ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 129

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

48e jaargang
26 mei 2005


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Commissie

2005/C 129/1

Wisselkoersen van de euro

1

2005/C 129/2

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.3543 — PKN Orlen/Unipetrol) ( 1 )

2

2005/C 129/3

Strategie voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen

3

2005/C 129/4

Inleiding van een herzieningsprocedure bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van siliciumcarbide uit de Volksrepubliek China, Rusland en Oekraïne en van een tussentijds onderzoek van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van siliciumcarbide uit Rusland

17

2005/C 129/5

Inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van ethylalcohol uit Guatemala en Pakistan

22

2005/C 129/6

Uniforme toepassing van de gecombineerde nomenclatuur (GN) (Indeling van goederen)

26

 

III   Bekendmakingen

 

Commissie

2005/C 129/7

Wijziging van het bericht van inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van volwitte voorgekookte (parboiled) langkorrelige B-rijst naar bepaalde derde landen (PB C 290 van 27.11.2004)

27

 

Rectificaties

2005/C 129/8

Rectificatie van de Statuten van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen (PB C 119 van 20.5.2005)

28

2005/C 129/9

Rectificatie op de mededeling van de Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers (PB C 108 van 4.5.2005)

29

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Commissie

26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/1


Wisselkoersen van de euro (1)

25 mei 2005

(2005/C 129/01)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2564

JPY

Japanse yen

135,33

DKK

Deense kroon

7,4468

GBP

Pond sterling

0,68785

SEK

Zweedse kroon

9,1783

CHF

Zwitserse frank

1,5458

ISK

IJslandse kroon

81,11

NOK

Noorse kroon

8,0560

BGN

Bulgaarse lev

1,9555

CYP

Cypriotische pond

0,5767

CZK

Tsjechische koruna

30,546

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

255,18

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6960

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

4,1834

ROL

Roemeense leu

36 175

SIT

Sloveense tolar

239,52

SKK

Slowaakse koruna

39,215

TRY

Turkse lira

1,7455

AUD

Australische dollar

1,6528

CAD

Canadese dollar

1,5831

HKD

Hongkongse dollar

9,7770

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7648

SGD

Singaporese dollar

2,0828

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 257,28

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

8,2404

CNY

Chinese yuan renminbi

10,3986

HRK

Kroatische kuna

7,3151

IDR

Indonesische roepia

11 906,27

MYR

Maleisische ringgit

4,774

PHP

Filipijnse peso

68,392

RUB

Russische roebel

35,2300

THB

Thaise baht

50,486


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/2


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.3543 — PKN Orlen/Unipetrol)

(2005/C 129/02)

(Voor de EER relevante tekst)

Op 20 april 2005 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://europa.eu.int/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector.

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32005M3543. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://europa.eu.int/eur-lex/lex)


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/3


Strategie voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen

(2005/C 129/03)

INLEIDING

De schending van intellectuele-eigendomsrechten neemt hand over hand toe en heeft de laatste jaren industriële proporties bereikt ondanks het feit dat de meeste WTO-leden nu wetgeving hebben aangenomen voor de toepassing van minimumnormen bij de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten. Het is daarom van groot belang dat de Europese Unie zich meer gaat richten op een krachtdadige en effectieve toepassing van de handhavingswetgeving.

Deze Strategie heeft ten doel een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de situatie in derde landen. Zij vloeit logischerwijze voort uit recente initiatieven zoals de richtlijn ter harmonisering van de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten in de Europese Unie (1) en uit de herziening van de douaneverordening (2) die maatregelen mogelijk maakt tegen nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen aan de grens van de Gemeenschap.

De Strategie heeft ten doel:

te voorzien in een actielijn van de Commissie op lange termijn met als doel het aantal schendingen van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen aanzienlijk te beperken;

het beschrijven, het vaststellen van prioriteiten en het coördineren van de instrumenten waarover de diensten van de Commissie beschikken om dit doel te bereiken (3);

het inlichten van de houders van rechten en andere betrokkenen over de middelen en maatregelen die reeds beschikbaar en die toe te passen zijn en ze bewust maken van het belang van hun medewerking;

het verbeteren van de samenwerking met de houders van rechten en andere betrokken particuliere organisaties, door hun inbreng te vragen bij het vaststellen van prioriteiten en het tot stand brengen van partnerschappen overheid/particuliere sector op gebieden zoals technische bijstand, voorlichting van het publiek enz.

De Strategie heeft niet ten doel:

het opleggen van unilaterale oplossingen. Het spreekt vanzelf dat elke voorgestelde oplossing uiteindelijk slechts doeltreffend zal zijn indien het betrokken land het onderwerp als belangrijk beschouwd en daaraan prioriteit verleend. De Commissie is bereid aan de schepping van dergelijke omstandigheden bij te dragen;

het voorstellen van een uniforme aanpak ter verbetering van de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten. Er zal een flexibele aanpak nodig zijn die rekening houdt met de verschillende behoeften en het verschillende ontwikkelingsniveau van de betrokken landen, of die landen al dan niet lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de voornaamste problemen in termen van intellectuele-eigendomsrechten (land van productie, doorvoer of verbruik van de inbreukmakende goederen);

het kopiëren van andere modellen van handhaving van intellectuele-eigendomsrechten of het aangaan met allianties tegen bepaalde landen. De Commissie staat open voor betere samenwerking en voor synergieën met landen die met soortgelijke problemen te kampen hebben. Het is evenwel van belang dat deze strategie in de eerste plaats op positieve en constructieve maatregelen is gericht.

VOORGESTELDE MAATREGELEN

1.   Identificatie van de prioritaire landen

Het is belangrijk dat een aantal landen wordt geïdentificeerd waarop de Commissie haar inspanningen in het kader van deze strategie moet toespitsen (zie bijlage I, afdeling 4). De menselijke en financiële hulpmiddelen die voor de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten (4) worden ingezet zijn beperkt zodat het onrealistisch is te pretenderen dat onze maatregelen zich in gelijke mate uitstrekken over alle, of zelfs maar de meeste landen waarin goederen worden nagemaakt of illegaal gekopieerd. Daarom moet een mechanisme worden opgezet om vast te stellen welke de meest problematische landen/regio's zijn dan wel de landen/regio's waar maatregelen van de Gemeenschap het meest noodzakelijk zijn; dit is van groot belang zijn voor het welslagen van de strategie.

Eind 2002 is de Commissie met een onderzoek begonnen om de situatie in derde landen in verband met inbreuken op en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te evalueren (5). Dankzij een nauwkeuriger identificatie van de problemen kon een diagnose worden gesteld aan de hand waarvan de Commissie onderhavige strategie kon ontwikkelen. Tevens leverde het onderzoek heel wat informatie op aan de hand waarvan prioritaire landen konden worden geïdentificeerd en waaraan het grootste gedeelte van onze beperkte middelen moet worden toegewezen.

Specifieke acties:

De opzet van een mechanisme waarmee periodiek een onderzoek kan worden uitgevoerd dat vergelijkbaar is met het Onderzoek naar de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een vragenlijst die toegezonden wordt aan bijv. delegaties van de Commissie, ambassades van lidstaten, houders van rechten en hun organisaties, Kamers van Koophandel enz. De antwoorden zullen worden geanalyseerd en de resultaten openbaar gemaakt. Deze resultaten en de gegevens van andere betrouwbare informatiebronnen (6) dienen de basis te vormen voor de nieuwe lijst van prioritaire landen voor een volgende periode.

2.   Multilaterale/Bilaterale overeenkomsten

De Overeenkomst inzake de Handelsaspecten van de Intellectuele-eigendomsrechten (TRIPS — Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights) (7) bevat een uitgebreid hoofdstuk over minimumnormen voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten en technische samenwerking. Zij voorziet ook in een structuur voor toezicht op de toepassing van de Overeenkomst en voor overleg tussen de leden, namelijk de TRIPS-Raad. Tenslotte voorziet de Overeenkomst in een mechanisme ter voorkoming en regeling van geschillen. Hierdoor is de TRIPS-Overeenkomst één van de meest passende en doeltreffende instrumenten om problemen in verband met de schending van intellectuele eigendomsrechten aan te pakken.

De talrijke bilaterale overeenkomsten van de Europese Gemeenschap bevatten een hoofdstuk over intellectuele eigendomsrechten. Doorgaans is in dit hoofdstuk bepaald dat een zeer hoog niveau van bescherming van intellectuele eigendomsrechten (inclusief handhaving) moet worden bereikt. In de meeste overeenkomsten is ook een clausule opgenomen over technische samenwerking op dit gebied. Op de toepassing van deze clausules moet worden toegezien, met name in de meer „problematische” landen.

De institutionele structuren van deze multilaterale en bilaterale overeenkomsten (TRIPS-Raad, Associatieraden, de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom = WIPO, enz.) kunnen gebruikt worden om al in een zeer vroeg stadium problemen te bespreken in verband met wetgeving en handhaving. Zij maken een gestructureerde politieke dialoog mogelijk en kunnen fungeren als fora waar nieuwe initiatieven worden voorgesteld en waar vroegtijdig waarschuwingssignalen kunnen worden gegeven voordat strengere maatregelen noodzakelijk worden.

Voorts bestaat het voornemen de handhavingsclausules in toekomstige bilaterale of bi-regionale overeenkomsten operationeler te maken en duidelijk vast te stellen welke normen de EU als de hoogste internationale normen op dit gebied beschouwt en welke inspanningen zij van haar handelspartners verwacht.

Specifieke acties:

De EU zal:

met andere handelspartners overleg plegen over de mogelijkheid om in de TRIPS-Raad een initiatief te lanceren waarbij de nadruk wordt gelegd op het feit dat de omzetting van de TRIPS-eisen in de nationale wetgevingen ontoereikend is gebleken om het namaken en illegaal kopiëren van goederen tegen te gaan en dat de TRIPS-Overeenkomst zelf lacunes vertoont.

De TRIPS-Raad zou bijvoorbeeld in de toekomst een aantal maatregelen kunnen overwegen, waaronder de uitbreiding van de verplichting tot het nemen van douanemaatregelen tot goederen die worden doorgevoerd of uitgevoerd (8);

zich verder inspannen om erop toe te zien dat wetgeving aan de TRIPS-eisen voldoet, met name in de „prioritaire” landen;

de aanpak van het hoofdstuk intellectuele-eigendomsrechten in bilaterale overeenkomsten herzien en ook de handhavingsclausules verduidelijken en aanscherpen. Bij het opstellen van regels voor iedere onderhandeling is het van belang dat rekening wordt gehouden met de situatie en de capaciteit van onze partners, maar instrumenten zoals de nieuwe EU-richtlijn tot harmonisering van de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten en de nieuwe douaneverordening inzake nagemaakte en illegaal gekopieerde goederen kunnen een belangrijke bron van inspiratie en een nuttige toetssteen vormen;

bij iedere Top en in de Raden/Comités in het kader van deze bilaterale overeenkomsten meer systematisch problemen in verband met de handhaving ter sprake brengen. Om ervoor te zorgen dat de Commissie haar gesprekspartners tot een doeltreffende reactie kan bewegen, is het van essentieel belang dat de houders van rechten haar geloofwaardige en gedetailleerde informatie verstrekken hetzij rechtstreeks hetzij via de EG-delegatie of de ambassades van de lidstaten in de betrokken landen.

