ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 320

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

47e jaargang
24 december 2004


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Raad

2004/C 320/1

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Tsjechië voor de periode 2004-2007

1

2004/C 320/2

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Estland voor de periode 2004-2008

3

2004/C 320/3

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Cyprus voor de periode 2004-2007

5

2004/C 320/4

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Letland voor de periode 2004-2007

7

2004/C 320/5

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2004-2007

9

2004/C 320/6

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Hongarije voor de periode 2004-2008

11

2004/C 320/7

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Malta voor de periode 2004-2007

13

2004/C 320/8

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Polen voor de periode 2004-2007

15

2004/C 320/9

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Slovenië voor de periode 2004-2007

17

2004/C 320/0

Advies van de Raad van 5 juli 2004 over het convergentieprogramma van Slowakije voor de periode 2004-2007

19

2004/C 320/1

Mededeling

21

 

Commissie

2004/C 320/2

Wisselkoersen van de euro

22

2004/C 320/3

Overzicht van de door de Gemeenschap genomen besluiten inzake vergunningen om geneesmiddelen in de handel te brengen in de periode van 15 november 2004 tot en met 15 december 2004(Publicatie krachtens artikel 12 of artikel 34 van Verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad)

23

2004/C 320/4

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M. 3519 — Electra/ThyssenKrupp Fahrzeugguss) — Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure ( 1 )

26

2004/C 320/5

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.3617 — BC Partners/Picard) ( 1 )

27

2004/C 320/6

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.3606 — Siemens/Bonus Energy) ( 1 )

27

2004/C 320/7

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak nr. COMP/M.3640 — Blackstone/Gerresheimer) ( 1 )

28

2004/C 320/8

Mededeling in overeenstemming met artikel 12, lid 5, onder a) van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van 12 oktober 1992, over de inlichting die door de douaneautoriteiten van de lidstaten zijn verstrekt betreffende de indeling van goederen in de douanenomenclatuur

29


 

Rectificaties

2004/C 320/9

Rectificatie op de oproep voor onafhankelijke deskundigen voor het eTEN-programma (2005-2006) ( PB C 283 van 20.11.2004 )

31


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Raad

24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/1


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Tsjechië voor de periode 2004-2007

(2004/C 320/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Tsjechië voor de periode 2004-2007 onderzocht. Het programma voldoet slechts ten dele aan de informatievereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”. Met name de kwaliteit van de ESR 1995-gegevens over de inkomsten en uitgaven van de functionele subcomponenten en de subsectoren van de overheid is voor verdere verbetering vatbaar.

De begrotingsstrategie die aan het programma ten grondslag ligt, is gericht op een geleidelijke vermindering van het overheidstekort van 12,9 % van het BBP in 2003 (5,9 %, als een grote eenmalige maatregel in verband met de tenlasteneming van staatsgaranties buiten beschouwing wordt gelaten) tot 3,3 % van het BBP in 2007. Verder wordt in het programma aangegeven dat het buitensporige tekort met het voorgestelde traject in 2008 weggewerkt zou moeten zijn. Dit doel moet worden bereikt door grotendeels in 2003 en 2004 vastgestelde budgettaire consolidatiemaatregelen. In het programma wordt ervan uitgegaan dat de daling van de uitgavenquote de daling van de inkomstenquote meer dan goedmaakt. Aan de inkomstenzijde vindt in het programma een verschuiving plaats van directe naar indirecte belastingen. Aan de uitgavenzijde wordt gerekend op een vermindering van de overdrachten en subsidies en van de overheidsconsumptie. Volgens het programma zal de investeringsquote van de overheid licht stijgen.

Het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, is gebaseerd op behoedzame groeiramingen: voor 2004 wordt uitgegaan van een groei van 2,8 %, die vervolgens versnelt, om in 2007 uit te komen op 3,5 %. Dit scenario wordt genomen als het referentiescenario voor de beoordeling van de begrotingsprognoses. De inflatieprognose lijkt realistisch.

In het programma wordt gerekend op een vermindering van het tekort tot 3,3 % van het BBP in 2007 en op een verdere daling daarna, met als tussentijdse doelstellingen: 5,3 % van het BBP in 2004, 4,7 % van het BBP in 2005 en 3,8 % van het BBP in 2006. Door het ontbreken van structurele hervormingen bij de sociale uitgaven en gezien het verwachte groeiherstel is het aanpassingstraject niet erg ambitieus. Over het geheel genomen lijken de risico's die aan de begrotingsprognoses kleven evenwichtig. Enerzijds kunnen door het behoedzame macro-economische scenario de inkomsten en uitgaven meevallen. Anderzijds blijft onzekerheid bestaan over het effect van de talrijke gelijktijdige fiscale hervormingen in 2004 op het gedrag van economische actoren. Verder moet nog overeenstemming worden bereikt over belangrijke bezuinigingsmaatregelen, met name op het gebied van de overheidsconsumptie. De in het programma uitgestippelde budgettaire koers lijkt te volstaan om het tekort in 2008 terug te dringen tot de bovengrens van 3 % van het BBP.

In de programmaperiode stijgt de schuldquote met 4,1 procentpunt om in 2007 uit te komen op 41,7 %. Gezien mogelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de stock-flow adjustment, kan het verloop van de schuldquote echter ongunstiger uitvallen dan verwacht.

Wat betreft de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, is het gevaar groot dat de Tsjechische begroting door de kosten van de vergrijzing uit het lood wordt geslagen. Het is van essentieel belang dat vorderingen worden gemaakt bij de veiligstelling van een adequaat primair overschot om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te waarborgen. Bovendien moet de begrotingsstrategie, die is gebaseerd op een geleidelijke consolidatie in de programmaperiode, worden aangevuld met maatregelen die de verwachte stijging van leeftijdsgebonden uitgaven direct tegengaan, zoals onder meer een ingrijpende hervorming van het pensioenstelsel en de gezondheidszorg.

Op 5 juli 2004 heeft de Raad, overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag, op aanbeveling van de Commissie besloten dat er in Tsjechië een buitensporig tekort bestaat en overeenkomstig artikel 104, lid 7, aanbevelingen met beleidsadviezen tot Tsjechië gericht om te bereiken dat deze situatie wordt verholpen.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Tsjechië

 

2003

2004

2005

2006

2007

Reële BBP-groei (%)

2,9

2,8

3,1

3,3

3,5

Werkgelegenheidsgroei (%)

– 0,7

– 0,8

– 0,3

0,0

0,1

HICP-inflatie

– 0,1

2,8

2,6

2,2

2,2

Overheidssaldo (% van het BBP)

– 12,9

– 5,3

– 4,7

– 3,8

– 3,3

Bruto overheidsschuld (% van het BBP)

37,6

38,4

39,7

41,0

41,7


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/3


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Estland voor de periode 2004-2008

(2004/C 320/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie (2),

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Estland behandeld, dat betrekking heeft op de periode 2004-2008. Het programma voldoet grotendeels aan de gegevensvereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”.

