|
ISSN 1725-2474 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
48e jaargang |
|
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
|
I Mededelingen |
|
|
|
Raad |
|
|
2005/C 079/1 |
||
|
2005/C 079/2 |
||
|
2005/C 079/3 |
||
|
2005/C 079/4 |
||
|
2005/C 079/5 |
||
|
2005/C 079/6 |
||
|
|
Commissie |
|
|
2005/C 079/7 |
||
|
2005/C 079/8 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.3748 — Mitsubishi Tokyo/UFJ) — Zaak die in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure ( 1 ) |
|
|
2005/C 079/9 |
Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten op het gebied van voor de bouw bestemde producten ( 1 ) |
|
|
2005/C 079/0 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.3656 — Achmea/Athlon/Partsplan JV) ( 1 ) |
|
|
|
III Bekendmakingen |
|
|
|
Europees Parlement |
|
|
2005/C 079/1 |
||
|
|
Commissie |
|
|
2005/C 079/2 |
||
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
|
I Mededelingen
Raad
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/1 |
ADVIES VAN DE RAAD
van 18 januari 2005
over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2004-2007
(2005/C 79/01)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,
Gezien de aanbeveling van de Commissie,
Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,
BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:
Op 18 januari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Luxemburg voor de periode 2004-2007 behandeld. Het programma voldoet tot op grote hoogte aan de gegevensvereisten van de herziene gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's. Met name ontbreekt een aantal vereiste gegevens over de macro-economische uitgangspunten.
In de actualisering wordt de reële BBP-groei voor 2004 geraamd op 4,4 %, tegen 2,9 % in 2003. In 2005 en 2006 vlakt de groei volgens de prognoses af tot respectievelijk 3,8 % en 3,3 %, om in 2007 weer aan te trekken tot 4,3 %. Op basis van de momenteel beschikbare informatie lijken de groeiverwachtingen van dit scenario plausibel.
De begrotingsstrategie die aan de actualisering ten grondslag ligt, is gericht op een geringe reductie van het tekort tot 1,0 % van het BBP in 2005, tegenover naar schatting 1,4 % van het BBP in 2004. In 2006 en 2007 blijft het tekort steken op het niveau van 2005 en blijven volgens de prognoses zowel de inkomsten als de uitgaven als percentage van het BBP stabiel. Dit staat in positief contrast met de actualisering voor 2003, die op een beduidend minder optimistische groeiprognose berustte dan de actualisering voor 2004, en waarin werd verwacht dat het algemene overheidstekort zou toenemen van 0,6 % van het BBP in 2003 tot circa 2 % gedurende de rest van de programmaperiode. Als deze cijfers worden gecorrigeerd voor conjunctuurinvloeden, zal volgens de berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de algemeen aanvaarde methode in 2005 een overschot van 0,3 % van het BBP ontstaan, dat geleidelijk oploopt tot 2,0 % van het BBP in 2007. Dit hangt samen met de verwachting dat de negatieve output gap groter wordt. Wel zijn in het geval van Luxemburg de ramingen van de output gap en daarmee van het conjunctuurgezuiverde saldo vanwege de zeer bijzondere kenmerken van de Luxemburgse economie met een ongewoon grote onzekerheid omgeven. Daarom is grote voorzichtigheid geboden bij het gebruik van dergelijke indicatoren. De overheidsinvesteringen blijven, uitgedrukt in een percentage van het BBP, in de programmaperiode op een min of meer stabiel niveau en liggen met 5 % ruim boven het EU-gemiddelde.
De risico's voor de begrotingsprognoses in het programma lijken elkaar grotendeels in evenwicht te houden. Enerzijds zijn de prognoses van de inkomsten in Luxemburg van oudsher aan de voorzichtige kant en zouden de begrotingsresultaten van 2004 wel eens veel gunstiger kunnen uitvallen dan de huidige ramingen, wat voor de resterende jaren van het programma misschien een positief basiseffect zou kunnen sorteren. Anderzijds wordt in het programma gerekend op een vermindering van de groei van de overheidsuitgaven, die in de afgelopen jaren zeer snel zijn gestegen, zonder dat vermeld wordt welke maatregelen daartoe zullen worden getroffen. Afgaande op de in het programma uitgestippelde begrotingskoers lijkt de veiligheidsmarge bij de gebruikelijke conjunctuurschommelingen groot genoeg om te voorkomen dat de tekortdrempel van 3 % van het BBP wordt overschreden. Ook lijkt met deze koers, als de cijfers voor conjunctuurinvloeden worden gecorrigeerd, voldoende gewaarborgd dat de in het stabiliteits- en groeipact vastgelegde middellangetermijndoelstelling van een begroting die vrijwel in evenwicht is, binnen de programmaperiode (vanaf 2005) wordt verwezenlijkt.
De schuldquote is extreem laag en zal volgens de prognoses in de programmaperiode zelfs nog iets teruglopen, en wel van 5,0 % van het BBP in 2004 tot 4,5 % van het BBP in 2007. Dankzij de omvangrijke financiële buffer van naar schatting 50 % van het BBP die in de afgelopen jaren met begrotingsoverschotten is opgebouwd, is er zelfs sprake van een nog gunstiger nettovermogenspositie.
Luxemburg lijkt wat de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn betreft, in een gunstige uitgangspositie te verkeren. Naar verwachting kunnen de kosten van de vergrijzing in de toekomst in ieder geval voor een deel worden opgevangen met de omvangrijke positieve nettovermogenspositie. Wel zal, zelfs in een gunstig scenario waarin de werkgelegenheid een even uitzonderlijk hoge groei blijft vertonen als in de afgelopen twee decennia, de verhouding tussen het aantal premiebetalers en het aantal pensioengerechtigden binnen het pensioenstelsel verslechteren. Daarom is enige voorzichtigheid geboden en moet ervoor gezorgd worden dat de overheidsuitgaven in de pas blijven lopen met de inkomsten en dat het beleid om reserves op te bouwen kan worden voortgezet. Daarnaast moeten maatregelen worden getroffen om de momenteel lage arbeidsparticipatie van ingezetenen, vooral ouderen, te vergroten.
Vergelijking van de voornaamste macro-economische en begrotingsprognoses
|
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
|
|
Reëel BBP (% wijziging) |
SP nov.2004 |
4,4 |
3,8 |
3,3 |
4,3 |
|
COM najaar 2004 |
4,0 |
3,5 |
3,6 |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 |
2,0 |
3,0 |
3,8 |
n.b. |
|
|
HICP-inflatie (%) |
SP nov. 2004 |
2,6 |
3,2 |
1,5 |
1,7 |
|
COM najaar 2004 |
3,0 |
2,3 |
1,6 |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 |
1,5 |
1,3 |
1,2 |
n.b. |
|
|
Overheidssaldo (% van het BBP) |
SP nov. 2004 |
– 1,4 |
– 1,0 |
– 0,9 |
– 1,0 |
|
COM najaar 2004 (3) |
– 0,8 |
– 1,6 |
– 2,0 |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 |
– 1,8 |
– 2,3 |
– 1,5 |
n.b. |
|
|
Primair saldo (% van het BBP) |
SP nov. 2004 |
– 1,2 |
– 0,9 |
– 0,8 |
– 0,9 |
|
COM najaar 2004 (3) |
– 0,6 |
– 1,4 |
– 1,8 |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 |
– 1,6 |
– 2,1 |
– 1,5 |
n.b. |
|
|
Conjunctuurgezuiverd saldo (% van het BBP) |
SP nov. 2004 (2) |
– 0,7 |
0,3 |
1,4 |
2,0 |
|
COM najaar 2004 (3) |
0,4 |
0,3 |
0,7 |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 (2) |
0,9 |
1,0 |
2,2 |
n.b. |
|
|
Bruto overheidsschuld (% van het BBP) |
SP nov. 2004 |
5,0 |
5,0 |
4,6 |
4,5 |
|
COM najaar 2004 (3) |
4,9 |
4,8 |
4,7 |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 |
5,2 |
5,0 |
4,4 |
n.b. |
|
|
Bronnen: Stabiliteitsprogramma (SP); economische prognoses van de Commissiediensten (COM); berekeningen van de Commissiediensten. |
|||||
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Berekeningen van de Commissiediensten op basis van de in het programma opgenomen informatie.
(3) Afgerond vóór de presentatie van de begroting 2005.
Bronnen:
Stabiliteitsprogramma (SP); economische prognoses van de Commissiediensten (COM); berekeningen van de Commissiediensten.
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/3 |
ADVIES VAN DE RAAD
van 18 januari 2005
over het geactualiseerde convergentieprogramma van Tsjechië voor de periode 2004-2007
(2005/C 79/02)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 3,
Gezien de aanbeveling van de Commissie,
Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,
BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:
Op 18 januari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Tsjechië voor de periode 2004-2007 onderzocht. Het programma voldoet over het geheel genomen aan de gegevensvereisten van de „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”. Met name zijn de uitgaven- en inkomstenquote niet volledig geconsolideerd overeenkomstig de statistische normen van het ESR 1995, hoewel na de indiening van het geactualiseerde programma herziene gegevens werden meegedeeld. Tsjechië wordt dan ook verzocht zich aan de gegevensvereisten te houden.
In het programma zijn verschillende scenario's voor de macro-economische en budgettaire prognoses opgenomen: een basisscenario, een optimistisch scenario en een pessimistisch scenario. Het basisscenario wordt als referentiescenario beschouwd voor de beoordeling van de begrotings-prognoses omdat het gebaseerd is op aannemelijke groeihypothesen. Dit scenario voorspelt een reële BBP-groei van 3,8 % in 2004. Voor 2005 wordt een groei van 3,6 % verwacht, waarna het groeitempo iets zal versnellen tot 3,8 % in 2007. De inflatieprognoses lijken realistisch.
Op 5 juli 2004 heeft de Raad geconcludeerd dat Tsjechië een buitensporig tekort heeft en aanbevolen deze situatie tegen 2008 te verhelpen.
Het programma beoogt het tekort van 5,2 % van het BBP in 2004 (inclusief eenmalige uitgaven van circa 1,2 % van het BBP) in 2008 terug te dringen tot onder de referentiewaarde van 3 % van het BBP overeenkomstig de aanbeveling van de Raad ingevolge artikel 104, lid 7. Vergeleken met het in mei 2004 ingediende programma zijn de streefcijfers voor het tekort voor de periode 2005-2007 niet gewijzigd, hoewel de groei van het BBP naar boven is bijgesteld en het begrotingsresultaat voor 2004 (exclusief eenmalige maatregelen) gunstiger is dan verwacht. Verder mikt het programma op een daling van het overheidstekort met 1,9 procentpunt tussen 2004 en 2007 en een afname van het primaire tekort met 2,3 procentpunt in dezelfde periode. Er wordt uitgegaan van een geleidelijke aanpassing met circa 0,5 % van het BBP per jaar, behalve in 2006 wanneer een verbetering van het tekort met bijna 1 % van het BBP wordt verwacht. Volgens de prognoses zullen zowel de inkomsten als de uitgaven gedurende de programmaperiode dalen (als percentage van het BBP); de enige uitgavenpost die zal stijgen is die van de overheidsinvesteringen, die naar verwacht zullen toenemen van 4,2 % van het BBP in 2003 tot 4,6 % van het BBP in 2007, ruim boven het EU-gemiddelde (2,4 van het BBP in 2004).
Over het geheel genomen lijken de risico's die aan de begrotingsprognoses kleven evenwichtig. Enerzijds kunnen volgens het macro-economische scenario de inkomsten hoger en de uitgaven lager uitvallen dan verwacht. Bovendien lijken overheidsgaranties en schuldovernames geen al te grote risico's in te houden voor de begrotingsdoelstellingen. Anderzijds moet nog overeenstemming worden bereikt over belangrijke bezuinigingsoperaties, met name op het gebied van de overheidsconsumptie, wil Tsjechië zich in 2006 en 2007 aan de uitgavenplafonds kunnen houden. Bovendien is de nakoming van deze uitgavenverplichting onzeker gezien de voor juni 2006 geplande parlementsverkiezingen. In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de begrotingsstrategie die in het programma wordt geschetst te volstaan om het tekort tegen 2008 terug te dringen tot onder 3 % van het BBP zoals in het programma is aangegeven.
De schuldquote zou in 2004 38,6 % van het BBP hebben bedragen en daarmee ruim onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het BBP zijn gebleven. Wel wordt een stijging van de schuldquote verwacht van 1,4 procentpunt gedurende de programmaperiode.
De houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Tsjechië op lange termijn lijkt ernstig in het gedrang te komen gezien de zeer hoge kosten van de vergrijzing. Met name dient de begrotingsconsolidatiestrategie die in het programma wordt geschetst, gepaard te gaan met aanvullende hervormingen om de houdbaarheidsrisico's in verband met de verwachte stijging van de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg, tegen te gaan.
De in het geactualiseerde programma geschetste economische beleidsmaatregelen zijn gedeeltelijk in overeenstemming met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de overheidsfinanciën. Enerzijds houdt het programma zich aan de aanbeveling van de Raad inzake een verlaging van het overheidstekort en is deze verlaging gebaseerd op juridisch bindende uitgavenplafonds voor de middellange termijn. Anderzijds is de aanbevolen matiging van de loonkosten van de centrale overheid overeenkomstig het convergentieprogramma van mei moeilijk uitvoerbaar gebleken en zouden de maatregelen om de tekorten en de schuldenlast van regionale overheden en gemeenten te beperken, wel eens ontoereikend kunnen zijn. Bovendien worden geen concrete stappen aangegeven om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te waarborgen, met name door de hervorming van het pensioenstelsel en de gezondheidszorg.
Op grond van deze evaluatie en in het licht van de aanbevelingen van de Raad ingevolge artikel 104, lid 7, beveelt de Raad Tsjechië aan om meevallende inkomsten aan te wenden om het tekort te verminderen en zich strikt te houden aan de uitgavenplafonds voor de centrale overheid op middellange termijn, welke vanaf 2006 juridisch bindend zullen zijn. Verder wordt Tsjechië verzocht de hervorming van het pensioenstelsel te versnellen en de hervorming van het gezondheidszorgstelsel ter hand te nemen om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te verbeteren.
Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses
|
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
|
|
Reëel BBP (verandering in %) |
CP december 2004 |
3,8 |
3,6 |
3,7 |
3,8 |
|
COM najaar 2004 |
3,8 |
3,8 |
4,0 |
n.b. |
|
|
CP mei 2004 |
2,8 |
3,1 |
3,3 |
3,5 |
|
|
HICP-inflatie (%) |
CP december 2004 |
2,7 |
3,2 |
2,6 |
2,2 |
|
COM najaar 2004 |
2,8 |
3,1 |
2,9 |
n.b. |
|
|
CP mei 2004 |
2,8 |
2,6 |
2,2 |
2,2 |
|
|
Overheidssaldo (% van het BBP) |
CP december 2004 |
– 5,2 |
– 4,7 |
– 3,8 |
– 3,3 |
|
COM najaar 2004 |
– 4,8 (2) |
– 4,7 |
– 4,3 |
n.b. |
|
|
CP mei 2004 |
– 5,3 |
– 4,7 |
– 3,8 |
– 3,3 |
|
|
Primair saldo (% van het BBP) |
CP december 2004 |
– 4,0 |
– 3,3 |
– 2,3 |
– 1,7 |
|
COM najaar 2004 |
– 3,6 (2) |
– 3,3 |
– 2,9 |
n.b. |
|
|
CP mei 2004 |
– 4,1 |
– 3,4 |
– 2,4 |
– 1,7 |
|
|
Bruto-overheidsschuld (% van het BBP) |
CP december 2004 |
38,6 |
38,3 |
39,2 |
40,0 |
|
COM najaar 2004 |
37,8 (2) |
39,4 |
40,6 |
n.b. |
|
|
CP mei 2004 |
38,4 |
39,7 |
41,0 |
41,7 |
|
|
Bronnen: Convergentieprogramma (CP); Economische prognoses van de diensten van de Commissie (COM) |
|||||
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) De prognoses van de diensten van de Commissie voor 2004 laten de overheidsgarantie ten belope van 0,8 % van het BBP buiten beschouwing.
Bronnen:
Convergentieprogramma (CP); Economische prognoses van de diensten van de Commissie (COM)
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/5 |
ADVIES VAN DE RAAD
van 18 januari 2005
over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2004-2008
(2005/C 79/03)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,
Gezien de aanbeveling van de Commissie,
Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,
BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:
Op 18 januari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2004-2008 onderzocht. Dit programma voldoet aan de gegevensvereisten van de „gedragscode” voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's.
Volgens het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt zal de reële BBP-groei, die in 2004 1,9 % bedroeg, in 2005 en 2006 naar verwachting aantrekken tot circa 2,5 % en op dat peil blijven gedurende de rest van de programmaperiode. Op basis van de op dit ogenblik beschikbare gegevens lijkt dit scenario met de groeihypothesen voor de eerste jaren geloofwaardig maar voor de laatste jaren veeleer optimistisch, aangezien in de prognose gedurende vier achtereenvolgende jaren een groei wordt verwacht die hoger is dan het potentieel. De in het programma vervatte prognoses voor de inflatie zijn realistisch.
Oostenrijk wil uiterlijk in 2008 een begroting in evenwicht bereiken. Het tekort, dat in 2004 op 1,3 % van het BBP lag, zal in 2005 naar verwachting stijgen tot 1,9 % van het BBP, waarna het eerst traag terugloopt, tot 1,7 % in 2006 en vervolgens in twee even grote stappen in 2008 tot nul daalt. Dit pad weerspiegelt een begrotingsstrategie die een gestage vermindering van de belastingdruk combineert met een terugkeer, op de middellange termijn, naar een begroting in evenwicht. De overeenkomstig het ESR 95 berekende belastingdruk moet dalen van 43,1 % in 2003 tot 40 % in 2008, en anderzijds zullen de totale uitgaven naar verwachting met 4,8 procentpunt dalen. Het consolidatietraject is neergelegd in een nationaal stabiliteitspact tussen de territoriale autoriteiten, dat op alle overheidsniveaus door middel van een sanctiemechanisme ten uitvoer wordt gelegd.
Het begrotingsresultaat zou minder gunstig kunnen zijn dan de ramingen in het programma. Met name worden maatregelen voor belastingverlichting vervroegd ingevoerd terwijl de dienovereenkomstige uitgavenbeperkingen naar de latere programmajaren worden verschoven. De risico's houden elkaar in evenwicht voor 2005 en 2006, aangezien de ontwikkeling van het tekort in die periode hoofdzakelijk valt te verklaren door de aanzienlijke belastingverlagingen die op 1 januari 2005 van kracht worden, terwijl het onderliggende macro-economische scenario realistisch is. Voor 2007 en 2008, daarentegen, zijn er duidelijke neerwaartse risico's: ten eerste wordt aangenomen dat de groei van het BBP aanhoudend boven het potentieel zal liggen en ten tweede wordt de verwachte aanzienlijke daling van de uitgavenquote in het programma niet nader aangeduid. Rekening houdende met deze risicobeoordeling is de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie mogelijk niet toereikend om de doelstelling van het stabiliteits- en groeipact om op middellange termijn een conjunctuurgezuiverde begroting te hebben die nagenoeg in evenwicht is, vóór 2008 te halen. Toch verschaft deze kennelijk een veiligheidsmarge die ruim genoeg is om gedurende de gehele programmaperiode te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3 % van het BBP overschrijdt.
Volgens de ramingen lag de schuldquote in 2004 met 64,2 % van het BBP boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het BBP. Volgens het programma zal de schuldquote gedurende de programmaperiode met 5 procentpunten dalen. De ontwikkeling van de schuldquote zou niettemin minder gunstig kunnen uitvallen dan verwacht, gelet op de hogervermelde risico's voor de begrotingsdoelstellingen. Anderzijds zou Oostenrijk dit risico potentieel kunnen compenseren door middel van grootscheepse privatiseringen.
Oostenrijk bevindt zich, ondanks de verwachte hoge kosten van de vergrijzing, kennelijk in een vrij gunstige positie ten aanzien van de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn. De pensioenhervormingen van 2003 en 2004 zullen de begroting op de lange termijn in aanzienlijke mate ontlasten. Na de pensioenhervorming van 2003 heeft Oostenrijk in 2004 nog een pensioenhervorming doorgevoerd (Pensionsharmonisierung), die tot doel had alle werknemers in de publieke en particuliere sector in een geharmoniseerd pensioenstelsel op te nemen. De aanzienlijke bijdrage van de wet van 2004 tot de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn zal nu pas na 2030 voelbaar zijn, terwijl de besparingen op middellange termijn ingevolge de wet van 2003 ten dele worden verminderd.
Het in het programma uiteengezette economische beleid spoort ten dele met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid wat de openbare financiën betreft. Oostenrijk zal zijn hoge belastingdruk verminderen, maar deze stap gaat niet gepaard met uitgavenbeperkingen, zodat de voor conjunctuurgecorrigeerde begrotingscijfers in 2005 fors zullen verslechteren en het evenwicht naar verwachting pas in het laatste jaar van het programma zal worden benaderd.
Gelet op bovenstaande evaluatie wordt Oostenrijk aanbevolen het zwaartepunt van de totale begrotingsconsolidatie in sterkere mate bij de eerste programmajaren te leggen. Daarnaast dient Oostenrijk meer in detail de specifieke maatregelen aan te geven waarmee in de laatste twee jaren van het programma een aanzienlijke begrotingsconsolidatie zou kunnen worden bereikt.
Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses
|
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
|
|
Reëel BBP (Verandering in %) |
SP dec. 2004 |
1,9 |
2,5 |
2,5 |
2,2 |
2,4 |
|
COM najaar 2004 |
1,9 |
2,4 |
2,4 |
n.b. |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 |
1,9 |
2,5 |
2,5 |
2,4 |
n.b. |
|
|
HICP-inflatie (%) |
SP dec. 2004 |
2,1 |
1,8 |
1,4 |
1,5 |
1,6 |
|
COM najaar 2004 |
2,1 |
1,8 |
1,4 |
n.b. |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 |
1,2 |
1,5 |
1,7 |
1,8 |
n.b. |
|
|
Overheidssaldo (% van het BBP) |
SP dec. 2004 |
– 1,3 |
– 1,9 |
– 1,7 |
– 0,8 |
0,0 |
|
COM najaar 2004 |
– 1,3 |
– 2,0 |
– 1,7 |
n.b. |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 |
– 0,7 |
– 1,5 |
– 1,1 |
– 0,4 |
n.b. |
|
|
Primair saldo (% van het BBP) |
SP dec. 2004 |
1,9 |
1,2 |
1,3 |
2,2 |
2,9 |
|
COM najaar 2004 |
1,7 |
0,9 |
1,2 |
n.b. |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 |
2,8 |
1,9 |
2,2 |
2,8 |
n.b. |
|
|
Conjunctuurgezuiverd saldo (% van het BBP) |
SP dec. 2004 (2) |
– 0,9 |
– 1,7 |
– 1,6 |
– 0,8 |
– 0,1 |
|
COM najaar 2004 |
– 1,0 |
– 1,9 |
– 1,7 |
n.b. |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 (2) |
– 0,4 |
– 1,4 |
– 1,1 |
– 0,5 |
n.b. |
|
|
Bruto overheidsschuld (% van het BBP) |
SP dec. 2004 |
64,2 |
63,6 |
63,1 |
61,6 |
59,1 |
|
COM najaar 2004 |
64,0 |
63,9 |
63,4 |
n.b. |
n.b. |
|
|
SP nov. 2003 |
65,8 |
64,1 |
62,3 |
59,9 |
n.b. |
|
|
Bronnen: Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de Commissiediensten (COM); berekeningen van de Commissiediensten. |
||||||
(2) Berekeningen van de Commissiediensten op basis van de in het programma voorkomende informatie
Bronnen:
Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de Commissiediensten (COM); berekeningen van de Commissiediensten.
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/7 |
ADVIES VAN DE RAAD
van 18 januari 2005
over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2004-2007
(2005/C 79/04)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), met name op artikel 9, lid 3,
Gezien de aanbeveling van de Commissie,
Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,
HEEFT HET VOLGENDE ADVIES UITGEBRACHT:
Op 18 januari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2004 tot en met 2007 besproken. Dit programma voldoet over het geheel genomen aan de gegevensvereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”. Het betreft in het bijzonder sommige gegevens die niet geheel aan de ESR95-normen beantwoorden. Zweden wordt bijgevolg verzocht volledige overeenstemming met de gegevensvereisten tot stand te brengen.
Het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, gaat uit van een reële BBP-groei die van een sterke 3,5 % in 2004 verzwakt tot 3,0 % in 2005 en 2,4 % gemiddeld in 2006 en 2007. Op grond van de momenteel beschikbare informatie mogen de groeiprognoses van het scenario aannemelijk worden genoemd. De in het programma gehanteerde inflatieverwachtingen lijken realistisch.