3.   Politieke dialoog

De Commissie moet haar handelspartners ervan overtuigen dat een doeltreffende bescherming van de intellectuele eigendom — ten minste op het niveau dat is vastgesteld in de TRIPS-Overeenkomst — van essentieel belang is en dat de eerste stap om namaak en piraterij te bestrijden erin bestaat te zorgen voor een doeltreffende handhaving aan de bron, d.w.z. in de landen van productie en export. De Commissie zal er ook de nadruk op leggen dat doeltreffende handhaving in de meeste gevallen ook in hun belang is — om redenen van volksgezondheid, in het belang van de consument of omwille van de aantrekkelijkheid van het land voor investeerders. Bij haar contacten op verschillende niveaus met de autoriteiten van de betrokken landen moet de Commissie duidelijk tot uiting brengen dat zij bereid is deze autoriteiten bij te staan om de handhaving te verbeteren, maar ook dat zij niet zal aarzelen gebruik te maken van de beschikbare instrumenten om in te grijpen wanneer haar houders van rechten schade lijden door een gebrekkige handhaving.

Bovendien versterkt de Commissie haar samenwerking met landen die ernstig door deze praktijken worden getroffen en zich hierover eveneens zorgen maken, zoals Japan. Deze samenwerking zal leiden tot een grotere uitwisseling van informatie en zelfs tot deelname aan gezamenlijke initiatieven in derde landen. Bovendien zouden dergelijke „joint ventures” moeten leiden tot een rationalisering van de middelen voor landen die met dezelfde problemen te kampen hebben en parallelle initiatieven opzetten.

Tenslotte kunnen de EG-delegaties in de „problematische” landen een belangrijke rol spelen door nauwe banden aan te gaan met de plaatselijke handhavingsorganen, de EG-houders van rechten die in deze landen actief zijn, de ambassades van de EU-lidstaten en met andere betrokken landen.

Specifieke acties:

De boodschap „verbeter uw handhaving” dient zo vaak mogelijk en op zo hoog mogelijk niveau herhaald te worden bij de contacten van de Commissie met de autoriteiten van de landen in kwestie en in alle geschikte fora, met name de WTO en de WIPO. De handhaving moet overkomen als een punt van prioritair belang.

Dat de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten in de politieke dialoog wordt opgenomen, wordt door de volgende initiatieven geïllustreerd:

Tijdens de Top EU-Japan van 2003 zijn de Commissie en Japan overeengekomen om de dialoog op een aantal gebieden, waaronder de intellectuele-eigendomsrechten, te verbeteren. Er werd een „gezamenlijk initiatief EU-Japan voor de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten in Azië” genomen dat is toegespitst op elementen zoals: (a) een nauwgezette follow-up van de vooruitgang van Aziatische landen op dit gebied; (b) de coördinatie van programma's voor technische bijstand en van verantwoordelijkheden; (c) de versterking van de inspanningen EU-Japan voor meer bewustwording dat het van belang is het namaken en het het illegaal kopiëren van goederen tegen te gaan en voor een betere handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten; (d) onderzoek naar mogelijkheden om samen te werken op andere gebieden van de intellectuele eigendomsrechten. Het initiatief wordt ten uitvoer gelegd door middel van een jaarprogramma dat specifieke activiteiten omvat.

De Commissie en China zijn in de marge van de Top EU-China van 2003 overeengekomen om minstens één keer per jaar een dialoog EU-China te houden over de intellectuele eigendom. De besprekingen zouden vooral gaan over namaak en illegale kopieën, institutionele hervormingen, met de handhaving verband houdende onderwerpen zoals centrale of subcentrale handhaving door de douane, politie, bestuurlijke of gerechtelijke organen alsmede de bewustmaking van consumenten en houders van rechten. De eerste bijeenkomst werd gehouden in oktober 2004.

Er zal een basisopleiding komen voor ambtenaren in de delegaties van prioritaire landen zodat deze een minimum aan informatie kunnen verstrekken in verband met handhavingsproblemen. Het is de bedoeling een soort van netwerk te creëren tussen ambtenaren van de Commissie in de delegaties en een nauwere samenwerking tot stand te brengen tussen de delegaties en het hoofdkantoor. Teamwork zal de compilatie van informatie en de opzet van gerichte acties voor de verschillende landen en/of voor een regionale aanpak vergemakkelijken.

4.   Stimuleringsmaatregelen/Technische samenwerking

De meeste landen met een gebrekkige handhaving zullen aanvoeren dat ze te weinig middelen hebben en dat er dringender problemen zijn dan de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten. De handhaving van intellectuele-eigendomsrechten is een complexe en multidisciplinaire activiteit. Zij omvat het opstellen van wetgeving, de opleiding van rechters, politiekorpsen, douaneambtenaren en andere deskundigen, de oprichting van agentschappen of task-forces, bewustmakingscampagnes enz. In de meeste van deze behoeften kan worden voorzien — of is tot op zekere hoogte reeds voorzien — door de Commissie dank zij programma's voor technische samenwerking, maar het is belangrijk dat er meer en betere maatregelen komen.

De EU geeft de voorkeur aan technische bijstand omdat deze bijstand bijdraagt aan armoedebestrijding en ontwikkeling. Het is dus belangrijk aan te tonen dat de adequate handhaving van intellectuele-eigendomsrechten kan helpen dit doel te bereiken door te verwijzen naar de overdracht van technologie en know-how, de bescherming van traditionele kennis, de verbetering van gezondheids- en veiligheidsnormen enz..

Dit vergt een flexibele aanpak die rekening houdt met de verschillende behoeften van het ontvangende land, het niveau van ontwikkeling, het feit of het al dan niet lid is van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de belangrijkste problemen op het gebied van intellectuele eigendomsrechten (land van productie, van doorvoer of van verbruik van nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen). Een samenwerkingsprogramma zal slechts doeltreffend zijn indien het door het ontvangende land als belangrijk wordt waargenomen en prioriteit verkrijgt.

Het is ook van belang dat informatie wordt uitgewisseld en dat voor een minimumniveau van synergie wordt gezorgd tussen de belangrijkste verstrekkers van de technische bijstand zoals de WIPO, de Internationale Douaneraad (WCO), de lidstaten en derde landen zoals Japan, de VS en andere.

Tot slot moet de nadruk worden gelegd op het volgende:

(a)

In de meeste gevallen vindt technische samenwerking plaats „op verzoek”, d.w.z. dat de ontvanger van de technische bijstand een verzoek moet formuleren. Het is belangrijk dat dit voortaan een verzoek wordt op basis van „dialoog” waarbij het belang en de voordelen voor de ontvanger worden besproken.

(b)

Technische samenwerking werpt pas op halflange tot lange termijn, en dus niet meteen, vruchten af. De huidige strategie is evenwel een strategie op lange termijn en adequate handhaving is een doel dat niet slechts met onmiddellijke acties bereikt kan worden, vooral niet in de minstontwikkelde landen die nog niet door de TRIPS-voorschriften gebonden zijn.

(c)

De tenuitvoerlegging van programma's gaat gepaard met een complex administratief proces. De versterking van de coördinatie tussen de diensten van de Commissie die verantwoordelijk zijn voor de verschillende aspecten van de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten en tussen de Commissie en derde partijen is derhalve een essentiële component van de huidige strategie.

Specifieke acties:

Ervoor zorgen dat ten minste de prioritaire landen de kans krijgen om de intellectuele-eigendomsrechten op te nemen in programma's voor handelsgerelateerde technische bijstand of om een beroep te doen op specifieke programma's intellectuele eigendom.

De Commissie zou de technische bijstand met name willen uitbreiden tot Latijns-Amerika omdat dit een regio is waar de handhaving zeker kan worden verbeterd en waar nog geen programma werd opgezet.

Een aantal programma's hebben betrekking op intellectuele-eigendomsrechten. Sommige, zoals ECAP (9) I en II, voor de ASEAN-landen of zelfs het onlangs tussen de EU en China overeengekomen programma op het gebied van de intellectuele eigendom zijn speciaal bedoeld om bijstand te verlenen op het gebied van de intellectuele eigendom. Andere zijn in het algemeen opgezet voor handelsgerelateerde kwesties, maar kunnen ook betrekking hebben op de intellectuele eigendom: WTO II (10) en de faciliteit voor kleinschalige projecten (11), voor China, technische samenwerkingsprogramma's in het kader van de Overeenkomst van Cotonou voor de Staten in Afrika, het Caribische Gebied en het Gebied van de Stille Oceaan, of het CARDS-Programma (12) voor de Balkanlanden. De Commissie zal ervoor zorgen dat de component intellectuele eigendom in deze programma's voldoende aan bod komt.

In de „landen van productie” moet de klemtoon in ieder samenwerkingsprogramma worden verlegd van bijstand bij het opstellen van wetgeving naar een meer op handhaving gerichte strategie waarin opleidingsprogramma's voor rechters, politiepersoneel en douaneambtenaren zijn opgenomen.

Eén en ander wordt reeds succesvol toegepast op douanegebied (DG TAXUD). Op dit gebied zijn er een aantal samenwerkingsovereenkomsten die ook betrekking hebben op een belangrijk instrument voor de handhaving van de intellectuele eigendom, namelijk de controle op namaakgoederen door de douane. Dergelijke overeenkomsten met landen zoals India en China (weldra zal een nieuwe overeenkomst worden gesloten) hebben positieve resultaten op het gebied van opleiding en de overdracht van onze ervaring en methoden naar deze landen. Bovendien illustreren zij hoe kan worden voortgebouwd op de bestaande TRIPS-voorschriften (cf. de controle bij uitvoer en doorvoer naast de controle bij invoer). Waarschijnlijk wordt nog in 2004 een soortgelijke overeenkomst met Japan gesloten.

Ideeën en informatie uitwisselen met andere belangrijke verleners van technische samenwerking zoals de WIPO, de VS, Japan en enkele EU-lidstaten om dubbel werk te voorkomen en de beste werkwijzen met elkaar te delen.

De dialoogmechanismen verbeteren met: (a) de Werelddouaneorganisatie (de WCO) (gecoördineerd door DG TAXUD) om de compatibiliteit en de complementariteit van de technische bijstand van die organisatie met het standpunt en de programma's van de Commissie te evalueren; (b) de WIPO en andere bijstandverleners (het Europees Octrooibureau, het Europees Merkenbureau, enz.) om informatie uit te wisselen en de strategieën beter te coördineren.

Technische samenwerking is ook een belangrijk element van de TRIPS-Overeenkomst (artikel 67) en „past” in de doelstellingen van de Ontwikkelingsagenda van Doha. In dit kader kan het als een op handhaving gericht initiatief worden beschouwd.

5.   Regeling van geschillen/Sancties

Geen enkel voorschrift is doeltreffend als op overtreding geen sancties staan. Er een lijst kunnen worden bekendgemaakt van landen die de intellectuele-eigendomsrechten systematisch schenden en waarvan de overheid geen maatregelen neemt om dit probleem aan te pakken. In laatste instantie zou een beroep kunnen worden gedaan op geschillenregelingsmechanismen waarin multilaterale en bilaterale overeenkomsten voorzien.

