november ingediende aanvullende bezuinigingspakket, zie de op 14 december 2004 vastgestelde mededeling van de Commissie aan de Raad met als titel: „Stand van zaken in Duitsland en Frankrijk wat hun verplichtingen onder de buitensporigtekortprocedure betreft na het arrest van het Hof van Justitie”, COM(2004) 813; berekeningen van de diensten van de Commissie.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/15


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Ierland, 2004-2007

(2005/C 136/06)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), met name op artikel 5, lid 3,

Gelet op de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Ierland voor de periode 2004-2007 behandeld. Dit programma voldoet aan de gegevensvereisten van de „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”.

(2)

In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt voor 2004 uitgegaan van een reële BBP-groei van 5,3 %, die zich tijdens de resterende programmaperiode rond een gemiddelde van 5,2 % zal stabiliseren. Op grond van de momenteel beschikbare informatie mogen de groeiprognoses van dit scenario aannemelijk worden genoemd. De in het programma gehanteerde HICP-inflatieverwachtingen lijken evenwel aan de lage kant te zijn.

(3)

Na een in eerste instantie onvoorzien overschot in 2004 als gevolg van hoger dan verwachte ontvangsten, onder meer dankzij eenmalige inkomsten en omdat minder werd uitgegeven dan aanvankelijk was begroot, wordt in de strategie die in het geactualiseerde programma wordt uitgestippeld, uitgegaan van een gering en vrij stabiel tekort vanaf 2005. Tijdens de programmaperiode vertonen zowel de uitgaven- als de inkomstenquote een dalende trend, hoewel de uitgavenquote in 2005 stijgt als gevolg van recente begrotingsmaatregelen. Tegelijkertijd wordt momenteel een aanzienlijk programma van overheidsinvesteringen uitgevoerd, hetgeen resulteert in een gemiddelde investeringsquote van de overheid tijdens de programmaperiode van net geen 4 % BBP (gelijk aan net geen 5 % BNP). Gecorrigeerd voor het volgens de gebruikelijke methode geschatte conjunctuureffect, vertoont de begroting over de gehele prognoseperiode een batig conjunctuurgezuiverd saldo, met uitzondering van een gering tekort in 2005. Toch dient erop gewezen te worden dat door de bijzondere kenmerken van de Ierse economie de ramingen van de output gap en dus van de conjunctuurgezuiverde saldi ongewoon grote onzekerheidsmarges vertonen. Ten opzichte van het vorige programma wordt in de huidige actualisering gerekend op betere overheidssaldi bij een gunstiger macro-economisch scenario.

(4)

De aan de begrotingsprognoses verbonden risico's lijken elkaar in evenwicht te houden. De ramingen van de ontvangsten lijken plausibel te zijn en doordat in de prognoses voor 2006 en 2007 voorzieningen voor onvoorziene gebeurtenissen zijn opgenomen, zou het eindresultaat beter kunnen uitvallen dan verwacht. Wat de uitgaven betreft, heeft Ierland recentelijk ook een bemoedigende vooruitgang bij het naleven van de uitgavendoelstellingen te zien gegeven, hetgeen erop wijst dat de recente maatregelen die werden genomen met het oog op een versterking van de uitgavenbeperkingen, doeltreffend zijn. Daar staat evenwel tegenover dat er ook enkele risico's zijn die tot grotere nominale tekorten kunnen leiden. Vooral het groeitempo van de uitgaven lijkt in de laatste jaren van het programma vrij laag ingeschat te zijn.

(5)

In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie toereikend te zijn om tot en met 2007 een begrotingssituatie te bewerkstelligen die nagenoeg in evenwicht is of een overschot vertoont (de middellangetermijndoelstelling volgens het stabiliteits- en groeipact). Deze strategie biedt ook een voldoende veiligheidsmarge om gedurende de gehele programmaperiode het hoofd te kunnen bieden aan normale conjunctuurfluctuaties zonder de referentiewaarde voor het tekort, 3 % van het BBP, te overschrijden.

(6)

De overheidsschuld zou in 2004 gedaald zijn tot 30,5 % BBP, hetgeen beduidend lager is dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % BBP. Volgens de in het programma opgenomen prognoses zal de schuldquote zich in de periode 2005-2007 stabiliseren rond 30 % BBP. Mocht het nationale pensioenreservefonds (National Pensions Reserve Fund — NPRF) geen niet-overheidsactiva verwerven, dan zou de schuldquote in de loop van de programmaperiode aanzienlijk dalen.

(7)

Ierland lijkt zich in een vrij gunstige positie te bevinden wat betreft de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn. De vrij lage Ierse schuldquote, de reeds tot stand gebrachte pensioenhervormingen en de accumulatie van reserves in het NPRF bevorderen de houdbaarheid van de begroting en maken het mogelijk de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. De in het programma uitgestippelde strategie stemt grotendeels overeen met het kader van het stabiliteits- en groeipact en is gebaseerd op verdere vermogensaanwas in het raam van het NPFR. Al met al zouden door de relatief lage belastingdruk in Ierland alle houdbaarheidsproblemen die zich op de langere termijn zouden kunnen voordoen, vlot moeten kunnen worden opgevangen.

(8)

Het geactualiseerde programma geeft een overzicht van het regeringsprogramma voor structurele hervormingen dat gericht is op een betere kwaliteit voor overheidsdiensten, efficiëntere overheidsuitgaven en het aanpakken van de infrastructuurbehoeften van de Ierse economie. Al met al zijn de in het geactualiseerde programma geschetste beleidsmaatregelen grotendeels in overeenstemming met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid 2003-2005 op het gebied van de openbare financiën, waarin de Ierse autoriteiten werd aanbevolen de efficiëntie van de overheidsuitgaven te verhogen, het begrotingskader voor de middellange termijn te verbeteren en voorrang te verlenen aan de punten uit het nationale ontwikkelingsplan die op de infrastructuur betrekking hebben.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

Reëel BBP

(Verandering in %)

SP december 2004

5,3

5,1

5,2

5,4

COM okt. 2004 (3)

5,2

4,8

5,0

n.b.

SP december 2003

3,3

4,7

5,2

n.b.

HICP-inflatie

(%)

SP december 2004

2,3

2,1

2,0

1,9

COM okt. 2004 (3)

2,3

2,4

2,4

n.b.

SP december 2003

2,3

2,0

2,0

n.b.

Overheidssaldo

(% BBP)

SP december 2004

0,9

-0,8

-0,6

-0,6

COM okt. 2004 (3)

-0,2

-0,6

-0,5

n.b.

SP december 2003

-1,1

-1,4

-1,1

n.b.

Primair saldo

(% BBP)

SP december 2004

2,1

0,6

0,6

0,7

COM okt. 2004 (3)

1,2

0,7

0,8

n.b.

SP december 2003

0,3

0,1

0,3

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo

(% BBP)

SP december 2004 (2)

1,2

-0,2

0,1

0,0

COM okt. 2004 (3)

0,1

0,0

0,3

n.b.

SP december 2003 (2)

-0,7

-0,8

-0,5

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% BBP)

SP december 2004

30,5

30,1

30,1

30,0

COM okt. 2004 (3)

30,7

30,7

30,6

n.b.

SP december 2003

33,3

33,5

33,3

n.b.

Geactualiseerde stabiliteitsprogramma's van Ierland, december 2003 en december 2004 (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.

(3)  Najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie.

Bronnen:

Geactualiseerde stabiliteitsprogramma's van Ierland, december 2003 en december 2004 (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/18


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië, 2004-2008

(2005/C 136/07)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Italië voor de periode 2004-2008 behandeld. Het programma voldoet gedeeltelijk aan de gegevensvereisten van de gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's. Om exact te kunnen beoordelen volgens welk pad de aanpassing verloopt en wat de samenstelling ervan is, zou informatie nodig zijn over de aanvullende maatregelen waarin voorzien wordt om de begrotingsdoelstellingen voor 2006 en daarna te verwezenlijken. Italië wordt dan ook verzocht zich volledig naar de voorschriften van de gedragscode te voegen.

(2)

In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt rekening gehouden met de medio 2004 beschikbare informatie. Verwacht wordt dat de reële groei van het BBP zal aantrekken van 1,2 % in 2004 tot 2,1 % in 2005 en gedurende de rest van de programmaperiode gemiddeld ongeveer 2,3 % zal bedragen. Afgaande op de thans voorhanden zijnde informatie lijkt dit scenario op een wat te rooskleurige groeihypothese te zijn gebaseerd omdat i) de voor 2005 voorspelde groei zich in de buurt van de bovengrens van de thans gangbare prognoses bevindt, en ii) de verwachte groei-ontwikkeling op middellange termijn vrij optimistisch lijkt te zijn ingeschat. De programmaprognoses voor het aan de hand van de deflator van het BBP gemeten prijsverloop lijken realistisch (2).

(3)

Het programma mikt op een geleidelijke reductie van het verwachte feitelijke nominale begrotingstekort van 2,9 % van het BBP in 2004 tot 0,9 % van het BBP in 2008, waarbij voor 2005 een tekortdoelstelling van 2,7 % van het BBP wordt gehanteerd. Met het programma wordt derhalve niet langer een begrotingssituatie nagestreefd die op middellange termijn vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont. Voorspeld wordt dat het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo er in de loop van de programmaperiode, dank zij permanente maatregelen, met 1,1 procentpunt op vooruit zal gaan, waarbij wordt aangenomen dat de aanpassing overwegend in 2006 zal plaatsvinden (0,5 procentpunt). Alhoewel er in 2005 geen verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo wordt verwacht, zal een groot deel van de eenmalige maatregelen door permanente worden vervangen. In vergelijking met het vorige geactualiseerde programma liggen de nominale tekortcijfers ruim een procentpunt hoger en is de geplande aanpassing tegen de achtergrond van een iets minder gunstig macro-economisch scenario naar het einde van de programmaperiode verschoven. Aangezien het conjunctuurklimaat, zoals gemeten aan de hand van de output gap, echter vrijwel ongewijzigd blijft, mag ervan worden uitgegaan dat het grootste deel van de herziening van het tekortcijfer van structurele aard is.

(4)

Er bestaat een risico dat de begrotingsresultaten slechter uitvallen dan in het programma wordt verwacht. Wat met name 2005 betreft, waarvoor de marges eng zijn, is het niet uitgesloten dat wegens de lager dan geraamde economische groei, geringe afwijkingen van de geplande begrotingscorrectie ten belope van meer dan 2 % van het BBP, de met sommige eenmalige maatregelen verband houdende risico's en de mogelijke herindeling van de met het wegenonderhoud belaste onderneming ANAS de referentiewaarde van 3 % van het BBP wordt overschreden. Voor 2006 en daarna kan het, gezien de in het verleden opgedane ervaring, niet worden uitgesloten dat de omvang van de benodigde begrotingsaanpassing om de in het programma vervatte doelstellingen te halen, is onderschat. In het licht van deze risicobeoordeling lijkt het in het programma beschreven begrotingsbeleid geen toereikende veiligheidsmarge te bieden om ten minste tot 2006 te voorkomen dat de tekortdrempel van 3 % van het BBP bij normale macro-economische schommelingen wordt overschreden. De marge is evenmin groot genoeg om te waarborgen dat de in het stabiliteits- en groeipact vastgelegde middellangetermijndoelstelling van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, tegen het einde van de programmaperiode wordt gehaald.

