ISSN 1725-2474 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
48e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
I Mededelingen |
|
|
Commissie |
|
2005/C 089/1 |
||
2005/C 089/2 |
Mededeling in verband met het vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen |
|
2005/C 089/3 |
||
2005/C 089/4 |
||
2005/C 089/5 |
||
2005/C 089/6 |
Steunmaatregelen van de Staten — Frankrijk — Staatssteunmaatregel C 46/2004 (ex NN 65/2004) — Fiscale GIE's: voordelige afschrijvingsregeling ten behoeve van bepaalde ondernemingen die erkend werden door het ministerie van Begroting — Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken ( 1 ) |
|
|
Rectificaties |
|
2005/C 089/7 |
Rectificatie op de mededeling betreffende de feestdagen in 2005 (PB C 65 van 17.3.2005) |
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
|
I Mededelingen
Commissie
13.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/1 |
Wisselkoersen van de euro (1)
12 april 2005
(2005/C 89/01)
1 euro=
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,2985 |
JPY |
Japanse yen |
139,97 |
DKK |
Deense kroon |
7,4502 |
GBP |
Pond sterling |
0,68540 |
SEK |
Zweedse kroon |
9,1578 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,5494 |
ISK |
IJslandse kroon |
80,47 |
NOK |
Noorse kroon |
8,1760 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9559 |
CYP |
Cypriotische pond |
0,5829 |
CZK |
Tsjechische koruna |
29,893 |
EEK |
Estlandse kroon |
15,6466 |
HUF |
Hongaarse forint |
245,93 |
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
LVL |
Letlandse lat |
0,6960 |
MTL |
Maltese lira |
0,4303 |
PLN |
Poolse zloty |
4,0793 |
ROL |
Roemeense leu |
36 176 |
SIT |
Sloveense tolar |
239,71 |
SKK |
Slowaakse koruna |
38,660 |
TRY |
Turkse lira |
1,7467 |
AUD |
Australische dollar |
1,6738 |
CAD |
Canadese dollar |
1,6022 |
HKD |
Hongkongse dollar |
10,1272 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,7983 |
SGD |
Singaporese dollar |
2,1388 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 315,90 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
7,9634 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
10,7470 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,3950 |
IDR |
Indonesische roepia |
12 318,87 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,934 |
PHP |
Filipijnse peso |
70,346 |
RUB |
Russische roebel |
36,0630 |
THB |
Thaise baht |
51,511 |
Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
13.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/2 |
Mededeling in verband met het vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen
(2005/C 89/02)
Na de publicatie van een bericht dat de maatregelen op het punt stonden te vervallen (1) werd geen verzoek om een nieuw onderzoek ingediend. Derhalve deelt de Commissie mede dat de hierna vermelde maatregelen weldra zullen vervallen.
Deze mededeling wordt gepubliceerd overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (2) van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap.
Product |
Land(en) van oorsprong of van uitvoer |
Maatregel |
Referentie |
Vervaldatum |
Kaliumchloride |
Oekraïne |
Antidumpingrecht |
Verordening (EEG) nr. 3068/92 van de Raad (PB L 308 van 24.10.1992, blz. 41) laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 992/2004 (PB L 182 van 19.5.2004, blz. 23) |
12.5.2005 |
(1) PB C 249 van 8.10.2004, blz. 3
(2) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 van de Raad (PB L 77 van 13.3.2004, p. 12).
13.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/3 |
Bericht van inleiding van een herzieningsonderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op kaliumchloride uit Belarus en Rusland
(2005/C 89/03)
Na de bekendmaking van het bericht van het naderend vervallen (1) van de antidumpingmaatregelen die van kracht zijn op de invoer van kaliumchloride uit Belarus, Rusland en Oekraïne, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (2) (hierna „de basisverordening” genoemd) een verzoek om een herzieningsonderzoek ontvangen. Het verzoek om een herzieningsonderzoek betreft de invoer van kaliumchloride uit Belarus en Rusland (hierna „de betrokken landen” genoemd).
1. Verzoek om een herzieningsonderzoek
Het verzoek werd op 10 februari 2005 ingediend door de European Association of Potash Producers (APEP) (hierna „de indiener van de klacht” genoemd) namens producenten die goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 99 %, van de productie van kaliumchloride in de Gemeenschap.
2. Product
Het herzieningsonderzoek heeft betrekking op kaliumchloride uit Belarus en Rusland (hierna „het betrokken product” genoemd), dat momenteel wordt ingedeeld onder de GN-codes 3104 20 10, 3104 20 50, 3104 20 90 en op speciale mengsels die momenteel worden ingedeeld onder de GN-codes ex 3105 20 10, ex 3105 20 90, ex 3105 60 90, ex 3105 90 91 en ex 3105 90 99. Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.
3. Thans geldende maatregelen
Momenteel is op het betrokken product een definitief antidumpingrecht van toepassing dat werd vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 3068/92 van de Raad (3).
4. Motivering van het verzoek
Het verzoek is ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zal leiden tot een voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening, heeft de indiener van de klacht de normale waarde voor Belarus vastgesteld aan de hand van de normale waarde in een derde land met markteconomie, dat wordt genoemd in punt 5.1, onder d), van dit bericht. Er wordt aangevoerd dat nog steeds dumping plaatsvindt. Dit wordt gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde van het betrokken product met de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap.
Er wordt verder aangevoerd dat nog steeds invoer met dumping plaatsvindt vanuit Rusland. Dit wordt gebaseerd op een vergelijking van de normale waarde, vastgesteld aan de hand van de prijzen op de binnenlandse markt en de berekende normale waarde, met de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap.
De op deze wijze berekende dumpingmarges zijn aanzienlijk.
In verband met de mogelijke herhaling van de dumping wordt tevens aangevoerd dat de uitvoer uit de betrokken landen naar andere derde landen of gebieden, zoals China, Brazilië, Noorwegen, Zwitserland, India en Noord-Amerika, ook tegen dumpingprijzen plaatsvindt.
De indiener van de klacht heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de invoer van het betrokken product uit Belarus en Rusland zowel absoluut als in termen van marktaandeel is gestegen.
Ook wordt aangevoerd dat het volume en de prijzen van de ingevoerde producten onder meer een negatieve invloed blijven uitoefenen op het marktaandeel, de omzet en het prijsniveau van de producenten in de Gemeenschap, waardoor de algemene prestaties en de financiële situatie van deze producenten aanzienlijk zijn verslechterd.
Verder voert de indiener van de klacht aan dat het zeer waarschijnlijk is dat de schadeveroorzakende dumping zal worden voortgezet. In dit verband legt hij bewijzen voor waaruit blijkt dat het waarschijnlijk is dat de invoer van het betrokken product zal toenemen, als de maatregelen komen te vervallen, vanwege de onbenutte productiecapaciteit van de betrokken landen en/of de verwachte toename van de productiecapaciteit van de betrokken landen.
Bovendien voert de indiener van de klacht aan dat de moeilijke situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verder zal verslechteren als de maatregelen komen te vervallen, en nieuwe aanzienlijke invoer tegen dumpingprijzen uit de betrokken landen waarschijnlijk zal leiden tot verdere schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.
5. Procedure
Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een herzieningsprocedure bij het vervallen van de maatregelen in te leiden en opent zij hierbij een herzieningsonderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening.
5.1. Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van dumping en schade
Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het waarschijnlijk is dat de invoer met dumping zal worden voortgezet of zich opnieuw zal voordoen en dat hierdoor schade zal ontstaan.
a) Steekproeven
Gezien het kennelijk grote aantal bedrijven dat bij deze procedure is betrokken kan de Commissie, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening, besluiten van steekproeven gebruik te maken.
(i) Steekproef van importeurs
Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is van een steekproef gebruik te maken en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie alle importeurs, of hun vertegenwoordigers, binnen de onder punt 6 b) (i) vermelde termijn contact met haar op te nemen en haar de volgende gegevens over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken op de in punt 7 vermelde wijze:
— |
naam, adres, e-mailadres, telefoon-, fax- en/of telexnummer en naam van een contactpersoon, |
— |
de totale omzet van het bedrijf in de periode van 1 januari tot en met 31 december 2004, |
— |
het aantal werknemers, |
— |
een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van het bedrijf in verband met het betrokken product, |
— |
de hoeveelheid in ton van het betrokken product die in de periode van 1 januari tot en met 31 december 2004 in de Gemeenschap is ingevoerd en verkocht en de waarde daarvan in euro, |
— |
de namen en een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van alle verbonden bedrijven die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product, |
— |
alle andere inlichtingen die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn, |
— |
antwoord op de vraag of het bedrijf bereid is in de steekproef te worden opgenomen. Dit houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en de antwoorden daarop ter plaatse mogen worden gecontroleerd. |
Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van importeurs nodig heeft, zal de Commissie verder contact opnemen met de haar bekende organisaties van importeurs.
(ii) Definitieve samenstelling van de steekproef
Op- of aanmerkingen over het samenstellen van de steekproef moeten binnen de onder punt 6 b) (ii) van dit bericht vermelde termijn worden toegezonden.