Het begrotingskader omvat een doelstelling voor het begrotingsoverschot van de gehele overheid over een volledige conjunctuurcyclus van gemiddeld 2 % BBP, meerjarige nominale maxima voor de uitgaven van de centrale overheid en een begroting in evenwicht voor de lagere overheden. Het geactualiseerde convergentieprogramma gaat uit van een overschot voor de gehele overheid van 0,7 % in 2004, 0,6 % in 2005, 0,4 % in 2006 en ten slotte 0,9 % in 2007. Zowel de uitgaven- als de ontvangstenquote geeft over de prognoseperiode een geleidelijk dalende trend te zien. Gecorrigeerd voor het volgens de gebruikelijke methode geschatte conjunctuureffect, vertoont de begroting over de gehele prognoseperiode een batig saldo, ondanks het feit dat de bezorgdheid van de regering over de zwakke arbeidsmarkt zich in 2005 in een forse discretionaire stimulans zal weerspiegelen. Bijgevolg zal het begrotingsoverschot gedurende de prognoseperiode beneden 2 % blijven. Terwijl het pensioenstelsel en de subsector van de lagere overheden naar verwachting overschotten zullen vertonen, loopt het tekort van de centrale overheid in 2005 en 2006 op. In vergelijking met de vorige actualisering zijn de begrotingsdoelstellingen gemiddeld verslechterd, terwijl de macro-economische ontwikkelingen gunstiger uitvallen dan eerder was geraamd.
De risico's voor de in het programma vervatte begrotingsprognoses lijken grosso modo in balans te zijn. De begrotingsprognoses lijken realistisch en Zweden heeft een zeer goede reputatie wat betreft het respecteren van de vooropgestelde uitgavenmaxima. Bovendien lijkt de financiële situatie van de lagere overheden te verbeteren. Daar staat tegenover dat de belastingsontvangsten in de voorbije paar jaar nogal wisselvallig zijn geweest; het is zaak het voorzichtige uitgavenbeleid te handhaven.
Rekening houdende met deze risicobeoordeling, lijkt de in de programma's uitgestippelde begrotingsstrategie toereikend te zijn om gedurende de gehele periode 2004-2007 overschotten aan te houden, overeenkomstig de in het stabiliteits- en groeipact vervatte doelstelling van een begrotingssituatie die „bijna in evenwicht is of een overschot vertoont”. Zij biedt ook een voldoende veiligheidsmarge om het hoofd te kunnen bieden aan normale conjunctuurfluctuaties zonder de referentiewaarde van het tekort, te weten 3 % van het BBP, te overschrijden.
De schuldquote in 2004 wordt geraamd op 51,7 % van het BBP, wat beduidend lager is dan de in het Verdrag gestelde referentiewaarde van 60 % van het BBP. Volgens het programma zal de quote dalen tot 49,0 % van het BBP tegen 2007.
Zweden lijkt in een betrekkelijk gunstige positie te verkeren wat betreft de langetermijnvooruitzichten voor houdbare openbare financiën, niettegenstaande de vergrijzing en de daarmee gepaard gaande aanzienlijke begrotingslasten. Op de lange duur echter zou de houdbaarheid in gevaar kunnen komen door de verwachte toename van de afhankelijkheidsratio van ouderen en de bestaande trends inzake uitgaven voor gezondheidszorg, arbeidsparticipatie en werkgelegenheid. Zonder verdere hervormingen om deze trends bij te sturen, zal het aanhouden van een begrotingsoverschot van 2 % van het BBP in de komende 10 jaar — wat het begrotingsdoel van de regering is — cruciaal zijn om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op langere termijn te bewerkstelligen.
Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses
|
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
|
|
Reëel BBP (verandering in %) |
CP nov. 2004 |
3,5 |
3,0 |
2,5 |
2,3 |
|
COM najaar 2004 |
3,7 |
3,1 |
2,9 |
n.b. |
|
|
CP nov. 2003 |
2,0 |
2,6 |
2,5 |
n.b. |
|
|
HICP-inflatie (%) |
CP nov. 2004 (3) |
1,3 |
1,5 |
n.b. |
n.b. |
|
COM najaar 2004 |
1,1 |
1,5 |
1,9 |
n.b. |
|
|
CP nov. 2003 (3) |
1,7 |
n.b. |
n.b. |
n.b. |
|
|
Overheidssaldo (in % van het BBP) |
CP nov. 2004 |
0,7 |
0,6 |
0,4 |
0,9 |
|
COM najaar 2004 |
0,6 |
0,6 |
0,8 |
n.b. |
|
|
CP nov. 2003 (4) |
0,6 |
1,4 |
1,9 |
n.b. |
|
|
Primair saldo (in % van het BBP) |
CP nov. 2004 (2) |
2,8 |
2,8 |
2,7 |
3,3 |
|
COM najaar 2004 |
2,7 |
2,8 |
3,0 |
n.b. |
|
|
CP nov. 2003 |
0,9 |
1,7 |
2,1 |
n.b. |
|
|
Conjunctuurgezuiverd saldo (in % van het BBP) |
CP nov. 2004 (5) |
0,8 |
0,5 |
0,5 |
1,2 |
|
COM najaar 2004 |
0,7 |
0,4 |
0,6 |
n.b. |
|
|
CP nov. 2003 (5) |
1,3 |
1,8 |
2,0 |
n.b. |
|
|
Bruto overheidsschuld (in % van het BBP) |
CP nov. 2004 |
51,7 |
50,5 |
50,0 |
49,0 |
|
COM najaar 2004 |
51,6 |
50,6 |
49,7 |
n.b. |
|
|
CP nov. 2003 |
51,5 |
50,0 |
48,3 |
n.b. |
|
|
Bronnen: Geactualiseerd Convergentieprogramma (CP) van Zweden november 2003 en november 2004; najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie. |
|||||
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) De gegevens voor het primair saldo die de Zweedse autoriteiten in het programma verstrekken zijn exclusief nettorente, en niet exclusief brutorente zoals gebruikelijk. De tabel bevat echter de primaire saldi exclusief brutorente, gebaseerd op in het programma voorkomende informatie.
(3) Procentuele variatie december-december.
(4) Omwille van de vergelijkbaarheid zijn de voor de programma's 2002 en 2003 opgegeven cijfers van de nettoleningen berekend gebruikmakend van een volledige periodisering van de belastingen (alhoewel deze methode pas in 2004 formeel in de rekeningen is ingevoerd).
(5) Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.
Bronnen:
Geactualiseerd Convergentieprogramma (CP) van Zweden november 2003 en november 2004; najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/9 |
Verklaring van het Koninkrijk Spanje overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden
(2005/C 79/05)
I. WETTELIJKE REGELINGEN EN STELSELS ZOALS BEDOELD IN DE LEDEN 1 EN 2 VAN ARTIKEL 4 VAN DE VERORDENING
|
1. |
De volgende wettelijke regelingen en de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de uitvoering ervan:
Voor wat betreft:
|
|
2. |
Voor wat betreft de bescherming tegen werkloosheid:
|
II. MINIMUMUITKERINGEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 50 VAN DE VERORDENING
De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake aanvullingen voor pensioenen onder het minimum.
III. BIJSLAGEN VOOR KINDEREN TEN LASTE ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 77 VAN DE VERORDENING
De volgende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen:
|
— |
Hoofdstuk IX over gezinsbijslagen van Titel II van Real Decreto Legislativo 1/1994, de 20 de junio, por el que se aprueba el Texto Refundido de la Ley General de la Seguridad Social (Koninklijk Wetsbesluit 1/1994 van 20 juni, houdende goedkeuring van de herziene tekst van de algemene wet betreffende de sociale zekerheid). De normen in hoofdstuk IX met betrekking tot de gezinsbijslagen gelden voor alle bijzondere socialezekerheidsstelsels (achtste bijkomende bepaling, punt 1, van deze herziene tekst zoals die luidt in artikel 19, lid 4, van Ley 52/2003, de 10 de diciembre, de disposiciones específicas en materia de Seguridad Social) (Wet 52/2003 van 10 december over specifieke bepalingen inzake sociale zekerheid). |
|
— |
Artikel 7, onder h), van Ley 40/1998, de 9 de diciembre, del Impuesto sobre la Renta de la Personas Físicas y otras normas tributarias (Wet 40/1998 van 9 december over de inkomstenbelasting van natuurlijke personen en andere belastingvoorschriften), zoals geformuleerd in artikel 1, lid 1, punt 1, van Ley 62/2003, de 30 de diciembre, de Medidas Fiscales, Administrativas y del orden Social (Wet 62/2003 van 30 december over fiscale, bestuursrechtelijke en sociale maatregelen). |
IV. BIJSLAGEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 78 VAN DE VERORDENING
|
— |
De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die de bijslagen regelen voor wezen in de herziene tekst van de Ley General de la Seguridad Social (algemene wet betreffende de sociale zekerheid), goedgekeurd bij het Real Decreto Legislativo 1/1994, de 20 de junio (Koninklijk Wetsbesluit 1/1994 van 20 juni), en in de bepalingen inzake de bijzondere socialezekerheidsstelsels. |
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/11 |
ADVIES VAN DE RAAD
van 18 januari 2005
over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Nederland voor 2004-2007
(2005/C 79/06)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), met name op artikel 5, lid 3,
Gelet op de aanbeveling van de Commissie,
Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,
BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:
Op 18 januari 2005 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Nederland voor de periode 2004-2007 behandeld. Dit programma voldoet aan de gegevensvereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”.
In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt ervan uitgegaan dat de reële BBP-groei zal aantrekken van 1,25 % in 2004 tot 1,5 % in 2005 en gemiddeld 2,5 % in het resterende deel van de programmaperiode. Dit scenario is grosso modo aannemelijk hoewel de veronderstelde groei in de laatste twee jaar van het programma boven de potentiële groei ligt. De inflatieprognoses van het programma lijken realistisch.
De Raad heeft op 2 juni 2004 besloten dat er in Nederland een buitensporig tekort bestond en aanbevolen deze buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2005 te corrigeren. Overeenkomstig deze aanbeveling bestaat de voornaamste doelstelling van de in het programma geschetste begrotingsstrategie erin om het begrotingstekort tegen 2005 onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het BBP te brengen. Hiertoe voorziet het programma in een consolidatie-inspanning, waarvan het zwaartepunt in 2004 en 2005 ligt. Bij de begrotingsstrategie wordt ook gebruik gemaakt van reële uitgavenplafonds om de uitgaven te beheersen en wordt ernaar gestreefd de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te garanderen. Tegelijkertijd zullen er aanzienlijke overheidsinvesteringen blijven plaatsvinden, waardoor het gemiddelde percentage van de overheidsinvesteringen in de programmaperiode iets meer dan 3 % van het BBP zal bedragen, tegenover een EU-gemiddelde van 2,4 % van het BBP in 2004. Vergeleken bij de vorige actualisering laat de huidige een minder gunstig begrotingstekort zien vanwege de minder gunstige macro-economische ontwikkelingen.
De risico's met betrekking tot de in het programma opgenomen begrotingsprognoses houden elkaar min of meer in evenwicht. De negatieve risico's die voortvloeien uit het macro-economische scenario en de budgettaire kosten van het sociale akkoord dat de regering en de sociale partners op 5 november 2004 hebben gesloten, worden grotendeels gecompenseerd door de positieve risico's van het effect van hogere olieprijzen op de inkomsten uit de verkoop van aardgas en de voorzichtige ramingen met betrekking tot de gevolgen van de opleving van de economische activiteit voor de belastingontvangsten. In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie toereikend te zijn om het tekort tegen 2005 tot onder de 3 % van het BBP terug te dringen, zonder evenwel een veiligheidsmarge te verschaffen die voldoende ruim is om te voorkomen dat het tekort in de loop van de volgende jaren bij normale macro-economische fluctuaties deze drempel overschrijdt. De begrotingsstrategie volstaat ook niet om in de loop van de programmaperiode een begrotingssituatie te bewerkstelligen die nagenoeg in evenwicht is, hetgeen de middellange termijndoelstelling is die volgens het stabiliteits- en groeipact moet worden nagestreefd.
De schuldquote zou in 2004 56,3 % van het BBP hebben bedragen en dus onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % van het BBP zijn uitgekomen. In het programma wordt ervan uitgegaan dat de schuldquote in de loop van de programmaperiode met twee procentpunten zal stijgen.
Indien de in het programma geschetste begrotingsstrategie wordt gevolgd, bevindt Nederland zich in een vrij gunstige positie inzake de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn. De verwachte hoge kosten van de vergrijzing doen hier geen afbreuk aan. In het licht van de voorspelde toename van de afhankelijkheidsratio van ouderen en bij gebreke van verdere begrotingsconsolidatie die op middellange termijn resulteert in een begroting die nagenoeg in evenwicht is of een overschot vertoont, zouden de houdbaarheidsrisico's op langere termijn kunnen worden gereduceerd door verdere hervormingen om de trends inzake leeftijdsgebonden uitgaven bij te sturen en de participatiegraad nog meer te verhogen.