(5)

In 2004 zou de schuldquote naar schatting 106 % van het BBP hebben bedragen, hetgeen slechts iets minder is dan in 2003 en aanzienlijk meer dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het BBP. In het programma wordt voorspeld dat de schuldquote vooral als gevolg van een ambitieus privatiseringsplan in combinatie met een verbeterend primair saldo en een aantrekkende economische groei over de gehele programmaperiode met meer dan 8 procentpunt zal teruglopen. Schuldverhogende operaties onder de lijn ten belope van gemiddeld ruim 2 procentpunt van het BBP per jaar staan een sneller tempo van de schuldafbouw in de weg. De schuldontwikkeling kan minder gunstig uitvallen dan verwacht met name gezien de bovenbeschreven risico's die aan de begrotingsdoelstellingen verbonden zijn en de blijvende onzekerheid aangaande de aanpassingen van de „stock flow”.

(6)

Wat de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn betreft, lijkt Italië zich in de gevarenzone te bevinden. De aanneming in 2004 van een pensioenhervorming is echter een belangrijke stap voorwaarts voor het aanpakken van de gevolgen van de vergrijzing, en zal mede de situatie in Italië op dit punt verbeteren. Italië zou zich in een relatief gunstige positie kunnen bevinden als de begrotingsdoelstellingen volledig worden gerealiseerd, de pensioenhervorming de verwachte bezuinigingen oplevert, en elke afwijking van de strategie van het boeken van omvangrijke lopende primaire overschotten, die daadwerkelijk leidt tot een snelle schuldvermindering, onmiddellijk wordt gecorrigeerd.

(7)

Het economisch beleid zoals dat in het programma wordt uiteengezet, spoort gedeeltelijk met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën. Ten eerste wordt met het programma geen begrotingssituatie nagestreefd die op middellange termijn vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont. Ten tweede garanderen de begrotingsdoelstellingen niet dat het conjunctuurgezuiverde saldo met ten minste 0,5 procentpunt per jaar verbetert, alhoewel erkend wordt dat de verbetering van het structureel saldo (zonder de eenmalige maatregelen) gemiddeld 0,5 procentpunt van het BBP per jaar bedraagt. Ten derde wordt de belastingverlaging in 2005 deels gefinancierd door middel van tijdelijke maatregelen. Ten slotte verstrekt het programma niet voldoende informatie over de werking van de mechanismen voor de versterking van de uitgavendiscipline en vermeldt het geen duidelijke financieringsbron voor regionale uitgaven.

Gezien deze beoordeling acht de Raad het wenselijk dat Italië:

i)

het nodige doet om het voor 2005 vastgestelde streefcijfer voor het tekort te verwezenlijken;

ii)

in 2006 en in de daaropvolgende jaren de nodige structurele inspanningen levert om tegen het einde van de programmaperiode een begrotingssituatie tot stand te brengen die vrijwel in evenwicht is; en

iii)

ervoor zorgt dat de schuldquote in een sneller tempo afneemt in de richting van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het BBP, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan andere factoren dan het vorderingentekort die tot de verandering in het schuldniveau bijdragen.

Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

2008

Reëel BBP

(Verandering in %)

SP 2004

1,2

2,1

2,2

2,3

2,3

COM okt. 2004

1,3

1,8

1,8

SP 2003

1,9

2,2

2,5

2,6

 

HICP-inflatie

(%)

SP 2004 (3)

2,2

1,6

1,5

1,4

1,4

COM okt. 2004

2,3

2,3

2,0

SP 2003

1,8

1,5

1,4

1,4

Overheidssaldo

(% van het BBP)

SP 2004

-2,9

-2,7

-2,0

-1,4

-0,9

COM okt. 2004

-3,0

-3,0

-3,6

SP 2003

-2,2

-1,5

-0,7

0,0

Primair saldo

(% van het BBP)

SP 2004

2,4

2,4

3,3

4,0

4,7

COM okt. 2004

2,0

2,1

1,5

SP 2003

2,9

3,5

4,4

5,1

Conjunctuurgezuiverd saldo

(% van het BBP)

SP 2004 (4)

-2,1

-2,1

-1,6

-1,2

-1,0

COM okt. 2004

-2,4

-2,6

-3,4

SP 2003 (4)

-1,6

-1,0

-0,4

0,1

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

SP 2004

106,0

104,1

101,9

99,2

98,0

COM okt. 2004

106,0

104,6

104,4

SP 2003

105,0

103,0

100,9

98,6

Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  De in het programma opgenomen cijfers voor de HICP-inflatie zijn geen prognoses maar referentiewaarden die over het algemeen bedoeld zijn om te worden gebruikt in het kader van het loononderhandelingsproces.

(3)  Geplande inflatie vanaf 2005.

(4)  Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de informatie in het programma.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/21


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Malta, 2004-2007

(2005/C 136/08)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien op de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

HEEFT HET VOLGENDE ADVIES UITGEBRACHT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Malta voor de periode 2004-2007 behandeld. Het programma voldoet in grote lijnen aan de gedragscode, behalve wat de uitsplitsing van de cijfers voor de geraamde overheidsuitgaven betreft. De prijsgegevens stemmen niet overeen met de geharmoniseerde Maastricht-definities. Malta wordt dan ook verzocht zich aan de gegevensvereisten te conformeren.

(2)

In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt erop gerekend dat de reële BBP-groei zal aantrekken van 0,6 % in 2004 tot gemiddeld 1,8 % voor de rest van de programmaperiode. Afgaande op de momenteel beschikbare gegevens mogen de groeiprognoses van het scenario aannemelijk worden genoemd. Ook de inflatieprognoses van het programma lijken realistisch.

(3)

Op 5 juli 2004 besloot de Raad dat er in Malta een buitensporig tekort bestond en deed hij de aanbeveling dit tekort uiterlijk in 2006 te corrigeren.

(4)

Het programma heeft tot doel het tekort in 2006 terug te dringen tot onder de referentiewaarde van 3 % van het BBP. De begrotingsconsolidatie is zowel op verhogingen van de inkomsten als besnoeiingen in de uitgaven gebaseerd. Verwacht wordt dat het overheidstekort zal dalen van 5,2 % van het BBP in 2004 tot 2,3 % van het BBP in 2006, en vervolgens in 2007 verder zal teruglopen tot 1,4 % van het BBP. De huidige actualisering bevestigt in grote lijnen de in het vorige programma geplande aanpassing bij een grotendeels ongewijzigd macro-economisch scenario.

(5)

De risico's met betrekking tot de in het programma opgenomen begrotingsprognoses houden elkaar grotendeels in evenwicht. De begrotingsdoelstelling van een overheidstekort van 5,2 % in 2004 lijkt haalbaar te zijn en wat 2005 en de daaropvolgende jaren betreft, zorgen het voorzichtige onderliggende macro-economische scenario, de aard van de aangekondigde maatregelen ter vermindering van het tekort en de begrotingsprognoses van het programma ervoor dat het consolidatietraject in de context van de momenteel verwachte externe omgeving vrij aannemelijk is.

(6)

In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma geschetste begrotingsstrategie te volstaan om het tekort tegen 2006 terug te dringen tot onder 3 % van het BBP en verschaft ze kennelijk een veiligheidsmarge die ruim genoeg is om gedurende de programmaperiode te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties deze drempel overschrijdt. Deze strategie is mogelijk evenwel niet toereikend om in de loop van de programmaperiode een begrotingssituatie te bewerkstellingen die nagenoeg in evenwicht is, hetgeen de middellangetermijndoelstelling is die volgens het stabiliteits- en groeipact moet worden nagestreefd.

(7)

Volgens het programma zal de schuldquote in 2004 waarschijnlijk 73,2 % van het BBP bedragen, tegen 70,4 % van het BBP in 2003. Daarna zal de schuldquote naar verwachting dalen tot 70,4 procent van het BBP aan het einde van de programmaperiode. Volgens de Maltese autoriteiten zullen de economische groei, het geleidelijk verbeterende primaire saldo en de verkoop van activa vanaf 2005 in aanzienlijke mate bijdragen tot de vermindering van de schuldquote. Als gevolg van een aantal factoren die het effect van de aanzienlijke privatiseringsopbrengsten (meer dan 2 % van het BBP in 2005 en 2006) gedeeltelijk tenietdoen, is er evenwel nood aan nadere gegevens over en een strikter toezicht op de operaties onder de lijn.

(8)

De houdbaarheid op lange termijn van de overheidsfinanciën is aan risico's onderhevig, hetgeen samenhangt met de verwachte kosten van de vergrijzing. Voor de in het programma geschetste strategie die de houdbaarheid moet garanderen, is het van essentieel belang dat de begrotingsdoelstellingen worden bereikt. De strategie voorziet ook in niet nader gepreciseerde of nog niet doorgevoerde hervormingen van het pensioenstelsel en de gezondheidszorg. Worden de begrotingsdoelstellingen niet gehaald, dan komt de houdbaarheid ongetwijfeld in het gedrang. De voortzetting van het hervormingsproces is evenwel ook van belang om op lange termijn de stijging te beheersen van de met vergrijzing samenhangende overheidsuitgaven.

(9)

Al met al zijn de in het geactualiseerde programma beschreven economische beleidsmaatregelen grotendeels in overeenstemming met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de overheidsfinanciën. In het programma wordt met name gevolg gegeven aan de aanbeveling van de Raad om het overheidstekort terug te dringen.

Gezien de bovenstaande evaluatie is de Raad van mening dat Malta:

i)

het nodige moet doen om het buitensporig tekort in 2006 te corrigeren;

ii)

ervoor moet zorgen dat de schuldquote in een bevredigend tempo tot de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het BBP zakt;

iii)

verdere vorderingen moet maken bij het opzetten en uitvoeren van de hervorming van de pensioenen en de gezondheidszorg.

Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

Reëel BBP

(Verandering in %)

CP dec. 2004

0,6

1,5

1,8

2,2

COM okt. 2004

1,0

1,5

1,8

n.a.

CP mei 2004

1,1

1,7

2,1

2,1

HICP-inflatie

(%)

CP dec. 2004

2,9

2,4

1,9

1,9

COM okt. 2004

3,7

3,1

2,6

n.a.

CP mei 2004

3,4

2,1

2,1

2,0

Overheidssaldo

(% van het BBP)

CP dec. 2004

-5,2

-3,7

-2,3

-1,4

COM okt. 2004

-5,1

-4,0

-3,3

n.a.

CP mei 2004

-5,2

-3,7

-2,3

-1,4

Primair saldo

(% van het BBP)

CP dec. 2004

-1,4

0,3

1,6

2,4

COM okt. 2004

-1,3

-0,2

0,4

n.a.