De begrotingsstrategie die aan het programma ten grondslag ligt, is gericht op de handhaving van gezonde overheidsfinanciën die worden gekenmerkt door een begrotingssituatie die nagenoeg in evenwicht is of een overschot vertoont. Hiertoe mikt het programma op een klein overschot van 0,7 % van het BBP in 2004 (in 2003 was er een overschot van 2,6 % van het BBP) en een sluitende begroting vanaf 2005, gepaard gaande met een geleidelijke verlaging van zowel de inkomsten- als de uitgavenquote, na een stijging van beide quotes in 2004 naar aanleiding van de toetreding tot de EU. Ook de overheidsinvesteringen zullen naar verwachting hoog blijven, zij worden door de Commissie geraamd op 4,5 % van het BBP in 2004 en 4,3 % van het BBP in 2005. In het programma wordt met name rekening gehouden met hervormingen die leiden tot lagere directe belastingen, in combinatie met een verhoging van de overdrachten en de belastingaftrekken. Een sterke groei, betere belastinginning, bezuinigingen aan de uitgavenzijde en wijzigingen in de uitgavenstructuur, naast hogere accijns- en BTW-inkomsten, zouden de financiering van deze hervormingen mogelijk moeten maken. De schuldquote, die in 2003 5,8 % van het BBP bedroeg, is zeer laag en zal tegen 2008 naar verwachting verder dalen tot 3,2 % van het BBP.

Afgaande op de momenteel beschikbare informatie lijkt het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, gebaseerd te zijn op aannemelijke hypothesen voor de BBP-groei, die gedurende de programmaperiode tussen 5 en 6 % zou liggen. De stijging van de binnenlandse vraag (ongeveer 7 % per jaar) en de aantrekkende uitvoergroei (tot 10 % per jaar) zouden de belangrijkste drijvende krachten achter de groei zijn. De particuliere consumptie zal naar verwachting jaarlijks stijgen met 5 à 6 %. Verwacht wordt dat de dynamiek van de investeringen, die zouden toenemen met 7 tot 9 % per jaar, behouden zal blijven, ook al zullen, anders dan in de afgelopen jaren, niet langer groeipercentages van meer dan 10 % worden gehaald. Ook de prognose voor de inflatie lijkt realistisch: verwacht wordt dat deze, na in 2003 een historisch laagterecord van 1,3 % te hebben bereikt, vanaf 2004 opnieuw zal stijgen tot ongeveer 3 %. Er wordt van uitgegaan dat het huidige hoge tekort op de lopende rekening (13,7 % van het BBP in 2003; 12,6 % volgens de herziene cijfers) tegen 2008 zal dalen tot ongeveer 8 % van het BBP, wat nog aan de hoge kant is.

De risico's voor de begrotingsprognoses lijken vrijwel in evenwicht. Enerzijds heeft Estland tijdens de voorbije jaren steeds blijk gegeven van voorzichtigheid bij de prognoses en de begrotingsdoelstellingen herhaaldelijk overtroffen. Anderzijds kan een onverwachte inkomstendaling als gevolg van de geplande belastingverlagingen of een negatieve impact van exogene schokken op de groei, niet volledig worden uitgesloten. Bijgevolg lijkt het in het programma geschetste begrotingsbeleid te volstaan voor de handhaving van de in het stabiliteits- en groeipact vastgelegde middellangetermijndoelstelling van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is. Ook moet worden gezorgd voor een veiligheidsmarge die groot genoeg is om te voorkomen dat de tekortdrempel van 3 % van het BBP bij normale macro-economische schommelingen wordt overschreden. De snelle vermindering van de overschotten vanaf 2004 in een periode van aanhoudende dynamische groei, zoals volgens het programma de bedoeling is, houdt waarschijnlijk in dat er een uitgesproken procyclisch begrotingsbeleid zal worden gevoerd. Aangezien een hoog tekort op de externe rekening in de loop van de programmaperiode het belangrijkste verstorende element voor het macro-economisch evenwicht van Estland zal blijven, zijn een streng begrotingsbeleid en een zorgvuldige bewaking van de kredietgroei nog belangrijker om het externe onevenwicht duurzaam te corrigeren.

De schuldquote van Estland, die minder dan 6 % van het BBP bedraagt, behoort tot de laagste van de EU en zal naar verwachting tijdens de programmaperiode met een verdere 2,6 procentpunt afnemen. De feitelijke ontwikkeling zal waarschijnlijk nog gunstiger uitvallen dan voorspeld omdat de recente herziening van de nationale rekeningen zal leiden tot een permanent hoger BBP-niveau en bijgevolg ook tot een permanent hogere noemer voor de quotes.

Estland bevindt zich in een gunstige positie om de budgettaire kosten van de vergrijzing op te vangen. Een lage overheidsschuld, aanzienlijke financiële reserves van de overheid en een begrotingsstrategie op middellange termijn die volledig in overeenstemming is met de doelstelling van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, naast de hervormingen van het pensioenstelsel en de gezondheidszorg waarmee wordt beoogd de budgettaire druk op langere termijn te verlichten, moeten ervoor zorgen dat de overheidsfinanciën op een houdbaar niveau blijven.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Estland

 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

Reële BBP-groei (%) (3)

4,7

5,3

5,8

5,6

5,9

5,8

Werkgelegenheidsgroei (%)

1,5

0,9

0,7

0,3

0,2

0,2

HICP-inflatie (%)

1,3

3,1

3,0

2,8

2,8

2,8

Overheidssaldo (% van het BBP) (3)

2,6

0,7

0,0

0,0

0,0

0,0

Bruto overheidsschuld (% van het BBP) (3)

5,8

5,4

5,1

4,7

3,4

3,2


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.

(2)  PB C … van …, blz. …

(3)  Bij deze percentages werd geen rekening gehouden met de herziening van de nationale rekeningen van 20 mei 2004, die statistisch leidde tot een permanent hoger BBP-niveau. De cijfers voor 2003 zullen als volgt worden herzien: reële BBP-groei 5,1 %, overheidssaldo 2,4 % van het BBP, bruto overheidsschuld 5,3 % van het BBP.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/5


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Cyprus voor de periode 2004-2007

(2004/C 320/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Cyprus besproken, dat betrekking heeft op de periode 2004-2007. Het programma voldoet grotendeels aan de gegevensvereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”.