De Commissie zal de steekproef pas definitief samenstellen nadat zij de bedrijven die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen, heeft geraadpleegd.
De in de steekproef opgenomen bedrijven moeten binnen de onder punt 6 b) (iii) van dit bericht vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en medewerking verlenen bij het onderzoek.
b) Vragenlijsten
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de bedrijfstak van de Gemeenschap, organisaties van producenten in de Gemeenschap, de producenten/exporteurs in Belarus en Rusland, organisaties van producenten/exporteurs, de importeurs en organisaties van importeurs die in het verzoek zijn genoemd of die medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid, en aan de autoriteiten van de betrokken landen van uitvoer.
Belanghebbenden dienen zo spoedig mogelijk per fax contact op te nemen met de Commissie om te vernemen of zij in het verzoek zijn genoemd om, zo nodig, binnen de onder punt 6 a) (i) van dit bericht vermelde termijn een vragenlijst aan te vragen. Er wordt op gewezen dat de onder punt 6 a) (ii) van dit bericht vermelde termijn op alle partijen van toepassing is.
Deze informatie en het bewijsmateriaal moeten binnen de in punt 6 a) (ii) van dit bericht vermelde termijn door de Commissie zijn ontvangen.
c) Schriftelijk en mondeling verstrekken van inlichtingen
Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en andere gegevens dan de antwoorden op de vragenlijst en het nodige bewijsmateriaal toe te zenden. Deze informatie en het bewijsmateriaal moeten binnen de in punt 6 a) (ii) van dit bericht vermelde termijn door de Commissie zijn ontvangen.
Verder zal de Commissie de partijen horen die dit aanvragen en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Deze aanvraag moet binnen de onder punt 6 a) (iii) van dit bericht vermelde termijn worden ingediend.
d) Selectie van een derde land met markteconomie
Bij het vorige onderzoek werd Canada gekozen als vergelijkbaar derde land met markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor Belarus. De Commissie overweegt voor dit doel opnieuw Canada te kiezen. Eventuele op- of aanmerkingen over de keuze van dit land dienen binnen de onder punt 6 c) van dit bericht vermelde termijn te worden toegezonden.
5.2. Procedure voor het beoordelen van het belang van de Gemeenschap
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening zal worden onderzocht of het niet tegen het belang van de Gemeenschap is de antidumpingmaatregelen te handhaven indien wordt vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de invoer met dumping zal worden voorgezet en dat hierdoor schade zal ontstaan. Producenten in de Gemeenschap, importeurs en representatieve organisaties van producenten, importeurs, verwerkende bedrijven en de consument die aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, kunnen binnen de onder punt 6 a) (ii) van dit bericht genoemde termijn, contact opnemen met de Commissie en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen binnen de onder punt 6 a) (iii) van dit bericht vermelde termijn ook een mondeling onderhoud aanvragen onder opgave van de bijzondere redenen waarom zij willen worden gehoord. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.
6 Termijnen
a) Algemene termijnen
(i) Om een vragenlijst aan te vragen
Belanghebbenden die geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid, dienen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, een vragenlijst aan te vragen.
(ii) Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere gegevens toe te zenden
Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek rekening wordt gehouden met hun opmerkingen, dienen binnen 40 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact op te nemen met de Commissie, hun standpunt uiteen te zetten en haar de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens te doen toekomen. Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie aanmeldt.
(iii) Om een mondeling onderhoud aan te vragen
Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.
b) Bijzondere termijn voor het samenstellen van de steekproef
(i) |
De in punt 5.1 a) (i) bedoelde gegevens dienen door de Commissie uiterlijk 15 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie te zijn ontvangen, aangezien de Commissie voornemens is bedrijven die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen, binnen 21 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie te raadplegen over de definitieve samenstelling van de steekproef. |
(ii) |
Alle andere gegevens die voor het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn, als bedoeld in punt 5.1 a) (ii), moeten de Commissie bereiken binnen 21 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(iii) |
De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen bedrijven moeten binnen 37 dagen nadat deze bedrijven is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, door de Commissie zijn ontvangen. |
c) Bijzondere termijn voor de keuze van het derde land met markteconomie
Partijen die bij het onderzoek zijn betrokken, kunnen op- of aanmerkingen maken over de voorgenomen keuze van Canada als derde land met een markteconomie (zie punt 5.1 d) van dit bericht) met het oog op de vaststelling van de normale waarde voor Belarus. Deze moeten door de Commissie zijn ontvangen binnen tien dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.
7. Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op de vragenlijst en andere correspondentie
Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld), onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon-, fax- en/of telexnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (4) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.
Correspondentieadres van de Commissie:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat B |
Kamer J-79 5/16 |
B-1049 Brussel |
Fax (32-2) 295 65 05. |
8. Niet-medewerking
Indien een belanghebbende binnen de gestelde termijnen de toegang tot de nodige gegevens weigert, deze anderszins niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken.
Blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, dan worden deze door de Commissie buiten beschouwing gelaten en kan, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijke medewerking verleent, waardoor de bevindingen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, gebaseerd worden op de beschikbare feiten, kan dit tot gevolg hebben dat de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.
9. Tijdschema van het onderzoek
Het onderzoek wordt, overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening, binnen 15 maanden na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten.
(1) PB C 249 van 8.10.2004, blz. 3.
(2) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 van de Raad (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).
(3) PB L 308 van 24.10.1992, blz. 41. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 992/2004 van de Raad (PB L 182 van 19.5.2004, blz. 23).
(4) Dit betekent dat de documenten slechts voor intern gebruik zijn bestemd en beschermd zijn in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het zijn vertrouwelijke documenten overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1) en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst inzake de Toepassing van Artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).
13.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/7 |
Inleiding van een procedure voor een gedeeltelijke tussentijdse herziening van de antidumpingmaatregelen op de invoer van kaliumchloride uit Belarus
(2005/C 89/04)
Op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (1) (hierna „basisverordening” genoemd) is bij de Commissie een verzoek ingediend om een tussentijdse procedure in te leiden voor de gedeeltelijke herziening van antidumpingmaatregelen.
1. Verzoek om een nieuw onderzoek
Het verzoek is ingediend door de Republican Unitary Enterprise „PA Belaruskali” („indiener”), de enige producent/exporteur in Belarus.
Het verzoek strekt uitsluitend tot een onderzoek naar dumping bij de indiener.
2. Product
Het verzoek heeft betrekking op kaliumchloride (het „betrokken product”), thans ingedeeld onder de GN-codes 3104 20 10, 3104 20 50 en 3104 20 90, alsmede speciale mengsels, thans ingedeeld onder de GN-codes ex 3105 20 10, ex 3105 20 90, ex 3105 60 90, ex 3105 90 91 en ex 3105 90 99. De GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.
3. Thans geldende maatregelen
Momenteel zijn op het betrokken product definitieve antidumpingrechten van toepassing, die werden vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 3068/92 van de Raad (2).
4. Redenen voor het nieuwe onderzoek
Het verzoek op grond van artikel 11, lid 3, is gebaseerd op door de indiener van het verzoek verstrekt bewijsmateriaal dat, wat de indiener betreft, de omstandigheden waarop de antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd, zijn gewijzigd, en dat deze wijzigingen van blijvende aard zijn.
De indiener van het verzoek voert aan, en verstrekt daarvoor bewijsmateriaal, dat vergelijking van de normale waarde in een geschikt derde land met een markteconomie en de prijzen van zijn export naar de EU over een langere periode tot een dumpingmarge zou leiden die aanmerkelijk lager is dan het niveau van de huidige maatregelen. Derhalve hoeven de maatregelen om de dumping op te heffen niet langer gehandhaafd te worden op het huidige niveau, dat gebaseerd was op de eerder vastgestelde dumpingmarge.
5. Procedure voor de vaststelling van dumping
Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een gedeeltelijke tussentijdse herzieningsprocedure in te leiden. Zij leidt derhalve op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening een herzieningsprocedure in teneinde de dumpingmarge voor de indiener van het verzoek, en het recht dat op het in de Gemeenschap ingevoerde betrokken product van toepassing moet zijn, vast te stellen.
Bij dit onderzoek zal worden onderzocht of de bestaande maatregelen voor de indiener van het verzoek moeten worden gehandhaafd, gewijzigd of afgeschaft.
a) Vragenlijsten
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de indiener van het verzoek en aan de autoriteiten van het betrokken exporterende land. De antwoorden op de vragenlijst en bewijsstukken moeten binnen de onder punt 6 a) i) vermelde termijn door de Commissie zijn ontvangen.
b) Schriftelijke en mondelinge informatieverstrekking
Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en eventuele andere gegevens dan de antwoorden op de vragenlijst en het nodige bewijsmateriaal toe te zenden. Deze informatie en het bewijsmateriaal moeten binnen de onder punt 6 a) i) vermelde termijn door de Commissie zijn ontvangen.