CP mei 2004

-1,4

0,1

1,4

2,2

Bruto-overheidsschuld

(% van het BBP)

CP dec. 2004

73,2

72,0

70,5

70,4

COM okt. 2004

72,4

73,7

74,2

n.a.

CP mei 2004

72,1

72,4

70,5

70,4

Convergentieprogramma (CP); economische prognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM).


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/23


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Polen, 2004-2007

(2005/C 136/09)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gelet op de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

HEEFT HET VOLGENDE ADVIES UITGEBRACHT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Polen voor de periode 2004-2007 besproken. Het programma voldoet gedeeltelijk aan de gegevensvereisten van de „gedragscode voor de inhoud en de vorm van stabiliteits- en convergentieprogramma's”. De kwaliteit van de dienovereenkomstig verstrekte gegevens over de samenstelling van de overheidsontvangsten en –uitgaven beantwoordt niet volledig aan de statistische normen van het ESR 95. Ook op het gebied van de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn is het programma niet in overeenstemming met de gegevensvereisten die in de gedragscode gespecificeerd zijn. Polen wordt bijgevolg verzocht volledige overeenstemming met de gegevensvereisten tot stand te brengen.

(2)

Het aan het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario gaat ervan uit dat de reële BBP-groei van 5,7 % in 2004 zal afzwakken tot gemiddeld 4,9 % in 2005 en 2006, en vervolgens weer zal opveren tot 5,6 % in 2007. Afgaand op de momenteel beschikbare informatie lijken de groeiprognoses van het scenario nogal optimistisch. De groeiprognoses voor 2005 en 2006 zijn weliswaar aannemelijk, maar die voor het laatste programmajaar worden aan de hoge kant ingeschat. In het bijzonder berust de voorspelde groeiversnelling van het BBP in 2007 op vrij optimistische verwachtingen omtrent de toename van het potentiële niveau van de productie en de sterkte van de binnenlandse vraag. De in het programma gehanteerde inflatieverwachtingen lijken aan de lage kant.

(3)

Op 5 juli 2004 heeft de Raad besloten dat er in Polen een buitensporig tekort bestaat en de aanbeveling gegeven deze situatie tegen 2007 te verhelpen. De begrotingsstrategie die aan het geactualiseerde programma ten grondslag ligt, is erop gericht het overheidstekort tegen 2007 tot minder dan 3 % van het BBP terug te dringen en de schuldquote lager dan 60 % van het BBP te houden, met inbegrip van de bijdragen aan de pensioenstelsels van de tweede pijler (geraamde impact van circa 1,5 % van het BBP per jaar) die overeenkomstig het Eurostat-besluit uiterlijk in 2007 buiten de overheidssector moeten worden ingedeeld. De actualisering stelt een geleidelijke vermindering van het tekort van 5,4 % in 2004 tot 2,2 % van het BBP in 2007 in het vooruitzicht. De meest vermeldenswaardige verschillen ten opzichte van het programma van mei 2004 zijn de ruime neerwaartse aanpassing van de schuldquotes/BBP, die gemiddeld met ongeveer 4,3 procentpunt verlaagd zijn, en de opwaartse aanpassing van de doelstelling voor het overheidstekort in 2007 met 0,7 % van het BBP ondanks de voorspelde opleving van de economische groei.

(4)

De uitvoering van een omvangrijk pakket maatregelen, vervat in het zogeheten plan-Hausner, zou in de periode 2005-2007 tot consolidatie van de begroting moeten leiden; bij volledige uitvoering zou dit plan een totale budgettaire impact hebben van 4,7 % van het BBP (neerwaarts aangepast met 0,6 procentpunt ten opzichte van het vorige programma). Tegelijkertijd wordt een belangrijk programma van overheidsinvesteringen uitgevoerd, waardoor deze zouden stijgen van 3,4 % van het BBP in 2003 tot gemiddeld 4,1 % in de programmaperiode; het EU-gemiddelde bedroeg in 2004 2,4 % van het BBP.

(5)

Er zijn risico's waardoor de begrotingsresultaten slechter zouden kunnen uitvallen dan verwacht in het programma, dat een vermindering van het tekort tot onder 3 % van het BBP in 2007 beoogt. Het in de beoordeling van het programma van mei 2004 aangegeven risico dat de in het plan-Hausner vervatte maatregelen met vertraging of onvolledig worden uitgevoerd, wordt al geleidelijk aan bewaarheid. Voorts is het nog onzeker of de overige maatregelen die wel al in de begroting 2005 zijn opgenomen, maar waarvoor de nodige wettelijke besluiten nog moeten worden goedgekeurd, zullen worden uitgevoerd. Alhoewel het parlement twee belangrijke maatregelen heeft verworpen, zijn de streefcijfers voor het tekort ongewijzigd gebleven. Bijna de helft van de in de actualisering vermelde maatregelen om de ontvangsten te vergroten en te bezuinigen op de uitgaven wordt niet duidelijk gespecificeerd. Een extra risico vormen de latente verplichtingen, die in dit verband dienovereenkomstig in het oog zullen worden gehouden. Het realiseren van de tekortdoelstellingen is eveneens afhankelijk van de voorspelde hoge BBP-groeicijfers over de gehele programmaperiode. Bovendien wordt het op kapitaaldekking gebaseerde pensioenstelsel nog steeds bij de overheidssector geboekt, hetgeen in de door Eurostat verleende overgangsperiode toegestaan is. Te beginnen met de kennisgeving van maart 2007 en de daarop volgende andere indeling zal het niveau van het jaarlijkse tekort met ongeveer 1,5 procentpunt opwaarts moeten worden aangepast. Deze aanpassing betekent dat op basis van de actualisering en zonder extra bezuinigingsmaatregelen Polen niet in staat zal zijn het tekort tegen het laatste jaar van het programma tot onder 3 % terug te dringen.

(6)

In het geactualiseerde programma wordt geraamd dat de schuldquote in 2004 45,9 % van het BBP zal hebben bereikt, tegenover de raming van 49 % in het convergentieprogramma van mei 2004 en minder dan de in het Verdrag gestelde referentiewaarde van 60 % van het BBP. De voorspelling van het programma is, dat de schuldquote in de periode 2004-2007 in totaal met 1,8 procentpunt zal toenemen, waarbij de toename pas in het laatste jaar zal stoppen.

(7)

De afwezigheid van begrotingsprognoses die verder gaan dan 2020 maakt het lastig om de houdbaarheid van de Poolse openbare financiën op lange termijn te beoordelen, aangezien het begrotingseffect van de vergrijzing zich waarschijnlijk hoofdzakelijk na 2020 zal openbaren. Op basis van de beschikbare informatie kunnen sommige risico's evenwel niet worden uitgesloten. Er blijft onzekerheid bestaan omtrent de budgettaire consequenties van het voorgenomen beleid om de begrotingssituatie op lange termijn te versterken. De vastberaden verwezenlijking van de geplande begrotingsconsolidatie op middellange termijn zou moeten bijdragen tot een houdbare situatie op langere termijn.

(8)

Algemeen genomen is het in het geactualiseerde programma geschetste economische beleid gedeeltelijk in overeenstemming met de landspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën. Het programma komt enerzijds tegemoet aan de aanbeveling van de Raad om het overheidstekort te verminderen, waarbij de vermindering steunt op de uitvoering van het plan-Hausner. Anderzijds zijn de maatregelen van het programma wellicht onvoldoende om de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen.

Rekening houdende met de bovenstaande analyse en met de aanbevelingen van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 7, is de Raad van oordeel dat Polen:

i)

de aanpassing van de begroting na 2005 moet intensiveren en de tekortdoelstelling voor 2007 moet verlagen;

ii)

de in het plan-Hausner vervatte structurele maatregelen integraal moet uitvoeren en, als de risico's die de uitvoering bedreigen, bewaarheid worden, extra inspanningen moet leveren om alternatieve maatregelen te nemen.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

Reëel BBP

(Verandering in %)

CP dec. 2004

5,7

5,0

4,8

5,6

COM okt. 2004

5,8

4,9

4,5

n.b.

CP mei 2004

5,0

5,0

5,6

5,6

HICP-inflatie

(%)

CP dec. 2004

3,5

3,0

2,7

2,5

COM okt. 2004

3,5

3,3

3,0

n.b.

CP mei 2004

2,2

2,8

<3

<3

Overheidssaldo (2)

(% van het BBP)

CP dec. 2004

-5,4

-3,9

-3,2

-2,2

COM okt. 2004

-5,6

-4,1

-3,1

n.b.

CP mei 2004

-5,7

-4,2

-3,3

-1,5

Primair saldo (2)

(% van het BBP)

CP dec. 2004

-2,6

-1,3

-0,5

0,4

COM okt. 2004

-2,5

-1,0

-0,0

n.b.

CP mei 2004

-2,8

-1,1

-0,3

1,3

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

CP dec. 2004

45,9

47,6

48,0

47,3

COM okt. 2004

47,7

49,8

49,3

n.b.

CP mei 2004

49,0

51,9

52,7

52,3

Convergentieprogramma (CP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM)


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  In het overheidssaldo en het primaire saldo is het inkomensverminderende en dus, ceteris paribus, tekortverhogende effect van de op kapitaaldekking gebaseerde pensioenpijler niet verwerkt (geraamd op circa 1,5 BBP p.a.).


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/26


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde convergentieprogramma van Slowakije, 2004-2007

(2005/C 136/10)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Slowakije voor de periode 2004-2007 behandeld. Het programma voldoet in grote lijnen aan de gegevensvereisten van de gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's.

(2)

In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt voor deze periode uitgegaan van een reële BBP-groei van gemiddeld 5 %. Deze groei verloopt naar verwachting in 2005 met 4,5 % (door een lagere externe bijdrage) iets trager, maar in 2007 met 5,5 % (door een weer stijgende externe bijdrage) juist iets sneller. Op basis van de momenteel beschikbare informatie lijken de groeihypothesen in dit scenario aannemelijk. De prognoses voor de inflatie lijken aan de lage kant en alleen aannemelijk als de tweede-ronde-effecten van de hoge inflatie in 2004 strikt worden beperkt.