De begrotingsstrategie die aan het programma ten grondslag ligt, is erop gericht het overheidstekort terug te dringen van 6,3 % van het BBP in 2003 tot 2,9 % van het BBP in 2005 om aan het in het Verdrag van Maastricht vastgelegde tekortcriterium te voldoen, en het tekort vervolgens verder terug te dringen tot 2,2 % van het BBP in 2006 en 1,6 % van het BBP in 2007. Hiertoe zal volgens het convergentieprogramma een omslag van het primair saldo worden bewerkstelligd van een verwacht tekort van 1,6 % van het BBP in 2004 in een overschot van 2 % van het BBP in 2007 en zal de opwaartse trend van de schuldquote van 75,2 % van het BBP in 2004 drastisch worden omgebogen tot minder dan 69 % aan het einde van de programmaperiode. Deze doelstelling wordt geschraagd door een reeks van veelal structurele maatregelen om ongeveer in gelijke mate op de uitgaven te bezuinigen en de inkomsten te doen toenemen. De maatregelen worden meestal vanaf 2005 uitgevoerd.

Het programma is gericht op een verhoging van de inkomsten en een beteugeling van de uitgaven. Het was op dit laatste vlak dat in het verleden de meeste ontsporingen zijn opgetreden. Uit het specifieke aanpassingstraject dat in het programma is opgenomen, blijkt de inzet van de regering voor de verbetering van de overheidsfinanciën, gezien haar voornemen om de euro in 2007 te introduceren; dit is de belangrijkste achterliggende factor die verklaart waarom de grootste inspanningen op het gebied van de begrotingsaanpassing voor het verminderen van het overheidstekort in 2005 met 2,3 procentpunt van het BBP in de beginfase zullen plaatsvinden. Gezien de niet altijd positieve resultaten op het vlak van begrotingsconsolidatie lijkt dit nogal ambitieus; daarom dient de regering zich krachtig voor de uitvoering ervan te engageren, zonodig door extra maatregelen te nemen.

Het aan het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario, waarin wordt voorspeld dat de reële BBP-groei zal versnellen van 3,5 % in 2004 tot 4,5 % in 2007, lijkt te zijn gebaseerd op aannemelijke groeihypothesen. De inflatieprognoses kunnen als realistisch worden bestempeld. In het programma zijn vier verschillende scenario's voor de macro-economische en budgettaire prognoses opgenomen: een basisscenario, een optimistisch scenario, een pessimistisch scenario en een scenario bij hogere rentetarieven. Het zogenaamde basisscenario wordt beschouwd als het referentiescenario voor de beoordeling van de begrotingsprognoses omdat het, afgaande op de momenteel beschikbare gegevens, gebaseerd lijkt op aannemelijke groeihypothesen.

In het programma wordt ervan uitgegaan dat het tekort in 2005 zal zijn teruggedrongen tot (onder) de referentiewaarde van 3 % van het BBP en dat het daarna verder zal afnemen. Deze doelstellingen zijn evenwel niet in overeenstemming met het uitgangspunt dat de begroting in de programmaperiode vrijwel in evenwicht wordt gebracht.

Het begrotingsresultaat kan tegenvallen. Gezien de omvang van de aanpassing en de resultaten die Cyprus in het verleden op het vlak van de begrotingsconsolidatie heeft geboekt, bestaat er een aanzienlijke mate van onzekerheid ten aanzien van het voor 2005 gestelde doel. Het in het programma omschreven begrotingsbeleid kan dus ontoereikend zijn om het tekort tegen 2005 te verlagen tot (onder) de drempel van 3 % van het BBP. Mogelijk voorziet het programma ook niet in een voldoende grote veiligheidsmarge om te voorkomen dat deze drempel wordt overschreden bij normale macro-economische schommelingen.

Volgens het programma bereikt de schuldquote in 2004 een hoogtepunt van 75,2 %, om vervolgens met bijna 7 procentpunt te verminderen tot 68,4 % van het BBP in 2007. De sterke afname wordt vooral geschraagd door een steeds groter batig primair saldo en een nominale BBP-groei die hoger is dan de rentebetalingen op de overheidsschuld in 2005-2007. Gezien de hierboven vermelde risico's wat de werkelijk geboekte tekorten betreft, zou de schuldquote zich evenwel minder gunstig kunnen ontwikkelen dan verwacht.

Wat de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn betreft, bestaat het risico dat Cyprus met begrotingsonevenwichtigheden wordt geconfronteerd bij het dragen van de kosten van de vergrijzing. Terwijl de hervorming van de gezondheidszorg in 2006 ten uitvoer zal worden gelegd, bevinden de maatregelen voor de hervorming van het pensioenstelsel zich nog pas in de aanvangsfase. Een tijdige en doeltreffende tenuitvoerlegging van dergelijke hervormingen is – in samenhang met de andere maatregelen die noodzakelijk zijn om een adequaat primair overschot te handhaven – van essentieel belang om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen.

Op 5 juli 2004 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag op aanbeveling van de Commissie besloten dat er in Cyprus een buitensporig tekort bestaat en overeenkomstig artikel 104, lid 7, aanbevelingen met beleidsadviezen tot Cyprus gericht om te bereiken dat deze situatie wordt verholpen.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Cyprus

 

2003

2004

2005

2006

2007

Reële BBP-groei (%)

2,0

3,5

4,3

4,4

4,5

Werkgelegenheidsgroei (%)

0,9

1,0

1,0

2,0

3,0

CPI-inflatie (%)

4,1

2,0

2,0

2,0

2,0

Overheidssaldo (% van het BBP)

– 6,3

– 5,2

– 2,9

– 2,2

– 1,6

Bruto overheidsschuld (% van het BBP)

72,6

75,2

74,8

71,5

68,4


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/7


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Letland voor de periode 2004-2007

(2004/C 320/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Letland voor de periode 2004-2007 onderzocht. Het programma voldoet slechts ten dele aan de informatievereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”. Met name zijn een aantal gegevens nog niet volledig in overeenstemming met de normen van het ESR 1995 en moeten de cijfers van de overheidsschuld en het overheidstekort met de nodige voorzichtigheid worden gehanteerd, omdat Eurostat de gegevens in de begrotingskennisgeving van maart 2004 niet heeft gevalideerd.