Voorts zal de Commissie alle belanghebbenden horen die daartoe een schriftelijke aanvraag indienen, mits deze kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Die aanvraag moet binnen de onder punt 6) a) ii) vermelde termijn worden ingediend.
c) Selectie van een derde land met een markteconomie
Bij het eerdere onderzoek dat tot de instelling van de thans geldende maatregelen leidde, werd Canada gekozen als vergelijkbaar derde land met markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor Belarus. De Commissie is voornemens voor dit doel opnieuw Canada te kiezen, overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening. Op- of aanmerkingen over de keuze van dit land dienen binnen de in punt 6 b) vermelde termijn te worden toegezonden.
6. Termijnen
a) Algemene termijnen
i) Om zich aan te melden, antwoorden op de vragenlijst en andere informatie toe te zenden
Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, dienen binnen 40 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact met de Commissie op te nemen, hun standpunt uiteen te zetten en haar de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens te doen toekomen. Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurerechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie aanmeldt. Ook het antwoord op de vragenlijst moet binnen de genoemde termijn van 40 dagen worden verstrekt.
ii) Om een mondeling onderhoud aan te vragen
Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.
b) Bijzondere termijn voor de keuze van het derde land met markteconomie
Partijen bij het onderzoek kunnen opmerkingen indienen over het voornemen van de Commissie, als in punt 5 c) genoemd, om Canada te kiezen als vergelijkbaar derde land met markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor Belarus. Deze opmerkingen moeten door de Commissie zijn ontvangen binnen tien dagen na bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.
7. Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op de vragenlijst en andere correspondentie
Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon-, fax- en/of telexnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (3) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.
Correspondentieadres van de Commissie:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat B |
Kamer: J-79 5/16 |
B-1049 Brussel |
Fax (32-2) 295 65 05 |
Telex COMEU B 21877 |
8. Medewerking
Indien belanghebbenden de nodige gegevens niet binnen de gestelde termijnen verstrekken, geen toegang daartoe geven of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op grond van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.
De Commissie kan de verstrekte informatie, indien deze onjuist of misleidend blijkt, buiten beschouwing laten en van beschikbare gegevens gebruikmaken. Indien een belanghebbende geen of onvoldoende medewerking verleent, en de bevindingen daarom, overeenkomstig artikel 18, op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor hem minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 van de Raad (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).
(2) PB L 308 van 24.10.1992, blz. 41. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 992/2004 van de Raad (PB L 182 van 19.5.2004, blz. 12).
(3) Dit betekent dat het document slechts voor intern gebruik is bestemd. Het wordt beschermd in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het is een vertrouwelijk document overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van Artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).
13.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/9 |
Informatieprocedure — Technische regels
(2005/C 89/05)
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37; PB L 217 van 5.8.1998, blz. 20).
Door de Commissie ontvangen kennisgevingen van nationale voorstellen van technische regels
Referentie (1) |
Titel |
Vervaldatum van de standstill-termijn van drie maanden (2) |
2005/0120/PL |
Besluit van de minister van Economie en Arbeid inzake alle pyrotechnische producten die zonder enige vergunning kunnen worden aangeschaft, opgeslagen en gebruikt |
20.6.2005 |
2005/0121/PL |
Besluit van de minister van Economie en Arbeid inzake de methode voor de uitvoering van werkzaamheden waarbij gebruik wordt gemaakt van explosieve materialen bestemd voor civiel gebruik |
20.6.2005 |
2005/0122/PL |
Besluit van de minister van Economie en Arbeid inzake de wijze van opslag van explosieve materialen bestemd voor civiel gebruik in een tijdelijke opslagplaats |
20.6.2005 |
2005/0123/NL |
Besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, houdende vaststelling van een beleidsregel inzake de normen die worden gehanteerd ten aanzien van de veiligheid van ballonnen |
20.6.2005 |
2005/0124/NL |
Wetsvoorstel houdende regels omtrent meeteenheden en omtrent het in de handel brengen en het gebruik van meetinstrumenten (Metrologiewet) |
20.6.2005 |
2005/0125/E |
Ontwerp van een Koninklijk Besluit houdende goedkeuring van het technisch voorschrift inzake de controle en de certificering van teeltmateriaal van geteelde paddestoelen |
20.6.2005 |
2005/0126/S |
Voorschriften tot wijziging van de voorschriften van de Rijksdienst voor Rampenbestrijding (SRVFS 2004:14) betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en in het terrein (ADR-S) |
20.6.2005 |
2005/0127/S |
Voorschriften tot wijziging van de voorschriften van de Rijksdienst voor Rampenbestrijding (SRVFS 2004:15) betreffende het spoorwegvervoer van gevaarlijke stoffen (RID-S) |
20.6.2005 |
2005/0128/DK |
Besluit tot wijziging van het besluit betreffende o.a. de biologische productiemethode |
20.6.2005 |
2005/0129/CZ |
Ontwerpbesluit houdende wijziging van besluit nr. 323/2004 Sb. (verzameling wetten) tot uitvoering van enkele bepalingen van de Wet inzake wijnbouw en de wijnindustrie |
22.6.2005 |
2005/0131/S |
Voorschriften van de Dienst ter Bescherming van Dieren tot wijziging van de voorschriften en algemene aanbevelingen van de Dienst ter Bescherming van Dieren (DFS 2004:17) betreffende o.a. de veehouderij |
23.6.2005 |
2005/0132/LV |
Ontwerpwet „Wet inzake de activiteiten van beveiligingspersoneel” |
27.6.2005 |
2005/0133/NL |
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer |
24.6.2005 |
2005/0134/NL |
Verordening tot wijziging van de Bierverordening Productschap Dranken 2003 |
24.6.2005 |
2005/0135/S |
Voorstel voor een wet betreffende nationale extensies voor Zweden op internet |
27.6.2005 |
2005/0136/I |
Interdirectioneel besluit houdende: Technische productievoorschriften en keuringsmethoden voor speelautomaten en -inrichtingen zoals bedoeld in artikel 110, lid 7, van het Wetboek van Openbare Veiligheid (Testo Unico delle Leggi di Pubblica Sicurezza, T.U.L.P.S.) |
27.6.2005 |
De Commissie vestigt de aandacht op het arrest „CIA Security” van 30 april 1996 in zaak C-194/94 (Jur. 1996, blz. I-2201), waarin het Hof van Justitie een interpretatie van de artikelen 8 en 9 van Richtlijn 98/34/EG (voorheen 83/189/EEG) geeft die inhoudt dat derden zich erop kunnen beroepen bij de nationale rechter; deze dient de toepassing van een niet overeenkomstig de richtlijn aangemeld nationaal technisch voorschrift te weigeren.
Met dit arrest wordt de mededeling van de Commissie van 1 oktober 1986 (PB C 245 van 1.10.1986, blz. 4) bevestigd.
Het feit dat niet aan de verplichting tot kennisgeving is voldaan, impliceert dus dat de desbetreffende technische voorschriften niet kunnen worden toegepast jegens derden.