(3)

Op 5 juli 2004 heeft de Raad besloten dat er in Slowakije een buitensporig tekort bestaat en aanbevolen dit tekort uiterlijk in 2007 te corrigeren. In de actualisering wordt overeenkomstig de aanbeveling van de Raad in het kader van artikel 104, lid 7, gemikt op een afbouw van het tekort tot de referentiewaarde van 3 % van het BBP in 2007 (uitgezonderd de bijdragen aan het pensioenstelsel met kapitaaldekking, die worden geraamd op 0,4 % van het BBP in 2005, 1,0 % in 2006 en 1,1 % in 2007). De vermindering van het nominale en het primaire overheidstekort vindt plaats aan het eind van de programmaperiode: het is de bedoeling dat deze tot 2006 grosso modo stabiel blijven op een niveau van respectievelijk 3,8 % en 1,5 % van het BBP, en de beoogde algehele aanpassing ervan met 0,8 procentpunt wordt uitgesteld tot 2007. Zelfs als geen rekening wordt gehouden met het effect van de invoering van een op kapitaaldekking gebaseerde pensioenpijler begin 2005, vindt de grootste tekortreductie pas in de laatste twee jaar plaats. In vergelijking met het programma van mei 2004, dat berustte op aanpassingen aan de uitgavenzijde, wordt het tekort in de actualisering niet alleen via bezuinigingen op de uitgaven, maar ook met een verhoging van de inkomsten gecorrigeerd. De actualisering houdt ondanks een gunstiger macro-economisch scenario grotendeels vast aan het in het vorige programma geplande aanpassingstraject en oogt daardoor minder ambitieus. Ondanks de in het verleden al tot stand gebrachte consolidatie en de gevolgen van de hervorming van het pensioenstelsel zou een snellere terugdringing van het tekort (met name in 2005) de eurostrategie van Slowakije, de geloofwaardigheid van de begroting in het kader van het WKM II en het anticyclische karakter van het beleid ten goede komen en druk op de munteenheid kunnen helpen tegengaan. Ook zou daarmee de weg worden vrijgemaakt voor een structurele begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, en een veiligheidsmarge tot stand worden gebracht die groot genoeg is om te voorkomen dat de in het Verdrag voor het tekortcriterium vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het BBP bij normale conjunctuurschommelingen wordt overschreden.

(4)

Voor de risico's voor de budgettaire prognoses in het programma lijkt over de gehele programmaperiode bezien min of meer voldoende tegenwicht aanwezig. Op basis van de gegeven macro-economische uitgangspunten lijken in de gehele programmaperiode de inkomsten wat hoger te kunnen uitvallen. Er bestaat onzekerheid over de gevolgen van de hervorming van het pensioenstelsel, maar de positieve en de negatieve kanten wegen daarbij tegen elkaar op. Waarschijnlijk zullen minder EU-middelen worden besteed (en valt het bedrag aan medefinanciering lager uit) dan voor 2004 tot en met 2006 geraamd is, omdat de absorptiecapaciteit nog in ontwikkeling is, maar in 2007 kunnen de bedragen juist hoger uitvallen dan de ramingen, omdat de achterstand dan voldoende is weggewerkt en de uitgestelde uitgaven alsnog worden verricht. Ten slotte leiden de parlementsverkiezingen in 2006 tot onzekerheid over met name de mate waarin in 2007 verder zal worden bezuinigd. Deze bezuinigingen kunnen achterblijven bij de huidige doelstelling of in vergelijking daarmee juist hoger uitvallen. Gezien deze risicobeoordeling lijkt met de in het programma geschetste begrotingskoers voldoende gewaarborgd dat het tekort in 2007, het laatste jaar van de programmaperiode, wordt teruggedrongen tot 3 % van het BBP, maar deze koers biedt geen enkele veiligheidsmarge.

(5)

Volgens de ramingen is de schuldquote in 2004 uitgekomen op 43,0 %, ruim onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 %. In de actualisering wordt gerekend op een stijging van de quote met 2,5 procentpunt in de programmaperiode.

(6)

Slowakije lijkt in een relatief gunstige positie te verkeren wat betreft de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn, vooral dankzij de goedgekeurde structurele hervormingen, met name in de gezondheidszorg en in het pensioenstelsel. Wel is het van essentieel belang dat ze onverkort worden uitgevoerd en dat de beoogde begrotings-consolidatie in de programmaperiode en tot 2010 wordt gerealiseerd.

(7)

Het in het geactualiseerde programma geschetste economische beleid is grotendeels in overeenstemming met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën. Met name ligt Slowakije op schema om het buitensporige tekort binnen de door de Raad gestelde termijn te corrigeren.

Gezien deze beoordeling en de aanbevelingen van de Raad in het kader van artikel 104, lid 7, acht de Raad het wenselijk dat Slowakije:

i)

met name in 2005 iedere gelegenheid aangrijpt om het tekort sneller terug te dringen; daartoe kan worden bezuinigd op de uitgaven en ook meevallende inkomsten kunnen daarvoor worden bestemd;

ii)

de uitgavenplafonds voor de middellange termijn een nog bindender karakter geeft;

iii)

erop toeziet dat tweede-ronde-effecten van de hoge inflatie in 2004 geen nadelige invloed uitoefenen op het convergentietraject dat in het programma is uitgestippeld voor de inflatie.

Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

Reëel BBP

(Verandering in %)

CP nov. 2004

5,0

4,5

5,1

5,4

COM okt. 2004

4,9

4,5

5,2

n.b.

CP mei 2004

4,1

4,3

5,0

4,7

HICP-inflatie

(%)

CP nov. 2004

7,8

3,3

2,8

2,5

COM okt. 2004

7,7

3,9

3,0

n.b.

CP mei 2004

8,1

4,0

2,9

2,5

Overheidssaldo

(% van het BBP) (2)

CP nov. 2004

-3,8

-3,8

-3,9

-3,0

COM okt. 2004

-3,9

-4,0

-4,1

n.b.

CP mei 2004

-4,0

-3,9

-3,9

-3,0

Primair saldo

(% van het BBP) (2)

CP nov. 2004

-1,5

-1,4

-1,6

-0,7

COM okt. 2004

-1,6

-1,6

-1,8

n.b.

CP mei 2004

-1,4

-1,1

-1,2

-0,4

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

CP nov. 2004

43,0

44,2

45,3

45,5

COM okt. 2004

44,2

45,2

45,9

n.b.

CP mei 2004

45,1

46,4

46,1

45,5

Convergentieprogramma (CP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM).


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  In het primaire en het overheidssaldo is rekening gehouden met het inkomstenverlagende en dus, ceteris paribus, tekortverhogende effect van de invoering van een op kapitaaldekking gebaseerde pensioenpijler in 2005 (dit effect wordt voor 2005 op 0,4 % van het BBP, voor 2006 op 1,0 % van het BBP en voor 2007 op 1,1 % van het BBP geraamd).

Bronnen:

Convergentieprogramma (CP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM).


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/29


ADVIES VAN DE RAAD

van 17 februari 2005

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Finland, 2004-2008

(2005/C 136/11)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

(1)

Op 17 februari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Finland voor de periode 2004-2008 onderzocht. Het programma voldoet grotendeels aan de gegevensvereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”. Een aantal variabelen met betrekking tot de basisveronderstellingen ontbreken evenwel. Finland wordt dan ook verzocht volledig aan de gegevensvereisten te voldoen.

(2)

In het macro-economische scenario dat in het programma wordt geschetst wordt ervan uitgegaan dat de reële BBP-groei zal teruglopen van 3,2 % in 2004 tot 2,4 % gemiddeld in de overige programmaperiode. Volgens de thans beschikbare informatie lijken deze groeiramingen aan de voorzichtige kant. De in het programma vervatte inflatieprognoses lijken realistisch en stemmen overeen met de ramingen van de diensten van de Commissie.

(3)

Met een overschot van gemiddeld 2 % van het BBP per jaar zal volgens het geactualiseerde programma wellicht gedurende de gehele programmaperiode sprake zijn van een comfortabele begrotingssituatie. Dit overschot wordt voornamelijk door de sociale verzekeringsinstellingen gegenereerd; de financiën van de centrale overheid, die momenteel in evenwicht zijn, zullen in de periode 2005-2007 geringe tekorten vertonen. De bedoeling is dat zij in 2007 opnieuw in evenwicht zijn. Hiertoe heeft de regering voor de periode 2004-2007 jaarlijkse uitgavenplafonds vastgesteld. Vergeleken met de voorgaande actualisering zijn de prognoses inzake het overheidsoverschot van 2004 tot 2007 vrijwel ongewijzigd gebleven.

(4)

Hoewel het ernaar uitziet dat Finland zijn overheidsoverschot zal handhaven, zou het feitelijke begrotingsresultaat kunnen tegenvallen omdat het in het geactualiseerde programma geschetste basisscenario voor de budgettaire ontwikkeling slechts gedeeltelijk rekening houdt met de belastingverlagingen ten belope van 1,7 miljard EUR (1,2 % van het BBP), welke een aanvulling vormen op de collectieve loonovereenkomst die eind november 2004 voor tweeënhalf jaar is gesloten. Aangezien er geen plannen zijn aangekondigd om de uitgaven in 2005-2007 verder te verlagen zal, tenzij inkomstengenererende maatregelen worden genomen, het tekort van de centrale overheid tussen 2005 en 2007 derhalve wellicht hoger zijn dan in het programma wordt gesuggereerd, waardoor ook het totale begrotingsoverschot zal dalen. De Finse overheid verwacht dat de loonovereenkomst-annex-belastingverlagingen het overschot met 0,3 procentpunt zal reduceren tot circa 1,9 % van het BBP in 2007. Zij meent evenwel dat het pakket de dynamiek van de economie zal verbeteren doordat het een gunstige invloed zal hebben op het groeipotentieel en de schepping van arbeidsplaatsen en aldus het vermogen om inkomsten te genereren zal versterken.

(5)

In het licht van deze risicobeoordeling volstaat de begrotingsstrategie die in het programma wordt geschetst om in de periode 2004-2008 aan de middellangetermijndoelstelling van het stabiliteits- en groeipact inzake een vrijwel evenwichtige begrotingssituatie te voldoen. Ook biedt het programma een voldoende grote veiligheidsmarge om te voorkomen dat bij normale macro-economische schommelingen de referentiewaarde van 3 % van het BBP in genoemde periode wordt overschreden.

(6)

Geraamd wordt dat de schuldquote in 2004 44,6 % van het BBP zal hebben bedragen en daarmee ruim onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % zal zijn gebleven. Volgens het programma zal de schuldquote gedurende de programmaperiode verder dalen met 3,5 procentpunt.

(7)

Finland lijkt in een gunstige positie te verkeren wat betreft de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, ondanks de verwachte hoge budgettaire kosten van de vergrijzing. De in het programma geschetste strategie heeft een ruime grondslag en beoogt een verdere schuldconsolidatie en structurele hervormingen, zoals een voortzetting van de pensioenhervorming en maatregelen om de pensioenleeftijd te verhogen. De reeds ten uitvoer gelegde en voorgenomen structurele hervormingen zullen wellicht een gunstige invloed op de overheidsfinanciën hebben.

(8)

Het in de actualisering geschetste economisch beleid is grotendeels in overeenstemming met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de overheidsfinanciën. Met name lijken de meerjarige uitgavenplafonds die in 2003 werden vastgesteld in 2004, het eerste jaar dat zij van toepassing waren, goed te hebben gewerkt, aangezien de uiteindelijke begrotingsuitgaven onder de gestelde limiet bleven; hetzelfde geldt voor de uitgaven in het kader van de begroting 2005. De overheid zal zich aan dit uitgavenkader, dat politiek bindend is, houden.

Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 

2004

2005

2006

2007

2008

Reële BBP-groei

(%)

SP dec. 2004

3,2

2,8

2,4

2,2

2,0

COM okt. 2004

3,0

3,1

2,7

n.b.

n.b.