Met de begrotingsstrategie die aan het programma ten grondslag ligt, wordt ernaar gestreefd te voldoen aan de in het Verdrag vastgelegde verplichtingen inzake overheidstekorten, en het tekort uiteindelijk op lange termijn vrijwel weg te werken. Desalniettemin wordt voor de programmaperiode ervan uitgegaan dat het tekort op ongeveer 2 % van het BBP blijft steken en dat dit door een slechter saldo van de centrale overheid in 2004 iets ongunstiger uitvalt dan in 2003. In het programma wordt gerekend op een primair tekort in de orde van grootte van 1 % van het BBP in combinatie met een geringe daling van de inkomsten- en uitgavenquote in de programmaperiode. Voor de daling aan de inkomstenzijde wordt, met name voor 2006 en 2007, geen volledige verklaring gegeven, omdat na de belastingverlagingen in 2004 geen verdere ingrepen op het programma staan en gerekend wordt op een doelmatigere inning van de belastingen in de programmaperiode. De daling aan de uitgavenzijde zou het gevolg zijn van een strakke, op een vermindering van de overdrachten gerichte beheersing van de uitgaven. Wel zijn extra uitgaven mogelijk in verband met het NAVO-lidmaatschap en de uitvoering van ten dele door de EU gefinancierde bestedingsplannen (in 2004 opgeteld goed voor 0,7 procentpunt van het BBP netto). De schuldquote stijgt, maar blijft met 17,7 % in 2007 wel op een zeer laag niveau.

Het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, is gebaseerd op tamelijk optimistische groeiramingen. Met name kan de in het programma verwachte ontwikkeling van de groei op middellange termijn, gezien de structurele beperkingen en de gevoeligheid van de economie voor externe schokken, enigszins aan de hoge kant zijn. De inflatieprognose zal voor 2004 waarschijnlijk te laag blijken, maar de prognoses voor de jaren daarna kunnen als realistisch worden aangemerkt.

De in het programma vermelde streefcijfers voor het overheidstekort liggen voor elk jaar onder de referentiewaarde van 3 % van het BBP. Niettemin is het consolidatietempo tamelijk traag en zijn de doelstellingen van het programma niet in overeenstemming met het streven de begroting in de programmaperiode vrijwel in evenwicht te brengen. Over het geheel genomen lijken de risico's die aan de begrotingsprognoses kleven, evenwichtig. De bovengenoemde, mogelijk te optimistische groeiprognoses vormen een gevaar voor de begrotingsdoelstellingen en de aantoonbaar gebrekkige kwaliteit van de gegevens ondermijnt het vertrouwen in het programma. Daar staat tegenover dat de inkomsten met name voor de latere programmajaren duidelijk enigszins pessimistisch zijn ingeschat. Afgaande op de in het programma uitgestippelde budgettaire koers is de veiligheidsmarge bij de gebruikelijke macro-economische schommelingen niet groot genoeg om te voorkomen dat de drempel van 3 % van het BBP wordt overschreden.

Als de groeiprognoses in het programma uitkomen, wordt Letland in het licht van deze beoordeling aanbevolen om vooruitgang te boeken in de richting van een begroting die vrijwel in evenwicht is, met name gezien het tekort op de lopende rekening en de druk die van de binnenlandse vraag uitgaat. Verder wordt er bij Letland op aangedrongen de betrouwbaarheid en soliditeit van de brongegevens en methodieken te verbeteren, om ervoor te zorgen dat de normen van het ESR 1995 beter worden nageleefd. Ten slotte worden de Letse autoriteiten aangespoord om door te gaan met de op de overheidsdiensten gerichte hervormingen in de publieke sector, die het mogelijk maken de belastingen doelmatiger te innen en de uitgaven beter te beheersen.

Letland bevindt zich in een relatief goede uitgangspositie om de budgettaire kosten van de vergrijzing op te vangen. Door de invoering van een op drie pijlers gebaseerd pensioenstelsel zijn de vooruitzichten voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn verbeterd. Dit wordt nog versterkt door de zeer lage overheidsschuld. Toch kan niet worden uitgesloten dat zich op lange termijn budgettaire onevenwichtigheden voordoen. Willen de overheidsfinanciën op lange termijn houdbaar blijven, dan is het van essentieel belang dat maatregelen om leeftijdsgebonden uitgaven binnen de perken te houden, tijdig worden uitgevoerd en de begroting wordt geconsolideerd om een adequaat primair overschot veilig te stellen.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Letland

 

2003

2004

2005

2006

2007

Reële BBP-groei (%)

7,5

6,7

6,7

6,5

6,5

Werkgelegenheidsgroei (%)

1,8

1,0

1,0

0,5

0,5

HICP-inflatie (%)

2,9

4,5

3,7

3,0

3,0

Overheidssaldo (% van het BBP)

– 1,8

– 2,1

– 2,2

– 2,0

– 2,0

Bruto overheidsschuld (% van het BBP)

15,3

16,2

16,8

17,3

17,7


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. De documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/9


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2004-2007

(2004/C 320/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Litouwen voor de periode 2004-2007 onderzocht. Het programma voldoet in grote lijnen aan de informatievereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”.

De begrotingsstrategie die aan het programma ten grondslag ligt, mikt op een „overheidsbegroting die tijdens de conjunctuurcyclus stap voor stap in evenwicht wordt gebracht door ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het economisch beleid met succes ten uitvoer worden gelegd”, maar de strategie komt niet volledig tot uiting in de in het programma vermelde tekortdoelstellingen: het programma beoogt een tekortreductie van slechts 0,2 procentpunt tussen 2003 en 2007. In dit laatste jaar zal het tekort volgens de prognose uitkomen op 1,5 % van het BBP. Een en ander is het gevolg van een stijging van de inkomsten- en de uitgavenquote. Vooral door een aanzienlijke toename van de niet-fiscale inkomsten als gevolg van financiële bijstand van de EU zal de inkomstenquote in de programmaperiode naar verwachting met 2 procentpunten stijgen. Hoewel de wegenbelasting in 2005 volgens de plannen zal verdwijnen, hetgeen in dat jaar een negatief effect op de inkomsten zal hebben van naar schatting 0,5 % van het BBP, zullen de fiscale inkomsten naar verwachting stijgen met 0,4 % van het BBP. Na in de afgelopen vijf jaar een aanzienlijke daling te hebben vertoond, zal de uitgavenquote in de onderzochte periode weer met 1,8 procentpunt stijgen, hetgeen volledig te wijten is aan een toename van de primaire uitgaven, die vermoedelijk slechts in zeer beperkte mate zal worden gecompenseerd door een verwachte vermindering van de rentebetalingen. De stijging van de primaire uitgaven wordt grotendeels veroorzaakt door een toename van de „overige uitgaven” met naar schatting 0,9 % van het BBP - die hoofdzakelijk verband houdt met de bijdragen aan de EU-begroting - en door de toename van overdrachten en subsidies met vermoedelijk 0,7 % van het BBP - die vooral het gevolg is van hogere subsidies aan boeren, compensaties voor het verlies van roebelspaartegoeden, plannen voor de teruggave van onroerend goed en de hervorming van de pensioenen. In de eerste twee jaar zal de groei van de bruto overheidsinvesteringen in vaste activa naar verwachting fors versnellen (met 1,0 % van het BBP), maar daarna weer terugvallen tot 3,1 % van het BBP in 2007, hetgeen nog steeds 0,2 procentpunt meer is dan het uitgangsniveau van 2003.