Het mechanisme dat werd opgezet in het kader van de verordening inzake handelsbelemmeringen (13) zou als uitgangspunt kunnen dienen. Deze verordening is een juridisch instrument dat bedrijven in de Gemeenschap het recht geeft een klacht in te dienen die de Commissie ertoe verplicht te onderzoeken of die bedrijven schade lijden door de schending van internationale handelsvoorschriften. De procedure leidt tot een onderling overeengekomen oplossing van het probleem of een beroep op het geschillenbeslechtingsmechanisme.

De handelsbelemmeringsverordening heeft een ruim toepassingsgebied; zij is niet alleen van toepassing op goederen maar ook, tot op zekere hoogte, op intellectuele-eigendomsrechten en -diensten indien de schending van voorschriften met betrekking tot deze rechten gevolgen heeft voor de handel tussen de EG en een derde land.

Ook zou een beroep op andere beslechtingsmechanismen voor geschillen in verband met de handel kunnen worden overwogen. Zo neemt de EU in een steeds groter aantal bilaterale overeenkomsten een clausule op inzake soortgelijke mechanismen waarop een beroep zal worden gedaan wanneer niet is voldaan aan de vereiste ho(o)g(st)e normen inzake de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten.

Een gebrekkige handhaving is vaker het gevolg van de wijze waarop voorschriften de facto door de bevoegde autoriteiten (niet) worden toegepast dan van het ontbreken van wetgeving of van een flagrante tegenstrijdigheid tussen de wetgeving en de TRIPS-voorschriften. Wanneer een gebrekkige handhaving evenwel systemisch is, kan de zaak aanhangig worden gemaakt bij een geschillenbeslechtingsorgaan.

Specifieke acties:

De houders van rechten herinneren aan de mogelijkheid om gebruik te maken van het handelsbelemmeringsmechanisme wanneer de TRIPS-voorschriften of de ho(o)g(st)e normen in bilaterale overeenkomsten tussen de EG en derde landen kennelijk worden geschonden. Het mechanisme wordt door de indiening van een klacht op gang gebracht.

De Commissie is bereid om in duidelijk gerechtvaardigde gevallen op eigen initiatief gebruik te maken van het geschillenbeslechtingsmechanisme van de WTO en van soortgelijke geschillenbeslechtingsinstrumenten waarin onze bilaterale overeenkomsten voorzien wanneer niet is voldaan aan de wederzijds aanvaarde normen inzake bescherming van de intellectuele eigendom.

Overwegen welke andere mechanismen kunnen worden gebruikt om het aantal schendingen van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen te verminderen.

6.   Partnerschappen overheid/Particuliere sector

Tal van bedrijven en organisaties houden zich al jarenlang bezig met de bestrijding van het namaken en het illegaal kopiëren van goederen. Zij zijn een onschatbare bron van informatie en belangrijke partners bij ieder bewustmakingsinitiatief. Sommige daarvan zijn in de meest problematische landen reeds aanwezig en zeer actief.

Behalve de nu voorgestelde specifieke acties zijn er binnen de Commissie andere voorbeelden van initiatieven voor het tot stand brengen van partnerschappen tussen overheid en particuliere sector die rechtstreeks of onrechtstreeks met de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten verband houden.

Eén van deze projecten hield de oprichting in van Relay Centra voor Innovatie om ondernemingen bij te staan die zich bezighouden met de overdracht van technologie (14). Dit project beschikt over personeel met een uitgebreide ervaring op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten (licenties, overdracht van intellectuele-eigendomsrechten enz.) dat zou kunnen worden ingezet om informatie te verzamelen over handhavingsproblemen in derde landen. Tot dusverre is het netwerk uitsluitend actief in de EU, maar er wordt overwogen om het uit te breiden tot derde landen. Er loopt een proefproject met een bureau in Chili.

Er werd ook een Help-Desk Intellectuele Eigendom („IPR Help-Desk”) (15) opgezet, een project dat door de Commissie werd gesponsord om creativiteit en innovatie te ondersteunen. De Help-Desk heeft niet ten doel klachten te behandelen, maar de EU-producenten informatie te verstrekken. Hij kan advies verlenen aan ondernemingen die te maken hebben met schendingen van hun rechten in derde landen.

Tenslotte betrekt de Commissie al jarenlang particuliere ondernemingen bij haar seminaries en opleidingsprogramma's waarbij met name de grensoverschrijdende handhaving van intellectuele eigendomsrechten behandeld wordt.

Specifieke acties:

Ondersteuning bij de oprichting van plaatselijke intellectuele-eigendomsnetwerken waarbij ondernemingen, organisaties en kamers van koophandel worden betrokken. Dit gebeurt reeds in enkele belangrijke landen en zal door DG TRADE actief worden gesteund.

Verbetering van de samenwerking met ondernemingen en organisaties die namaak en illegaal kopiëren bestrijden, onder meer door de uitwisseling van informatie over toekomstige initiatieven en door ervoor te zorgen dat deskundigen van de Commissie en van particuliere organisaties aan elkaars activiteiten deelnemen.

7.   Bewustmaking/Leren uit de eigen ervaring

Het grote publiek beter informeren is een andere zeer relevante dimensie van de strategie. Deze taak kan in de volgende delen worden opgesplitst:

(a)

de bewustmaking van verwerkende bedrijven/consumenten in derde landen, dus vanuit twee gezichtspunten: (a) de voordelen van intellectuele-eigendomsrechten moeten gepromoot worden in termen van creativiteitsbevordering, investeringen, overdracht van technologie, bescherming van tradities en kwaliteit; (b) het publiek moet geïnformeerd worden over de gevaren van schendingen van intellectuele-eigendomsrechten voor de volksgezondheid, de consumentenbescherming, de openbare veiligheid enz.

(b)

de bewustmaking van de houders van rechten. Deze bewustmaking dient eveneens vanuit twee gezichtspunten plaats te vinden: (a) er moet gewezen worden op het risico dat verbonden is aan de handel met bepaalde landen waar de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten ondoeltreffend is en op de minimumvoorzorgen die moeten worden genomen zoals de registratie van het intellectuele-eigendomsrecht in dergelijke landen (vaak dienen middelgrote en kleine bedrijven zelfs geen aanvraag in om bescherming van hun intellectueel-eigendomsrecht in derde landen waar zij hun goederen vervaardigen of verkopen); (b) er moet op gewezen worden dat gebruik moet worden gemaakt van de middelen die in deze derde landen beschikbaar zijn om hun rechten af te dwingen. Landen die lid zijn van de WTO (met uitzondering van de minstontwikkelde landen) moeten sinds 2000 minimumnormen op het gebied van de bescherming van de intellectuele eigendom toepassen. Het is duidelijk dat de eerste stap om intellectuele-eigendomsrechten te beschermen gezet moet worden door de houders van de rechten zelf en dat zij maximaal gebruik moeten maken van de beschikbare middelen voordat zij gaan klagen over de doeltreffendheid van de bescherming.

Specifieke acties:

De Commissie beschikt niet over de middelen om uitgebreide bewustmakingscampagnes in derde landen alleen op te zetten. Enkele van de bovenvermelde middelen zouden evenwel gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld door deze campagnes op te nemen in bestaande technische samenwerkingsprogramma's of door partnerschappen tussen overheid en particuliere sector.

De diensten van de Commissie hebben financiële steun verleend voor het opstellen van een „Guidebook on Enforcement of Intellectual Property Rights” (handleiding voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten). Deze handleiding is hoofdzakelijk bedoeld om de overheid van ontwikkelingslanden te helpen bij het opzetten van systemen en procedures voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. In de handleiding worden de meest voorkomende moeilijkheden behandeld waarmee deze landen bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te kampen hebben en wordt advies gegeven over de wijze waarop die rechten doeltreffend en duurzaam kunnen worden beschermd. De handleiding bevat een beschrijving van nuttige hulpmiddelen waarvan de overheid en de houders van rechten die moeilijkheden ondervinden gebruik kunnen maken.

De handleiding is voor iedereen beschikbaar op de website van de Commissie.

8.   Institutionele samenwerking

De diensten van de Commissie die verantwoordelijk zijn voor de verschillende aspecten van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zullen hun coördinatie en samenwerking opvoeren zodat de Commissie haar rol beter kan vervullen. Zonder nog meer bureaucratie in het leven te roepen:

(a)

moeten de uitwisseling van informatie en de coördinatie tussen de diensten die met de diverse aspecten van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten belast zijn verder worden verbeterd;

(b)

moeten de identificatie en de toegankelijkheid van met specifieke kwesties belaste diensten voor externe betrokkenen (houders van rechten, autoriteiten van derde landen, enz.) worden vereenvoudigd.

Specifieke acties:

Regelmatige vergaderingen tussen de diensten om de initiatieven op te volgen die in het kader van onderhavige strategie worden uitgevoerd, om de verkregen resultaten te bespreken en om nieuwe initiatieven in de strategie op te nemen. Een toename van de samenwerking met diensten die zich met technische bijstand bezighouden teneinde de bijstand aan relevante derde landen bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te bevorderen.

Om derden te helpen inzicht te krijgen in de taakverdeling tussen de verschillende diensten van de Commissie:

zal een nieuwe webpage van de Commissie worden gecreëerd met als inhoud: (a) de bestaande wetgeving voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten; (b) een vademecum op het gebied van de handhaving, waarin de contactpunten van de Commissie zijn aangegeven voor de verschillende soorten intellectuele-eigendomsrechten en aspecten van de handhaving van deze rechten, en dat ook links bevat naar de webpages van de diensten die zich daarmee bezighouden;

zullen in de reeds bestaande webpages van diensten die zich met bepaalde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten of bepaalde sectoren bezighouden cross links worden opgenomen.

Er zal ook gezorgd worden voor coördinatie met andere initiatieven van de Commissie die verband houden met intellectuele-eigendomsrechten zoals de Relay Centra voor Innovatie en de Help-Desk Intellectuele Eigendom en er zal worden op toegezien dat deze daadwerkelijk bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van onderhavige strategie door het verzamelen van informatie bij en het verstrekken van informatie aan de particuliere sector.


(1)  Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 is te raadplegen op:

http://europa.eu.int/eur-lex/pri/en/oj/dat/2004/l_195/l_19520040602en00160025.pdf

(2)  Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 is te raadplegen op:

http://europa.eu.int/comm/taxation_customs/customs/counterfeit_piracy/files/counterfeit_en.pdf

(3)  Deze strategie heeft geen rechtstreekse financiële gevolgen voor de begroting van de Europese Commissie.

(4)  Onder intellectuele-eigendomsrechten worden in dit document verstaan de intellectuele-eigendomsrechten in ruime zin, d.w.z. ook auteursrecht en naburige rechten, handelsmerken, octrooien, tekeningen en modellen, geografische aanduidingen, niet-openbaar gemaakte informatie, enz.

(5)  De volledige resultaten van het Onderzoek naar de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen inclusief een gedetailleerd verslag per land voor alle landen waarover voldoende gegevens werden ontvangen, zijn beschikbaar op

http://europa.eu.int/comm/trade/issues/sectoral/intell_property/survey_en.htm

(6)  Een waardevolle bron van informatie over de oorsprong en de aard van nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen bestemd voor gebruik in of doorvoer door de Gemeenschap en over de route die dergelijke goederen volgen zijn de jaarlijkse statistieken over door de douane aan de grens van de Gemeenschap in beslag genomen goederen uit derde landen. Het verslag wordt gepubliceerd door DG TAXUD. De cijfers voor 2003 zijn beschikbaar op:

http://europa.eu.int/comm/taxation_customs/customs/counterfeit_piracy/index_en.htm

(7)  Overeenkomst inzake handelsaspecten van intellectuele-eigendomsrechten, bijlage 1C bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (TRIPS, Marrakesh 1994).