Het in het geactualiseerde programma geschetste economische beleid is gedeeltelijk in overeenstemming met de landenspecifieke globale richtsnoeren voor het economisch beleid op het gebied van de openbare financiën. Het begrotingskader met uitgavenplafonds wordt nageleefd en de begrotingsaanpassing om het buitensporig tekort te corrigeren, is al ver gevorderd. De verwachte vermindering van het nominale tekort in 2006 en vooral in 2007 is evenwel vrij gering en uit het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo blijkt niet dat na 2005 vooruitgang wordt geboekt voor het bereiken van de middellangetermijndoelstelling van een begroting die vrijwel in evenwicht is.
In het licht van de bovenstaande beoordeling wordt Nederland aanbevolen om ervoor te blijven zorgen dat het tekort tegen 2005 wordt teruggebracht tot minder dan 3 % van het BBP en, gezien de risico's van een procyclische aanpak en de problemen in verband met de vergrijzing, om de noodzakelijke maatregelen te nemen teneinde vervolgens een bij benadering evenwichtige begrotingssituatie tot stand te brengen.
Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses
|
|
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
|
|
Reëel BBP (Verandering in %) |
SP nov. 2004 |
1,25 |
1,5 |
2,5 |
2,5 |
|
COM najaar 2004 |
1,4 |
1,7 |
2,4 |
n.b. |
|
|
SP okt. 2003 |
1 |
2,5 |
2,5 |
2,5 |
|
|
HICP-inflatie (%) |
SP nov. 2004 |
1,25 |
1,25 |
1,5 |
1,5 |
|
COM najaar 2004 |
1,2 |
1,3 |
1,4 |
n.b. |
|
|
SP okt. 2003 |
1,5 |
1,5 |
1,5 |
1,5 |
|
|
Overheidssaldo (% van het BBP) |
SP nov. 2004 |
– 3,0 |
– 2,6 |
– 2,1 |
– 1,9 |
|
COM najaar 2004 |
– 2,9 |
– 2,4 |
– 2,1 |
n.b. |
|
|
SP okt. 2003 |
– 2,3 |
– 1,6 |
– 0,9 |
– 0,6 |
|
|
Primair saldo (% van het BBP) |
SP nov. 2004 |
– 0,1 |
0,3 |
0,7 |
0,8 |
|
COM najaar 2004 |
0,0 |
0,5 |
0,9 |
n.b. |
|
|
SP okt. 2003 |
0,6 |
1,2 |
1,8 |
2,1 |
|
|
Conjunctuurgezuiverd saldo (% van het BBP) |
SP nov. 2004 (2) |
– 1,6 |
– 1,2 |
– 1,2 |
– 1,3 |
|
COM najaar 2004 |
– 1,4 |
– 1,0 |
– 1,0 |
n.b. |
|
|
SP okt. 2003 (3) |
– 0,7 |
– 0,3 |
– 0,2 |
– 0,2 |
|
|
Bruto overheidsschuld (% van het BBP) |
SP nov. 2004 |
56,3 |
58,1 |
58,6 |
58,3 |
|
COM |
55,7 |
58 |
58,4 |
n.b. |
|
|
SP okt. 2003 |
54,5 |
53,7 |
53,0 |
52,2 |
|
|
Bronnen: Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie. De in het geactualiseerde programma voorspelde groeipercentages zijn afgerond op het dichtstbijzijnde kwart van een procentpunt. |
|||||
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de informatie in het programma.
(3) Berekeningen van de diensten van de Commissie waarbij de overeengekomen methodologie is toegepast op de informatie in het programma.
Bronnen:
Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie. De in het geactualiseerde programma voorspelde groeipercentages zijn afgerond op het dichtstbijzijnde kwart van een procentpunt.
Commissie
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/13 |
Wisselkoersen van de euro (1)
31 maart 2005
(2005/C 79/07)
1 euro=
|
|
Munteenheid |
Koers |
|
USD |
US-dollar |
1,2964 |
|
JPY |
Japanse yen |
138,44 |
|
DKK |
Deense kroon |
7,4495 |
|
GBP |
Pond sterling |
0,68850 |
|
SEK |
Zweedse kroon |
9,1430 |
|
CHF |
Zwitserse frank |
1,5486 |
|
ISK |
IJslandse kroon |
78,64 |
|
NOK |
Noorse kroon |
8,2060 |
|
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9559 |
|
CYP |
Cypriotische pond |
0,5846 |
|
CZK |
Tsjechische koruna |
29,955 |
|
EEK |
Estlandse kroon |
15,6466 |
|
HUF |
Hongaarse forint |
247,20 |
|
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
|
LVL |
Letlandse lat |
0,6960 |
|
MTL |
Maltese lira |
0,4306 |
|
PLN |
Poolse zloty |
4,0807 |
|
ROL |
Roemeense leu |
36 767 |
|
SIT |
Sloveense tolar |
239,73 |
|
SKK |
Slowaakse koruna |
38,672 |
|
TRY |
Turkse lira |
1,7572 |
|
AUD |
Australische dollar |
1,6763 |
|
CAD |
Canadese dollar |
1,5737 |
|
HKD |
Hongkongse dollar |
10,1110 |
|
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,8237 |
|
SGD |
Singaporese dollar |
2,1377 |
|
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 316,49 |
|
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
8,0898 |
Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/14 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak nr. COMP/M.3748 — Mitsubishi Tokyo/UFJ)
Zaak die in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure
(2005/C 79/08)
(Voor de EER relevante tekst)
|
1. |
Op 22 maart 2005 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin is medegedeeld dat de ondernemingen Mitsubishi Tokyo Financial Group, Inc („MTFG”, Japan) en UFJ Holdings, Inc („UFJ”, Japan) een volledige fusie aangaan in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), van genoemde verordening van de Raad. |
|
2. |
De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:
|
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EEG) nr. 139/2004 (2) moet worden opgemerkt dat deze zaak in aanmerking komt voor de in de mededeling uiteengezette procedure. |
|
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie aan haar kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen de Commissie per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentie nummer COMP/M.3748 — Mitsubishi Tokyo/UFJ, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
(2) Beschikbaar op de website van DG COMP:
http://europa.eu.int/comm/competition/mergers/legislation/consultation/simplified_tru.pdf.
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/15 |
Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten op het gebied van voor de bouw bestemde producten
(2005/C 79/09)
(Voor de EER relevante tekst)
(Bekendmaking van titels en referentienummers van aangepaste geharmoniseerde Europese normen in het kader van de richtlijn)
|
ENI (1) |
Referentie |
Titel van de geharmoniseerde norm |
Datum van inwerkingtreding van de norm als geharmoniseerde Europese norm |
Einddatum van de coëxistentieperiode (2) |
|
CEN |
EN 771-1:2003/A1:2005 |
Specificaties voor metselstenen — Deel 1: Baksteen |
1.4.2005 |
1.4.2006 |
|
CEN |
EN 771-2:2003/A1:2005 |
Specificaties voor metselstenen — Deel 2: Kalkzandsteen |
1.4.2005 |
1.4.2006 |
|
CEN |
EN 771-3:2003/A1:2005 |
Specificaties voor metselstenen — Deel 3: Bouwblokken en -stenen van grind- en lichtbeton |
1.4.2005 |
1.4.2006 |
|
CEN |
EN 771-4:2003/A1:2005 |
Specificaties voor metselstenen — Deel 4: Cellenbeton |
1.4.2005 |
1.4.2006 |
|
CEN |
EN 771-5:2003/A1:2005 |
Specificaties voor metselstenen — Deel 5: Geprefabriceerde bouwblokken en -stenen van speciaal beton |
1.4.2005 |
1.4.2006 |
OPMERKING:
|
— |
Informatie over de beschikbaarheid van de normen is verkrijgbaar via de Europese dan wel de nationale normalisatie-instellingen, waarvan de lijst als bijlage is opgenomen bij Richtlijn 98/34/EG (3) van het Europees Parlement en de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (4). |
|
— |
Bekendmaking van de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie impliceert niet dat de normen in alle EG-talen beschikbaar zijn. |
Meer informatie over geharmoniseerde normen is te vinden op het volgende internetadres:
http://europa.eu.int/comm/enterprise/newapproach/standardization/harmstds/
ENI: Europese normalisatie-instellingen:
CEN: De Stassartstraat 36, B-1050 Brussel, tel. (32-2) 550 08 11; fax (32-2) 550 08 19 (http://www.cenorm.be).
CENELEC: De Stassartstraat 35, B-1050 Brussel, tel. (32-2) 519 68 71; fax (32-2) 519 69 19 (http://www.cenelec.org).
ETSI: 650, route des Lucioles, F-06921 Sophia Antipolis, tel. (33) 492 94 42 00; fax (33) 493 65 47 16 (http://www.etsi.org).
(2) De einddatum van de coëxistentieperiode is dezelfde als de datum waarop met de norm in strijd zijnde nationale technische specificaties moeten zijn ingetrokken, waarna het vermoeden van overeenstemming op geharmoniseerde Europese specificaties gebaseerd moet worden (geharmoniseerde normen of Europese technische goedkeuringen).
(3) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
(4) PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18.
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/16 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak nr. COMP/M.3656 — Achmea/Athlon/Partsplan JV)
(2005/C 79/10)
(Voor de EER relevante tekst)
Op 23 februari 2005 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Nederlands en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
|
— |
op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://europa.eu.int/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector. |
|
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32005M3656. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://europa.eu.int/eur-lex/lex) |
III Bekendmakingen
Europees Parlement
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/17 |
Oproep tot het indienen van voorstellen inzake de verwerking van persoonlijke archieven van leden van het Europees Parlement die zijn opgebouwd tijdens de uitoefening van hun mandaat en zijn overgedragen in de vorm van een schenking of een legaat (2005-002)
(2005/C 79/11)
In het kader van het beleid om informatie te verspreiden over de geschiedenis van de Europese integratie stelt het Europees Parlement elk jaar projecten vast die een bijdrage leveren aan de verwerking van de persoonlijke archieven van leden en voormalige leden van het Europees Parlement, die deze tijdens de uitoefening van hun mandaat in samenwerking met het Europees Parlement hebben opgebouwd en in de vorm van een schenking of een legaat hebben overgedragen aan een instituut, vereniging of stichting.
Rechtsgrondslag
|
— |
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. |
|
— |
Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. |
|
— |
Regeling betreffende de verwerking van persoonlijke archieven van leden van het Europees Parlement, overgedragen in de vorm van een schenking of een legaat aan een instituut, een vereniging of een stichting, zoals aangenomen door het Bureau van het Europees Parlement op 2 juni 2003. |
Programma en financieringsbron: verwerking van persoonlijke archieven van leden van het Europees Parlement
Begrotingslijn 2271, Afdeling I — Parlement — van de algemene begroting van de Europese Unie.
I. SOORT ACTIVITEITEN, GEOGRAFISCH GEBIED EN LOOPTIJD VAN HET PROJECT
1. Doel van de actie: bevorderen van de verwerking van en de gratis toegang tot de persoonlijke archieven die leden van het Europees Parlement in samenwerking met deze instelling tijdens de uitoefening van hun mandaat als europarlementslid hebben opgebouwd. De actie sluit aan bij het informatiebeleid inzake de geschiedenis van de Europese integratie dat het Europees Parlement voert ten behoeve van Europese onderzoekers en burgers.
2. Inhoud van de activiteiten: archivering van documenten die leden of voormalige leden van het Europees Parlement (alsmede van de Gemeenschappelijke Vergadering van de EGKS en van de Europese Parlementaire Vergadering) verworven hebben tijdens de uitoefening van hun mandaat als lid van het Europees Parlement. Deze documenten dienen in de vorm van een schenking of een legaat overgedragen te zijn aan een bij de SPP-ICA aangesloten instituut, vereniging of stichting en nog niet archivaal te zijn verwerkt. Subsidiëring van uitgaven die zijn gedaan vóór de ondertekening van de specifieke financieringsovereenkomst is niet toegestaan (artikel 112 van het Financieel Reglement). De activiteiten dienen uitgevoerd te worden volgens het volgende schema:
Opstelling van een classificatieplan
Archivering volgens de normen ISAD(G) en ISAAR (CPF)
Digitalisering van de documenten alsmede opslag ervan op microfilm.
3. Geografisch gebied: Europese Unie
4. Einddatum project: 30 juni 2006 (uiterste datum voor de indiening van een verzoek om uitkering van het resterende subsidiebedrag na afloop van het project).