Het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, is gebaseerd op tamelijk optimistische groeiramingen. Met name lijkt de groeiprognose voor 2005 - die opwaarts is herzien van 6,5 % in het economische pretoetredingsprogramma van 2003 tot 7,3 % in het convergentieprogramma - aan de hoge kant. In vergelijking met de eerste jaren wordt de ontwikkeling van de middellangetermijngroei in het programma behoedzamer ingeschat, maar toch lijken de prognoses nog steeds vrij optimistisch. De inflatieprognoses kunnen als realistisch worden bestempeld.

De in het programma vermelde streefcijfers voor het overheidstekort liggen voor elk jaar onder de referentiewaarde van 3 % van het BBP. Ze zijn evenwel niet in overeenstemming met het uitgangspunt om de begroting in de programmaperiode vrijwel in evenwicht te brengen. Ook is afgaande op de in het programma uitgestippelde budgettaire koers de veiligheidsmarge, met name in de eerste jaren van de programmaperiode, niet groot genoeg om te voorkomen dat bij normale macro-economische schommelingen de drempel van 3 % van het BBP wordt overschreden. Het begrotingsresultaat kan tegenvallen. Met name vormen de hierboven geschetste neerwaartse macro-economische risico's en de ervaring uit het verleden dat op meevallende inkomsten in de eerste helft van het jaar wordt gereageerd met uitgavenoverschrijdingen, vormen een gevaar voor de begrotingsdoelstellingen.

Indien de groeiprognoses in het programma uitkomen, wordt Litouwen in het licht van deze beoordeling aanbevolen om verdere vooruitgang te boeken in de richting van een begroting die vrijwel in evenwicht is, met name gezien het tekort op de lopende rekening en de druk die van de binnenlandse vraag uitgaat. Verder wordt er bij Litouwen op aangedrongen streng de hand te houden aan de begroting om het risico te verkleinen dat in 2004 de referentiewaarde van 3 % wordt overschreden. Ten slotte worden de Litouwse autoriteiten aangespoord meevallende inkomsten te gebruiken om het tekort te verlagen.

Litouwen bevindt zich in een relatief goede uitgangspositie om de budgettaire kosten van de vergrijzing op te vangen, al kunnen er zich op lange termijn een aantal gevaren voordoen. Momenteel wordt een aantal maatregelen ten uitvoer gelegd om met het oog op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn de afhankelijkheidsratio te verbeteren en het pensioenstelsel en de gezondheidszorg te moderniseren. De kosten die op korte termijn zijn verbonden aan de hervormingen in de pensioensector en de gezondheidszorg en aan de uitstaande voorwaardelijke verplichtingen, vormen evenwel een risico. Om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen, is het van essentieel belang dat een adequaat primair overschot wordt gehandhaafd.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Litouwen

 

2003

2004

2005

2006

2007

Reële BBP-groei (%)

9,0

7,0

7,3

6,6

6,3

Werkgelegenheidsgroei (%)

2,0

0,7

1,0

0,2

0,2

GICP-inflatie (%)

– 1,2

0,9

2,0

2,1

2,5

Overheidssaldo (% van het BBP)

– 1,7

– 2,7

– 2,5

– 1,8

– 1,5

Bruto overheidsschuld (% van het BBP)

21,5

22,4

22,2

21,4

21,0


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/11


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Hongarije voor de periode 2004-2008

(2004/C 320/06)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

HEEFT HET VOLGENDE ADVIES UITGEBRACHT:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Hongarije voor de periode 2004-2008 besproken. Dit programma voldoet in grote lijnen aan de informatievereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”.

De aan het programma ten grondslag liggende begrotingsstrategie is erop gericht het overheidstekort tegen 2008 tot minder dan 3 % van het BBP terug te dringen en terzelfder tijd het aandeel van de overheidssector in de economie te verminderen. Hiertoe wordt in het programma beoogd dat de consolidatie hoofdzakelijk betrekking zal hebben op het begin van de periode, waarbij het overheidstekort afneemt van 5,9 % van het BBP in 2003 tot 4,6 % in 2004 en vervolgens jaarlijks met circa 0,5 procentpunt van het BBP daalt (4,1 % van het BBP in 2005, 3,6 % in 2006, 3,1 % in 2007 en 2,7 % in 2008). In deze doelstellingen is rekening gehouden met het effect van de pensioenhervorming, waarbij het percentage van 0,7 % van het BBP in 2003 stijgt tot 0,9 % in 2008. De consolidatie is vooral gebaseerd op de uitgaven, door middel van structurele hervormingen bij de overheidsadministratie, in de gezondheidszorg en het onderwijs. Deze hervormingen moeten echter nog nader worden gepreciseerd en uitgevoerd. De verwachte daling van de globale uitgavenquote zou een verhoging van het aandeel van de publieke investeringen in het BBP, ondersteund door EU-financiering, mogelijk maken. Daarnaast is een vermindering van de totale belastingdruk van 39 % van het BBP tot 37 % voorzien.

Het programma bevat twee verschillende scenario's voor de macro-economische en budgettaire prognoses: een „basisscenario” en een „optimistischer” scenario. Het basisscenario moet worden beschouwd als het referentiescenario voor het beoordelen van budgettaire prognoses, aangezien de daarin vervatte hypothesen het meest plausibel zijn: reële BBP-groei van circa 3,5-4 % in 2004 en 2005 en vervolgens een enigszins optimistisch ingeschatte stijging van de groei met jaarlijks circa 0,5 procentpunt tot 2008. De prognose van een snelle desinflatie na 2004, wanneer de door de indirecte belastingen veroorzaakte prijsstijgingen geleidelijk afnemen, zijn in grote lijnen realistisch, mits de stijging van de reële lonen aanzienlijk vertraagt om gelijke tred te houden met de productiviteit.