(8)  Volgens artikel 51 van de TRIPS-Overeenkomst zijn de leden uitsluitend tot douanemaatregelen verplicht bij de invoer van goederen.

(9)  Het Programma Intellectuele Eigendom EG-ASEAN omvat een regionale en een nationale component en heeft betrekking op alle gebieden van de intellectuele-eigendom. Voor het programma werd een bedrag van 5 miljoen EUR uitgetrokken. 2 miljoen EUR extra zijn gepland om rekening te houden met de opname van Laos, Cambodja en Vietnam in het programma. Het project startte in 2000 en heeft een looptijd van vijf jaar.

(10)  WTO II is het grootste WTO-gerelateerde steunprogramma in China ter waarde van 15 miljoen EUR en met een looptijd van vijf jaar; China heeft zich bereid verklaard om nog 30 % bij te dragen. Er zal een hoofdstuk intellectuele eigendom worden voorgesteld. Het programma zou vóór het einde van 2004 van start moeten gaan.

(11)  De faciliteit werd ontworpen om kleine initiatieven in China te steunen. De initiatieven zijn volledig „op verzoek”; voor het programma werden in totaal 9,6 miljoen EUR uitgetrokken en het heeft een looptijd van vijf jaar. De opname in het programma van met intellectuele-eigendomsrechten verband houdende projecten zal actief worden aangemoedigd.

(12)  In het kader van het Programma Communautaire bijstand voor wederopbouw, ontwikkeling en stabilisatie (CARDS) voor de Westelijke Balkan werd in juli 2003 een project  „Industriële en intellectuele-eigendomsrechten”  opgestart. Het project heeft een looptijd van 36 maanden en er werd 2,25 miljoen EUR voor uitgetrokken.

(13)  Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld.

http://europa.eu.int/comm/trade/issues/respectrules/tbr/legis/adgreg06a.htm.

(14)  Dit project wordt beheerd door DG ENTR. Voor meer informatie zie:

http://europa.eu.int/comm/enterprise/innovation/networks.htm#irc

(15)  http://www.ipr-helpdesk.org


BIJLAGE I

ACHTERGROND

1.   Wat is het probleem?

Bij de TRIPS-Overeenkomst werd voor de eerste maal een uitgebreide multilaterale regeling vastgesteld die op alle soorten intellectuele-eigendomsrechten van toepassing is. Zij bevat ook een gedetailleerd hoofdstuk over minimumnormen voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, die door alle WTO-leden moeten worden opgelegd.

Hoewel de meeste WTO-leden inmiddels wetgeving hebben goedgekeurd die deze minimumnormen (1) oplegt, nemen namaak en piraterij elk jaar nog toe. Deze activiteiten hebben de afgelopen jaren industriële proporties bereikt, omdat ze aanzienlijke winsten kunnen opleveren met doorgaans slechts weinig risico voor de daders.

De Europese Gemeenschap mag haar inspanningen dus niet langer ertoe beperken na te gaan of de WTO-leden een algemeen wettelijk kader hebben ingevoerd. Het is van groot belang dat de Europese Gemeenschap zich meer gaat richten op een krachtdadige en effectieve toepassing van de handhavingswetgeving.

Binnen de Gemeenschap en aan haar buitengrenzen zijn de afgelopen jaren een aantal belangrijke initiatieven genomen. Al in 1994 heeft de Europese Gemeenschap de zogenaamde douaneverordening (Verordening (EG) nr. 3295/94) goedgekeurd, waardoor nagemaakte goederen bij invoer aan de grens kunnen worden gecontroleerd. Vervolgens heeft de Commissie in 1998 haar groenboek over de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt gepubliceerd. Op basis van de reacties op het groenboek heeft de Commissie op 30 november 2000 een actieplan voorgesteld. Dit actieplan heeft gestalte gekregen, onder meer in de richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in de Gemeenschap, in de verordening betreffende het optreden van de douane tegen nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen waarbij de bij een vorige verordening vastgestelde maatregelen werden verbeterd, in de uitbreiding van de bevoegdheden van Europol op het gebied van namaak en piraterij en in een studie over de methoden voor het verzamelen, analyseren en vergelijken van informatie over namaak en piraterij (2). Voorts is in de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van het voorjaar van 2003 (3) sterk aangedrongen op een intensivering van de strijd tegen namaak en piraterij. De Commissie (DG JLS) zou hieraan in 2004 gevolg geven met een voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van wetgevingen en sancties op het gebied van namaak en piraterij.

De situatie is echter anders buiten de Gemeenschap. De interne instrumenten die de houders van rechten in de Gemeenschap kunnen aanwenden tegen schendingen van hun rechten binnen de Gemeenschap of bij invoer in de Gemeenschap van namaakgoederen, kunnen niet worden aangewend tegen schendingen in derde landen, waar de nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen worden verkocht of van waaruit zij naar andere derde landen worden uitgevoerd. Hoewel deze schendingen buiten de Gemeenschap plaatsvinden, ondervinden de houders van rechten in de Gemeenschap hierdoor rechtstreeks nadeel.

2.   Hoe belangrijk is het en waarom? Voor wie is het belangrijk?

a)   de Europese Gemeenschap

Schendingen van intellectuele-eigendomsrechten, hetgeen tot uiting komt in de aanwezigheid op de markt van nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen, hebben een zeer negatieve invloed op een aantal gebieden. De EG-markt, waar traditioneel veel wordt geïnvesteerd in door intellectuele-eigendomsrechten beschermde goederen en diensten die een aanzienlijke meerwaarde opleveren, is vaak het slachtoffer van de povere handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, ook wanneer de schendingen plaatsvinden in derde landen en de nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen niet voor de EG-markt zijn bestemd. Hieronder volgt een beschrijving van enkele negatieve gevolgen van schendingen van intellectuele-eigendomsrechten:

Economisch en sociaal: De houders van rechten hebben geen rendement van hun investeringen in O&O, marketing, creativiteit, kwaliteitscontrole enz.; er is een negatieve invloed op het marktaandeel, de omzet, de reputatie, de werkgelegenheid en uiteindelijk op het voortbestaan van bepaalde activiteiten en ondernemingen die op de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten zijn gebaseerd. Frequente schendingen van intellectuele-eigendomsrechten ontmoedigen ook buitenlandse investeringen en de overdracht van technologie.

Gezondheid en consumentenbescherming: Nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen worden doorgaans geproduceerd door onbekenden die geen rekening houden met eisen op het gebied van gezondheid, veiligheid en kwaliteit, en evenmin zorgen voor een naverkoopdienst, garanties, gebruiksaanwijzingen enz. Voorbeelden van dit probleem zijn de steeds frequentere inbeslagnames van nagemaakte medicijnen, voedsel (zelfs gebotteld water), auto- en vliegtuigonderdelen, elektronische toestellen en speelgoed.

Openbare orde en veiligheid: De steeds grotere betrokkenheid van criminele organisaties, soms zelfs van terroristische groeperingen, bij grootscheepse transacties in nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen is de laatste jaren een steeds grotere bron van zorg. Deze betrokkenheid valt te verklaren door het feit dat deze activiteiten bijzonder lucratief zijn en in vergelijking met andere winstgevende criminele activiteiten weinig risico's met zich brengen (4). De omvang van het probleem en de bedragen waar het om gaat, maken de strijd tegen piraterij even complex als de strijd tegen de drugshandel of het witwassen van geld. Europol, Interpol en de politie in een aantal EG-lidstaten hebben hiervoor bijzondere afdelingen opgericht.

Fiscale: Aangezien namaak en piraterij illegale praktijken zijn en nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen goedkoper zijn, ontvangt de staat doorgaans minder belastinginkomsten (BTW, inkomstenbelasting, douanerechten). Dit is vooral een bijzonder gevoelig punt voor landen waar bepaalde economische sectoren, zoals die van de tabak, alcoholische dranken, benzine enz., streng door de staat worden gecontroleerd.

b)   derde landen

Waarom zouden derde landen met weinig traditie op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten, met weinig houders van rechten, en met soms een groot deel van de handel en industrie dat baat heeft bij de schendingen, bereid worden gevonden om dit probleem aan te pakken?

Het antwoord op deze vraag verschilt niet wezenlijk van het antwoord dat voor de Gemeenschap wordt gegeven (zie hierboven). Het is duidelijk dat schendingen van intellectuele-eigendomsrechten gevolgen hebben voor de volksgezondheid en de consumentenbescherming, en dat zij de georganiseerde misdaad en verlies aan belastinginkomsten in de hand werken, zowel in de Gemeenschap als in derde landen (waar de schendingen doorgaans plaatsvinden). Bijgevolg hebben deze landen rechtstreeks belang bij de strijd tegen namaak en piraterij (of zouden dit moeten hebben).

In verband met het eerste punt (economische en sociale gevolgen) kan echter worden aangevoerd dat derde landen geen rechtstreeks belang hebben bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten waarvan EG-ondernemingen houder zijn. Het zou er immers op lijken dat zij hun middelen moeten inzetten om de investeringen van buitenlanders te beschermen (een argument dat bepaalde landen vaak aanvoeren). Om dit argument te ontkrachten moet de Europese Gemeenschap de boodschap overbrengen dat een doeltreffende handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (zelfs wanneer derden daarvan houder zijn) essentieel is om buitenlandse investeringen aan te trekken, voor de overdracht van technologie en know-how en ter bescherming van de plaatselijke houders van rechten in ontwikkelingslanden en minstontwikkelde landen die ook schade lijden door misbruik van hun intellectuele-eigendomsrechten (5). Het is een kwestie van goed bestuur en internationale geloofwaardigheid, om nog maar te zwijgen van de verplichting tot nakoming van de WTO-overeenkomsten en andere internationale en bilaterale afspraken. Op middellange tot lange termijn zullen binnenlandse auteurs, uitvinders en investeerders zich aangemoedigd voelen, wat tot de ontwikkeling van deze landen zal bijdragen.

Wordt de waarde van intellectuele-eigendomsrechten onderschat, dan zal de handhaving hieronder lijden. Om dit aspect van het systeem van intellectuele-eigendomsrechten beter te belichten, zou het nuttig zijn dat sommige (zich snel ontwikkelende) ontwikkelingslanden een raming maken van de waarde van hun activiteiten die in hoofdzaak op de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten zijn gebaseerd (6). Dit zou ertoe kunnen leiden dat het belang van intellectuele-eigendomsrechten voor de economie van een land en voor zijn economische, sociale en culturele ontwikkeling en groei, naar waarde wordt geschat.

Er zijn echter recente voorbeelden van landen waar de opkomst van een concurrerende en steeds meer gesofisticeerde economie de behoefte heeft doen ontstaan aan een doeltreffende bescherming van intellectuele-eigendomsrechten tegen binnen- en buitenlandse schendingen.