Voor meer informatie over de notificatieprocedure kan contact worden opgenomen met:
Europese Commissie |
DG Ondernemingen en industrie, Eenheid C3 |
B-1049 Brussel |
E-mail: Dir83-189-Central@cec.eu.int |
Zie ook de website http://europa.eu.int/comm/enterprise/tris/
Voor eventuele inlichtingen over deze kennisgevingen kunt u terecht bij de nationale diensten waarvan de lijst hieronder is gepubliceerd:
LIJST VAN DE NATIONALE INSTANTIES DIE BELAST ZIJN MET HET BEHEER VAN RICHTLIJN 98/34/EG
BELGIË
BELCERT |
Bestuur Kwaliteit en Veiligheid |
FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie |
North Gate III — 4e etage |
Koning Albert II-laan 16 |
B-1000 Brussel |
Mw. Pascaline Descamps |
Tel. (32) (0)2 206 46 89 |
Fax (32) (0)2 206 57 46 |
E-mail: pascaline.descamps@mineco.fgov.be |
paolo.caruso@mineco.fgov.be |
Algemene e-mail: belnotif@mineco.fgov.be |
Website: http://www.mineco.fgov.be |
TSJECHISCHE REPUBLIEK
Czech Office for Standards, Metrology and Testing |
Gorazdova 24 |
P.O. BOX 49 |
CZ-128 01 Praha 2 |
Mw. Helena Fofonkova |
Tel. (420) 224 907 125 |
Fax (420) 224 907 122 |
E-mail: fofonkova@unmz.cz |
Algemene e-mail: eu9834@unmz.cz |
Website: http://www.unmz.cz |
DENEMARKEN
Erhvervs- og Boligstyrelsen |
Dahlerups Pakhus |
Langelinie Allé 17 |
DK-2100 København Ø |
Tel. (45) 35 46 66 89 (direct) |
Fax (45) 35 46 62 03 |
E-mail: Mw. Birgitte Spühler Hansen — bsh@ebst.dk |
Gezamenlijke mailbox voor kennisgevingen — noti@ebst.dk |
Website: http://www.ebst.dk/Notifikationer |
DUITSLAND
Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit |
Referat XA2 |
Scharnhorststr. 34 - 37 |
D-10115 Berlin |
Mw. Christina Jäckel |
Tel. (49-30) 20 14 63 53 |
Fax (49-30) 20 14 53 79 |
E-mail: infonorm@bmwa.bund.de |
Website: http://www.bmwa.bund.de |
ESTLAND
Ministry of Economic Affairs and Communications |
Harju str. 11 |
EE-15072 Tallinn |
Dhr. Margus Alver |
Tel. (372) 6 25 64 05 |
Fax (372) 6 31 36 60 |
E-mail: margus.alver@mkm.ee |
Algemene e-mail: el.teavitamine@mkm.ee |
GRIEKENLAND
Ministry of Development |
General Secretariat of Industry |
Mesogeion 119 |
GR-101 92 ATHENS |
Tel. (30) 21 06 96 98 63 |
Fax (30) 21 06 96 91 06 |
ELOT |
(Griekse normalisatie-instelling) |
Acharnon 313 |
GR-111 45 ATHENS |
Tel. (30) 21 02 12 03 01 |
Fax (30) 21 02 28 62 19 |
E-mail: 83189in@elot.gr |
Website: http://www.elot.gr |
SPANJE
Ministerio de Asuntos Exteriores |
Secretaría de Estado de Asuntos Europeos |
Direccion General de Coordinacion del Mercado Interior y otras Políticas Comunitarias |
Subdireccion General de Asuntos Industriales, Energéticos, de Transportes y Comunicaciones y de Medio Ambiente |
C/Padilla, 46, Planta 2a, Despacho: 6218 |
E-28006 MADRID |
Dhr. Angel Silván Torregrosa |
Tel. (34-91) 379 83 32 |
Mw. Esther Pérez Peláez |
Technisch Adviseur |
E-mail: esther.perez@ue.mae.es |
Tel. (34-91) 379 84 64 |
Fax (34-91) 379 84 01 |
E-mail: d83-189@ue.mae.es |
FRANKRIJK
Délégation interministérielle aux normes |
Direction générale de l'Industrie, des Technologies de l'information et des Postes (DiGITIP) |
Service des politiques d'innovation et de compétitivité (SPIC) |
Sous-direction de la normalisation, de la qualité et de la propriété industrielle (SQUALPI) |
DiGITIP 5 |
12, rue Villiot |
F-75572 Paris Cedex 12 |
Mw. Suzanne Piau |
Tel. (33) 153 44 97 04 |
Fax (33) 153 44 98 88 |
E-mail: suzanne.piau@industrie.gouv.fr |
Mw. Françoise Ouvrard |
Tel. (33) 153 44 97 05 |
Fax (33) 153 44 98 88 |
E-mail: francoise.ouvrard@industrie.gouv.fr |
IERLAND
NSAI |
Glasnevin |
Dublin 9 |
Ireland |
Dhr. Tony Losty |
Tel. (353-1) 807 38 80 |
Fax (353-1) 807 38 38 |
E-mail: tony.losty@nsai.ie |
Website: http://www.nsai.ie/ |
ITALIË
Ministero delle attività produttive |
Dipartimento per le imprese |
Direzione Generale per lo sviluppo produttivo e la competitività |
Ispettorato tecnico dell'industria — Ufficio F1 |
Ministerie van Productieve Activiteiten |
Via Molise 2 |
I-00187 Roma |
Dhr. Vincenzo Correggia |
Tel. (39) 06 47 05 26 69 |
Fax (39) 06 47 88 78 05 |
E-mail: vincenzo.correggia@minindustria.it |
Dhr. Enrico Castiglioni |
Tel. (39) 06 47 05 26 69 |
Fax (39) 06 47 88 77 48 |
E-mail: enrico.castiglioni@minindustria.it |
E-mail: ispettoratotecnico@minindustria.flexmail.it |
Website: http://www.minindustria.it |
CYPRUS
Cyprus Organization for the Promotion of Quality |
Ministry of Commerce, Industry and Tourism |
13, A. Araouzou street |
CY-1421 Nicosia |
Tel. (357) 22 40 93 13 of (357) 22 37 50 53 |
Fax (357) 22 75 41 03 |
Dhr. Antonis Ioannou |
Tel. (357) 22 40 94 09 |
Fax (357) 22 75 41 03 |
E-mail: aioannou@cys.mcit.gov.cy |
Mw. Thea Andreou |
Tel. (357) 22 40 94 04 |
Fax (357) 22 75 41 03 |
E-mail: tandreou@cys.mcit.gov.cy |
Algemene e-mail: dir9834@cys.mcit.gov.cy |
Website: http://www.cys.mcit.gov.cy |
LETLAND
Division of the Commercial Normative, SOLVIT and Notification |
Internal Market Department of the |
Ministry of Economics of the Republic of Latvia |
55, Brvibas str. |
Riga |
LV-1519 |
Mw. Agra Ločmele |
Senior Officer of the Division of the Commercial Normative, SOLVIT and Notification |
E-mail: agra.locmele@em.gov.lv |
Tel. (371) 703 12 36 |
Fax (371) 728 08 82 |
E-mail: notification@em.gov.lv |
LITOUWEN
Lithuanian Standards Board |
T. Kosciuskos g. 30 |
LT-01100 Vilnius |
Mw. Daiva Lesickiene |
Tel. (370) 52 70 93 47 |
Fax (370) 52 70 93 67 |
E-mail: dir9834@lsd.lt |
Website: http://www.lsd.lt |
LUXEMBURG
SEE — Service de l'Energie de l'Etat |
34, avenue de la Porte-Neuve |
B.P. 10 |
L-2010 Luxembourg |
Dhr. J.P. Hoffmann |
Tel. (352) 46 97 46 1 |
Fax (352) 22 25 24 |
E-mail: see.direction@eg.etat.lu |
Website: http://www.see.lu |
HONGARIJE
Hungarian Notification Centre — |
Ministry of Economy and Transport |
Budapest |
Honvéd u. 13-15. |
H-1055 |
Dhr. Zsolt Fazekas |
E-mail: fazekaszs@gkm.hu |
Tel. (36) 13 74 28 73 |
Fax (36) 14 73 16 22 |
E-mail: notification@gkm.hu |
Website: http://www.gkm.hu/dokk/main/gkm |
MALTA
Malta Standards Authority |
Level 2 |
Evans Building |
Merchants Street |
VLT 03 |
MT-Valletta |
Tel. (356) 21 24 24 20 |
Fax (356) 21 24 24 06 |
Mw. Lorna Cachia |
E-mail: lorna.cachia@msa.org.mt |
Algemene e-mail: notification@msa.org.mt |
Website: http://www.msa.org.mt |
NEDERLAND
Ministerie van Financiën |
Belastingdienst/Douane Noord |
Team bijzondere klantbehandeling |
Centrale Dienst voor In- en uitvoer |
Engelse Kamp 2 |
Postbus 30003 |
9700 RD Groningen |
Nederland |
Dhr. Ebel van der Heide |
Tel. (31-50) 523 21 34 |
Mw. Hennie Boekema |
Tel. (31-50) 523 21 35 |
Mw.Tineke Elzer |
Tel. (31-50) 523 21 33 |
Fax (31-50) 523 21 59 |
Algemene e-mail: |
Enquiry.Point@tiscali-business.nl |
Enquiry.Point2@tiscali-business.nl |
OOSTENRIJK
Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit |
Abteilung C2/1 |
Stubenring 1 |
A-1010 Wien |
Mw. Brigitte Wikgolm |
Tel. (43-1) 711 00 58 96 |
Fax (43-1) 715 96 51 of (43-1) 712 06 80 |
E-mail: not9834@bmwa.gv.at |
Website: http://www.bmwa.gv.at |
POLEN
Ministry of Economy and Labour |
Department for European and Multilateral Relations |
Plac Trzech Krzyży 3/5 |
PL-00-507 Warszawa |
Mw. Barbara Nieciak |
Tel. (48) 226 93 54 07 |
Fax (48) 226 93 40 28 |
E-mail: barnie@mg.gov.pl |
Mw. Agata Gągor |
Tel. (48) 226 93 56 90 |
Algemene e-mail: notyfikacja@mg.gov.pl |
PORTUGAL
Instituto Portugês da Qualidade |
Rua Antonio Gião, 2 |
P-2829-513 Caparica |
Mw. Cândida Pires |
Tel. (351-21) 294 82 36 of 81 00 |
Fax (351-21) 294 82 23 |
E-mail: c.pires@mail.ipq.pt |
Algemene e-mail: not9834@mail.ipq.pt |
Website: http://www.ipq.pt |
SLOVENIË
SIST — Slovenian Institute for Standardization |
Contact point for 98/34/EC and WTO-TBT Enquiry Point |
Šmartinska 140 |
SLO-1000 Ljubljana |
Tel. (386) 14 78 30 41 |