Volgens de prognose in het programma zal het overheidstekort pas in 2008 tot onder de referentiewaarde van 3 % van het BBP dalen. De in het programma beoogde terugdringing van het tekort is binnen bereik. Het feit dat het geplande tekort pas in 2008 (enigszins) onder 3 % van het BBP uitkomt, en dat die aanpassing in aanzienlijke mate resulteert uit een verlaging van de rentelasten, blijft niettemin een punt van zorg. De risico's voor het begrotingsresultaat liggen in een mogelijk geringere groei dan verwacht, in de eerdere budgetoverschrijdingen en in het ontbreken van gegevens omtrent de geplande maatregelen voor uitgavenvermindering in de laatste jaren van het programma. Het verwezenlijken van de aanpassing in het eerste jaar van het programma is van cruciaal belang voor de geloofwaardigheid van de gevolgde strategie; lukt die niet, dan kan hierdoor het gehele aanpassingstraject in gevaar komen. Het is derhalve mogelijk dat de budgettaire oriëntatie van het programma niet voldoende is om het tekort tegen het eind van de programmaperiode tot onder de drempel van 3 % van het BBP te brengen en alle mogelijkheden om de duurzame begrotingsaanpassing te versnellen moeten worden aangepakt. Terzelfder tijd is te zien dat de verwachte begrotingssaldi in aanzienlijke mate ook voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van een omvangrijk programma van overheidsinvesteringen, waarmee deze investeringen in verhouding tot het BBP zullen toenemen van 4,0 % in 2004 tot 5,5 % in 2008.

Nadat de schuldquote in 2004 met bijna 60 % van het BBP een hoogtepunt zal hebben bereikt, zal deze volgens de prognoses in het programma dalen tot 54 % van het BBP in 2008. Dit zou in overeenstemming zijn met de geplande budgettaire aanpassing maar ook wordt van de gunstige werking van de verwachte dalende rentelast en negatieve stock-flow adjustments geprofiteerd. Weliswaar is deze positieve ontwikkeling plausibel, maar zij zou door een tragere daling van de rente dan verwacht in gevaar kunnen komen.

Wat de houdbaarheid op lange termijn betreft, bestaat het risico dat Hongarije, gezien de verwachte kosten van de vergrijzing, met begrotingsonevenwichtigheden te maken krijgt. Hoewel de uit 1998 daterende hervorming van het pensioenstelsel, waarbij een progressief pensioenstelsel met drie pijlers werd ingevoerd – waaronder parametrische veranderingen in het omslagstelsel, bv. verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en pensioenindexering – de risico's van langdurige begrotingsonevenwichtigheden heeft verminderd, zijn deze niet volledig weggenomen. Om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verzekeren is het van essentieel belang te zorgen voor een adequaat primair overschot op de middellange termijn en maatregelen te implementeren om de stijging van met de vergrijzing samenhangende uitgaven in te perken, met name ten aanzien van de gezondheidszorg.

Op 5 juli 2004 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag op aanbeveling van de Commissie besloten dat er in Hongarije een buitensporig tekort bestaat en overeenkomstig artikel 104, lid 7, aanbevelingen met beleidsadviezen tot Hongarije gericht om te bereiken dat deze situatie wordt verholpen.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Hongarije

 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

Reële BBP-groei (%)

2,9

3,3-3,5

3,5-4

ca.4

4-4,5

4,5-5

Werkgelegenheidsgroei (%)

1,0

0-0,5

0,5-1

ca.1

ca.1

ca.1,5

HICP-inflatie (%)

4,7

ca.6,5

ca.4,5

ca.4

ca.3,5

ca.3

Overheidssaldo (% van het BBP)

– 5,9

– 4,6

– 4,1

– 3,6

– 3,1

– 2,7

Bruto overheidsschuld (% van het BBP)

59,1

59,4

57,9

56,8

55,6

53,7


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen zijn te vinden op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/13


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Malta voor de periode 2004-2007

(2004/C 320/07)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Malta onderzocht, dat betrekking heeft op de periode 2004-2007. Het programma voldoet slechts ten dele aan de informatievereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”. Met name de gegevens inzake het BBP en zijn componenten beantwoorden nog niet volledig aan de normen van het ESR 1995. Dit doet afbreuk aan de vergelijkbaarheid van de verschillende onderdelen van het programma.

De aan het programma ten grondslag liggende begrotingsstrategie is erop gericht het overheidstekort reeds in 2006 tot minder dan 3 % van het BBP terug te dringen, met de volgende tussenstappen: 5,2 % van het BBP in 2004, 3,7 % in 2005 en 2,3 % in 2006, om aan het eind van de programmaperiode een tekort van 1,4 % te bereiken. Het programma voorziet in een aanzienlijke verbetering van het primaire saldo, dat naar verwachting zal omslaan van een tekort van 1,4 % van het BBP in 2004 in een overschot van 2,2 % in 2007. Verder wordt voorspeld dat de stijging van de schuldquote in 2005 in een daling kan worden omgebogen, waarbij de schuldquote aan het eind van de programmaperiode een niveau van 70,4 % van het BBP zou bereiken.

De begrotingsstrategie wordt ondersteund door een pakket maatregelen waarmee wordt beoogd de uitgaven te beheersen en te rationaliseren en, aan de inkomstenzijde, belastingontduiking te voorkomen. Het effect van de beleidsmaatregelen die nodig zijn om de doelstellingen te bereiken is in het programma onvoldoende gekwantificeerd. Met betrekking tot de uitgaven wordt verwacht dat de lopende uitgaven met 3 procentpunt van het BBP zullen worden teruggedrongen doordat de stijging van overheidssalarissen en andere lopende uitgaven in de hand wordt gehouden, de overheidsbedrijven worden geherstructureerd en de subsidies aan de scheepsbouwsector geleidelijk worden afgeschaft. Ook zouden de kapitaaluitgaven gedurende de programmaperiode met meer dan 2,5 procentpunt van het BBP dalen, aangezien eenmalige projecten die thans lopen bijna voltooid zijn. De overheidsinvesteringen zullen evenwel ruim 4 % van het BBP blijven bedragen.

Op basis van de thans beschikbare informatie lijkt het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, uit te gaan van aannemelijke groeihypothesen. Het is evenwel met enige onzekerheid omgeven gezien de mogelijke overschatting van het volgens het ESR 1995 berekende nominale BBP en het risico van externe schokken waaraan de Maltese economie blootstaat.

Hoewel volgens het programma het tekort in 2006 tot onder de referentiewaarde van 3 % zal worden teruggebracht en vervolgens verder zal afnemen, zou dit kunnen botsen met de doelstelling van een begrotingssituatie die gedurende de programmaperiode vrijwel in evenwicht is.

De consolidatiestrategie voorziet in een scherpe daling van het tekort, en dat lijkt haalbaar omdat door de beëindiging van een aantal investeringsprojecten extra speelruimte wordt gecreëerd. Niettemin vergt de verwezenlijking van deze consolidatiestrategie een grote inzet van de Maltese autoriteiten. Voorts kan de recente herziening van de reële BBP-groei voor 2003 betekenen dat er enig risico op een neerwaartse tendens is.