In sommige van de meest „problematische” landen lijkt de overheid zich ten volle bewust te zijn van het belang van intellectuele-eigendomsrechten voor de ontwikkeling van het land en vragen binnenlandse houders van rechten met evenveel aandrang als buitenlandse houders van rechten om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Het probleem is dat namaak en piraterij in hun economie een belangrijke plaats innemen. Het probleem moet dus in een ruimer kader worden gezien en kan niet alleen vanuit de invalshoek van de intellectuele-eigendomsrechten worden aangepakt. Slechts een allesomvattend beleid waarbij zowel de nationale als de regionale en plaatselijke autoriteiten worden betrokken, kan een oplossing bieden.

3.   Welke intellectuele-eigendomsrechten worden geschonden en welke sectoren worden het meest getroffen?

Bijna alle intellectuele-eigendomsrechten worden geschonden. Een veel voorkomende misvatting is dat vooral luxe-, sport- en kledingmerken, muziek- en softwarecd's en -dvd's en slechts weinig andere goederen het slachtoffer zijn namaak en piraterij. In werkelijkheid worden zo goed als alle intellectuele-eigendomsrechten op grote schaal geschonden en worden de meest uiteenlopende goederen nagemaakt, zoals cornflakes, planten en zaden, vliegtuigonderdelen, zonnebrillen, sigaretten, medicijnen, AA-batterijen en volledige benzinestations. Zowel grote softwareproducenten als kleine producenten van een bepaald soort thee kunnen het slachtoffer worden. De jaarlijkse statistieken van de Commissie over het aantal en de soorten nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen uit derde landen die door de douane in beslag zijn genomen, bieden gedetailleerde en betrouwbare informatie over de omvang en de groei van het probleem (7).

De Commissie is van oordeel dat de meeste houders van de verschillende soorten intellectuele-eigendomsrechten met dezelfde problemen te kampen hebben, zodat deze problemen het best kunnen worden aangepakt met een geïntegreerde strategie. De thans voorgestelde Strategie heeft als doelstelling de schendingen van alle soorten intellectuele-eigendomsrechten (auteursrechten, merken, geografische aanduidingen, octrooien, modellen enz.) te bestrijden.

4.   Wat moet onder „prioritair land” worden verstaan?

Om vast te stellen welke landen het meest problematisch zijn op het gebied van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, worden verschillende criteria toegepast (8). De probleemlanden kunnen worden onderverdeeld in: a) bronlanden, b) doorvoerlanden, en c) landen van bestemming. Voor elke groep landen gelden andere maatregelen om de situatie zo goed mogelijk aan te pakken.

a)   Bronlanden

Dit zijn de landen waar de productie van nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen, zowel voor binnenlands verbruik als voor uitvoer, zorgwekkende niveaus bereikt. In het geval van digitale piraterij via het internet is het soms bijzonder moeilijk om de oorsprong van de schendingen van de intellectuelle-eigendomsrechten te achterhalen.

In deze landen is het vooral van belang de doeltreffendheid en de coördinatie van politie, gerecht, douane en het bestuur in het algemeen te verbeteren. Ook is het van belang ervoor te zorgen dat het wettelijk kader in strenge sancties voorziet.

b)   Doorvoerlanden

Om een volledig beeld te krijgen mag de aandacht echter niet alleen uitgaan naar de landen die intellectuele-eigendomsrechten schenden door de massale productie van namaakgoederen op hun grondgebied, maar moet ook worden nagegaan welke landen als draaischijf dienen. Tot deze categorie behoren landen waaruit de in de Gemeenschap in beslag genomen goederen afkomstig zijn, waar namaakgoederen voornamelijk worden doorgevoerd en niet zozeer worden geproduceerd. De grote hoeveelheid goederen uit die landen wijzen op een gebrekkige handhaving, op zijn minst bij de grenscontroles. Criminele organisaties maken van deze zwakheden gebruik om verschillende smokkelroutes in die landen tot stand te brengen om de werkelijke oorsprong van de goederen te verbergen.

Betere maatregelen aan de grens en een meer doeltreffend douaneoptreden, vooral bij de doorvoer van goederen, moeten het mogelijk maken de omvang van de illegale handel aanzienlijk te beperken.

c)   Landen van bestemming

Bij alle strategieën om schendingen van intellectuele-eigendomsrechten te beperken, is het van belang na te gaan of een land een belangrijk land van bestemming van namaakgoederen is dan wel in de eerste plaats een markt voor dergelijke goederen.

In bijna alle landen worden grote hoeveelheden namaakgoederen verkocht. Het feit dat het om een wijdverbreid probleem gaat, maakt het moeilijk om te bepalen welke landen de voornaamste markten voor illegaal gekopieerde goederen zijn, vanwege een aantal redenen die soms in tegenspraak met elkaar zijn: omdat die landen te arm zijn om door intellectuele-eigendomsrechten beschermde goederen te kopen, omdat de praktijk aanvaard is of op zijn minst niet wordt veroordeeld, omdat zij die goederen in grote hoeveelheden produceren, omdat het soms niet mogelijk is echte goederen van nagemaakte te onderscheiden, of omdat namaakgoederen goedkoper zijn. Dit is de reden waarom de middelen moeten worden geconcentreerd op de belangrijkste markten van de legitieme houders van rechten in de Gemeenschap die het meest te lijden hebben onder schendingen van intellectuele-eigendomsrechten.

De strijd tegen het gebruik van nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen vergt inspanningen, want het publiek moet worden voorgelicht over de negatieve gevolgen en de risico's. Ook moeten er meer effectieve douanecontroles bij invoer komen en moeten politie en gerecht meer doeltreffend optreden tegen netwerken en personen die betrokken zijn bij de grootschalige illegale handel in deze goederen.

5.   Hoe is de situatie in de Gemeenschap?

Doorgaans wordt erkend dat de Gemeenschap en haar lidstaten aan zeer hoge normen voldoen wat de bescherming en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten betreft, zoals blijkt uit het acquis, en in het bijzonder de recente inspanningen (zie punt 1) hierboven). Praktisch gezien geven verslagen zoals het jaarverslag van DG TAXUD (9) een duidelijk beeld van de resultaten die de autoriteiten van de lidstaten bereiken op het gebied van inbeslagnames van namaakgoederen aan de grenzen.

Binnen de Gemeenschap bestaan er echter verschillen tussen de lidstaten wat het niveau van handhaving betreft. Sommige lidstaten moeten meer doen om de situatie te verbeteren en de productie en verkoop van nagemaakte of illegaal gekopieerde goederen die nog steeds plaatsvinden tegengaan. De nieuwe richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in de Gemeenschap zal helpen om de situatie te verbeteren.

6.   Welke zijn de belangrijkste actoren in de Commissie?

Verschillende directoraten-generaal (DG's) van de Commissie zijn bevoegd ten aanzien van de verschillende aspecten van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, met name:

DG TRADE (handel) behandelt de externe dimensie (multilateraal en bilateraal) van het probleem, namelijk handhaving in derde landen. Het vertegenwoordigt tevens de Europese Gemeenschap in de WTO en met name in de TRIPS-Raad.

DG MARKT (interne markt) is verantwoordelijk voor het beleid en de wetgeving van de Europese Unie op het gebied van intellectuele- en industriële-eigendomsrechten en voert namens de Europese Gemeenschap de onderhandelingen in de diverse comités van de WIPO. DG MARKT heeft bovengenoemde richtlijn betreffende de handhaving opgesteld.

DG AGRI (landbouw) is verantwoordelijk voor het interne en externe beleid van de Europese Unie en voor de wetgeving van de Unie betreffende geografische aanduidingen van landbouwproducten en voert de onderhandelingen op dit gebied.

DG TAXUD (belastingen en douane-unie) regelt de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de buitengrenzen van de Gemeenschap. DG TAXUD heeft bovengenoemde douaneverordening opgesteld.

DG JLS (justitie, vrijheid en veiligheid) heeft regelgevende bevoegdheid wanneer de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten gepaard gaat met handhaving van de wet zowel binnen als buiten de Gemeenschap. Specifieke acties „ter plaatse” op dit gebied worden behandeld door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

DG DEV (ontwikkeling) en DG RELEX (buitenlandse betrekkingen) coördineren zowel centraal als via de delegaties van de Europese Unie in derde landen, bijstand van de Gemeenschap voor ontwikkelingslanden en minstontwikkelde landen, ook op het gebied van de handel, terwijl AIDCO de technische-bijstandprogramma's beheert.

Ten slotte is DG ENTR (ondernemingen) de manager van de Help Desk intellectuele-eigendomsrechten (10). Dankzij zijn nauwe contacten met het bedrijfsleven (dat wil zeggen met veel houders van intellectuele-eigendomsrechten) is het een belangrijke partner.

Dit is van cruciaal belang voor de doeltreffendheid van deze Strategie. DG TRADE en andere DG's met externe bevoegdheden spelen een belangrijke en welbepaalde rol bij de verbetering van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen. De meeste „operationele” bevoegdheden in de strijd tegen namaak en piraterij berusten echter bij de lidstaten of bij andere DG's. De meest zichtbare en/of onmiddellijke resultaten in deze strijd zullen altijd worden bereikt door de douane, de politie, de nationale rechtbanken, de harmonisatie van wetten en procedures en de invoering van mechanismen voor informatie-uitwisseling op EG-niveau. Op deze (hoofdzakelijke interne) gebieden kan DG TRADE slechts een beperkte bijdrage leveren. De situatie is echter anders wat de handhaving in derde landen betreft. In dit geval kunnen DG TRADE en de diensten van de Commissie met externe bevoegdheden op dit gebied, in samenwerking met de delegaties van de Europese Gemeenschap in derde landen, vast en zeker een belangrijke rol spelen bij de uitvoering van de in deze Strategie voorgestelde taken.


(1)  De minstontwikkelde landen behoeven hun wetgeving niet voor 2006 aan de TRIPS-normen aan te passen.

(2)  Een exemplaar hiervan kan op aanvraag bij MARKT-E4@cec.eu.int. worden verkregen.

(3)  Europese Raad van het voorjaar van 2003. Conclusies van het voorzitterschap:

37.

De Europese Raad roept de Commissie en de lidstaten op om de exploitatie van intellectuele-eigendomsrechten te bevorderen door werk te maken van maatregelen ter bestrijding van namaak en piraterij, die de ontwikkeling van een markt voor digitale goederen en diensten ontmoedigen, alsmede om octrooien op in computers toegepaste uitvindingen te beschermen.

(4)  In veel landen zijn andere zeer lucratieve criminele activiteiten, zoals de drugshandel, zeer risicovol (soms staat daar zelfs de doodstraf op) en worden zeer veel middelen ingezet om deze te bestrijden. Daarentegen wordt de handel in namaakgoederen als relatief onschadelijk beschouwd.

(5)  Bijvoorbeeld: namaak van bepaalde merken rijstwijn in China of van een bekend lokaal merk vissaus in Vietnam.

(6)  De Commissie heeft in 2003 een studie gepubliceerd: Het economische belang van auteursrecht

(http://www.europa.eu.int/comm/internal_market/en/intprop/index.htm).

Sommige landen, zoals de Verenigde Staten en Finland, stellen dergelijke documenten op, namelijk voor de bedrijfstakken met auteursrechtelijke bescherming („Copyright industries in the US Economy” van Stephen E. Siwek en Gale Mosteller, opgesteld voor de International Intellectual Property Alliance, en Het economische belang van bedrijfstakken met auteursrechtelijke bescherming in Finland van de Finse Vereniging voor Auteursrecht).