5. Publicatie: deze oproep tot het indienen van voorstellen en het formulier voor het indienen van een subsidieaanvraag worden met het oog op de publicatie ervan toegezonden aan:
het Publicatieblad van de Europese Unie;
de website van het Europees Parlement (http://www.europarl.eu.int/tenders);
de website van de Internationale Archiefraad — Afdeling archieven en archivarissen van parlementen en politieke partijen.
II. FINANCIERING
|
1. |
Maximaal budget voor deze oproep tot het indienen van voorstellen (dit bedrag kan naargelang de budgettaire en/of functionele eisen worden verlaagd of verhoogd):250 000 EUR. |
2. Maximaal en minimaal subsidiebedrag
|
— |
Maximaal percentage van de projectkosten dat in aanmerking komt voor communautaire financiering: 50 % van de kosten berekend op basis van 9 900 EUR per strekkende meter (± 5 000 bladen) voor tekstdocumenten en op basis van 7 EUR per eenheid voor andere dan tekstdocumenten (dit percentage is uitsluitend van toepassing op subsidiabele fondsen — zie punt 1.6 van het formulier voor het indienen van een subsidieaanvraag). |
|
— |
Minimaal subsidiebedrag: 4 950 EUR. |
Het maximale subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de kredieten die beschikbaar zijn onder begrotingslijn 2 271.
3. Wijze van financiering
|
— |
50 % na de opstelling van de lijst van begunstigden en voorzover aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
|
|
— |
50 % na afloop van het project en na overlegging van documenten waaruit blijkt dat de activiteit afgerond is. |
4. Aantal subsidies
Er mag per aanvrager en per jaar voor slechts één documentatiefonds een subsidieaanvraag worden ingediend.
III. VOORWAARDEN VOOR SUBSIDIËRING EN FINANCIERING
1. Voorwaarden voor subsidiëring
De aanvrager dient:
|
a) |
rechtspersoonlijkheid te bezitten en aangesloten te zijn bij de „Section of Archives and Archivists of Parliaments and Political Parties” van de „International Council on Archives” (SPP-ICA); |
|
b) |
te beschikken over voldoende vakbekwaamheid op het gebied van archivering; |
|
c) |
zeer goed bekend te zijn met de beroepsregels en met de internationale normen ISAD(G) en ISAAR(CPF); |
|
d) |
te beschikken over aantoonbare ervaring op het gebied van het beheer van met parlementaire activiteiten verband houdende documenten; |
|
e) |
niet te verkeren in een van de in de artikelen 93 en 94 van het Financieel Reglement als uitsluitingsgrond genoemde situaties (zie Formulier voor het indienen van een subsidieaanvraag, „Verklaringen op erewoord”); |
|
f) |
alle noodzakelijke bewijsstukken te kunnen overleggen waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor subsidiëring, selectie en gunning die in deze oproep tot het indienen van voorstellen en in de rechtsgrondslag vastgesteld zijn, met name bewijzen van de consistentie, samenstelling en historische waarde (voor de geschiedenis van de Europese integratie) van het fonds. |
2. Minimumvoorwaarden voor financiering
Een instituut, vereniging of stichting komt alleen dan in aanmerking voor financiering indien:
|
a) |
de documenten om niet geschonken of gelegateerd zijn en de auteurs afstand hebben gedaan van het recht op uitoefening van de hun uit hoofde van het auteursrecht toekomende vermogensrechten en in het bijzonder van het reproductierecht, en de aanvrager dus werkelijk het recht heeft om het documentatiefonds kosteloos te gebruiken en dit ook kan bewijzen; |
|
b) |
de archivering van de tekstdocumenten plaatsvindt op basis van de beroepsregels en met name de normen ISAD(G) en ISAAR(CPF), overeenkomstig de aanwijzingen in bijlage 1 van de regeling inzake de verwerking van persoonlijke archieven van leden van het Europees Parlement, overgedragen in de vorm van een schenking of een legaat aan een instituut, vereniging of stichting, zoals aangenomen door het Bureau van het Europees Parlement op 2 juni 2003; |
|
c) |
de aanvrager op dezelfde grond geen andere subsidie ontvangt die ten laste komt van de algemene begroting van de Europese Unie; |
|
d) |
de documenten na archivering niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden; |
|
e) |
de aanvrager zich ertoe verplicht de volledige lijst van verwerkte documenten ter beschikking te stellen (op papier en in elektronische vorm, alsmede, in voorkomend geval, op de eigen website) van het Europees Parlement en de gebruikers, en deze kosteloos toegang te bieden tot de originele documenten; |
|
f) |
de aanvrager over andere financieringsbronnen voor de verwerking van archieven beschikt; |
|
g) |
de aanvrager zich ertoe verplicht de voorbereiding en het beheer van het project zelf ter hand te nemen en zich niet te beperken tot een rol als tussenpersoon; |
|
h) |
de te archiveren documenten:
|
IV. SELECTIE- EN GUNNINGSPROCEDURE
1. Selectiecriteria
De aanvrager dient aan te tonen te beschikken over stabiele financieringsbronnen die toereikend zijn om zijn activiteit gedurende de uitvoeringsperiode van de actie te kunnen voortzetten en om te kunnen bijdragen aan de financiering van de activiteit (tot minimaal 50 %), alsmede aan de voorfinanciering ervan, tot het moment waarop het resterende subsidiebedrag wordt gestort (tot een minimum van 25 %).
Hij moet beschikken over erkende bekwaamheden op het gebied van archivering die van dien aard zijn dat hij in staat geacht mag worden de bedoelde archiveringsactiviteit tot een goed einde te brengen. Te dien einde dienen de curricula vitae van de met de verwerking belaste medewerkers als bijlage bijgevoegd te worden. Voorts dient de aanvrager aan te geven, onder overlegging van relevante bewijsstukken, welke externe menselijke en materiële middelen hij voornemens is aan te wenden via het plaatsen van opdrachten. N.B.: gelet op het bepaalde in punt III.2.g), kunnen externe middelen uitsluitend aangewend worden voor taken op het gebied van de materiële uitvoering.
Tot slot dient de aanvrager in concreto aan te tonen in staat te zijn de lijst van documenten ter beschikking te stellen van de gebruikers en dezen kosteloos toegang tot de originele stukken te garanderen.
2. Gunningcriteria
De voorgestelde actie dient bij te dragen tot de optimalisering van het informatiebeleid van het Europees Parlement dat tot doel heeft de Europese onderzoekers en burgers zo volledig mogelijke informatie te verschaffen over de geschiedenis van de Europese integratie. Te dien einde gelden de volgende gunningcriteria met de desbetreffende wegingcoëfficiënten:
|
a) |
het documentatiefonds (bestaande uit tekstdocumenten of andersoortig materiaal) vormt een belangrijke aanvulling op de geschiedschrijving van de Europese integratie (uitgesloten zijn officiële documenten van het Europees Parlement en de Europese Unie), wegingcoëfficiënt van dit criterium: . . . . . . . . . ./60 punten; |
|
b) |
belangrijkheid van de functies die het lid of oud-lid uitoefent/uitoefende in het kader van zijn mandaat als lid van het Europees Parlement, wegingcoëfficiënt van dit criterium: . . . . . . . . . ./15 punten; |
|
c) |
nieuwheid van de informatiebronnen. Dit wordt beoordeeld aan de hand van het aandeel van niet-gepubliceerde documenten in het fonds, zoals blijkt uit de financieringsaanvraag, wegingcoëfficiënt van dit criterium: . . . . . . . . . ./15 punten; |
|
d) |
vermogen van de aanvrager om het fonds toegankelijk te maken voor een breed publiek. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de volgende parameters:
|
Bij de evaluatie van de gunningscriteria zal voor zover mogelijk rekening worden gehouden met de vereiste van een rechtvaardig evenwicht tussen de diverse voorstellen volgens het tweeledige criterium van geografische herkomst en politieke stroming (vijfde overweging van de Regeling inzake de verwerking van persoonlijke archieven die leden van het Europees Parlement als schenking of legaat hebben overgedragen aan een instituut, een vereniging of een stichting).
3. Procedure
Het beoordelingscomité brengt een rangorde in de voorstellen aan op basis van de punten die zijn toegekend bij de bovenstaande weging van de criteria.
In de subsidieaanvraag moet duidelijk worden aangegeven in hoeverre wordt voldaan aan de criteria. Een en ander moet met bewijsstukken worden gestaafd. Het beoordelingscomité kan de aanvrager verzoeken bewijsstukken aan te vullen of te verduidelijken binnen een door het comité vastgestelde termijn. Alle onderdelen van de subsidieaanvraag moeten in voorkomend geval worden gestaafd met bewijsstukken. Met onderdelen die niet bewezen kunnen worden wordt geen rekening gehouden bij de beoordeling van de criteria.
Het Europees Parlement behoudt zich het recht voor om gegevens die aanvrager in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen vermeldt in voorkomend geval ter plekke te controleren.
4. Voorlopige periode van bekendmaking van de resultaten van de gunningprocedure
juli/september 2005
V. WIJZE VAN INDIENING VAN AANVRAGEN/ALGEMENE INFORMATIE
1. Indiening van een aanvraag
Aanvragen moeten worden ingediend met behulp van het aanvraagformulier voor subsidie. Indien niet alle onderdelen van dit formulier zijn ingevuld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
Aanvragen dienen samen met begeleidende documenten zowel op papier (één ondertekend origineel en vijf kopieën) als in elektronische vorm (twee diskettes of twee cd's) te worden ingediend.
2. Uiterste datum voor de ontvangst van aanvragen
De uiterste datum voor de ontvangst van aanvragen is vastgesteld op 25 mei 2005. Aanvragen die door de aanbestedende dienst na deze uiterste datum worden ontvangen, worden niet in aanmerking genomen.
3. Inzending van voorstellen
Voorstellen moeten:
|
— |
worden geformuleerd op het subsidieaanvraagformulier; |
|
— |
worden ondertekend door de aanvrager of zijn naar behoren gevolmachtigde vertegenwoordiger; |
|
— |
perfect leesbaar zijn, zodat er geen enkele twijfel kan bestaan over bewoordingen en getallen; |
|
— |
in een dubbele enveloppe worden verzonden. Beide enveloppen moeten gesloten zijn. Op de binnenste enveloppe moet, naast de vermelding van de in deze oproep tot het indienen van voorstellen genoemde dienst waarvoor zij bestemd is, de volgende aanduiding staan: OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN 2005-002 „Verwerking van persoonlijke archieven van leden van het Europees Parlement” MAG NIET WORDEN GEOPEND DOOR DE POSTDIENST OF EEN ONBEVOEGDE Indien zelfklevende enveloppen worden gebruikt, moeten deze verzegeld worden met plakband en moet de afzender schuin daarover zijn handtekening zetten. Als ondertekening door de afzender wordt niet alleen zijn handtekening beschouwd, maar ook het stempel van zijn instelling; |
|
— |
uiterlijk worden verzonden op de in de oproep tot het indienen van voorstellen vermelde uiterste datum, hetzij per aangetekende post — waarbij de datum van het poststempel als bewijs geldt — hetzij per bode, tegen een gedagtekend ontvangstbewijs van de postdienst in de vestigingsplaats van de dienst van het Europees Parlement die in de oproep tot het indienen van voorstellen is vermeld. Indiening per bode geschiedt uiterlijk om 12.00 uur op de uiterste datum voor indiening. |
Een voorstel dat per particuliere koeriersdienst wordt verstuurd, wordt geacht te zijn verzonden per bode. De aanvrager dient zich ervan te verzekeren dat zijn voorstel niet later dan 12.00 uur op de uiterste datum aan de postdienst van het Europees Parlement op het onderstaande adres is overhandigd en dat een ontvangstbewijs is afgegeven.
Het adres op de buitenste enveloppe is:
|
EUROPEES PARLEMENT |
|
Dienst officiële post |
|
ASP 0 F 158 |
|
Ter attentie van: Directoraat-generaal presidium |
|
Unit begroting en financiën (ASP 1H353) |
|
Wiertzstraat 60 |
|
B-1047 Brussel |
Op deze envelop staat bovendien het adres van de afzender.
Het adres op de binnenste enveloppe is:
|
Directoraat-generaal presidium |
|
Unit begroting en financiën (ASP 1H353) |
|
Wiertzstraat 60 |
|
B-1047 Brussel |
Voorstellen die niet aan de in dit artikel genoemde voorwaarden voldoen worden niet in behandeling genomen.