SP nov. 2003

2,7

2,5

2,4

2,4

n.b.

HICP-inflatie

(%)

SP dec. 2004

0,2

1,4

1,8

1,8

1,8

COM okt. 2004

0,2

1,5

1,7

n.b.

n.b.

SP nov. 2003

0,7

1,3

1,8

1,8

n.b.

Overheidssaldo

(% van het BBP)

SP dec. 2004

2,0

1,8

2,1

2,2

2,0

COM okt. 2004

2,3

2,1

2,2

n.b.

n.b.

SP nov. 2003

1,7

2,1

2,1

2,2

n.b.

Primair saldo

(% van het BBP)

SP dec. 2004 (3)

3,7

3,4

3,8

3,9

3,7

COM okt. 2004

4,1

3,9

3,8

n.b.

n.b.

SP nov. 2003

3,7

4,0

4,1

4,3

n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo

(% van het BBP)

SP dec. 2004 (2)

2,1

1,7

2,0

2,1

1,9

COM okt. 2004

2,8

2,3

2,3

n.b.

n.b.

SP nov. 2003 (2)

2,4

2,4

2,3

2,2

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

SP dec. 2004

44,6

43,4

42,5

41,7

41,1

COM okt. 2004

44,8

43,4

42,2

n.b.

n.b.

SP nov. 2003

44,7

44,9

45,0

44,6

n.b.

Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


(1)  PB L 209 van 2.8.1997.

(2)  Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.

(3)  Het door de Finse autoriteiten meegedeelde primaire saldo berust op netto rentebetalingen en niet op bruto rentebetalingen. De diensten van de Commissie hebben de cijfers opnieuw berekend op basis van de in het programma vervatte gegevens.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.


Commissie

3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/31


Wisselkoersen van de euro (1)

2 juni 2005

(2005/C 136/12)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2263

JPY

Japanse yen

132,72

DKK

Deense kroon

7,4405

GBP

Pond sterling

0,67535

SEK

Zweedse kroon

9,1528

CHF

Zwitserse frank

1,5348

ISK

IJslandse kroon

79,77

NOK

Noorse kroon

7,906

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CYP

Cypriotische pond

0,5751

CZK

Tsjechische koruna

30,355

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

252,79

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6960

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

4,1198

ROL

Roemeense leu

36 164

SIT

Sloveense tolar

239,5

SKK

Slowaakse koruna

38,896

TRY

Turkse lira

1,6549

AUD

Australische dollar

1,6305

CAD

Canadese dollar

1,53

HKD

Hongkongse dollar

9,5444

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7528

SGD

Singaporese dollar

2,0515

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 241,81

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

8,4172

CNY

Chinese yuan renminbi

10,1495

HRK

Kroatische kuna

7,321

IDR

Indonesische roepia

11 741,82

MYR

Maleisische ringgit

4,6599

PHP

Filipijnse peso

66,901

RUB

Russische roebel

34,772

THB

Thaise baht

49,894


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/32


Bekendmaking overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in zaak COMP/E-2/38.381 — De Beers-Alrosa

(2005/C 136/13)

(Voor de EER relevante tekst)

1.   Inleiding

(1)

De Europese Commissie heeft twee reeksen verbintenissen van De Beers Group of companies („De Beers”) en ALROSA Company Limited („ALROSA”) ontvangen in de loop van haar onderzoek krachtens de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag en de artikelen 53 en 54 van de EER-Overeenkomst naar de handelsovereenkomst tussen deze twee ondernemingen.

(2)

Bij deze bekendmaking wil de Commissie de voorgestelde verbintenissen van De Beers en ALROSA, die tegemoetkomen aan de in haar voorlopige beoordeling van de aangemelde handelsovereenkomst gemaakte mededingingsbezwaren, aan een markttoets onderwerpen. Afhankelijk van de resultaten van die markttoets is de Commissie van plan een beschikking te geven krachtens artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 met betrekking tot de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (1). In die beschikking zou niet worden bepaald of er al dan niet inbreuk is gepleegd of nog steeds inbreuk wordt gepleegd.

2.   Samenvatting van de zaak

(3)

Krachtens Verordening nr. 17 hebben De Beers en ALROSA de Europese Commissie op 5 maart 2002 in kennis gesteld van een op 17 december 2001 gesloten handelsovereenkomst. Volgens deze handelsovereenkomst zou ALROSA De Beers ruwe diamanten leveren voor een bedrag van 800 miljoen USD per jaar over een periode van vijf jaar. Ten tijde van de aanmelding van de overeenkomst vertegenwoordigde dit bedrag ongeveer de helft van de productie van ALROSA en stemde het in de praktijk overeen met de hoeveelheid ruwe diamanten die ALROSA tijdens de vorige jaren had geëxporteerd uit de voormalige Sovjet-Unie via soortgelijke handelsovereenkomsten met De Beers. Volgens de genoemde handelsovereenkomst is de tenuitvoerlegging ervan afhankelijk van de bevestiging door de Europese Commissie dat zij niet in strijd is met de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag.

(4)

De Beers is de grootste diamantmijnonderneming ter wereld. Naast haar volle dochtermijnbedrijven in Zuid-Afrika is De Beers productie-joint-ventures aangegaan met de regeringen van Botswana, Namibië en Tanzania. De onderneming heeft belangen in wereldwijde operaties betreffende diamantexploratie, het delven, terugwinnen, schatten, op de markt brengen, verhandelen, slijpen en polijsten van ruwe diamanten en de verkoop van juwelen. In de praktijk houdt dit de volledige diamantbedrijfskolom in van mijn tot consument.

(5)

ALROSA is de tweede grootste diamantmijnonderneming ter wereld en neemt ruim 98 % van de Russische diamantproductie voor haar rekening. Rusland is, naar waarde, het tweede grootste diamantproducerende land ter wereld (na Botswana). ALROSA heeft belangen in operaties in de hele Russische Federatie betreffende diamantexploratie, het delven, terugwinnen, schatten, slijpen en polijsten van ruwe diamanten, alsook de vervaardiging van juwelen.

(6)

Op 14 januari 2003 leidde de Commissie een procedure op grond van artikel 81 van het Verdrag in tegen De Beers en ALROSA en een procedure op grond van artikel 82 van het Verdrag tegen De Beers met betrekking tot de op 5 maart 2002 aangemelde handelsovereenkomst. Voorts verleende de Commissie toegang tot het dossier.

(7)

Op 1 juli 2003 werden aanvullende mededelingen van punten van bezwaar aan de partijen gezonden. Het enige doel daarvan was de rechtsgrondslag van de artikelen 53 en 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte toe te voegen aan de mededelingen van punten van bezwaar van 14 januari 2003.

(8)

De mededelingen van punten van bezwaar waarnaar wordt verwezen in de punten 6 en 7 worden geacht de voorlopige beoordeling uit te maken als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003.

(9)

Volgens de voorlopige beoordeling heeft De Beers een machtspositie op de wereldmarkt voor ruwe diamanten. Door de aangemelde handelsovereenkomst te sluiten met ALROSA, haar grootste concurrent, zou De Beers controle verkrijgen over een belangrijke voorzieningsbron op de markt voor ruwe diamanten, en aldus een groter marktaandeel verwerven, alsook toegang verkrijgen tot een uitgebreid gamma diamanten dat anders buiten haar bereik zou blijven. Dit zou het einde betekenen van ALROSA als voorzieningsbron op de markt buiten Rusland, terwijl de reeds bestaande marktmacht van De Beers nog zou worden vergroot, wat de toename of het behoud van de mededinging op de markt voor ruwe diamanten zou belemmeren.

(10)

Bij de voorlopige beoordeling werd ook vastgesteld dat De Beers, 's werelds grootste diamantproducent, volgens de aangemelde handelsovereenkomst zou optreden als distributeur van ongeveer de helft van de productie van haar grootste concurrent. Daar de handelsovereenkomst over aanzienlijke hoeveelheden gaat en wordt gesloten tussen de grootste twee ondernemingen op de markt voor ruwe diamanten, zou zij leiden tot een forse vermindering van de mededinging op deze markt.

3.   Verbintenissen

3.1.   De aangeboden verbintenissen

(11)

De partijen bij de procedure hebben op 31 maart 2003 schriftelijk gereageerd op de bezwaren van de Commissie en hun standpunten mondeling verdedigd tijdens een hoorzitting op 7 juli 2003, waarbij zij er met nadruk op wezen dat zij niet akkoord gingen met de voorlopige beoordeling van de Commissie. Wel zijn zij een aantal verbintenissen aangegaan die aan de bezwaren van de Commissie tegemoet dienen te komen. Deze verbintenissen worden hierna kort samengevat en zijn in extenso weergegeven op de website van het directoraat-generaal Concurrentie: http://europa.eu.int/comm/competition/antitrust/cases.

(12)

De Beers en ALROSA verbinden zich ertoe hun onderlinge omzet in ruwe diamanten gestaag te verminderen en de onderstaande jaarlijkse maximumbedragen aan door ALROSA aan De Beers te verkopen ruwe diamanten niet te overschrijden:

Jaar

Maximumomzet (in miljoen USD)

2005

700

2006

625

2007

550

2008

475

2009

400

2010

275

(13)

De Beers en ALROSA verbinden zich ertoe in 2011 en nadien het jaarlijkse maximumbedrag aan door ALROSA aan De Beers te verkopen ruwe diamanten te beperken tot 275 miljoen USD.

(14)

De Beers en ALROSA verplichten zich er verder toe de verbintenissen ten uitvoer te leggen door een soortgelijke handelsovereenkomst als de aangemelde (in het bijzonder wat betreft de prijsbepaling, sortering en schatting) te sluiten, waarin de verkoop van ruwe diamanten door ALROSA aan De Beers en de aankoop ervan door De Beers bij ALROSA wordt beperkt tot de in de punten 12 en 13 vermelde bedragen.

(15)

Een onafhankelijke derde partij zal door De Beers en ALROSA worden aangewezen om te controleren of de verbintenissen door De Beers en ALROSA worden nagekomen. De aanwijzing en de opdracht van deze onafhankelijke derde partij moeten door de Commissie worden goedgekeurd. Een afzonderlijk verslag over de nakoming van de verbintenissen door zowel ALROSA als De Beers zal ieder jaar bij de Commissie worden ingediend.

4.   Het voornemen van de Commissie

(16)

Afhankelijk van de resultaten van de markttoets is de Commissie voornemens een beschikking te geven krachtens artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003. Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 nodigt zij belanghebbende derden uit haar hun opmerkingen kenbaar te maken door deze binnen één maand vanaf de datum van deze bekendmaking mee te delen.

(17)

Belanghebbende derden wordt verzocht ook een niet-vertrouwelijke versie van hun opmerkingen in te dienen waarin bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke passages zijn geschrapt en vervangen door een niet-vertrouwelijke samenvatting, dan wel door de vermelding „[bedrijfsgeheim]” of „[vertrouwelijk]”.