(7)  http://europa.eu.int/comm/taxation_customs/customs/counterfeit_piracy/index_en.htm

(8)  „Prioritaire landen” kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van de volgende criteria:

informatie van houders van rechten van de Gemeenschap en andere bronnen (delegaties enz.) over schendingen van intellectuele-eigendomsrechten;

gegevens in verband met inslagnames van nagemaakte goederen door de douane aan de grens van de Gemeenschap;

belang van de landen in termen van de huidige of mogelijke omvang van de handel met de Gemeenschap. Valt een land in één of meerdere categorieën, dan blijkt hieruit het belang van de situatie in dat land vanuit het oogpunt van de Gemeenschap. Landen van minder belang wat de omvang van de handel betreft, worden niet prioritair geacht.

In ieder geval is de situatie aan voortdurende wijzigingen onderhevig, en moet zij voortdurend worden gevolgd.

(9)  http://europa.eu.int/comm/taxation_customs/customs/counterfeit_piracy/index_en.htm

(10)  http://www.ipr-helpdesk.org/index.htm


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/17


Inleiding van een herzieningsprocedure bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van siliciumcarbide uit de Volksrepubliek China, Rusland en Oekraïne en van een tussentijds onderzoek van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van siliciumcarbide uit Rusland

(2005/C 129/04)

Na de publicatie van het bericht dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van siliciumcarbide uit de Volksrepubliek China, Rusland en Oekraïne binnenkort zouden vervallen (1), heeft de Commissie het verzoek ontvangen een herzieningsprocedure in te leiden in verband met deze maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (2) (hierna „de basisverordening” genoemd). De Commissie heeft ook een verzoek ontvangen om een tussentijds onderzoek van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van siliciumcarbide uit Rusland.

1.   Indiener van het verzoek

De verzoeken werden op 24 februari 2005 ingediend door de „European Chemical Industry Council (CEFIC)” namens producenten die de gehele productie van siliciumcarbide in de EG vertegenwoordigen.

2.   Product

Het verzoek heeft betrekking op siliciumcarbide, ingedeeld onder GN-code 2849 20 00 („het betrokken product”) uit de Volksrepubliek China, Rusland en Oekraïne. De GN-code wordt slechts ter informatie vermeld.

3.   Thans geldende maatregelen

Momenteel zijn op het betrokken product definitieve antidumpingrechten van toepassing die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1100/2000 van de Raad (3).

4.   Motivering van het verzoek

4.1.   Motivering van de procedure bij het vervallen van de maatregelen

Het verzoek is ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zal leiden tot een voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de EG-producenten.

a)   Rusland

De bewering dat het betrokken product uit Rusland nog steeds met dumping wordt ingevoerd is gebaseerd op een vergelijking van de normale waarde (de prijzen op de Russische markt) met de prijzen bij uitvoer naar de EG.

Gelet op artikel 2, lid 7, van de basisverordening heeft de indiener van het verzoek de normale waarde voor Oekraïne vastgesteld aan de hand van de prijs in het in punt 5.1 d) genoemde derde land met een markteconomie. De bewering dat het betrokken product uit Oekraïne met dumping wordt ingevoerd is gebaseerd op de vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijzen bij uitvoer naar de EG.

De aldus voor Rusland en Oekraïne vastgestelde dumpingmarges zijn aanzienlijk.

De indiener van het verzoek heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het betrokken product uit Rusland en Oekraïne aanzienlijk is gebleven.

Voorts heeft hij aangevoerd dat de invoer uit de betrokken landen, gezien de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen die invoer plaatsvond, nadelig is voor het prijsniveau in de EG, waardoor de bedrijfsresultaten en financiële situatie van de EG-producenten aanzienlijk zijn verslechterd en arbeidsplaatsen verloren zijn gegaan.

Volgens de indiener van het verzoek is het waarschijnlijk dat de schadeveroorzakende dumping zal worden voortgezet. Hij heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat, indien de thans geldende maatregelen vervallen, waarschijnlijk nog grotere hoeveelheden met dumping zullen worden ingevoerd vanwege de onbenutte productiecapaciteit in Rusland en Oekraïne.

Tenslotte beweert de indiener van het verzoek dat de EG-producenten uitsluitend door de aanwezigheid van antidumpingmaatregelen minder schade lijden. Indien deze maatregelen vervallen is het waarschijnlijk dat het betrokken product uit Rusland en Oekraïne weer in aanzienlijke hoeveelheden tegen dumpingprijzen zal worden ingevoerd en dat de EG-producenten nog meer schade zullen lijden.

b)   Volksrepubliek China

Volgens de indiener van het verzoek is het waarschijnlijk dat het betrokken product weer met dumping uit de Volksrepubliek China zal worden ingevoerd. Gelet op artikel 2, lid 7, van de basisverordening heeft de indiener van het verzoek de normale waarde voor de Volksrepubliek China vastgesteld aan de hand van de prijs in het in punt 5.1 d) genoemde derde land met een markteconomie. De bewering dat het betrokken product uit de Volksrepubliek China weer met dumping zal worden ingevoerd is gebaseerd op de vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijzen bij uitvoer naar andere derde landen zoals Japan en de VS.

De aldus voor de Volksrepubliek China vastgestelde dumpingmarge is aanzienlijk.

Volgens de indiener van het verzoek is het waarschijnlijk dat weer schadeveroorzakende dumping zal optreden. Hij heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat het waarschijnlijk is, indien de thans geldende maatregelen vervallen, dat nog grotere hoeveelheden met dumping zullen worden ingevoerd vanwege de onbenutte productiecapaciteit en recente investeringen in de Volksrepubliek China.

Tenslotte beweert de indiener van het verzoek dat de EG-producenten uitsluitend door de aanwezigheid van antidumpingmaatregelen minder schade lijden door de invoer van siliciumcarbide uit de Volksrepubliek China. Indien deze maatregelen vervallen is het waarschijnlijk dat dit product uit de Volksrepubliek China weer in aanzienlijke hoeveelheden tegen dumpingprijzen zal worden ingevoerd en dat de EG-producenten schade zullen blijven lijden.

4.2.   Motivering van het tussentijdse onderzoek

Volgens de indiener van het verzoek is de huidige vorm van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product uit Rusland, namelijk een verbintenis tot inachtneming van kwantitatieve beperkingen, niet passend, daar de schadelijke gevolgen van dumping hierdoor niet worden geneutraliseerd. Daarom dient de vorm van de maatregelen te worden herzien.

5.   Procedure

Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen en een tussentijdse procedure in te leiden en opent zij hierbij een onderzoek overeenkomstig artikel 11, leden 2 en 3, van de basisverordening.

5.1.   Onderzoek naar de waarschijnlijkheid van dumping en schade en naar de gepastheid van de vorm van de maatregelen ten aanzien van de invoer uit Rusland

Bij het onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen zal worden vastgesteld of het waarschijnlijk is dat de invoer met dumping zal worden voortgezet of zich opnieuw zal voordoen en of hierdoor schade zal ontstaan. Bij het tussentijdse onderzoek zal worden onderzocht of de vorm van de maatregelen ten aanzien van de invoer uit Rusland passend is en of deze maatregelen moeten worden gewijzigd.

a)   Steekproef

Daar kennelijk een groot aantal bedrijven bij deze procedure is betrokken, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening, van steekproeven gebruik maken.

i)   Steekproef van producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China

Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is van een steekproef gebruik te maken en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie alle producenten/exporteurs, of hun vertegenwoordigers, binnen de onder punt 6 b) i) vermelde termijn en op de in punt 7 vermelde wijze contact met haar op te nemen en haar de volgende gegevens over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en naam van een contactpersoon;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 naar de EG werd uitgevoerd en de waarde van deze export in plaatselijke valuta;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 naar andere derde landen werd uitgevoerd en de waarde van deze export in plaatselijke valuta;

een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van het bedrijf in verband met de productie van het betrokken product, alsmede een opgave van de productie van het betrokken product in ton, van de productiecapaciteit en van de investeringen in productiecapaciteit in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005;

de namen en een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van alle verbonden bedrijven (4) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (in binnen- en buitenland) van het betrokken product;

alle andere inlichtingen die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn;

of het bedrijf bereid is in de steekproef te worden opgenomen, hetgeen betekent dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse zullen worden gecontroleerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten/exporteurs nodig heeft, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de Chinese autoriteiten en met de haar bekende organisaties van producenten/exporteurs.

ii)   Steekproef van importeurs

Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is van een steekproef gebruik te maken en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie alle importeurs, of hun vertegenwoordigers, binnen de onder punt 6 b) i) vermelde termijn en op de onder punt 7 vermelde wijze contact met haar op te nemen en haar de volgende gegevens over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en naam van een contactpersoon;

de totale omzet van het bedrijf in euro in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005;

het aantal werknemers;

een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van het bedrijf in verband met het betrokken product;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product uit de Volksrepubliek China, Rusland en Oekraïne die in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 in de EG is ingevoerd en verkocht en de waarde van die verkoop in euro;

de namen en een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van alle verbonden bedrijven (5) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product;

alle andere inlichtingen die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn;

of het bedrijf bereid is in de steekproef te worden opgenomen, hetgeen betekent dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse zullen worden gecontroleerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van importeurs nodig heeft, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de haar bekende organisaties van importeurs.

iii)   Definitieve samenstelling van de steekproef

Op- of aanmerkingen over het samenstellen van de steekproef moeten binnen de onder punt 6 b) ii) vermelde termijn worden toegezonden.

Alvorens de steekproef definitief samen te stellen zal de Commissie de bedrijven raadplegen die zich bereid hebben verklaard daarin te worden opgenomen.

De in de steekproef opgenomen bedrijven moeten binnen de onder punt 6 b) iii) vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en medewerking verlenen bij het onderzoek.

Indien geen voldoende medewerking wordt verleend, zal de Commissie haar bevindingen, overeenkomstig artikel 17, lid 4, en artikel 18 van de basisverordening, op de beschikbare gegevens baseren. Zoals onder punt 8 vermeld kunnen op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen minder gunstig zijn voor de betrokkene.

b)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de producenten in de EG, organisaties van producenten in de EG, aan de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, aan producenten/exporteurs in Rusland en Oekraïne, aan organisaties van producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, Rusland en Oekraïne, aan importeurs en handelaren en organisaties van importeurs en handelaren die in het verzoek zijn genoemd of die medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat tot de thans geldende antidumpingmaatregelen heeft geleid en aan de autoriteiten van de betrokken exportlanden.

c)   Het schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en andere gegevens dan de antwoorden op de vragenlijst en bewijsmateriaal toe te zenden. Deze informatie en het bewijsmateriaal moeten binnen de in punt 6 a) ii) genoemde termijn door de Commissie zijn ontvangen.

Bovendien kan de Commissie de belanghebbenden horen die hierom schriftelijk verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6 a) iii) vermelde termijn zijn ingediend.

d)   Selectie van een derde land met markteconomie

Bij het vorige onderzoek werd Brazilië gebruikt als vergelijkbaar derde land met markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor de Volksrepubliek China en Oekraïne. De Commissie overweegt voor dit doel opnieuw Brazilië te kiezen. Op- of aanmerkingen over de keuze van dit land dienen binnen de onder punt 6 c) vermelde termijn te worden toegezonden.