4. Nadere inlichtingen
Op de internetpagina http://www.europarl.eu.int/tenders/ zijn de volgende teksten te vinden:
|
— |
regeling inzake de verwerking van persoonlijke archieven van leden van het Europees Parlement die zijn opgebouwd tijdens de uitoefening van hun mandaat en zijn overgedragen in de vorm van een schenking of een legaat aan een instituut, een vereniging of een stichting |
|
— |
formulier voor het indienen van een subsidieaanvraag |
|
— |
model van een uitvoeringsgarantie voor de actie |
|
— |
modelovereenkomst |
Vragen betreffende deze oproep tot het indienen van voorstellen met het oog op de toekenning van subsidies dienen per e-mail gezonden te worden naar het volgende elektronische adres, onder vermelding van het publicatienummer:
|
|
Ibalthazart@europarl.eu.int of |
|
|
Rphilippot@europarl.eu.int |
FORMULIER VOOR HET INDIENEN VAN EEN SUBSIDIEAANVRAAG
Begrotingslijn 2271
(Verwerking van persoonlijke archieven van leden van het Europees Parlement, overgedragen in de vorm van een schenking of een legaat aan een instituut, een vereniging of een stichting)
|
Naam van de aanvrager: |
|
|
Dossier nr.: |
|
|
In te vullen door de aanbestedende dienst |
|
I. ACTIE MET BETREKKING TOT ARCHIVERING
1. Beschrijving
|
1.1. |
Naam van het lid van het Europees Parlement dat de documenten heeft overgedragen |
|
1.2. |
Datum van overdracht |
|
1.3. |
Wijze van overdracht:
|
|
1.4. |
Zijn de documenten om niet gelegateerd en hebben de auteurs afstand gedaan van het recht op uitoefening van de hun uit hoofde van het auteursrecht toekomende vermogensrechten en in het bijzonder van het reproductierecht? Kan dus kosteloos gebruik worden gemaakt van de documenten?
Zo ja, een verklaring bijvoegen die als bewijs geldt |
|
1.5. |
Samenstelling van het fonds
|
|
1.6. |
Omschrijving van de historische waarde van het fonds (maximaal één pagina) aan de hand van de volgende criteria:
|
|
1.7. |
Beschrijving van eventueel reeds verrichte archiveringswerkzaamheden met betrekking tot hetzelfde fonds (geef het aantal reeds verwerkte pagina's aan) (maximaal een halve pagina) |
|
1.8. |
Gedetailleerde beschrijving van de geplande werkzaamheden (zie paragraaf 4 I van de oproep tot het indienen van voorstellen) (maximaal één pagina) |
|
1.9. |
Methodologie (maximaal één pagina):
|
|
1.10. |
Duur en uitvoeringsplan |
2. Verwachte resultaten (maximaal één pagina)
II. DE AANVRAGER
1. Identiteit
|
Volledige officiële benaming: |
|
|
Acroniem (indien van toepassing): |
|
|
Rechtsvorm waaruit rechtspersoonlijkheid blijkt: |
|
|
Bewijs inzake de vertegenwoordigende bevoegdheden van de rechtspersoon (bewijsstukken als bijlage meesturen): |
|
|
Bewijs van inschrijving bij de SPP-ICA: |
|
|
BTW-nummer (indien van toepassing): |
|
|
Officieel adres: |
|
|
Postadres: |
|
|
Contactpersoon: |
|
|
Telefoonnr.: |
|
|
Faxnr.: |
|
|
E-mail: |
|
|
Website: |
|
2. Bankgegevens
De bank dient zijn zetel te hebben in het land waar de aanvrager ingeschreven is.
|
Naam van de bank: |
|
|
Adres van de bank: |
|
|
Benaming van de rekening: |
|
|
Naam van de ondertekenaar(s): |
|
|
Functie(s) van de ondertekenaar(s): |
|
|
Bankcode: |
|
|
IBAN-nummer van de aanvrager: N.B.: Deze rekening moet de identificatie mogelijk maken van de eventueel door het EP gestorte bedragen |
|
|
SWIFT-code: |
|
3. Beschrijving van de aanvrager (maximaal één pagina)
3.1. Wanneer is uw organisatie opgericht en wanneer heeft zij haar activiteiten aangevangen?
3.2. Wat zijn op dit moment de belangrijkste activiteiten van uw organisatie?
3.3. Bestuursorganen en namen van de personen die daarin zitting hebben, met vermelding van hun statutaire functies.
|
ORGAAN |
||||
|
Naam |
Beroep |
Geslacht |
Functie |
Aantal jaren in dit orgaan |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4. Vakbekwaamheid op het gebied van archivering
|
3.4.1. |
Kort overzicht van eerder verrichte werkzaamheden op het gebied van archivering (maximaal één pagina). |
|
3.4.2. |
Curricula vitae van de archivarissen (maximaal één pagina per archivaris). |
|
3.4.3. |
Bekwaamheid inzake de toepassing van de normen ISAD(G) en ISAAR(CPF) overeenkomstig de aanwijzingen in bijlage 1 van de regeling betreffende de verwerking van persoonlijke archieven van leden van het Europees Parlement, overgedragen in de vorm van een schenking of een legaat aan een instituut, een vereniging of een stichting, zoals aangenomen door het Bureau van het Europees Parlement op 2 juni 2003.
|
|
3.4.4. |
Geef een raming van de externe menselijke en materiële middelen die de aanvrager voornemens is aan te wenden ten behoeve van taken op het gebied van de materiële uitvoering via het plaatsen van opdrachten (geef aan welke). |
3.5. Geef aan op welke wijze u contact onderhoudt met de gebruikers van uw fondsen (aantal onderzoekers, studenten, burgers)
3.6. Terbeschikkingstelling van de verwerkte documenten
|
3.6.1. |
Bent u in staat de lijst van verwerkte documenten kosteloos ter beschikking te stellen van het Europees Parlement en de gebruikers en deze toegang te verschaffen tot de originele stukken? Welke methode kiest u daarvoor? |
|
3.6.2. |
Bent u voornemens een databank met gedigitaliseerde documenten te vormen? |
|
3.6.3. |
Zult u de documenten op een website publiceren (met eerbiediging van eventuele beperkingen die de wet inzake de bescherming van persoonsgegevens oplegt)? |
4. Begroting
|
4.1. |
Voeg de operationele begroting van de aanvrager voor het boekjaar 2005 bij. De aanvrager dient de financieringsbronnen aan te geven waarmee de actie gefinancierd kan worden voor ten minste 50 % van de niet-subsidiabele kosten van de actie alsmede voor ten minste 25 % van de kosten van de actie die gefinancierd worden via storting van het restbedrag (50 % van de subsidie) na voltooiing van de actie. |
|
4.2. |
Voeg de boekhouding en de balans van het boekjaar 2004 bij. |
|
4.3. |
Beschikt de aanvrager in het boekjaar 2005 over andere financieringsbronnen, of heeft hij daarvoor een aanvraag ingediend, ten behoeve van de in paragraaf I bedoelde actie of ten behoeve van andere acties, dan wel uit hoofde van zijn gebruikelijke activiteiten, welke financieringsbronnen ten laste komen van de algemene begroting van de Europese Unie?
Indien ja:
|
VERKLARINGEN OP EREWOORD
De aanvrager verklaart niet in een van de volgende situaties te verkeren (op grond waarvan hij van deelname aan een procedure voor toekenning van subsidies zou worden uitgesloten overeenkomstig de artikelen 93 en 94 van het Financieel Reglement):
|
a) |
inschrijver verkeert in staat van faillissement, vereffening, akkoord of surséance van betaling, zijn faillissement is aangevraagd of tegen hem loopt een procedure van vereffening, akkoord of surséance van betaling, inschrijver heeft zijn werkzaamheden gestaakt dan wel hij verkeert in een overeenkomstige toestand als gevolg van een soortgelijke procedure krachtens de nationale wet- en regelgeving; |
|
b) |
inschrijver is bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde veroordeeld voor een delict dat zijn beroepsmoraliteit in het gedrang brengt; |
|
c) |
inschrijver heeft in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout begaan, vastgesteld op elke grond die de aanbestedende dienst aannemelijk kan maken; |
|
d) |
inschrijver heeft niet voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of belastingen volgens de wetgeving van het land waar hij is gevestigd; |
|
e) |
inschrijver is bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde veroordeeld voor fraude, corruptie, deelname aan een criminele organisatie of enige andere illegale activiteit die de financiële belangen van de Gemeenschap schaadt; |
|
f) |
inschrijver is na de procedure voor de plaatsing van een andere opdracht of de procedure voor de toekenning van een subsidie uit de communautaire begroting ernstig in gebreke gesteld wegens niet-nakoming van zijn contractuele verplichtingen; |
|
g) |
inschrijver verkeert in een belangenconflict; |
|
h) |
inschrijver heeft de in dit aanvraagformulier gevraagde inlichtingen niet verstrekt of heeft valse verklaringen afgelegd. |
Ik verkeer niet in een van bovengenoemde situaties
Indien ja, geef aan welke:
De aanvrager verplicht zich ertoe in geval van toekenning van subsidie de verwerkte archieven niet te gebruiken ten behoeve van commerciële doeleinden.
De aanvrager verplicht zich ertoe in geval van toekenning van subsidie de volledige lijst van verwerkte persoonlijke documenten ter beschikking te stellen van de gebruikers (op papier en in elektronische vorm, alsmede, in voorkomend geval, via de eigen website) en de gebruikers toegang te verschaffen tot de originele documenten.
De aanvrager verplicht zich ertoe de voorbereiding en het beheer van het project zelf ter hand te nemen en zich niet te beperken tot een rol als tussenpersoon.
De aanvrager verplicht zich ertoe in geval van toekenning van subsidie de aanvraag tot uitkering van het restbedrag na voltooiing van de actie vergezeld te doen gaan van de documenten als bedoeld in artikel 6, lid 2, letters a), b), c) en d) van de regeling betreffende de verwerking van persoonlijke archieven van leden van het Europees Parlement, overgedragen in de vorm van een schenking of een legaat aan een instituut, een vereniging of een stichting, zoals aangenomen door het Bureau van het Europees Parlement op 2 juni 2003.
De aanvrager verplicht zich ertoe in geval van toekenning van een subsidie geen uitgaven te doen vóór de ondertekening van een specifieke financieringsovereenkomst.
De aanvrager verplicht zich ertoe in geval van toekenning van subsidie de regelgeving die de rechtsgrondslag vormt voor de te financieren actie ten volle na te leven (paragraaf 2 „Rechtsgrondslag” van de oproep tot het indienen van voorstellen:
|
— |
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen; |
|
— |
Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen; |
|
— |
Regeling betreffende de verwerking van persoonlijke archieven van leden van het Europees Parlement, overgedragen in de vorm van een schenking of een legaat aan een instituut, een vereniging of een stichting, zoals aangenomen door het Bureau van het Europees Parlement op 2 juni 2003). |
Handtekening van de wettige vertegenwoordiger, op erewoord verklarende dat bovenstaande inlichtingen naar waarheid zijn verstrekt.