Fax (386) 14 78 30 98 |
E-mail: contact@sist.si |
Mw. Vesna Stražišar |
SLOWAKIJE
Mw. Kvetoslava Steinlova |
Director of the Department of European Integration, |
Office of Standards, Metrology and Testing of the Slovak Republic |
Stefanovicova 3 |
SK-814 39 Bratislava |
Tel. (421) 252 49 35 21 |
Fax (421) 252 49 10 50 |
E-mail: steinlova@normoff.gov.sk |
FINLAND
Kauppa-ja teollisuusministeriö |
(Ministry of Trade and Industry) |
Bezoekersadres: |
Aleksanterinkatu 4 |
FIN-00171 Helsinki |
en |
Katakatu 3 |
FIN-00120 Helsinki |
Postadres: |
PO Box 32 |
FIN-00023 Government |
Dhr. Henri Backman |
Tel. (358-9) 16 06 36 27 |
Fax (358-9) 16 06 46 22 |
E-mail: henri.backman@ktm.fi |
Mw. Katri Amper |
Algemene e-mail: maaraykset.tekniset@ktm.fi |
Website: http://www.ktm.fi |
ZWEDEN
Kommerskollegium |
(National Board of Trade) |
Box 6803 |
Drottninggatan 89 |
S-113 86 Stockholm |
Mw. Kerstin Carlsson |
Tel. (46) 86 90 48 82 of (46) 86 90 48 00 |
Fax (46) 86 90 48 40 of (46) 830 67 59 |
E-mail: kerstin.carlsson@kommers.se |
Algemene e-mail: 9834@kommers.se |
Website: http://www.kommers.se |
VERENIGD KONINKRIJK
Department of Trade and Industry |
Standards and Technical Regulations Directorate 2 |
151 Buckingham Palace Road |
London SW1 W 9SS |
United Kingdom |
Dhr. Philip Plumb |
Tel. (44-207) 215 14 88 |
Fax (44-207) 215 15 29 |
E-mail: philip.plumb@dti.gsi.gov.uk |
Algemene e-mail: 9834@dti.gsi.gov.uk |
Website: http://www.dti.gov.uk/strd |
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
EFTA Surveillance Authority |
Rue Belliard 35 |
B-1040 Brussel |
Mw. Adinda Batsleer |
Tel. (32) (0)2 286 18 61 |
Fax (32) (0)2 286 18 00 |
E-mail: aba@eftasurv.int |
Mw. Tuija Ristiluoma |
Tel. (32) (0)2 286 18 71 |
Fax (32) (0)2 286 18 00 |
E-mail: tri@eftasurv.int |
Algemene e-mail: DRAFTTECHREGESA@eftasurv |
Website: http://www.eftasurv.int |
EFTA |
Goods Unit |
EFTA Secretariat |
Trierstraat 74 |
B-1040 Brussel |
Mw. Kathleen Byrne |
Tel. (32) (0)2 286 17 34 |
Fax (32) (0)2 286 17 42 |
E-mail: kathleen.byrne@efta.int |
Algemene e-mail: DRAFTTECHREGEFTA@efta.int |
Website: http://www.efta.int |
TURKIJE
Undersecretariat of Foreign Trade |
General Directorate of Standardisation for Foreign Trade |
Inönü Bulvari no 36 |
06510 |
Emek — Ankara |
Dhr. Saadettin Doğan |
Tel. (90-312) 212 58 99 |
(90-312) 204 81 02 |
Fax (90-312) 212 87 68 |
E-mail: dtsabbil@dtm.gov.tr |
Website: http://www.dtm.gov.tr |
(1) Jaar — registratienummer — kennisgevende lidstaat.
(2) Periode tijdens dewelke een ontwerp niet mag worden goedgekeurd.
(3) Geen standstill-termijn omdat de Commissie de motivering inzake de urgentie heeft aanvaard.
(4) Geen standstill-termijn, want het betreft hier technische specificaties of andere eisen of regels betreffende diensten die vergezeld gaan van fiscale of financiële maatregelen in de zin van artikel 1, punt 11, tweede alinea, derde streepje, van Richtlijn 98/34/EG.
(5) Informatieprocedure stopgezet.
13.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/15 |
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN — FRANKRIJK
Staatssteunmaatregel C 46/2004 (ex NN 65/2004) — Fiscale GIE's: voordelige afschrijvingsregeling ten behoeve van bepaalde ondernemingen die erkend werden door het ministerie van Begroting
Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken
(2005/C 89/06)
(Voor de EER relevante tekst)
De Commissie heeft Frankrijk bij schrijven van 14 december 2004, dat na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de bovengenoemde steunmaatregel.
Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel ten aanzien waarvan de Commissie de procedure inleidt, maken door deze binnen één maand vanaf de datum van deze bekendmaking te zenden aan:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Concurrentie |
Griffie staatssteun |
B-1049 Brussel |
Faxnummer (32-2) 296 12 42 |
Deze opmerkingen zullen ter kennis van Frankrijk worden gebracht. Een belanghebbende die opmerkingen maakt, kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.
SAMENVATTING
Procedure
De Commissie heeft twee verzoeken om inlichtingen aan de Franse autoriteiten gericht met betrekking tot de zogenaamde „groupements d'intérêt économique fiscaux” (economische samenwerkingsverbanden met fiscale doeleinden — hierna „fiscale GIE's” genoemd), die werden ingevoerd bij wet nr. 98-546 van 2 juli 1998. Hierop reageerden de Franse autoriteiten bij brieven van 3 mei 2004 (A/33117) en 2 augustus 2004 (A/36007). De Franse autoriteiten hebben over de betrokken regeling informatie verstrekt bij brief van 16 maart 1998 (A/32232). Deze brief vormt geen voorafgaande kennisgeving aan de Commissie in de zin van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. Bijgevolg gaat het om onrechtmatig ten uitvoer gelegde steun.
Beschrijving van de steunmaatregel
Overeenkomstig artikel 39 C van de Code général des impôts (algemeen belastingwetboek — hierna „CGI” genoemd) mogen de fiscaal aftrekbare afschrijvingen op verhuurde goederen niet meer bedragen dan de door de GIE ontvangen huur, verminderd met de andere kosten van de verhuurde goederen.
Artikel 39 CA van de CGI bevat een afwijking op dit beginsel. Aldus geldt de beperking op de afschrijvingen niet voor via fiscale GIE's verrichte financieringstransacties met een „aanzienlijk economisch en sociaal belang”. De vrijstelling van artikel 39 CA kan slechts worden verleend na goedkeuring door het ministerie van Begroting.
Op verzoek van de Commissie hebben de Franse autoriteiten per sector een lijst van begunstigden van de regeling verstrekt.
Sectoren |
Aanvragen tot goedkeuring |
Besluiten tot goedkeuring |
Maritieme investeringen |
142 |
110 |
Luchtvaartinvesteringen |
32 |
18 |
Spoorweginvesteringen |
5 |
2 |
Industriële investeringen |
7 |
3 |
Ruimtevaartinvesteringen |
3 |
0 |
Beoordeling van de maatregel
In dit stadium is de Commissie van mening dat de maatregel staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag kan vormen. Ten eerste lijkt de maatregel leden van fiscale GIE's een voordeel op te leveren in de vorm van een vermindering van de belastinggrondslag en een vrijstelling van meerwaarden. Bovendien bevoordeelt deze maatregel blijkbaar de eindgebruikers van verhuurde goederen, die over het algemeen vervoersmaatschappijen en met name scheepvaartmaatschappijen zijn. Ten tweede is de maatregel met staatsmiddelen bekostigd door de verlaging van de belastbare winst en de belastingvrijstelling waardoor de staat inkomsten misloopt. Ten derde kan de maatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden omdat hij betrekking heeft op ondernemingen die actief zijn in sectoren waar er een intens intracommunautair handelsverkeer bestaat.
In dit stadium is de Commissie van mening dat in onderhavige zaak blijkbaar geen van de afwijkingen van artikel 87, leden 2 en 3, kunnen worden toegepast. De regeling lijkt niet te voldoen aan de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (1), de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (2), de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (3) en tot slot de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer (4). De Commissie heeft immers reeds herhaaldelijk geoordeeld dat steun voor de aankoop van voertuigen of transportmaterieel in beginsel niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.
Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad kan alle onrechtmatig verleende steun van de begunstigde worden teruggevorderd.
TEKST VAN DE BRIEF
„Par la présente, la Commission a l'honneur d'informer la France qu'après avoir examiné les informations fournies par vos autorités sur la mesure citée en objet, elle a décidé d'ouvrir la procédure prévue à l'article 88, paragraphe 2, du traité CE.