(18)

Opmerkingen kunnen ter kennis van de Commissie worden gebracht per e-mail (COMP-GREFFE-ANTITRUST@cec.eu.int), per fax ((32-2) 295 01 28) of per post aan het onderstaande adres, met vermelding van de referentie „COMP/B-2/38.381/De Beers-Alrosa”:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Antitrustzaken

B-1049 Brussel


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/34


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.3578 — BP/Nova Chemicals/JV)

(2005/C 136/14)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 27 mei 2005 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de ondernemingen BP p.l.c („BP”, Verenigd Koninkrijk) en Nova Chemicals Corporation („Nova”, Canada) in de zin van artikel 3, lid 1, sub b), van genoemde verordening gezamenlijk zeggenschap verkrijgen over de ondernemingen „DutchCo” en „SwissCo”, door de aankoop van aandelen van twee nieuw gestichte vennootschappen die gezamenlijke ondernemingen zijn.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor BP: opsporing en winning, raffinage, afzet, levering en vervoer van aardolie en aardgas, fabricage en afzet van petrochemische en aanverwante producten, ontwikkeling van gasgestookte electriciteitscentrales;

voor Nova: ethyleen, polyethyleen en nevenproducten van de chemische industrie en van energieopwekking, styreen en polymeren;

„DutchCo”, „SwissCo”: polystyreen en polystyreenschuim.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.3578 — BP/Nova Chemicals/JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/35


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.3826 — Trimoteur/NIBCapital/Fortis/Sandd)

Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure

(2005/C 136/15)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 17 mei 2005 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de ondernemingen Fortis Private Equity Holding Nederland BV, die onder zeggenschap staat van Fortis Bank Nederland (Holding) BV („Fortis”, Nederland) en NIBCapital Principal Investments BV, die onder zeggenschap staat van NIBCapital Bank NV („NIBCapital”, Nederland) in de zin van artikel 3, lid 1, sub b), van genoemde verordening gezamenlijk zeggenschap verkrijgen over de onderneming Sandd BV („Sandd”, Nederland), samen met Trimoteur Distribution Services BV („Trimoteur”, Nederland) door de aankoop van aandelen. Op dit moment staat Sandd onder volledige zeggenschap van Trimoteur.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Fortis: investeringen in private aandelen;

voor NIBCapital: investeringen in private aandelen;

voor Trimoteur: investeringen, herstructurering en management van ondernemingen;

voor Sandd: postbestelling.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.3826 — Trimoteur/NIBCapital/Fortis/Sandd, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/36


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(2005/C 136/16)

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Frankrijk

Nummer van de steunmaatregel: N 52/2005

Benaming: Steun voor het weer in cultuur brengen van percelen bosgrond (Conseil général de la Creuse)

Doelstelling: Wijziging van de goedgekeurde regeling om het weer in cultuur brengen van percelen bosgrond die werden geteisterd door de stormen van december 1999, te bevorderen

Begrotingsmiddelen: 9 600 EUR per jaar

Steunintensiteit of steunbedrag: Maximaal 100 %

Looptijd: Vier jaar (2004-2007)

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Finland

Nummer van de steunmaatregel: N 284/2004

Benaming: Nationale regeling probleemgebiedsubsidies

Doelstelling: De steun bestaat uit een door de lidstaat gefinancierde compenserende vergoeding (hierna „nationale probleemgebiedsubsidie” genoemd) die in continentaal Finland en op de eilandengroep Åland kan worden uitgekeerd aan landbouwers die een verbintenis voor vijf jaar zijn aangegaan in het kader van een medegefinancierde compenserende vergoeding (hierna „medegefinancierde probleemgebiedsubsidie” genoemd) en een andere verbintenis in het kader van de nationale probleemgebiedsubsidie. De nationale probleemgebiedsubsidie wordt uitgekeerd bovenop de medegefinancierde probleemgebiedsubsidie.

De basisuitkering bedraagt 20 EUR/ha in de bijstandsgebieden A, B en C1 en 25 EUR/ha in de bijstandsgebieden C2-C4; zij wordt betaald voor alle cultuurgrond die op grond van de Beschikkingen C(2000)1640 (continentaal Finland) en C(2000)2937 (Åland) van de Commissie in aanmerking komt voor de medegefinancierde probleemgebiedsubsidie.

Bovenop de basisuitkering kan voor cultuurgrond die in aanmerking komt voor de medegefinancierde probleemgebiedsubsidie en deel uitmaakt van een veehouderijbedrijf, een aanvullende uitkering van 80 EUR/ha worden betaald.

Op nationaal niveau mogen de medegefinancierde probleemgebiedsubsidie en de nationale probleemgebiedsubsidie samen gemiddeld niet meer bedragen dan 250 EUR/ha

Rechtsgrond: Een regeringsbesluit (nog niet uitgevaardigd)

Begrotingsmiddelen: 120,4 miljoen EUR per jaar

Steunintensiteit of steunbedrag: Zie onder „Doelstelling”

Looptijd: Onbeperkt

Andere inlichtingen: Indien de met ingang van 2007 op basis van het nieuwe programma voor plattelandsontwikkeling geldende voorwaarden voor de medegefinancierde probleemgebiedsubsidie verschillen van de regeling in de programmeringsperiode 2000-2006, zal Finland de Commissie ook in kennis stellen van overeenkomstige wijzigingen in de aanvullende nationale probleemgebiedsubsidie

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Italië

Nummer van de steunmaatregel: N 384/2003 verhoging van de begroting

Benaming: Wijziging van steunmaatregel N 384/2003

Doelstelling: Verhoging van de begroting voor de steunmaatregel

Rechtsgrond: Decreto ministeriale del 22.6.2004, n. 182

Begrotingsmiddelen: De voorgenomen verhoging van de begroting bedraagt 50 miljoen EUR

Steunintensiteit of steunbedrag: Als omschreven in de brief van de lidstaat

Looptijd: 10 jaar

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/37


Beknopte informatie van de lidstaten betreffende staatssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten

(2005/C 136/17)

Nummer van de steunmaatregel: XA 8/05

Lidstaat: Duitsland

Regio: Nedersaksen

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Tegemoetkoming in de kosten van de TSE-tests voor schapen, geiten en niet voor de menselijke consumptie geslachte runderen

Rechtsgrond:

Nds. Verwaltungskostengesetz vom 7.5.1962 (Nds. GVBl. S. 43), zuletzt geändert durch Artikel 20 des Gesetzes vom 20.11.2001 (Nds. GVBL. S. 701)

Gebührenordnung für die Veterinärverwaltung vom 22.3.1995 (Nds. GVBl. S. 63), zuletzt geändert durch die Verordnung zur Änderung der Gebührenordnung für die Veterinärverwaltung vom 14.9.2004 (Nds. GVBL. S. 322)

Erlasse zur BSE/TSE-Untersuchungsgebühr vom 15.12.2000, 10.1.2001, 30.4.2001, 24.1.2002 — Az. 107-42282/7-315

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Totale kosten: circa 2 000 000 EUR; 37 EUR per getest dier per veehouder. De steun kan worden betaald omdat wordt afgezien van inkomsten uit heffingen. Met het oog op de administratieve vereenvoudiging wordt de steun overeenkomstig artikel 15, onder d), van Verordening (EG) nr. 1/2004 aan de met de uitvoering van de TSE-tests belaste instanties betaald

Maximale steunintensiteit: Honderd procent van de kosten voor de op de betrokken dieren uitgevoerde TSE-tests. De kosten per test bedragen circa 37 EUR (voor runderen van meer dan 24 maanden oud en schapen en geiten van meer dan 18 maanden oud). De Europese Gemeenschap neemt daarvan momenteel 6,29 EUR voor haar rekening

Datum van tenuitvoerlegging: Onmiddellijk

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening: De steun wordt betaald zolang de betrokken dieren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001 (in de op dat moment geldende versie) moeten worden getest

Doelstelling van de steun: De testkosten overschrijden vaak de waarde van de dieren. Door de kosten van de TSE-tests over te nemen van de betrokken veehouders, wordt gegarandeerd dat zij zich aan de testplicht houden. De steun dekt alle, in artikel 15, onder d), van Verordening (EG) nr. 1/2004 bedoelde testkosten. De steun wordt betaald in het kader van artikel 15, onder d), juncto artikel 16, onder c), van Verordening (EG) nr. 1/2004

Betrokken economische sector(en): Dierlijke productie. De steun wordt betaald aan de betrokken veehouders

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Website: http://www.tierseucheninfo.niedersachsen.de/master/C8366027_N8103970_L20_D0_I1535820

Nummer van de steun: XA 17/05

Lidstaat: Frankrijk

Regio: Franche-Comté

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Technische ondersteuning: experimenten en demonstratieprojecten in het kader van de Interreg-actie „Frans-Zwitserse samenwerking bij de ontwikkeling en valorisatie van geneeskrachtige en aromatische planten” (1e fase)

Rechtsgrond:

Décisions de la Commission du 16 novembre 2001 et du 8 décembre 2004 approuvant le programme d'initiative communautaire INTERREG III A entre la France et la Suisse, dans le cadre de la mise en œuvre du règlement no 1260/1999 du Conseil du 21 juin 1999 portant dispositions générales sur les fonds structurels,

Conseil Régional: Commission Permanente du 27 mai 2004,

Articles L 1511 et suivants du Code général des collectivités territoriales permettant aux collectivités territoriales d'intervenir dans le cadre de la création ou de l'extension d'activités économiques en accordant des aides directes et indirectes aux entreprises

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Steun ten bedrage van 19 586,66 EUR

Maximale steunintensiteit: 30 %, waarbij ten hoogste 19 586,66 EUR aan steun beschikbaar is

Datum van tenuitvoerlegging: In 2005 zodra het door de Europese Commissie verzonden ontvangstbewijs binnenkomt

Duur van de steunregeling of duur van de individuele steunverlening: Uiterlijk tot en met 31 december 2005

Doelstelling van de steun: De steun is bestemd voor de volgende activiteiten, die onder artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2004 (technische ondersteuning in de landbouwsector) vallen

opstellen van een protocol voor het demonstreren van de behandeling van uierontsteking bij koeien door middel van aromatherapie en fytotherapie,

programma voor het domesticeren en veredelen van aromatische en geneeskrachtige parfumplanten (opstellen van een protocol voor het demonstreren van de teelt, opsporen van vindplaatsen, demonstreren van de teelt, volgen van de voortgang en vastleggen van gegevens),

voorlichting en communicatie (evenementen, documentatiecentrum, voorlichtingsacties).