Gedaan op . . . . . . . . . . te . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Handtekening
Commissie
|
1.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/29 |
Uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract in het kader van het specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie „Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte”
(2005/C 79/12)
|
1. |
Overeenkomstig Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad, van 27 juni 2002, betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006) (1) heeft de Raad op 30 september 2002 het specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie „Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte” (2002-2006) (2) (hierna „het specifiek programma” genoemd) vastgesteld. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van het specifiek programma heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Commissie” genoemd) op 9 december 2002 een werkprogramma (3) vastgesteld (hierna „het werkprogramma” genoemd) waarin een uitvoeriger beschrijving wordt gegeven van de doelstellingen en de wetenschappelijke en technologische prioriteiten van het specifiek programma, alsmede een tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan. Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten en de regels inzake de verspreiding van de onderzoeksresultaten ter uitvoering van het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (2002-2006) (4) (hierna „de regels voor deelneming” genoemd) worden voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract ingediend onder de voorwaarden van de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. |
|
2. |
Deze uitnodiging(en) tot het indienen van voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract (hierna „uitnodigingen” genoemd) omvat(ten) dit algemeen tekstdeel en de specifieke voorwaarden uiteengezet in de bijlage(n). De bijlage(n) vermeldt(en) in het bijzonder de sluitingsdatum(data) voor het indienen van de voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract, een indicatieve datum voor de afronding van de beoordelingen, het indicatieve budget, de instrumenten en gebieden die onder de uitnodigingen vallen, de beoordelingscriteria voor voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract, het minimumaantal deelnemers en alle van toepassing zijnde beperkingen. |
|
3. |
Natuurlijke of rechtspersonen die voldoen aan de voorwaarden in de regels voor deelneming en niet onder een van de uitsluitingsgevallen vallen in de regels voor deelneming en in artikel 114, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) (hierna „de indieners” genoemd) worden uitgenodigd voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract in te dienen bij de Commissie, afhankelijk van de vervulling van de voorwaarden in de regels voor deelneming en in de uitnodiging. In het kader van de onderhandeling over de actie voor de werkzaamheden onder contract zal worden gecontroleerd of de indieners aan de deelnamevoorwaarden voldoen. Voordien moeten de indieners evenwel een verklaring hebben ondertekend dat zij niet in een van de in artikel 93, lid 1, van het Financieel Reglement bedoelde situaties verkeren. Tevens moeten zij de Commissie de informatie hebben medegedeeld als bedoeld in artikel 173, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6). De Europese Gemeenschap voert een gelijkekansenbeleid en in dit verband worden vrouwen in het bijzonder aangemoedigd om voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract in te dienen of hierbij betrokken te zijn. |
|
4. |
De Commissie stelt — met betrekking tot de uitnodiging(en) — gidsen voor indieners ter beschikking van de indieners. Deze bevatten informatie over de opstelling en de indiening van een voorstel voor OTO-werkzaamheden onder contract. De Commissie stelt ook richtsnoeren betreffende de beoordelings- en selectieprocedures voor voorstellen ter beschikking (7). Deze gidsen en richtsnoeren alsook het werkprogramma en andere informatie over de uitnodiging(en) kunnen bij de Commissie worden verkregen via de volgende adressen:
|
|
5. |
Men wordt verzocht voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract enkel in te dienen in de vorm van een elektronisch voorstel via het webgebaseerde Electronic Proposal Submission System (EPSS (8)). In exceptionele gevallen echter kan een coördinator aan de Commissie toestemming vragen om een voorstel op papier in te dienen binnen de termijn van de uitnodiging. Dit moet gebeuren door te schrijven naar een van de volgende adressen:
of rtd-policies@cec.eu.int. Het verzoek moet vergezeld gaan van een verklaring waarom een uitzondering wordt gevraagd. Indieners van een voorstel die wensen gebruik te maken van de mogelijkheid om een voorstel op papier in te dienen zijn verantwoordelijk voor de zorg dat deze verzoeken voor een vrijstelling en de desbetreffende procedures tijdig worden afgerond opdat de termijn van de uitnodiging kan worden gehaald. Alle voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract moeten uit twee delen bestaan: de formulieren (deel A) en de inhoud (deel B). Voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract kunnen off line of on line worden opgesteld en vervolgens on line worden ingediend. Deel B van de voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract kunnen alleen worden ingediend in PDF („portable document format”, compatibel met Adobe versie 3 of hoger met „embedded fonts” (vast bepaald lettertype). Gecomprimeerde („gezipte”) bestanden worden uitgesloten. De EPSS-software tool (voor off line of on line gebruik) is beschikbaar via de Cordis-website www.cordis.lu. On line ingediende voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract die onvolledig zijn, onleesbaar zijn of virussen bevatten, worden uitgesloten. Versies van voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract die worden ingediend op een wisbaar elektronisch opslagmedium (bv. CD-ROM, diskette), per e-mail of per fax worden uitgesloten. Elk voorstel voor OTO-werkzaamheden onder contract dat werd toegelaten om via papier te worden ingediend en dat onvolledig is, wordt uitgesloten. Verdere details betreffende de verschillende procedures voor voorstelindiening worden gegeven in bijlage J van de richtsnoeren betreffende de beoordelings- en selectieprocedures voor voorstellen. |
|
6. |
Voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract moeten op zijn laatst op de sluitingsdatum en op het in de desbetreffende uitnodiging gespecificeerde tijdstip de Commissie bereiken. Voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract die na deze datum en tijdstip aankomen, worden uitgesloten. Voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract die niet voldoen aan de voorwaarden betreffende het minimumaantal deelnemers vermeld in de uitnodiging, worden uitgesloten. Dit is ook van toepassing betreffende alle bijkomende toelatingscriteria in het werkprogramma. |
|
7. |
Ingeval van opeenvolgende indieningen van hetzelfde voorstel voor een OTO-werkzaamheid onder contract onderzoekt de Commissie de laatst ontvangen versie voor de sluitingsdatum en tijd gespecificeerd in de betrokken uitnodiging. |
|
8. |
Indien in de relevante uitnodiging daarin is voorzien kunnen voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract in het kader van een toekomstige evaluatie worden behandeld. |
|
9. |
De indieners worden verzocht de relevante identificatiecode van de uitnodiging in alle correspondentie betreffende de uitnodiging (bv. bij een verzoek om informatie of bij indiening van een voorstel voor OTO-werkzaamheden onder contract) te vermelden. |
(1) PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1.
(2) PB L 294 van 29.10.2002, blz. 1.
(3) Besluit C(2002)4789 van de Commissie, zoals gewijzigd bij C(2003) 577, C(2003)955, C(2003) 1952, C(2003) 3543, C(2003) 3555, C(2003) 4609, C(2003) 5183, C(2004) 433, C(2004) 2002, C(2004) 2727, C(2004) 3324, C(2004) 4178, C(2004) 5286, C(2005) 27 en C(2005) 961, alle besluiten niet gepubliceerd.
(4) PB L 355 van 30.12.2002, blz. 23.
(5) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(6) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.
(7) C(2003) 883 van 27 maart 2003, zoals voor het laatst gewijzigd bij C(2004) 1855 van 18 mei 2004.
(8) Het EPSS is een hulpmiddel om de indieners te helpen bij het opstellen en indienen van voorstellen langs elektronische weg.
BIJLAGE 1
1. Specifiek programma: Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte
2. Activiteiten: prioritair thematisch onderzoeksgebied „Lucht- en ruimtevaart”
3. Titel uitnodiging: periodieke uitnodiging op het gebied van „Lucht- en ruimtevaart”
4. Identificatiecode uitnodiging (1): FP6-2005-Aero-1
5. Publicatiedatum (2): 31 maart 2005.
6. Sluitingsdatum (3): 13 juli 2005 om 17.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).
7. Totale indicatieve begroting: 245 miljoen EUR, als volgt uitgesplitst
8. Gebieden van de uitnodiging en instrumenten:
|
Gebied |
Thema |
Instrument |
|
„Versterking van het concurrentievermogen” |
Open „upstream” onderzoek: Onderzoeksgebieden 1.a tot 1.l (Zie punt 1.3.1.1) |
STREP en CA |
|
Gericht „downstream” onderzoek: Onderwerpen 1 tot 4 (Zie punt 1.3.2) |
IP |
|
|
Structurering van Europees luchtvaartonderzoek: Onderwerp 1 (Zie punt 1.3.3) |
NOE |
|
|
„Beperking van het milieueffect van emissies en lawaai” |
Open „upstream” onderzoek: Onderzoeksgebieden 2.a tot 2.i (Zie punt 1.3.1.2) |
STREP en CA |
|
Gericht „downstream” onderzoek: Onderwerp 5 (Zie punt 1.3.2) |
IP |
|
|
„Verbetering van de veiligheid en beveiliging van vliegtuigen” |
Open „upstream” onderzoek: Onderzoeksgebieden 3.a tot 3.e (Zie punt 1.3.1.3) |
STREP en CA |
|
Structurering van het Europees luchtvaartonderzoek: Onderwerp 2 (Zie punt 1.3.3) |
NOE |
|
|
„Vergroting van de operationele capaciteit en de veiligheid van het luchtvervoersysteem” |
Open „upstream” onderzoek: Onderzoeksgebieden 4.a, 4.b, 4.c en 4.g (Zie punt 1.3.1.4) |
STREP en CA |
9. Minimumaantal deelnemers (5):
|
Instrument |
Minimumaantal deelnemers |
|
IP, NOE, STREP en CA |
3 onafhankelijke juridische entiteiten uit 3 verschillende LS of GS, waaronder ten minste 2 LS of GKLS |
10. Deelnamerestricties: geen.
11. Consortiumovereenkomsten:
|
— |
Deelnemers aan IP dienen een consortiumovereenkomst te sluiten. |
|
— |
Deelnemers aan STREP, CA en SSA die resulteren uit deze uitnodiging worden aangemoedigd en kunnen worden verplicht een consortiumovereenkomst te sluiten. |
12. Evaluatieprocedure:
|
— |
De evaluatie gebeurt in één fase |
|
— |
De voorstellen worden niet anoniem geëvalueerd. |
13. Evaluatiecriteria: Zie bijlage B van het werkprogramma voor de toepasselijke criteria (inclusief de individuele wegingen en drempels en de totale drempel) per instrument.
14. Indicatief tijdschema voor de evaluatie en contractsluiting:
|
— |
Evaluatieresultaten: naar verwachting zo'n 3 maanden na de sluitingsdatum beschikbaar; |
|
— |
Sluiten van de eerste contracten: naar schatting zullen de eerste contracten in verband met deze uitnodiging 8 maanden na de sluitingsdatum van kracht worden. |
(1) De identificatiecode van de uitnodiging wordt in de gepubliceerde versie van deze uitnodiging medegedeeld.
(2) De voor de publicatie van deze uitnodiging verantwoordelijke directeur-generaal mag deze maximaal één maand vóór of na de beoogde publicatiedatum publiceren.
(3) Wanneer de beoogde publicatiedatum wordt vervroegd of verlaat (zie vorige voetnoot), worden de sluitingsdatums indien nodig dienovereenkomstig aangepast in de gepubliceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen.
(4) IP = geïntegreerd project; NOE = topnetwerk; STREP = specifiek gericht onderzoeksproject; CA = coördinatieactie; SSA = specifieke ondersteuningsactie.
(5) LS = lidstaten van de EU; GS (incl. GKLS) = geassocieerde staten; GKLS = geassocieerde kandidaat-lidstaten.
Iedere in een lidstaat of een geassocieerde staat gevestigde juridische entiteit die uit het vereiste aantal deelnemers bestaat, mag individueel deelnemen aan een actie onder contract.
BIJLAGE 2
1. Specifiek programma: „Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte”
2. Activiteit: prioritair thematisch onderzoeksgebied „Lucht- en ruimtevaart”.
3. Titel uitnodiging: thematische uitnodiging op het gebied van „Specifieke luchtvaart-ondersteunende acties” .
4. Identificatiecode uitnodiging (1): FP6-2002-Aero-2
5. Publicatiedatum (2): 17 december 2002.
6. Tussentijdse en eindsluitingsdatum (3): 30 juni 2005, 20 oktober 2005 om 17.00 uur (lokale tijd Brussel). De eindsluitingsdatum valt in maart 2006.
7. Totaal indicatief budget (2002-2006): 7 miljoen EUR (2005: 1M EUR + 1M EUR)
8. Gebieden van de uitnodiging:
|
Gebied |
Thema |
Instrument |
|
Alle |
Stimuleren van MKB-deelname |
SSA |
|
Stimuleren van verspreiding en benutting van de resultaten |
||
|
Totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte |
||
|
Stimuleren van deelname van kandidaat-lidstaten |
||
|
Stimuleren van internationale samenwerking |
||
|
Ontwikkelen van een EU-onderzoeksstrategie in de sector |
9. Minimumaantal deelnemers:
|
Instrument |
Minimumaantal deelnemers |
|
SSA |
1 juridische entiteit uit een LS of GS |
10. Deelnamerestricties: geen.
11. Consortiumovereenkomsten: de deelnemers aan OTO-activiteiten die resulteren uit deze uitnodiging zijn niet verplicht een consortiumovereenkomst te sluiten.
12. Evaluatieprocedure:
|
— |
De evaluatie gebeurt in één fase; |
|
— |
De voorstellen worden niet anoniem geëvalueerd. |
13. Evaluatiecriteria: zie bijlage B van het werkprogramma voor de toepasselijke criteria (inclusief de individuele wegingen en drempels en de totale drempel) per instrument.
14. Indicatieve termijnen voor de evaluatie en contractsluiting:
|
— |
Evaluatieresultaten: naar schatting zo'n 2 maanden na de sluitingsdatum beschikbaar; |
|
— |
Sluiten van de eerste contracten: naar schatting zullen de eerste contracten in verband met deze uitnodiging 6 maanden na de sluitingsdatum van kracht worden. |
(1) De identificatiecode van de uitnodiging wordt in de gepubliceerde versie van deze uitnodiging medegedeeld.
(2) De voor de publicatie van deze uitnodiging verantwoordelijke directeur-generaal mag deze maximaal één maand vóór of na de beoogde publicatiedatum publiceren.