1. PROCÉDURE
(1) |
Par lettre du 19 février 2004 (D/51178) la Commission a adressé une demande d'information aux autorités françaises concernant le dispositif de crédit-bail fiscal en faveur de certaines entreprises agréées par le Ministre du Budget mis en place par la loi du 2 juillet 1998 (no 98-546). Par lettre du 18 mars 2004 les autorités françaises ont demandé une extension du délai pour fournir les renseignements nécessaires. La réponse des autorités françaises a été reçue par lettre du 3 mai 2004 (A/33117). Par lettre du 6 juillet 2004 (D/54933) la Commission a demandé des informations supplémentaires. La réponse a été reçue le 2 août 2004 (A/36007). |
(2) |
Dans une lettre du 16 mars 1998 (A/32232) les autorités françaises ont informé la Commission de l'introduction prévue d'un dispositif limitant l'amortissement des biens donnés en location afin de lutter contre l'utilisation de ce mécanisme à seule fin d'optimisation fiscale et prévoyant un exception à cette limitation. Selon les autorités françaises que le dispositif ne semblait pas constituer une aide d'Etat devant faire l'objet d'une notification préalable auprès de la Commission. Il s'ensuit que cette information ne peut être considérée comme une notification au sens de l'article 88, paragraphe 3, du traité. |
2. DESCRIPTION DU RÉGIME
(3) |
L'article 39 C du Code général des impôts (ci-après „CGI”) prévoit que l'amortissement fiscalement déductible ne peut excéder le montant du loyer perçu par le GIE, diminué des autres charges afférentes au bien donné en location. |
(4) |
Une dérogation à ce principe a été introduite par l'article 77 de la loi du 2 juillet 1998 (no 98-546) qui met en place un système d'amortissement favorable au profit de certaines entreprises agréées par le ministère du budget (ci-après „GIE fiscal”) (5). Cette dérogation figure à l'article 39 CA du CGI, aux termes duquel les opérations de financement présentant un intérêt économique et social significatif ne sont pas soumises à la limitation d'amortissement et peuvent être réalisées par l'intermédiaire d'un GIE (Groupement d'intérêt économique). Le bien financé doit être amortissable selon le mode dégressif sur une durée d'au moins huit ans et l'investissement doit présenter un intérêt économique et social significatif. Le prix d'acquisition du bien doit correspondre au prix de marché. Les coefficients d'amortissement dégressif habituels sont majorés d'un point. L'utilisateur final doit être une société exploitant le bien dans le cadre de son activité habituelle et doit pouvoir acquérir le bien à titre permanent à la fin du crédit-bail. |
(5) |
Le GIE, constitué généralement par des établissements financiers, acquiert le bien à financer, lequel doit être acquis au prix de marché, et le donne en crédit-bail à l'utilisateur. Les loyers versés par l'utilisateur et le prix de levée de l'option d'achat en fin de contrat permettent au GIE de couvrir son propre financement, intérêts et capital compris. |
(6) |
En raison des amortissements dégressifs et des frais financiers qui, par définition, sont concentrés sur les premières années d'utilisation du bien, les résultats du GIE sont fortement déficitaires au cours de ces années et deviennent bénéficiaires au cours d'une seconde période, lorsque le montant des loyers perçus excède le total des charges constatées (amortissements et frais financiers compris). Dès lors que le GIE relève du régime des sociétés de personnes, les déficits qu'il constate au cours de ses premières années d'activité viennent en déduction des bénéfices imposables réalisés par ses membres à raison de leurs activités courantes. Selon les autorités françaises les économies d'impôt ainsi obtenues par les établissements financiers durant les premières années de l'opération sont compensées par les suppléments d'impôt qui apparaissent ensuite lorsque le GIE réalise des bénéfices. Cependant, ce décalage dans le temps permet de dégager un gain de trésorerie utilisé par le GIE pour offrir des conditions financières plus favorables aux utilisateurs des biens. |
(7) |
Le régime prévoit aussi la rétrocession à l'utilisateur du bien des deux tiers de l'avantage fiscal retiré par le GIE. Cette rétrocession est effectuée sous forme de diminution de loyer ou de minoration du montant de l'option d'achat. Enfin, la revente du bien par le GIE à l'utilisateur, lorsque les deux tiers de la durée normale d'utilisation du bien sont écoulés, fait l'objet d'une exonération des plus-values de cession. En principe, les biens éligibles doivent être acquis à l'état neuf mais les navires d'occasion font l'objet d'une exception. |
(8) |
En ce qui concerne la notion d'intérêt économique et social significatif dont la démonstration par le demandeur est nécessaire pour profiter de la dérogation, les autorités françaises ont indiqué qu'il n'existait pas de lignes directrices pour évaluer cet intérêt et que l'examen se faisait à la lumière des retombées indirectes de l'investissement sur le bassin d'emploi, les conditions de concurrence, le développement de l'activité dans la zone économique concernée. |
(9) |
Les autorités françaises estiment que la Commission a elle-même considéré dans sa décision du 8 mai 2001 (6) que les Groupements d'intérêt économique et les avantages fiscaux qui peuvent découler de leur application ne constituent pas des aides d'État. À la demande de la Commission, les autorités françaises ont également fourni une liste des bénéficiaires du régime par secteur d'activité.
|
(10) |
En ce qui concerne l'application du régime au secteur du transport maritime les autorités françaises ont indiqué que, c'est dans un contexte marqué à la fois par le souci d'enrayer la stagnation du nombre des navires de commerce immatriculés dans les registres français et par la volonté de réduire la dépense fiscale, que le législateur a adapté le crédit-bail fiscal au secteur du transport maritime. |
3. APPRÉCIATION DU RÉGIME AU REGARD DE L'ARTICLE 87 DU TRAITÉ
(11) |
La Commission considère à ce stade, que le régime du GIE fiscal est un régime d'aide au sens de l'article 87, paragraphe 1, du traité CE, car il semble satisfaire cumulativement les critères développés ci-après. |
(12) |
En premier lieu, la mesure doit procurer un avantage qui allège les charges qui grèvent normalement le budget des entreprises. Cet avantage doit être sélectif en ce qu'il favorise certaines entreprises. |
(13) |
En second lieu, l'avantage doit être octroyé au moyen de ressources de l'État. |
(14) |
En troisième lieu, la mesure en cause doit affecter la concurrence et les échanges entre les États membres. |
3.1. Existence d'un avantage
(15) |
Le recours au GIE fiscal concerne trois acteurs: le GIE lui-même, l'utilisateur du bien financé et l'investisseur qui est le membre du GIE et finance le bien. |
(16) |
Le GIE lui-même, au niveau du quel est pratiqué l'amortissement déplafonné, mais dont les résultats sont imposables entre les mains de ses membres en proportion des droits qu'ils y détiennent. N'étant pas redevable de l'impôt, le GIE ne semble pas devoir être regardé comme le bénéficiaire de l'avantage fiscal. |
(17) |
Pour l'investisseur, membre du GIE, l'avantage est constitué par la diminution des bénéfices imposables (et par conséquent la diminution de l'impôt dû) et par la possibilité de déduire de ses propres résultats le déficit constaté au niveau du GIE. La disposition dérogatoire — l'article 39 CA du CGI — prévoit que certaines opérations de financement présentant un intérêt économique et social significatif ne sont pas soumises à la limitation de l'amortissement fiscalement déductible prévue par l'article 39 C. Les membres du GIE peuvent ainsi imputer durant la première période de la dépréciation du bien pendant laquelle les résultats du GIE sont déficitaires, le résultat négatif du GIE sur les bénéfices réalisés dans le cadre de leurs activités courantes, sans tenir compte de la limitation établie par l'article 39 C. L'avantage est d'autant plus important que le coefficient „normal” applicable à la dépréciation des biens du même type est augmenté d'un point. Selon les autorités françaises la majoration a pour objectif de renforcer la performance du dispositif. Cet avantage fiscal doit être diminué des cotisations supplémentaires d'impôt que les membres du GIE auront à subir durant la seconde période de la dépréciation du bien, lorsque le résultat du GIE redevient bénéficiaire. |
(18) |
Les autorités françaises ont avancé l'argument que les économies d'impôt obtenues ainsi durant les premières années de l'opération sont neutralisées par les suppléments d'impôt qui sont constatés ultérieurement lorsque le GIE commence à réaliser des bénéfices (les loyers payés excèdent les annuités d'amortissement). Toutefois, il y a lieu d'observer que même dans le cas d'une hypothétique neutralisation, les investisseurs participant aux GIE fiscaux sont favorisés par rapport aux entités soumises au régime de droit commun qui n'ont pas la possibilité de se prévaloir de l'imputation susmentionnée, puisque l'article 39 CA du CGI limite la déduction de l'amortissement au montant du loyer perçu par le GIE. |