5.2.   Voor het beoordelen van het belang van de EG

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening zal worden onderzocht of het niet tegen het belang van de EG is de antidumpingmaatregelen te handhaven indien wordt vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de invoer met dumping zal worden voorgezet of zich opnieuw zal voordoen en dat hierdoor schade zal ontstaan. Producenten in de EG, importeurs en representatieve organisaties van producenten, importeurs, verwerkende bedrijven en de consument die aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, kunnen binnen de onder punt 6 a) ii) genoemde termijn, contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen, binnen de onder punt 6 a) iii) vermelde termijn, ook verzoeken te worden gehoord. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

6.   Termijnen

a)   Algemene termijn

i)   Om een vragenlijst aan te vragen

Belanghebbenden die geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid dienen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, een vragenlijst aan te vragen.

ii)   Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere gegevens toe te zenden

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, dienen binnen 40 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, hun standpunt uiteen te zetten en de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens te doen toekomen. Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie aanmeldt.

De in de steekproef opgenomen bedrijven moeten binnen de onder punt 6 b) iii) vermelde termijn hun antwoorden op de vragenlijst toezenden.

iii)   Om een mondeling onderhoud aan te vragen

Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

b)   Bijzondere termijn voor het samenstellen van de steekproef

i)

De in punt 5.1 a) i) en ii) bedoelde gegevens dienen door de Commissie te zijn ontvangen uiterlijk 15 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, daar de Commissie voornemens is de bedrijven die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen binnen 21 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie te raadplegen over de definitieve samenstelling van de steekproef.

ii)

Alle andere gegevens die voor het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn, als bedoeld in punt 5.1 a) iii), moeten de Commissie bereiken binnen 21 dagen na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

iii)

De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen bedrijven moeten binnen 37 dagen nadat deze bedrijven is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, door de Commissie zijn ontvangen.

c)   Bijzondere termijn voor de keuze van het derde land met markteconomie

Partijen bij het onderzoek die opmerkingen wensen te maken over het voornemen van de Commissie, als in punt 5.1 d) genoemd, Brazilië te kiezen als vergelijkbaar derde land met markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor de Volksrepubliek China en Oekraïne, dienen dit te doen binnen 10 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op de vragenlijst en andere correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (6) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld „For inspection by interested parties”.

Correspondentieadres van de Commissie

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

Kamer: J-79 5/16

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05.

8.   Medewerking

Indien belanghebbenden de nodige gegevens niet binnen de gestelde termijnen verstrekken, geen toegang daartoe geven of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op grond van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

De Commissie kan de verstrekte informatie, indien deze onjuist of misleidend blijkt, buiten beschouwing laten en van de beschikbare gegevens gebruik maken. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent, en de bevindingen daarom op de beschikbare gegevens worden gebaseerd overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, kan het resultaat voor hem ongunstiger zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema

De onderzoeken zullen overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen 15 maanden na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.


(1)  PB C 254 van 14.10.2004, blz. 3.

(2)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 van de Raad (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(3)  PB L 125 van 26.5.2000, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 991/2004 van de Raad (PB L 182 van 19.5.2004, blz. 18).

(4)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden bedrijf” zie artikel 143 van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(5)  Dit betekent dat de documenten slechts voor intern gebruik zijn bestemd en beschermd zijn in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Deze documenten zijn vertrouwelijk op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1) en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst inzake de Tenuitvoerlegging van Artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst).

(6)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden bedrijf” zie artikel 143 van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/22


Inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van ethylalcohol uit Guatemala en Pakistan

(2005/C 129/05)

De Commissie heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende bescherming tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (2). Volgens deze klacht lijden producenten in de EG aanmerkelijke schade door de invoer met dumping van ethylalcohol uit Guatemala en Pakistan.

1.   Klacht

De klacht werd op 11 april 2005 ingediend door het „Committee of Industrial Ethanol Producers of the EU (CIEP)” namens producenten die goed zijn voor een groot deel, namelijk meer dan 30 %, van de productie van ethylalcohol in de EG.

2.   Product

De klacht heeft betrekking op ethylalcohol, al dan niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van 80 % vol of meer, ingedeeld onder de GN-codes 2207 10 00 en ex 2207 20 00 („het betrokken product”), uit Guatemala en Pakistan. De GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

3.   Dumping

De bewering dat het betrokken product met dumping uit Guatemala en Pakistan wordt ingevoerd is gebaseerd op een vergelijking van de normale waarde (de prijzen op de binnenlandse markt van die landen) met de prijzen bij uitvoer naar de EG.

De aldus vastgestelde dumpingmarges zijn aanzienlijk voor beide genoemde exportlanden.

4.   Schade

De indiener van de klacht heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het betrokken product uit Guatemala en Pakistan aanzienlijk is gestegen, zowel absoluut als in termen van marktaandeel.

De hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het betrokken product uit deze landen wordt ingevoerd zouden, onder meer, een ongunstige invloed hebben gehad op het marktaandeel, het verkoopvolume en de prijzen van de EG-producenten, waardoor de bedrijfsresultaten en de financiële situatie van deze producenten aanzienlijk zijn verslechterd.

5.   Procedure

Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de klacht door of namens de bedrijfstak van de Gemeenschap is ingediend en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden. De Commissie opent derhalve een onderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening.

5.1.   Procedure voor de vaststelling van dumping en schade

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het betrokken product uit Guatemala en Pakistan met dumping wordt ingevoerd en of hierdoor schade is ontstaan.

a)   Steekproeven

Daar kennelijk een groot aantal bedrijven bij deze procedure is betrokken, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening, van steekproeven gebruik maken.

i)   Steekproef van producenten/exporteurs in Pakistan

Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is van een steekproef gebruik te maken en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie alle Pakistaanse producenten/exporteurs, of hun vertegenwoordigers, binnen de onder punt 6 b) i) vermelde termijn en op de onder punt 7 beschreven wijze contact met haar op te nemen en haar de volgende gegevens over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en naam van een contactpersoon;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 naar de EG werd uitgevoerd en de waarde van deze export in plaatselijke valuta;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 op de binnenlandse markt is verkocht en de waarde van die verkoop in plaatselijke valuta;

of om de vaststelling van een individuele dumpingmarge zal worden verzocht (3) (alleen producenten kunnen hierom verzoeken);

een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van het bedrijf in verband met de productie van het betrokken product;

de namen en een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van alle verbonden bedrijven (4) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (in binnen- en buitenland) van het betrokken product;

alle andere inlichtingen die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn;

of het bedrijf bereid is in de steekproef te worden opgenomen, hetgeen betekent dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse zullen worden gecontroleerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten/exporteurs nodig heeft, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de Pakistaanse autoriteiten en met de haar bekende organisaties van producenten/exporteurs in dat land.

ii)   Steekproef van EG-producenten

Gezien het grote aantal EG-producenten dat de klacht steunt is de Commissie voornemens bij het onderzoek naar schade gebruik te maken van een steekproef.

Om de steekproef te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie alle EG-producenten binnen de onder punt 6 b) i) vermelde termijn contact met haar op te nemen en haar de volgende gegevens over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en naam van een contactpersoon;

de totale omzet van het bedrijf in euro in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005;

een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van het bedrijf in verband met de productie van het betrokken product;

de waarde van de verkoop van het betrokken product (in euro) in de EG in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 in de EG werd verkocht;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product die in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005 werd geproduceerd;

de namen en een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van alle verbonden bedrijven (3) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product;

alle andere inlichtingen die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn;

of het bedrijf bereid is in de steekproef te worden opgenomen, hetgeen betekent dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse zullen worden gecontroleerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van EG-producenten nodig heeft, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de organisatie van EG-producenten (CIEP).

iii)   Definitieve samenstelling van de steekproeven

Op- of aanmerkingen over het samenstellen van de steekproeven moeten binnen de onder punt 6 b) ii) vermelde termijn worden toegezonden.

Alvorens de steekproef definitief samen te stellen zal de Commissie de bedrijven raadplegen die zich bereid hebben verklaard daarin te worden opgenomen.

De in de steekproef opgenomen bedrijven moeten binnen de onder punt 6 b) iii) vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en medewerking verlenen bij het onderzoek.

Indien geen voldoende medewerking wordt verleend, zal de Commissie haar bevindingen, overeenkomstig artikel 17, lid 4, en artikel 18 van de basisverordening, op de beschikbare gegevens baseren. Op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen kunnen voor de betrokkene minder gunstig zijn (zie ook punt 8).

b)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de steekproef opgenomen EG-producenten, aan organisaties van EG-producenten, aan de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in Pakistan, aan producenten/exporteurs in Guatemala, aan organisaties van producenten/exporteurs in Pakistan en Guatemala, aan importeurs en organisaties van importeurs die in de klacht zijn genoemd en aan de autoriteiten van Guatemala en Pakistan.

i)   Producenten/exporteurs in Guatemala

Deze dienen zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen de onder punt 6 a) i) vermelde termijn, per fax contact op te nemen met de Commissie om te vernemen of zij in de klacht zijn genoemd zodat zij zo nodig een vragenlijst kunnen aanvragen. Er wordt op gewezen dat de onder punt 6 a) ii) vermelde termijn op alle partijen van toepassing is.

ii)   Producenten/exporteurs in Pakistan die om de vaststelling van een individuele dumpingmarge wensen te verzoeken

Producenten/exporteurs in Pakistan die, met het oog op de toepassing van artikel 17, lid 3, en artikel 9, lid 6, van de basisverordening, om de vaststelling van een individuele dumpingmarge verzoeken, moeten binnen de onder punt 6 a) ii) vermelde termijn een volledig ingevulde vragenlijst inzenden. Deze vragenlijst moet binnen de onder punt 6 a) i) vermelde termijn worden aangevraagd. Indien de Commissie van een steekproef van producenten/exporteurs gebruik maakt, kan zij evenwel besluiten geen individuele dumpingmarges te berekenen omdat individuele onderzoeken bij een groot aantal producenten/exporteurs een zo grote werklast kunnen vormen dat zij een tijdige voltooiing van het onderzoek in de weg staan.

c)   Het schriftelijk en mondeling verstrekken van inlichtingen

Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten, andere informatie dan de antwoorden op de vragenlijst en bewijsmateriaal toe te zenden. Deze informatie en het bewijsmateriaal moeten binnen de onder punt 6 a) ii) vermelde termijn door de Commissie zijn ontvangen.

Voorts zal de Commissie de partijen horen die dit aanvragen en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Deze aanvraag moet binnen de onder punt 6 a) iii) vermelde termijn worden ingediend.

5.2.   Procedure voor het beoordelen van het belang van de EG

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening zal worden onderzocht of het niet tegen het belang van de Gemeenschap is antidumpingmaatregelen te nemen indien dumping en schade worden aangetoond. EG-producenten, importeurs en representatieve organisaties van producenten, importeurs, verwerkende bedrijven en de consument die aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, kunnen binnen de onder punt 6 a) ii) genoemde algemene termijn, contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen binnen de onder punt 6 a) iii) vermelde termijn ook een mondeling onderhoud aanvragen onder opgave van de bijzondere redenen waarom zij gehoord willen worden. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

6.   Termijnen

a)   Algemene termijn

i)   Om een vragenlijst aan te vragen

Vragenlijsten dienen zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, te worden aangevraagd.

ii)   Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere gegevens toe te zenden

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten binnen 40 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens doen toekomen. Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie aanmeldt.