(3) Voorzover de beoogde publicatiedatum wordt vervroegd of verlaat (zie vorige voetnoot), worden de sluitingsdatums indien nodig dienovereenkomstig aangepast in de gepubliceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen.
(4) IP = geïntegreerd project; NOE = topnetwerk; STREP = specifiek gericht onderzoeksproject; CA = coördinatieactie; SSA = specifieke ondersteuningsactie.
BIJLAGE 3
1. Specifiek programma: Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte
2. Activiteit: prioritair thematisch onderzoeksgebied „Lucht- en ruimtevaart”.
3. Titel van de uitnodiging: thematische uitnodiging op het gebied van „Ruimtevaart 2005”.
4. Identificatiecode uitnodiging (1): FP6-2005-Space-1.
5. Publicatiedatum (2): 31 maart 2005.
6. Sluitingsdatum (3): 13 juli 2005 om 17.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).
7. Totaal indicatief budget: 45 miljoen EUR, uitgesplitst als volgt.
8. Gebieden van de uitnodiging en instrumenten:
|
Gebied |
Thema |
Wenselijk instrument |
|
GMES |
Waterreserves |
IP |
|
Beveiliging |
IP |
|
|
Langetermijnduurzaamheid van het GMES |
IP |
|
|
Gegevensharmonisatie voor geoinformatie ter ondersteuning van geïntegreerde GMES/INSPIRE-diensten |
IP |
|
|
Onderwijs en opleiding |
CA, SSA |
|
|
Netwerken van gebruikers |
CA, SSA |
|
|
Internationale samenwerking |
STREP, CA, SSA |
|
|
Satelliettelecommunicatie |
Bundeling en integratie van satelliettelecommunicatie met GMES |
IP, STREP |
|
Bundeling en integratie van satelliettelecommunicatie met Galileo |
IP, STREP |
|
|
End-to-end satelliettelecommunicatiesystemen |
IP, STREP |
|
|
Analyse van toekomstige potentiële gecombineerde Galileo/satelliettelecommunicatiediensten |
SSA |
|
|
Internationale samenwerking |
STREP, CA, SSA |
9. Minimumaantal deelnemers (5):
|
Instrument |
Minimumaantal deelnemers |
|
IP, STREP en CA |
3 onafhankelijke juridische entiteiten uit 3 verschillende LS of GS, waaronder ten minste 2 LS of GKLS |
|
SSA |
1 juridische entiteit uit een LS of GS. |
10. Deelnamerestricties: geen.
11. Consortiumovereenkomsten: de deelnemers aan OTO-acties die resulteren uit deze uitnodiging zijn verplicht een consortiumovereenkomst te sluiten.
12. Evaluatieprocedure:
|
— |
De evaluatie verloopt in één fase. |
|
— |
De voorstellen worden niet anoniem geëvalueerd. |
13. Evaluatiecriteria: zie bijlage B van het werkprogramma voor de toepasselijke criteria (inclusief de individuele wegingen en drempels en de totale drempel) per instrument
14. Indicatief tijdschema voor de evaluatie en de sluiting van het contract:
|
— |
Evaluatieresultaten: naar verwachting zo'n 3 maanden na de sluitingsdatum beschikbaar. |
|
— |
Sluiting van de eerste contracten: naar schatting zullen de eerste contracten in verband met deze uitnodiging in 2006 in werking treden. |
(1) De identificatiecode van de uitnodiging wordt in de gepubliceerde versie van deze uitnodiging medegedeeld.
(2) De voor de publicatie van deze uitnodiging verantwoordelijke directeur-generaal mag deze maximaal één maand vóór of na de beoogde publicatiedatum publiceren.
(3) Wanneer de beoogde publicatiedatum wordt vervroegd of verlaat (zie vorige voetnoot), wordt deze termijn dienovereenkomstig aangepast.
(4) IP = geïntegreerd project; STREP = specifiek gericht onderzoeksproject; CA = coördinatieactie; SSA = specifieke ondersteuningsactie.
(5) LS = lidstaten van de EU; GS (incl. GKLS) = geassocieerde staten; GKLS = geassocieerde kandidaat-lidstaten.
Iedere in een lidstaat of een geassocieerde staat gevestigde juridische entiteit die uit het vereiste aantal deelnemers bestaat, mag individueel deelnemen aan een actie onder contract.
BIJLAGE 4
1. Specifiek programma: Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte
2. Activiteit: prioritair thematisch onderzoeksgebied „Duurzaam oppervlaktevervoer”.
3. Titel van de uitnodiging: thematische uitnodiging op het gebied van „Oppervlaktevervoer 3B”.
4. Identificatiecode (1): FP6-2005-Transport-4
5. Publicatiedatum (2): 31 maart 2005.
6. Sluitingsdatum (3): 1 september 2005 om 17.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).
7. Totaal indicatief budget: 150 miljoen EUR, als volgt uitgesplitst
8. Gebieden van de uitnodiging en instrumenten:
|
Gebied |
Thema |
Instrument: |
|
Doelstelling 1 „Nieuwe technologieën en concepten voor alle vormen van oppervlaktevervoer (weg-, spoorweg- en watervervoer)” |
Betaalbare geavanceerde hybride systemen met geïntegreerde drijfkracht |
IP |
|
Geavanceerd wegvervoer voor de stedelijke omgeving |
IP |
|
|
Efficiënte spoortractie en duurzame energievoorziening |
IP |
|
|
Onderzoeksgebied 1.4 (voor alle vervoersmodaliteiten en voor het wegvervoer met de nadruk op nabehandeling) en onderzoeksgebied 1.8 |
STREP |
|
|
Onderzoeksgebieden 1.4 tot 1.10 |
CA |
|
|
Doelstelling 2 „Geavanceerde ontwerp- en productietechnieken” |
Toekomstige productiestructuren voor wegvoertuigen (het 5-Day Car Initiative) |
IP |
|
Ontwikkeling van kosteneffectieve zeer hoge prestaties leverende spoorinfrastructuur voor heavyrail- en lightrailsystemen |
IP |
|
|
Structureren van de Europese mariene testcapaciteit voor een groter concurrentievermogen |
NOE |
|
|
Onderzoeksgebied 2.2(enkel voor een nieuwe generatie producten en systemen in het watervervoer), onderzoeksgebied 2.3 (voor alle types transportvoertuigen en -vaartuigen exclusief personenauto's), onderzoeksgebied 2.4 en onderzoeksgebied 2.6 (met speciale aandacht voor de behoeften van nieuwe lidstaten) |
STREP |
|
|
Onderzoeksgebieden 2.1 tot 2.7 |
CA |
|
|
Doelstelling 3 „Evenwichtiger spreiding over en integratie van verschillende vervoersmodaliteiten” |
Effectieve havenactiviteiten |
IP |
|
Onderzoeksgebied 3.14 (enkel voor spoorvervoer) en onderzoeksgebied 3.16 |
STREP |
|
|
Onderzoeksgebieden 3.14 tot 3.17 |
CA |
|
|
Doelstelling 4 „Verbetering van de veiligheid van het weg-, spoorweg- en watervervoer en het vermijden van verkeerscongestie” |
Veilige maritieme activiteiten |
IP |
|
Onderzoeksgebied 4.13 (enkel voor spoorwegvervoer en gemotoriseerde tweewielers) en onderzoeksgebieden 4.15 en 4.16 |
STREP |
|
|
Onderzoeksgebieden 4.11 tot 4.16 |
CA |
9. Minimumaantal deelnemers (5):
|
Instrument |
Minimumaantal deelnemers |
|
IP, NOE, STREP en CA |
3 onafhankelijke juridische entiteiten uit 3 verschillende LS of GS, waaronder ten minste 2 LS of GKLS |
10. Deelnamerestricties: geen.
11. Consortiumovereenkomsten: de deelnemers aan OTO-acties die resulteren uit deze uitnodiging zijn verplicht een consortiumovereenkomst te sluiten.
12. Evaluatieprocedure:
|
— |
De evaluatie verloopt in één fase. |
|
— |
De voorstellen worden niet anoniem geëvalueerd. |
13. Evaluatiecriteria: zie bijlage B van het werkprogramma voor de toepasselijke criteria (inclusief de individuele wegingen en drempels en de totale drempel) per instrument
14. Indicatief tijdschema voor de evaluatie en de sluiting van contracten:
|
— |
Evaluatieresultaten: naar schatting zo'n 3 maanden na de sluitingsdatum beschikbaar; |
|
— |
Sluiting van de eerste contracten: geschat wordt dat de eerste contracten i.v.m. deze uitnodiging 8 maanden na de sluitingsdatum zullen ingaan. |
(1) De identificatiecode van de uitnodiging wordt in de gepubliceerde versie van deze uitnodiging medegedeeld.
(2) De voor de publicatie van deze uitnodiging verantwoordelijke directeur-generaal mag deze maximaal één maand vóór of na de beoogde publicatiedatum publiceren
(3) Wanneer de beoogde publicatiedatum wordt vervroegd of verlaat (zie vorige voetnoot), worden de sluitingsdatums dienovereenkomstig aangepast.
(4) IP = geïntegreerd project; NOE = topnetwerk; STREP = specifiek gericht onderzoeksproject; CA = coördinatieactie; SSA = specifieke ondersteuningsactie.
(5) LS = lidstaten van de EU; GS (incl. GKLS) = geassocieerde staten; GKLS = geassocieerde kandidaat-lidstaten.
Iedere in een lidstaat of een geassocieerde staat gevestigde juridische entiteit die uit het vereiste aantal deelnemers bestaat, mag individueel deelnemen aan een actie onder contract.
BIJLAGE 5
1. Specifiek programma: Integratie en versterking van de Europese onderzoeksruimte
2. Activiteit: prioritair thematisch onderzoeksgebied „Duurzaam oppervlaktevervoer”.
3. Titel van de uitnodiging: thematische uitnodiging op het gebied van „Specifieke ondersteunende acties in het kader van duurzaam oppervlaktevervoer”.
4. Identificatiecode: FP6-2002-Transport-2
5. Publicatiedatum (1): 17 december 2002.
6. Tussentijdse en eindsluitingsdatum (2): 1 september 2005 om 17.00 uur (lokale tijd Brussel). De eindsluitingsdatum valt in maart 2006.
7. Totaal indicatief budget (2002-2006): 5 miljoen EUR (2005: 1M EUR)
8. Gebieden uitnodiging:
|
Gebied |
Thema |
Instrument |
|
Alle onderzoeksgebieden voor onderzoek, technologische ontwikkeling en integratie |
Stimuleren van MKB-deelname |
SSA |
|
Stimuleren van verspreiding en benutting van de resultaten |
||
|
Totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte |
||
|
Stimuleren van deelname van kandidaat-lidstaten |
||
|
Stimuleren van internationale samenwerking |
9. Minimumaantal deelnemers (4):
|
Instrument |
Minimumaantal deelnemers |
|
SSA |
1 juridische entiteit uit een LS of GS |
10. Deelnamerestricties: geen.
11. Consortiumovereenkomsten: de deelnemers aan OTO-acties die resulteren uit deze uitnodiging zijn verplicht een consortiumovereenkomst te sluiten.
12. Evaluatieprocedure:
|
— |
De evaluatie gebeurt in één fase. |
|
— |
De voorstellen worden niet anoniem geëvalueerd. |
13. Evaluatiecriteria: Zie bijlage B van het werkprogramma voor de toepasselijke criteria (inclusief de individuele wegingen en drempels en de totale drempel) per instrument.
14. Indicatief tijdschema voor de evaluatie en de sluiting van contracten:
|
— |
Evaluatieresultaten: naar schatting binnen ongeveer 2 maanden na de sluitingsdatum beschikbaar. |
|
— |
Sluiten van de eerste contracten: naar schatting zullen de eerste contracten in verband met deze uitnodiging 6 maanden na de sluitingsdatum van kracht worden. |
(1) De voor de publicatie van deze uitnodiging verantwoordelijke directeur-generaal mag deze maximaal één maand vóór of na de beoogde publicatiedatum publiceren.
(2) Voorzover de beoogde publicatiedatum wordt vervroegd of verlaat (zie vorige voetnoot), worden de sluitingsdatums indien nodig dienovereenkomstig aangepast in de gepubliceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen.
(3) IP = geïntegreerd project; NOE = topnetwerk; STREP = specifiek gericht onderzoeksproject; CA = coördinatieactie; SSA = specifieke ondersteuningsactie.
(4) LS = lidstaten van de EU; GS (incl. GKLS) = geassocieerde staten; GKLS = geassocieerde kandidaat-lidstaten.
Iedere in een lidstaat of een geassocieerde staat gevestigde juridische entiteit die uit het vereiste aantal deelnemers bestaat, mag individueel deelnemen aan een actie onder contract.