De doelstellingen kunnen als volgt worden omschreven

kennis over de producten die worden verkregen door de verwerking van aromatische en geneeskrachtige parfumplanten, en over de toepassingen van die producten bij de behandeling van ziekten van landbouwhuisdieren ter beschikking stellen aan de landbouwers en aan het grote publiek;

de ontwikkeling naar milieuvriendelijker werkwijzen bij beroepsmensen en amateurs bevorderen (onderzoek en experimenten). Experimenten in de schapen- en rundveehouderij zullen het mogelijk maken dit doel te bereiken door de betrokkenen kennis te laten maken met de verschillende mogelijkheden om planten te gebruiken voor de diergeneeskundige behandeling van dieren;

referentiemateriaal en kennis over de productie, de verwerking en het huishoudelijke en professionele gebruik van de planten verzamelen en selecteren. Deze informatie zal het mogelijk maken demonstraties en experimenten op te zetten en een en ander aan te passen aan de plaatselijke behoeften. De dankzij het project verkregen kennis redigeren met het oog op verspreiding ervan onder beroepsmensen en het grote publiek. De planten uit het grensoverschrijdende Juragebergte valoriseren door te bevorderen dat deze planten op grotere schaal worden geproduceerd en geplukt, en de sociaal-economische gevolgen van een en ander meten;

de productie- en verwerkingskosten verlagen door die valorisatie en door de realisering van installaties waarmee zowel geteelde planten als bosbijproducten en in het wild geplukte planten zullen worden verwerkt;

het imago versterken dat onze regio's gastvrij en natuurlijk zijn en een bakermat van innovatieve en alternatieve methoden vormen, de specifieke plaatselijke toepassingen van planten uit het Juragebergte bevorderen en over het voetlicht brengen, impulsen geven voor plaatselijke initiatieven en partnerschappen om aan een en ander concreet gestalte te geven

Betrokken economische sector(en): De landbouwers in Franche-Comté voor wie dit programma van belang is hetzij uit het oogpunt van planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik (hoofdstuk 12 van de gecombineerde nomenclatuur), hetzij uit het oogpunt van levende dieren (hoofdstuk 1 van die nomenclatuur)

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

M. le Président du Conseil Régional de Franche-Comté

Hotel de Regio

4 Square Castan

25031 Besançon Cedex

Website: Conseil Régional: www.cr-franche-comte.fr

(en EFRO: www.interreg3afch.org/)

Andere inlichtingen: Voor de uitvoering van het programma wordt een beroep gedaan op de plaatselijke openbare landbouwschool van Lons le Saunier „Edgar Faure” — 614 avenue Edgar Faure — 39570 Montmorot

Nummer van de steunmaatregel: XA 71/04

Lidstaat: Duitsland

Regio: Noordrijn-Westfalen

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Tegemoetkoming in de kosten van de verplichte, officiële TSE/BSE-tests in het kader van het programma voor toezicht op TSE/BSE bij runderen, schapen en geiten

Rechtsgrond:

Gebührengesetz NRW vom 23.8.1999 (GV NRW 1999 S 528)

Verwaltungsgebührenordnung des Landes Nordrhein-Westfalen vom 3. Juli 2001 in der jeweils geltenden Fassung (GV. NRW 2001 S. 262) zur BSE/TSE-Untersuchungsgebühr

Erlass zur BSE/TSE-Untersuchungsgebühr vom 8.12.2003 — Az. VI-1-42.21.09, 18.2.2004 — Az. VI-1-17.80.06 u. 42.21.00, 14.9.04 — Az. VI-1-17.80.06 u. 42.21.00

Tierseuchengesetz vom 11.4.2001 in der jeweils geltenden Fassung (BGBl. I. S. 506)

§ 23 des Ausführungsgesetzes zum Tierseuchengesetz vom 4.6.63 (GV.NRW 1963 S. 203) zur Kostenträgerschaft der Kreise und kreisfreien Städte für Probennahme und -versand

TSE-Überwachungsverordnung vom 13.12.2001 (BGBl. I. S. 4532) in der jeweils geltenden Fassung

Beihilfebeschluss der Tierseuchenkasse für Schlachtschafe und Schlachtziegen

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun:

Begrotingsmiddelen: 990 000 EUR

Steunbedrag: 990 000 EUR

De steun kan worden betaald omdat wordt afgezien van inkomsten uit heffingen

Maximale steunintensiteit: 100 %

Datum van tenuitvoerlegging: Onmiddellijk

Opmerking: De steun wordt pas nu aangemeld omdat men eerst heeft geprobeerd een collectieve, voor de hele Bondsrepubliek geldende aanvraag in te dienen (steunmaatregel nr. 373/2003). Aangezien dit niet is gelukt en inmiddels de vrijstellingsverordening (EG) nr. 1/2004 in werking is getreden, wordt een aparte vrijstellingsaanvraag voor Noordrijn-Westfalen ingediend

Duur van de regeling of duur van de individuele steunverlening: Overeenkomstig de looptijd van het programma voor toezicht op TSE/BSE in het kader van Verordening (EG) nr. 999/2001 (in de op dat moment geldende versie)

Doelstelling van de steun: De toe te passen bepaling is artikel 15, onder d), juncto artikel 16, onder c), van Verordening (EG) nr. 1/2004.

Doel van de maatregel is de verlening van staatssteun voor TSE/BSE-tests voor:

in het geval van officiële vaststelling van BSE bij een rund,

met het oog op de bestrijding van andere dierziekten, met uitzondering van epidemische dierziekten,

zijn gedood.

in het kader van een dierziekte-uitroeiingscampagne zijn geslacht,

voor menselijke consumptie zijn geslacht.

Toelichting:

Deze steunregeling heeft geen betrekking op de BSE-test voor slachtrunderen, aangezien het in dit geval gaat om een steunbedrag ter hoogte van de daadwerkelijk betaalde communautaire cofinanciering per test in het kader van het jaarlijkse besluit van de Commissie over de financiële bijdrage van de Gemeenschap. De steun komt via een verlaging van de heffingsaanslagen bij de marktdeelnemers terecht

Betrokken economische sector(en): Landbouw — sector dierlijke productie, verwerking en afzet (runderen, schapen en geiten).

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Website: verbraucherschutz-nrw@munlv.nrw.de


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/40


Referentie- en terugvorderingspercentages op het gebied van staatssteun

(2005/C 136/18)

(Voor de EER relevante tekst)

1.   Referentiepercentage

De Commissie heeft voor de nieuwe lidstaten de volgende referentiepercentages vastgesteld:

Van kracht met ingang van:

CY

CZ

EE

HU

LV

LT

MT

PL

SK

SI

1.6.2005

6,33

4,05

5,50

8,59

6,64

6,49

7,00

6,24

7,55

5,10

1.4.2005

6,33

4,05

5,50

8,59

6,64

6,49

7,00

7,62

7,55

5,10

1.1.2005

6,33

4,86

5,50

8,59

6,64

6,49

7,00

7,62

7,55

5,10

1.5.2004

6,33

5,00

5,50

8,59

6,64

6,49

7,00

9,56

7,55

5,10

Deze percentages zijn vastgesteld op basis van de methode voor de vaststelling en actualisering van de referentie- en disconteringspercentages, die bekend is gemaakt in het Publicatieblad C 273 van 9.9.1997, blz. 3. In haar mededeling in het Publicatieblad C 241 van 26.8.1999, blz. 9 heeft de Commissie een aantal technische aanpassingen van de methode ingevoerd. Deze methode wordt voor het eerst toegepast op Polen en de Republiek Tsjechië.

Voor Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Slowakije en Slovenië is de methode niet toepasbaar omdat geen interbancaire swaprente voor hun munteenheden beschikbaar is. Voor deze lidstaten blijven de referentie- en disconteringspercentages gelden die zij hebben meegedeeld op het moment van hun toetreding.

2.   Terugvorderingspercentage

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 794/2004 voor de onderstaande nieuwe lidstaten de volgende rentepercentages voor de terugvordering van staatssteun vastgesteld:

Van kracht met ingang van:

CZ

PL

1.6.2005

4,05

6,24

1.4.2005

4,05

7,62

1.5.2004

4,86

7,62

3.   Bekendmaking

Deze cijfers zullen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de internetsite van DG Concurrentie.


3.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/41


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(2005/C 136/19)

(Voor de EER relevante tekst)

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Frankrijk

Nummer van de steunmaatregel: N 38/2004

Benaming: Steun aan in Frankrijk gevestigde ondernemers van goederenvervoer over de binnenwateren

Rechtsgrond: De Raad van Beheer van de overheidsinstelling „Voies navigables de France”, beheerder van de infrastructuur en belast met de tenuitvoerlegging van een gedeelte van het steunplan, heeft op 10 december 2003 een raming van ontvangsten en uitgaven voor het jaar 2004 gestemd, in voorbereiding op de begroting 2004 van de onderneming, met inbegrip van kredieten voor de tenuitvoerlegging van de steunregelingen.

Voorts worden bij begrotingswetnr. 2003-1311 voor 2004, die op 30 december 2003 door het Parlement is goedgekeurd, kredieten toegekend op de begrotingslijn voor „steunmaatregelen ten behoeve van de binnenvaart”, in hoofdzaak bestemd voor de financiering van de steunregeling

Doelstelling: Doelstelling van de regeling is de ontwikkeling van de binnenvaart in Frankrijk door de modernisering van de vloot en de promotie en vernieuwing van het beroep van binnenschipper

Begrotingsmiddelen: 14,5-15 miljoen EUR

Looptijd: 2004-2007

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: België, Vlaamse Gemeenschap

Nummer van de steunmaatregel: N 74/2004

Benaming: Steun voor de Vlaamse geschreven pers

Doelstelling: Behoud van pluralisme op het gebied van informatievoorziening en redactionele cultuur via projecten die in het kader van een openbare oproep tot het indienen van voorstellen worden geselecteerd.

Rechtsgrond: Decreet van 19 december 2003 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004, Beleidsbrief Media — Beleidsprioriteiten 2003-2004

Begrotingsmiddelen: 1,4 miljoen EUR per jaar gedurende 5 jaar, in totaal 7 miljoen EUR

Steunintensiteit of steunbedrag: 50 %

Looptijd: Ten minste 3 jaar, met de mogelijkheid om de regeling te verlengen voor 2 jaar

Andere inlichtingen: De definitieve begroting en steunbedragen hangen af van het resultaat van de oproep tot het indienen van voorstellen en van de beschikbare staatsmiddelen. Vorm van de steun: subsidie

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Frankrijk

Nummer van de steunmaatregel: N 88/2001

Benaming: Terugbetaling van de bijdragen voor gezins- en ASSEDIC-toelagen aan scheepsvaartmaatschappijen

Doelstelling: Verbetering van het concurrentievermogen van de Franse koopvaardijvloot ten opzichte van de internationale concurrentie

Begrotingsmiddelen: Ongeveer 22,8 miljoen EUR per jaar

Steunintensiteit of steunbedrag: 100 % van de bijdragen voor gezins-ASSEDIC-toelagen die door de reders zijn betaald voor hun bemanning

Looptijd: Onbeperkt

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Italië

Nummer van de steunmaatregel: N 114/2004

Benaming: Stelsel van forfaitaire belasting op basis van tonnage ten behoeve van maatschappijen voor maritiem vervoer

Doelstelling: Vervanging, voor de scheepvaartmaatschappijen die hebben gekozen voor het stelsel van forfaitaire belasting op basis van tonnage, van de belastbare grondslag die wordt gebruikt bij de berekening van de vennootschapsbelasting op basis van een vast tarief per dag naar gelang van de tonnage van de schepen, namelijk:

Dit stelsel kan maar worden toegepast na inschrijving van het schip in een van de Italiaanse maritieme registers

Rechtsgrond: Decreto-legge

Begroting: Ongeveer 20 miljoen EUR per jaar

Looptijd: 10 jaar voor het stelsel, 10 jaar voor de individuele steun

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: België — Vlaams Gewest

Nummer van de steunmaatregel: N 128/2003

Benaming: Steun voor het vervoer van huishoudelijk afval over de binnenwateren in het Vlaamse Gewest

Doelstelling: Het vervoer van huishoudelijk afval over de Vlaamse binnenwateren bevorderen. Het Vlaamse Gewest verleent subsidies voor de aankoop van overslaginstallaties die ter beschikking van de gemeenten/intercommunales worden gesteld

Rechtsgrond: De overeenkomst van 10 juni 1999 tussen het Vlaamse Gewest en de NV Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer

Begrotingsmiddelen en looptijd: De duur van het project stemt overeen met de levensduur van de kranen. De begroting bedraagt 7,432 miljoen EUR

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Denemarken

Nummer van de steunmaatregel: N 171/2004

Benaming: Aanpassing van de Deense tonnagebelastingsregeling teneinde rekening te houden met het verhuren van commerciële faciliteiten

Doelstelling: Beveiliging van het concurrentievermogen van de vloot en bevordering van de maritieme „scheepvaartcluster” (werkgelegenheid van EG-zeevarenden, instandhouding van maritieme knowhow in de EG en ontwikkeling van maritieme deskundigheid en verbetering van de veiligheid)

Rechtsgrond: Forslag til Lov om aendring af tonnageskatteloven (Leijendtaegt m.v. af lokaler om bord)

Begrotingsmiddelen: Ongeveer 15 miljoen DKK (ongeveer 2 miljoen EUR) per jaar

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Duitsland

Nummer van de steunmaatregel: N 181/04

Benaming: Steunverlening aan de filmproductie in de deelstaat Baden-Württemberg — Medien und Filmgesellschaft Baden-Württemberg mbH

Doelstelling: Film

Rechtsgrond: Richtlinien der Medien und Filmgesellschaft Baden-Württemberg mbH zur Förderung von Film- und Fernsehproduktionen in Baden-Württemberg

Steunintensiteit of steunbedrag: Variabel, behoudens uitzonderingsgevallen steeds minder dan 50 %

Looptijd: Tot eind 2007

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Zweden

Nummer van de steunmaatregel: N 201/2003

Benaming: Subsidies voor regionale ontwikkeling

Doelstelling: Regionale ontwikkeling en ontwikkeling van KMO's

Rechtsgrond: Förordning … om ändring i förordningen (2000:279) om regionalt utvecklingsbidrag

Begrotingsmiddelen: 350 miljoen SEK (38 miljoen EUR) voor één jaar

Steunintensiteit of steunbedrag: Regionale steunintensiteitsplafonds voor investeringen in regio's die in aanmerking komen voor nationale regionale steun 15 % voor investeringen door kleine ondernemingen buiten de gebieden die in aanmerking komen voor nationale regionale steun

Looptijd: De oorspronkelijke steunregeling is goedgekeurd tot 31 december 2004

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Duitsland

Nummer van de steunmaatregel: N 238/04

Benaming: Steunregeling voor de financiering van nieuwe projecten voor gecombineerd vervoer

Doelstelling: De bevordering van de sector van het gecombineerd vervoer teneinde meer vracht van het wegvervoer naar andere vormen van vervoer te loodsen

Rechtsgrond: Richtlinie zur Förderung neuer Verkehre im Kombinierten Verkehr auf Schiene und Wasserstraße

Begrotingsmiddelen: 45 miljoen EUR

Steunintensiteit of steunbedrag: Startsteun: maximaal 30 % van de werkingskosten van de nieuwe transportdienst.

Investeringssubsidie: maximaal 30 % van de investering.

Looptijd: Drie jaar

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: België — Waalse regio

Nummer van de steunmaatregel: N 247/04

Benaming: Aide au transport combiné en Région wallonne

Doelstelling: Steun ter bevordering van het gecombineerd vervoer in de regio Wallonië

Rechtsgrond: Arrêté du Gouvernement wallon portant diverses mesures relatives au transport combiné en exécution de l'article 5, paragraphe 1er, 2o, a) du décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des grandes entreprises et de l'article 5, paragraphe 1er, 2o a) du décret du 11 mars 2004 relatif aux incitants régionaux en faveur des petites et moyennes entreprises

Begrotingsmiddelen: 3 miljoen EUR

Steunintensiteit of steunbedrag: Het bedrag van de premie voor gecombineerd vervoer en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing is beperkt tot 30 % van de investeringen, met een maximum van 250 000 EUR. Het bedrag van de premie voor adviesverlening is vastgelegd op 50 % van de honoraria van de erkende adviesdiensten, met een maximum van 50 000 EUR per onderneming over drie jaar

Looptijd: 2004-2006

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Zweden

Nummer van de steunmaatregel: N 253/2004

Benaming: Volledige vrijstelling van energiebelasting voor energie-intensieve bedrijven

Doelstelling: Bevorderen van een efficiënt energiegebruik

Rechtsgrond: „Lag (1994:1776) om skatt på energi”

„Lagen om program för energieffektivisering”

Begrotingsmiddelen: Jaarlijks: circa 180 miljoen SEK (± 20 miljoen EUR).

In totaal: circa 1 800 miljoen SEK (± 198 miljoen EUR)

Looptijd: 10 jaar

Andere inlichtingen: Jaarlijks verslag

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Duitsland

Nummer van de steunmaatregel: N 260b/2004

Benaming: Verlenging van de regeling ter bevordering van het gebruik van isolatiemateriaal uit duurzame grondstoffen bij de vereenvoudigde procedure

Doelstelling: Milieusteun ter bevordering van het gebruik van isolatiemateriaal uit duurzame grondstoffen

Rechtsgrond: Leitlinien zur Förderung von Vorhaben, die im Wesentlichen der „Verwendung von Isolationsmaterialien aus erneuerbaren Rohstoffen” auf der Grundlage des Gemeinschaftsrahmens für staatliche Umweltschutzbeihilfen dienen

Steunintensiteit of steunbedrag: 10 miljoen EUR

Looptijd: Verlenging met 2 jaar (tot 3,5 jaar in totaal)

Andere inlichtingen: Goedkeuring bij de vereenvoudigde procedure

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Frankrijk

Nummer van de steunmaatregel: N 283/2004

Benaming: Multisectorale kaderregeling 2002 — Regionale investeringssteun voor TOTAL (Gonfreville)

Doelstelling: Regionale ontwikkeling

Rechtsgrond: Loi no 2002/276 du 27 février 2002 sur la démocratie de proximité; Régime d'aides directes des collectivités territoriales en faveur des projets d'investissement productif des grandes entreprises N 440/2003

Begrotingsmiddelen: 48 miljoen EUR

Steunintensiteit of steunbedrag: NSE = 4,92 %

Andere inlichtingen: Vorm van de steun: subsidie

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Ierland

Nummer van de steunmaatregel: N 306/2004

Benaming: Western Investment Fund

Doelstelling: Voorzien in het tekort aan kleine hoeveelheden risicokapitaal bij KMO's in de westelijke gebieden van Ierland (1)

Rechtsgrond: The Irish Western Development Commission Act 1998

Begrotingsmiddelen: 34 400 000 EUR (dit bedrag vormt de totale begroting voor de regeling/het fonds en niet het steunbedrag als zodanig)

Looptijd:

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Letland

Nummer van de steunmaatregel: N 380/04

Benaming: Latvijas Gaze

Doelstelling: Energie (gas)

Rechtsgrond:

Koop- en verkoopovereenkomst van 2 april 1997 tussen het Privatiseringsbureau zonder winstoogmerk, de openbare vennootschap op aandelen Latvijas Gaze die wordt geprivatiseerd, Ruhrgas AG en PreussenElektra AG.

Arbitrale uitspraak van 19 juni 2003 te Stockholm (Zweden) in de zaak tussen Latvijas Gaze en de Republiek Letland

Begrotingsmiddelen: 10 416 689,71 EUR

Steunintensiteit of steunbedrag: De door de autoriteiten van Letland aangemelde maatregel valt volledig in de periode vóór de toetreding. De Commissie kan bijgevolg de aangemelde maatregel niet als nieuw beschouwen

Looptijd: Onmiddellijke compensatie overeenkomstig de arbitrale uitspraak, maar de Republiek Letland heeft de betaling opgeschort omdat zij deze als onrechtmatige staatssteun beschouwt

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Slowakije

Nummer van de steunmaatregel: N 505/2004

Benaming: Individuele steun voor Titanic s.r.o. ten behoeve van audiovisuele producties

Doelstelling: Steun voor de filmproductie

Rechtsgrond:

a)

Zákon č. 303/1995 Z.z. o rospočtových pravidlách v znení neskoršich predpisov,

b)

Zákon č. 231/1999 Z.z. o štátnej pomoci v znani zákona č. 203/2004 — §4 ods. 1, pism.d),

c)

Výnos MK SR — 480/2004 — 1 o poskytovani dotácili v pôsobnosti MK SR

Begrotingsmiddelen: 8,2 miljoen SKK

Steunintensiteit of steunbedrag: 33,5 %

Looptijd: Eenmalige maatregel na goedkeuring (31.12.2004)

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Ierland

Nummer van de steunmaatregel: N 525/2001

Benaming: Steunregeling „Cluster Incubator”

Doelstelling: Steun voor de ontwikkeling van „incubators” voor beginnende hightechondernemingen (Vastgoedontwikkelaars en hightechondernemingen)

Rechtsgrond: Section 16(1)(g) of the Industrial Development Act

Begrotingsmiddelen: 30 miljoen EUR

Steunintensiteit of steunbedrag: Maximale intensiteit in overeenstemming met regionale-steunkaart en Verordening (EG) nr. 70/2001

Looptijd: 2002-2006

Andere inlichtingen: Jaarlijks verslag over de tenuitvoerlegging

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/

Datum waarop het besluit is genomen:

Lidstaat: Nederland

Nummer van de steunmaatregel: N 594/03

Benaming: Scheepsbouw — Verlenging van de leveringstermijn voor een schip dat gebouwd wordt door de scheepswerf De Hoop Lobith, Nederland

Doelstelling: Scheepsbouw

Rechtsgrond: Besluit subsidies zeescheepsnieuwbouw

Steunintensiteit of steunbedrag: 9 % van de contractwaarde

De tekst van het besluit in de authentieke taal (talen) is beschikbaar op het onderstaande adres (in deze tekst zijn de vertrouwelijke gegevens weggelaten):

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids/


(1)  De westelijke gebieden van Ierland omvatten de graafschappen Donegal, Galway, Leitrim, Mayo, Roscommon en Sligo, die onder artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag vallen, en het graafschap Clare, dat onder artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag valt.