De in de steekproef opgenomen bedrijven moeten de antwoorden op de vragenlijst doen toekomen binnen de onder punt 6 b) iii) vermelde termijn.

iii)   Om een mondeling onderhoud aan te vragen

Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

b)   Bijzondere termijn voor het samenstellen van de steekproef

i)

De in punt 5.1 a) i) en ii) bedoelde gegevens dienen door de Commissie te zijn ontvangen uiterlijk 15 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, daar de Commissie voornemens is de bedrijven die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen binnen 21 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie te raadplegen over de definitieve samenstelling van de steekproef.

ii)

Alle andere gegevens die voor het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn, als bedoeld in punt 5.1 a) iii) moeten de Commissie bereiken binnen 21 dagen na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

iii)

De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen bedrijven moeten binnen 37 dagen nadat deze bedrijven is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, door de Commissie zijn ontvangen.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op de vragenlijst en andere correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (5) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld „For inspection by interested parties”.

Correspondentieadres van de Commissie

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

Kamer: J-79 5/16

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05.

8.   Medewerking

Indien belanghebbenden de nodige gegevens niet binnen de gestelde termijnen verstrekken, geen toegang daartoe geven of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op grond van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

De Commissie kan de verstrekte informatie, indien deze onjuist of misleidend blijkt, buiten beschouwing laten en van beschikbare gegevens gebruik maken. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent, en de bevindingen daarom op de beschikbare gegevens worden gebaseerd overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, kan het resultaat voor hem ongunstiger zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening binnen 15 maanden na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen uiterlijk negen maanden na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden genomen.


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 van de Raad (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12.

(3)  Niet in de steekproef opgenomen ondernemingen kunnen om de vaststelling van een individuele dumpingmarge verzoeken op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening.

(4)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden bedrijf” zie artikel 143 van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(5)  Dit betekent dat de documenten slechts voor intern gebruik zijn bestemd en beschermd zijn in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Deze documenten zijn vertrouwelijk op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1) en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst inzake de Tenuitvoerlegging van Artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst).


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/26


UNIFORME TOEPASSING VAN DE GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR (GN)

(Indeling van goederen)

(2005/C 129/06)

Toelichtingen vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 493/2005 (2)

De „Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen” (3) worden als volgt gewijzigd:

 

Op bladzijde 318 wordt de volgende tekst ingevoegd:

„8514

Elektrische ovens voor industrieel gebruik of voor laboratoriumgebruik, ovens werkend met inductieve of met diëlektrische verwarming daaronder begrepen; andere toestellen voor industrieel gebruik of voor laboratoriumgebruik voor de behandeling van stoffen door inductieve of door diëlektrische verwarming

8514 20 80

met diëlektrische verwarming

Microgolfovens van een type dat in restaurants, kantines, enz. wordt gebruikt, verschillen van toestellen voor huishoudelijk gebruik van post 8516 qua uitgangsvermogen en oveninhoud. Dergelijke ovens met een uitgangsvermogen van meer dan 1 000 W of een oveninhoud van meer dan 34 liter worden beschouwd als bestemd voor industrieel gebruik. Voor microgolfovens die in een enkele behuizing worden gecombineerd met een gril of een ander type oven, geldt genoemd uitgangsvermogen enkel voor de microgolfoven. De oveninhoud is niet van belang voor de indeling van een dergelijke combi-oven.

Microgolfovens met een uitgangsvermogen van niet meer dan 1000 W en een oveninhoud van niet meer dan 34 liter worden beschouwd als zijnde bestemd voor huishoudelijk gebruik (post 8516).”

 

en

„8516 50 00

microgolfovens

Zie de toelichting bij onderverdeling 8514 20 80.”

 

Op bladzijde 333 wordt het volgende punt 4 ingevoegd:

8548 90 90

andere

„4.

elementen vervaardigd van ferriet of andere keramische materialen (bijvoorbeeld die worden gebruikt in circulatoren voor UHF-transmissieapparatuur of als hoogfrequentfilters voor elektrische kabels), zijnde elektrische onderdelen, die eveneens geschikt zijn voor gebruik in machines of apparaten die onder andere posten van dit hoofdstuk vallen.”


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 82 van 31.3.2005, blz. 1.

(3)  PB C 256 van 23.10.2002, blz. 1.


III Bekendmakingen

Commissie

26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/27


Wijziging van het bericht van inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van volwitte voorgekookte (parboiled) langkorrelige B-rijst naar bepaalde derde landen

( Publicatieblad van de Europese Unie C 290 van 27 november 2004 )

(2005/C 129/07)

Op bladzijde 12, deel I „Inschrijving” wordt punt 2 als volgt gelezen:

„2.

De totale hoeveelheid waarvoor de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 584/75 van de Commissie (1) bedoelde maximumrestitutie bij uitvoer kan worden vastgesteld, bedraagt ongeveer 30 000 ton.”.


(1)  PB L 61 van 7.3.1975, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1948/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 18).


Rectificaties

26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/28


Rectificatie van de Statuten van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen

( Publicatieblad van de Europese Unie C 119 van 20 mei 2005 )

(2005/C 129/08)

De gepubliceerde tekst wordt aangevuld met de volgende tekst:

„Werkmethodes voor een uitgebreide Administratieve Commissie

Gedragscode

Door de uitbreiding van de Europese Unie per 1 mei 2004 wordt het aantal deelnemers aan vergaderingen van de Administratieve Commissie aanzienlijk verhoogd.

Deze Gedragscode is, gezien de nieuwe situatie, gericht op een efficiëntere voorbereiding en leiding van de vergaderingen van de Administratieve Commissie, zodat de beperkte beschikbare tijd optimaal benut kan worden

I.   Voorbereiding van vergaderingen

a)   Betere documenten

Meer doelgerichte documenten zouden tijd kunnen besparen tijdens vergaderingen; bijvoorbeeld CASSTM-nota's zouden tot 1 à 2 bladzijden beperkt kunnen worden.

Het tijdig beschikbaar zijn van documenten is essentieel voor een goede voorbereiding van de vergadering.

De delegaties dienen te bedenken dat de vertaling van een document van minder dan vier bladzijden ten minste 10 dagen zal duren. Voor elke bijkomende vijf bladzijden dient een extra week gerekend te worden.

De delegaties dienen de termijnen voor het indienen van nota's bij het secretariaat, als aangegeven in artikel 6, lid 2, van de statuten, strikt in acht te nemen.

b)   Organisatie van de agenda

De agenda's dienen zodanig opgesteld te worden dat de delegaties hun samenstelling en de benodigde tijd voor aanwezigheid en heen- en terugreis efficiënt kunnen plannen.

De agenda dient zodanig opgesteld te zijn dat punten betreffende eenzelfde tak van sociale zekerheid gegroepeerd zijn en achtereenvolgend behandeld kunnen worden op de vergadering.

Wijzigingen van de goedgekeurde volgorde van de agendapunten dienen indien enigszins mogelijk vermeden te worden.

Bij ieder agendapunt dient, voorzover mogelijk, aangegeven te worden of het een discussiepunt dan wel een goed te keuren besluit betreft.

c)   Beter gebruik van de tijd tussen vergaderingen

De perioden tussen vergaderingen dienen constructief benut te worden.

Na een vergadering van de Administratieve Commissie of van een subgroep verzendt het secretariaat onmiddellijk een memorandum waarin wordt aangegeven welke vervolgacties ondernomen moeten worden, en binnen welke termijnen de delegaties actie dienen te ondernemen.

De voorzitter, ondersteund door het secretariaat, neemt de nodige stappen om de voortgang van de werkzaamheden tussen vergaderingen te verzekeren; hij kan bijvoorbeeld contact opnemen met leden om problemen inzake specifieke kwesties te bespreken, zodat op de volgende vergadering een voorstel voor een mogelijke oplossing gepresenteerd kan worden.

II.   Organisatie en verloop van vergaderingen

a)   Rol van het voorzitterschap

De taak van het voorzitterschap en de voorzitter is richting te geven aan de werkzaamheden van de Administratieve Commissie, niet alleen door actief deel te nemen aan het opstellen van de agenda's maar ook door een aanzet te geven tot discussies en besluitvorming in de Administratieve Commissie.

Ieder voorzitterschap presenteert zijn werkprogramma voor de werkzaamheden van de Administratieve Commissie en geeft aan hoe het dit programma wil uitvoeren.

De voorzitter tracht elke vergadering zodanig te organiseren dat de beschikbare tijd zo efficiënt mogelijk gebruikt wordt.

Aan het begin van een vergadering geeft de voorzitter een korte inleiding en verstrekt met name eventueel noodzakelijke verdere informatie betreffende de organisatie van de vergadering, en ook over de tijd die hij aan de afzonderlijke punten wil besteden.

Bij het begin van een discussie over een punt geeft de voorzitter aan, indien hij dat gezien het type discussie noodzakelijk acht, hoe lang de delegaties over dat punt het woord mogen voeren. In de meeste gevallen zou dat niet langer dan twee minuten moeten zijn.

„Tafelrondjes” moeten een uitzondering blijven, en alleen bij specifieke kwesties plaatsvinden, met een door de voorzitter te bepalen beperkte spreektijd.

De voorzitter zorgt ervoor dat de discussies doelgericht verlopen, met name door de delegaties te verzoeken te reageren op compromisteksten betreffende specifieke voorstellen.

Aan het einde van de bespreking van ieder afzonderlijk agendapunt geeft de voorzitter een kort overzicht van de conclusies en de bereikte resultaten.

b)   Gedrag van de delegaties

Ook de delegaties dienen bij te dragen tot een efficiënt verloop van de vergaderingen.

De delegaties dienen met name de volgende zaken in gedachten te houden:

interventies dienen kort gehouden te worden en herhaling van door voorafgaande sprekers al aangevoerde argumenten dient te worden vermeden;

delegaties die eenzelfde standpunt verdedigen, zouden onderling overleg kunnen plegen om een gemeenschappelijke woordvoerder aan te wijzen voor een specifieke kwestie;

bij de bespreking van teksten zouden delegaties concrete ontwerpvoorstellen kunnen indienen, indien mogelijk schriftelijk, in plaats van alleen te kennen te geven dat zij het niet eens zijn met een bepaald voorstel;

tenzij de voorzitter dat verlangt, zouden delegaties ervan moeten afzien het woord te voeren wanneer zij instemmen met een bepaald voorstel; in dergelijke gevallen zal zwijgen als instemming worden beschouwd.

c)   Gebruik van technische hulpmiddelen

De voorzitter en het secretariaat kunnen, als zij dat dienstig achten, gebruik maken van technische hulpmiddelen om een goed verloop van de vergadering te bevorderen.”


26.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/29


Rectificatie op de mededeling van de Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers

( Publicatieblad van de Europese Unie C 108 van 4 mei 2005 )

(2005/C 129/09)

Bladzijde 2, toepassingsperiode:

in plaats van:

„april, mei en juni 2005”;

te lezen:

„juli, augustus en september 2005”.