Daarom zou de in het programma geschetste begrotingsstrategie ontoereikend kunnen zijn om het tekort tegen 2006 terug te dringen tot onder de drempel van 3 % van het BBP. Bovendien zal, gezien deze risico's, de schuldquote zich waarschijnlijk minder gunstig ontwikkelen dan verwacht.

Wat de houdbaarheid op lange termijn betreft, zou de Maltese begroting door de verwachte kosten van de vergrijzing uit evenwicht kunnen worden gebracht. Daarom is het bereiken van een toereikend primair overschot op de middellange termijn, naast de tenuitvoerlegging van verdere maatregelen om de stijging van leeftijdgebonden uitgaven, met name op het gebied van de gezondheidszorg, te beheersen, van cruciaal belang om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verzekeren.

Op 5 juli 2004 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag op aanbeveling van de Commissie besloten dat er in Malta een buitensporig tekort bestaat en overeenkomstig artikel 104, lid 7, aanbevelingen met beleidsadviezen tot Malta gericht om te bereiken dat deze situatie wordt verholpen.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Malta

 

2003

2004

2005

2006

2007

Reële BBP-groei (%)

– 1,7

1,1

1,7

2,1

2,1

Werkgelegenheidsgroei (%)

– 0,8

0,8

0,7

0,7

0,7

HICP-inflatie (%)

1,3

3,4

2,1

2,1

2,1

Overheidssaldo (% van het BBP)

– 9,7

– 5,2

– 3,7

– 2,3

– 1,4

Bruto overheidsschuld (% van het BBP)

72,0

72,1

72,4

70,5

70,4


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/15


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Polen voor de periode 2004-2007

(2004/C 320/08)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

HEEFT HET VOLGENDE ADVIES GOEDGEKEURD:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Polen voor de periode 2004-2007 besproken. Het programma voldoet slechts gedeeltelijk aan de datavoorschriften van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's” en aan de ESR95-normen.

Met de aan het programma ten grondslag liggende begrotingsstrategie wordt beoogd het overheidstekort tegen 2007 terug te dringen tot onder 3 % van het BBP (met de volgende tussentijdse jaarlijkse streefcijfers: 5,7 % van het BBP in 2004, 4,2 % van het BBP in 2005, 3,3 % in 2006 en 1,5 % in 2007) en de schuldquote onder 60 % van het BBP te houden. Hiertoe bevat het programma een alomvattend geheel van maatregelen (het zogenoemde plan-Hausner), dat de regering in januari 2004 heeft goedgekeurd. Indien dit volledig wordt uitgevoerd, zou het resulteren in een gecumuleerde correctie van het tekort over de periode 2005-2007 ten belope van 5,3 % van het BBP dankzij extra ontvangsten en besparingen (3,3 % van het BBP op sociaal gebied en 2,0 % van het BBP in het overheidsapparaat en staatsbedrijven). Of de tekortdoelstelling wordt bereikt hangt ook af van de verwachte sterke groei gedurende de gehele programmaperiode.

Op basis van de thans beschikbare gegevens berust het aan het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario op vrij optimistische groeiverwachtingen. Een groeiverwachting van 5,0 % voor 2004 en 2005 en wellicht meer in 2004, mag dan aannemelijk zijn, maar de in het programma verwachte groeiontwikkeling op middellange termijn, dat wil zeggen een versnelling van de groei van het BBP tot 5,6 % in 2006 en 2007, is gebaseerd op erg positieve verwachtingen ten aanzien van zowel de particuliere consumptie als de investeringen. In dit opzicht is de volledige uitvoering van het plan-Hausner, en bijgevolg het wegnemen van onzekerheden op begrotingsgebied, van cruciaal belang wil men de beoogde toename van de groei bewerkstelligen. De prognose voor de inflatie is in grote lijnen realistisch.

Volgens de prognose in het programma daalt het tekort in 2007 tot onder de referentiewaarde van 3 % van het BBP. Aan de programmadoelstellingen kleven diverse risico's. Naast de eerder genoemde macro-economische risico's, is er onzekerheid over de implementatie van de beoogde maatregelen en voorts is de geplande aanpassing, die aan het einde het grootst is ook niet volledig consistent met het plan-Hausner. Ten slotte zal ten gevolge van een recent besluit van Eurostat inzake de classificatie van pensioenstelsels op basis van kapitaaldekking, de prognose voor het tekort waarschijnlijk met circa 1,6 procentpunt van het BBP naar boven moeten worden bijgesteld. De budgettaire opstelling in het programma is bijgevolg wellicht niet toereikend om het tekort in de loop van de programmaperiode tot onder 3 % van het BBP terug te dringen.

Volgens het programma zal de schuldquote in de periode 2003-2007 toenemen met 7 procentpunt van het BBP en zal de stijging pas in het laatste programmajaar tot stilstand komen. De ontwikkeling van de schuldquote zal waarschijnlijk minder gunstig zijn dan verwacht gezien de hogervermelde risico's die aan de tekortresultaten kleven en de grote onzekerheden in verband met de opbrengsten van de geplande privatiseringen.

Met betrekking tot de duurzaamheid op lange termijn bestaat, gelet op de verwachte kosten van de vergrijzing, het risico dat Polen met begrotingsonevenwichtigheden te maken krijgt. Hoewel de uit 1999 daterende hervorming van het pensioenstelsel, waarbij een progressief pensioenstelsel met drie pijlers werd ingevoerd – met onder meer parametrische veranderingen in het omslagstelsel, b.v. beperking van de mogelijkheid van vervroegde uittreding – de risico's van langdurige begrotingsonevenwichtigheden heeft verminderd, zijn deze niet volledig weggenomen. Om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verzekeren is het van essentieel belang te zorgen voor een adequaat primair overschot op de middellange termijn en maatregelen te implementeren om het tekort van het pensioenstelsel in te perken, de overname van de verplichtingen van de staatsbedrijven en het stelsel van gezondheidszorg te beperken en structurele hervormingen door te voeren om de arbeidsparticipatie te verbeteren.

Op 5 juli 2004 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag op aanbeveling van de Commissie besloten dat er in Polen een buitensporig tekort bestaat en overeenkomstig artikel 104, lid 7, aanbevelingen met beleidsadviezen tot Polen gericht om te bereiken dat deze situatie wordt verholpen.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Polen

 

2003

2004

2005

2006

2007

Reële BBP-groei (%)

3,7

5,0

5,0

5,6

5,6

Werkgelegenheidsgroei (%)

– 2,3

– 0,2

1,0

1,8

2,5

HICP-inflatie (%)

0,8

2,2

2,8

< 3

< 3

Overheidssaldo (% van het BBP)

– 4,1

– 5,7

– 4,2

– 3,3

– 1,5

Bruto overheidsschuld (% van het BBP)

45,3

49,0

51,9

52,7

52,3


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/17


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Slovenië voor de periode 2004-2007

(2004/C 320/09)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Slovenië onderzocht, dat betrekking heeft op de periode 2004-2007. Het programma voldoet grotendeels aan de informatievereisten van de herziene „gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's”.