(19) |
En outre, les membres du GIE doivent rétrocéder deux tiers de cet avantage à l'utilisateur du bien, néanmoins il garde un tiers qui constitue son propre avantage. Ils restent les bénéficiaires de l'avantage fiscal résultant du déplafonnement de l'amortissement, même si cet avantage est ramené au tiers de son montant net actualisé, le reste venant en déduction du loyer versé par l'utilisateur. Par ailleurs, le GIE fiscal peut également bénéficier, le cas échéant, d'une exonération des plus-values, en cas d'une cession anticipée du bien. |
(20) |
L'utilisateur du bien financé, lequel déduit de son bénéfice imposable la charge que constitue le loyer versé au GIE. Dans la mesure où ce loyer est diminué d'une partie de l'avantage fiscal résultant du montage financier, cet utilisateur reçoit un avantage financier sous forme de réduction de charge. Mais cette réduction de charge déductible se traduit par une augmentation de sa base imposable et donc de l'impôt dû. Par voie de conséquence, l'utilisateur ne semble pas recevoir d'avantage fiscal. Toutefois, l'avantage pour l'utilisateur du bien semble résulter de l'obligation pour les membres du GIE de lui rétrocéder les deux tiers de son propre avantage. Par le biais de ce mécanisme, l'utilisateur final voit les charges, grevant son budget du fait de la souscription du crédit-bail avec le GIE fiscal, diminuées. |
3.2. Sélectivité
(21) |
À ce stade, la Commission estime que plusieurs indices de sélectivité peuvent être relevés: |
(22) |
En premier lieu, la Commission constate que le bénéfice de la mesure est conditionné à l'octroi d'un agrément préalable du Ministre du Budget afin de vérifier que l'investissement présente un intérêt économique et social significatif. Bien que l'article 77 de la loi du 2 juillet 1998 mentionne cette notion, elle ne fait selon les autorités françaises l'objet d'aucun décret ou circulaire en vue de définir précisément son champ d'application. En particulier, le critère d' „intérêt économique et social du projet, notamment en matière d'emploi” paraît vague, étant donné qu'il n'existe aucun lien précis entre l'impact en termes d'emploi et le montant de l'investissement réalisé. Les autorités françaises ont admis qu'il n'y avait aucun texte législatif ou réglementaire traitant de cette condition d'une manière plus détaillée. La Commission ne peut donc exclure à ce stade que le Ministre du Budget dispose d'un pouvoir discrétionnaire d'appréciation au sens du point 12 de la Communication de la Commission sur l'application des règles en matière d'aides d'État aux mesures relevant de la fiscalité directe des entreprises (7). L'existence d'un pouvoir discrétionnaire semble permettre aux autorités de l'Etat membre de sélectionner les bénéficiaires d'un régime d'aide selon des critères subjectifs. Or, les statistiques fournies par les autorités françaises font apparaître que certains dossiers ont fait l'objet de refus en raison de l'absence d'un intérêt économique et social significatif. |
(23) |
En deuxième lieu, un second élément qui considéré ensemble avec l'élément discrétionnaire, est susceptible de renforcer le caractère sélectif du régime en cause résulte de la circonstance qu'en pratique les entreprises utilisatrices des biens sont principalement d'entreprises actives dans le secteur du transport. D'après le dispositif, les utilisateurs finals des biens doivent être des sociétés qui exploitent le bien dans le cadre de leur activité habituelle. En effet, compte tenu de la durée d'amortissement de 8 ans fixée par la loi, les biens en mesure de bénéficier du régime sont essentiellement des moyens de transport tels que les trains (15 ans), les avions (13 ans) et les navires (8 ans). Cette démarche des autorités françaises a eu pour effet de concentrer l'impact du régime sur le secteur du transport et en particulier du transport maritime. Cet aspect est confirmé par les réponses fournies par les autorités françaises aux questions posées par la Commission. Les informations fournies montrent clairement qu'en pratique la plupart des demandes d'agrément pour bénéficier du régime dérogatoire concernent les investissements dans le secteur du transport (182 sur 189 des demandes d'agrément reçues concernent le secteur du transport ferroviaire, aérien, maritime ou spatial). En outre, le secteur maritime représente à lui seul 75 % des dossiers présentés au Ministre du Budget pour obtenir son agrément. Cette part monte à 82 % si l'on considère le total des agréments accordés. D'ailleurs, les travaux parlementaires relatifs à la mesure en cause (8) laissent entendre que l'objectif recherché est d'aider la flotte commerciale maritime française. Ceci semble être confirmé par le fait que seuls les navires font l'objet d'une exception qui leur permet de bénéficier du régime dérogatoire même dans le cas où il ne s'agit pas d'un bien acquis à l'état neuf. |
(24) |
Il est vrai que la durée de huit ans permet de réserver l'avantage aux biens d'équipement lourds pour lesquels le retour sur investissement nécessite un délai long. C'est un argument qui justifie économiquement le principe de l'application de cette condition. En effet, il est de jurisprudence constante que pour être qualifiée de mesure générale et donc échapper à l'interdiction de l'article 87 du traité, une mesure fiscale sélective doit pouvoir être justifiée par la nature et l'économie du système fiscal (9). Néanmoins, les autorités françaises n'ont fourni aucun argument qui puisse justifier cette dérogation par la nature ou l'économie du système fiscal français. |
(25) |
En dernier lieu, seules peuvent bénéficier du régime les entreprises membres d'un GIE, ayant acquis des biens meubles à l'état neuf ayant une durée d'amortissement supérieure à 8 ans. Dès lors, toutes les entreprises dans une situation similaire qui investissent dans un bien avec une durée d'amortissement inférieure à 8 ans ou, si la durée est supérieure à 8 ans, qui ne remplissent pas le critère de l'intérêt économique et social significatif mentionné précédemment, sont exclues du bénéfice de la mesure en cause. En pratique, la Commission estime à ce stade que ce dispositif peut avoir pour effet de restreindre le nombre des bénéficiaires potentiels principalement aux seules entreprises disposant d'actifs permanents significatifs. |
(26) |
Au vu de l'ensemble des considérations qui précèdent, la Commission estime que le régime en cause est susceptible de constituer un régime sélectif bien que l'article 39 CA du CGI n'empêche d'autres secteurs industriels de bénéficier du mécanisme susvisé. En effet, la Cour de justice a considéré dans son arrêt du 12 juillet 1990 (10) que le fait qu'une mesure soit en théorie ouverte à tous les secteurs n'exclut pas son caractère sélectif, à partir du moment où la mesure favorise en pratique un secteur déterminé. Ce raisonnement a été confirmé par le récent arrêt GEMO (11), où la Cour a qualifié de sélectif un régime bénéficiant aux activités d'élevage et d'abattage qui a, très accessoirement, également bénéficié à d'autres activités. |
(27) |
Enfin, il convient de rappeler que la Commission s'est déjà prononcée sur la nature d'aides d'État de montages fiscaux similaires à celui mis en place par l'article 39 CA du CGI quant à leur mécanisme, mais fondés sur une autre base juridique — l'article 199 undecies B du Code général des impôts (12). En outre, la décision de la Commission du 8 mai 2001 susmentionnée invoquée par les autorités françaises ne peut pas constituer un précédent dans le cas d'espèce, d'une part car le régime examiné ici est différent de celui qui a fait l'objet de cette décision et d'autre part car cette décision avait pour objet d'examiner la compatibilité non pas des mesures en question mais de l'aide à la restructuration en faveur de Brittany Ferries. |
(28) |
Par conséquent, il apparaît que le régime du GIE fiscal est susceptible de favoriser certaines entreprises en leur conférant de manière sélective les avantages fiscaux évoqués. Cette différenciation ne peut pas être justifiée par la nature ou l'économie du système fiscal français, puisque, en l'espèce, les autorités françaises n'ont pas fourni des arguments à cet égard (13). |
3.3. L'avantage doit être octroyé au moyen de ressources de l'État
(29) |
Dans le cas présent, il semble que la réduction de l'assiette imposable des membres du GIE du fait de la déductibilité des déficits d'amortissement ainsi que l'exonération des plus-values dans le cas d'une cession anticipée du bien entraînent une diminution des ressources de l'État. |
3.4. Affectation de la concurrence et des échanges entre les Etats membres.
(30) |
Selon la jurisprudence constante de la Cour européenne de justice et du Tribunal européen de première instance, les échanges entre les États membres sont affectés lorsque l'entreprise bénéficiaire exerce une activité économique impliquant des échanges entre États membres. Le simple fait que les aides renforcent la position de cette entreprise par rapport à celle de ses concurrents dans les échanges intracommunautaires permet de conclure que ces échanges sont affectés. |
(31) |
Ce critère apparaît d'emblée rempli dans la mesure où, en premier lieu, les organismes qui consentent la location, en particulier les établissements financiers, exercent une activité économique transfrontalière. Ces sociétés et les autres membres du GIE fiscal sont actifs dans de nombreux secteurs de l'économie, où ils sont en concurrence directe avec d'autres entreprises. |
(32) |
En deuxième lieu, les biens amortis peuvent être achetés, et en pratique ils sont achetés dans les autres Etats membres. Par ailleurs, les utilisateurs effectifs des biens amortis affectent par leurs activités commerciales les échanges entre les Etats membres. |
3.5. Conclusion
(33) |
En conclusion, à ce stade, la Commission considère que tous les éléments constitutifs de la notion d'aide d'Etat sont réunis et que le régime du GIE fiscal est susceptible d'entraîner des distorsions de concurrence tant pour ce qui semble être une mesure d'aide pour le secteur du transport que pour les organismes qui consentent la location ou la mise à disposition des biens. |
4. EXAMEN DE LA COMPATIBILITÉ
(34) |
Dans la mesure où le régime du GIE fiscal semble constituer une aide d'État au sens de l'article 87, paragraphe 1, du traité CE, il y a lieu de porter une première appréciation sur son éventuelle compatibilité à la lumière des dérogations prévues aux paragraphes 2 et 3 de l'article 87 du traité CE. |
(35) |
Les dérogations prévues à l'article 87, paragraphe 2, du traité CE ne sont pas d'application en l'espèce. |
(36) |
La dérogation prévue à l'article 87, paragraphe 3, point (a), qui prévoit la possibilité d'autoriser des aides destinées à favoriser le développement économique de régions dans lesquelles le niveau de vie est anormalement bas ou dans lesquelles sévit un grave sous-emploi, ne saurait être invoquée du fait que les mesures ne sont pas limitées régionalement. Il en va de même pour la dérogation prévue à l'article 87, paragraphe 3, point (c), qui autorise les aides visant le développement de certaines régions. |
(37) |
De même, les autorités françaises n'ont jamais invoqué que le régime concerné rentre dans la catégorie des projets d'intérêt européen commun éligibles à la dérogation prévue à l'article 87, paragraphe 3, point (b). Dans la mesure où il ne vise pas à promouvoir la culture et la conservation du patrimoine, il ne saurait bénéficier de la dérogation prévue à l'article 87, paragraphe 3, point (d). Selon les autorités françaises le mécanisme du GIE fiscal permet de participer à l'objectif de soutien aux intérêts maritimes communautaires. Toutefois, cet objectif ne doit pas être confondu avec l'intérêt européen commun qui, en principe, exige l'engagement des plusieurs Etats Membres. |
(38) |
Enfin, il convient d'examiner si le régime en question est susceptible de bénéficier de la dérogation prévue à l'article 87, paragraphe 3, point (c), qui autorise les aides facilitant le développement de certaines activités pour autant que les conditions des échanges ne soient pas altérées dans une mesure contraire à l'intérêt commun. |
(39) |
Les autorités françaises estiment que le régime du GIE fiscal est lié à la réalisation des investissements sociaux et économiques importants, contribuant à l'amélioration de la sécurité maritime, à la création d'emplois et à la formation de marins et d'officiers, à la protection de l'environnement et aux économies d'énergie. À cet égard, il faut souligner que, en ce qui concerne la création d'emplois, le Règlement de la Commission concernant l'application des articles 87 et 88 du traité CE aux aides d'Etat à l'emploi (14) dispose que le niveau de l'aide ne doit pas dépasser ce qui est nécessaire pour inciter à la création d'emploi. En l'espèce, la Commission constate que il n'a y pas un lien entre l'impact en termes d'emploi et le montant de l'investissement réalisé qui pourrait permettre à la Commission de considérer ce régime comme compatible avec le marché commun. De même, puisqu'il n'existe pas un lien direct entre le montant de l'investissement et l'impact sur les objectifs invoqués par les autorités françaises, la Commission ne peut pas accepter l'amélioration de la sécurité maritime, la formation de marins et d'officiers, la protection de l'environnement et l'économie d'énergie comme justifications valables rendant le régime compatible avec le marché commun. En tout état de cause les autorités françaises n'ont pas démontré à ce stade que les bénéfices accordés dans le cadre du régime étaient proportionnés aux objectifs visés. En outre, le régime ne semble pas satisfaire aux lignes directrices concernant les aides à finalité régionale (15), ni à l'encadrement multisectoriel des aides à finalité régionale en faveur de grands projets d'investissement (16). En effet, le régime n'est pas limité aux régions françaises éligibles aux aides à finalité régionale et ne tient nul compte des seuils prévus par l'encadrement multisectoriel précité. La Commission estime également à ce stade que le régime n'est pas conforme aux dispositions de l'encadrement communautaire des aides pour la protection de l'environnement (17) dans la mesure où les textes régissant le régime ne garantissent pas que les dispositions de cet encadrement soient respectées. Enfin, la Commission estime à ce stade que le régime ne satisfait pas aux conditions prévues par les orientations communautaires sur les aides d'État au transport maritime (18). En effet, la Commission a constaté à de nombreuses reprises que des aides pour l'achat de véhicules de transport ou actifs mobiles n'étaient, en principe, pas compatibles avec le marché commun. |
(40) |
De même, les avantages fiscaux accordés dans le cadre du régime précité ne sont pas liés à la réalisation des objectifs susmentionnés d'une manière précise et prévisible qui pourrait permettre à la Commission d'apprécier leur compatibilité. |
(41) |
Le régime en question ne semble pouvoir a priori bénéficier d'aucune des dérogations prévues à l'article 87 du Traité. En conséquence, la Commission exprime ses doutes quant à la compatibilité du régime du GIE fiscal avec le marché commun. |
5. CONCLUSION
(42) |
Compte tenu des considérations qui précèdent, la Commission invite la France, dans le cadre de la procédure de l'article 88, paragraphe 2, du traité CE, à présenter ses observations et à fournir toute information utile pour l'évaluation de la mesure dans un délai d'un mois à compter de la date de réception de la présente. La Commission invite vos autorités à transmettre immédiatement une copie de cette lettre aux bénéficiaires potentiels de l'aide. La Commission sollicite aussi les informations concernant le montant de l'aide accordé aux bénéficiaires du régime. |
(43) |
La Commission invite également la France et les tiers intéressés à présenter des observations et à fournir tout élément utile pour déterminer s'il existe, dans le chef des bénéficiaires du régime, une confiance légitime de nature à imposer la prévision de mesures transitoires. En particulier, la Commission invite les entreprises qui ont fait l'objet d'un refus des autorités françaises et celles qui ont pu obtenir un agrément au titre de l'article 39 CA de CGA de témoigner de leur cas individuel. Les parties intéressées, ayant déjà bénéficié du régime, sont invitées à répondre si elles auraient néanmoins réalisé leur investissement sans agrément du Ministre du Budget. |
(44) |
Par la présente, la Commission avise la France qu'elle informera les intéressés par la publication de la présente lettre et d'un résumé de celle-ci au Journal officiel de l'Union européenne. Elle informera également les intéressés dans les pays de l'AELE signataires de l'accord EEE par la publication d'une communication dans le supplément EEE du Journal officiel, ainsi que l'autorité de surveillance de l'AELE en leur envoyant une copie de la présente. Tous les intéressés susmentionnés seront invités à présenter leurs observations dans un délai d'un mois à compter de la date de cette publication.” |
(2) PB C 70 van 19.3.2002 (voorheen multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten, PB C 107 van 7.4.1998).
(3) PB C 37 van 3.2.2001 (voorheen communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu, PB C 72 van 10.3.1994).
(4) PB C 13 van 17.1.2004 (voorheen communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer, PB C 205 van 5.7.1997).
(5) Ou autres „véhicules fiscaux transparents”.
(6) JO L 12 du 15.1.2002, p. 33.
(8) Rapport no 449 (1997-1998) de MM. Alain LAMBERT et Philippe MARINI, fait au nom de la commission des finances, déposé le 26 mai 1998.
(9) CJCE 2 juillet 1974 dans l'affaire C-173/73 Italie/Commission.
(10) CJCE 12 juillet 1990, Société CdF Chimie azote et fertilisants SA et Société chimique de la Grande Paroisse SA contre Commission, aff. C-169/84, Rec. p. I-3083.
(11) 20 novembre 2003, aff. C-126/01.
(12) Cas N 96/b/03 loi de programme pour l'outre-mer: mesures fiscales en faveur des DOM, N 502/02 Caraïbes Air Transport programme 2002, N 427/03 Air Austral, N 474/03 Air Caraïbes programme 2003.
(13) 26 septembre 2002, aff. C-351/98.
(14) JO L 337 du 13.12.2002 (antérieurement les lignes directrices concernant les aides à l'emploi, JO C 334 du 12.12.1995).
(16) JO C 70 du 19.3.2002 (antérieurement l'encadrement multisectoriel des aides à finalité régionale en faveur de grands projets d'investissement JO C 107 du 7.4.1998).
(17) JO C 37 du 3.2.2001 (antérieurement l'encadrement communautaire des aides d'État pour la protection de l'environnent JO C 72 du 10.3.1994).
(18) JO C 13 du 17.1.2004 (antérieurement orientations communautaires sur les aides d'État au transport maritime, JO C 205 du 5.7.1997).
Rectificaties
13.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 89/21 |
Rectificatie op de mededeling betreffende de feestdagen in 2005
( Publicatieblad van de Europese Unie C 65 van 17 maart 2005 )
(2005/C 89/07)
Op bladzijde 3 worden naast „IRELAND” de volgende data toegevoegd:
„1.1, 17.3, 28.3, 2.5, 1.6, 1.8, 31.10, 25.12, 26.12”.