De begrotingsstrategie die aan het programma ten grondslag ligt, is gericht op het bewerkstelligen van gezonde overheidsfinanciën welke gekenmerkt worden door een vrijwel evenwichtige begrotingssituatie. Hiertoe beoogt het programma een geleidelijke verlaging van het overheidstekort gedurende de betrokken periode door middel van een verlaging van de inkomstenquote en van de primaire uitgavenquote, het laatste door middel van het terugdringen van de verplichte uitgaven. Volgens het aanpassingstraject zal het tekort in de komende vier jaar worden gehalveerd tot iets minder dan 1 % in 2007. Hoewel het beleid gericht is op een geleidelijke verlaging van het structurele tekort, zullen de autoriteiten in geval van ongunstige economische omstandigheden de automatische begrotingsstabilisatoren, zij het in beperkte mate, laten werken.

Het macro-economisch scenario dat voor de periode na 2005 aan het programma ten grondslag ligt, lijkt van aannemelijke groeihypothesen uit te gaan, aangezien een reële BBP-groei wordt voorspeld die het potentiële productieniveau licht overstijgt. De groeiprognose voor 2004 lijkt echter vrij optimistisch. De inflatieprognose behoort tot de laagste van de thans voor 2004 gangbare voorspellingen, maar is voor de daaropvolgende jaren realistisch, mits de coördinatie van de economische beleidsmaatregelen gericht blijft op een duurzame terugdringing van de inflatie.

Verwacht wordt dat het overheidstekort in 2004 licht zal stijgen tot 1,9 % van het BBP en vervolgens geleidelijk zal dalen tot 0,9 % van het BBP in 2007, waarmee het gedurende de gehele periode onder de referentiewaarde van 3 % van het BBP blijft. De in het programma gepresenteerde begrotingsdoelstellingen zijn niet ambitieus genoeg om ervoor te zorgen dat de doelstelling van het stabiliteits- en groeipact, een vrijwel evenwichtige begrotingssituatie op middellange termijn, wordt bereikt; het tempo van de begrotingsconsolidatie is tamelijk laag en de middellangetermijndoelstelling zou pas tegen het eind van de programmaperiode worden gehaald. Bovendien zou het begrotingsresultaat ongunstiger kunnen blijken dan voorzien, met name gezien de macro-economische risico's in verband met de eerder aangehaalde optimistische groeivooruitzichten voor 2004. Voorts wordt de begrotingsconsolidatie vertraagd. Daarom is het mogelijk dat de begrotingsstrategie van het programma bij de gebruikelijke macro-economische schommelingen geen toereikende veiligheidsmarge biedt om te voorkomen dat de tekortdrempel van 3 % van het BBP wordt overschreden, met name in de eerste jaren van de programmaperiode.

De bruto overheidsschuld is betrekkelijk laag en hierin komt weinig verandering. Na een toename tot 29,5 % van het BBP in 2005 zal de schuldquote waarschijnlijk in 2007 weer dalen tot 28,4 % van het BBP. Wat betreft de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, kan de Sloveense begroting door de kosten van de vergrijzing uit het evenwicht worden gebracht. Daarom zijn een gedegen tenuitvoerlegging van de pensioenhervorming en de invoering van een stabiel gezondheidszorgstelsel, alsmede de totstandbrenging van een toereikend primair overschot, van cruciaal belang om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verzekeren.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Slovenië

 

2003

2004

2005

2006

2007

Reële BBP-groei (%)

2,3

3,6

3,7

3,8

3,9

Werkgelegenheidsgroei (%)

– 0,2

0,4

0,6

0,6

0,7

HICP-inflatie (%)

5,7

3,3

3,0

2,7

2,6

Overheidssaldo (% van het BBP)

– 1,8

– 1,9

– 1,8

– 1,5

– 0,9

Bruto overheidsschuld (% van het BBP)

28,6

29,1

29,5

29,4

28,4


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/19


ADVIES VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

over het convergentieprogramma van Slowakije voor de periode 2004-2007

(2004/C 320/10)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), met name op artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

Op 5 juli 2004 heeft de Raad het convergentieprogramma van Slowakije behandeld. In dit programma, dat betrekking heeft op de periode 2004-2007, zijn tevens indicatieve prognoses tot 2010 opgenomen. Het programma voldoet grotendeels aan de gegevensvereisten van de herziene gedragscode voor de inhoud en de vorm van de stabiliteits- en convergentieprogramma's.

De begrotingsstrategie die aan het programma ten grondslag ligt, is erop gericht het algemene overheidstekort terug te dringen van 3,6 % van het BBP in 2003 tot 3,0 % van het BBP in 2007 om aan het in het Verdrag van Maastricht vastgelegde tekortcriterium te voldoen, waarbij de volgende intermediaire tekortdoelstellingen worden nagestreefd: 4,0 % van het BBP in 2004, 3,9 % van het BBP in 2005 en 3,9 % van het BBP in 2006. Verwacht wordt dat de tekortreductie vooral in 2007 zal plaatsvinden.

In het programma wordt uitgegaan van een aanpassing in de vorm van verminderingen van de primaire uitgaven met 1,5 procentpunt van het BBP. Deze uitgavenvermindering is in ruime mate het gevolg van veelal reeds doorgevoerde structurele hervormingen, die met name betrekking hebben op de gezondheidszorg en de sociale bescherming. De hervormingen aan de uitgavenzijde vinden plaats tegen de achtergrond van een ingrijpend, maar naar verwachting in wezen inkomstenneutraal pakket van belastinghervormingen (die begin 2004 van kracht zijn geworden); deze hervormingen leiden voornamelijk tot een verschuiving van de belastingdruk van de directe naar de indirecte belastingen. Daarnaast wordt in 2005 een op kapitaaldekking gebaseerde pensioenpijler ingevoerd, wat leidt tot een inkomstendaling voor de overheid, welke oploopt van naar schatting 0,5 procentpunt van het BBP in 2005 tot 1 procentpunt van het BBP aan het einde van de programmaperiode.

Afgaande op de momenteel beschikbare informatie lijkt het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, gebaseerd te zijn op aannemelijke groeihypothesen, namelijk een groei van iets meer dan 4 % in 2004 en 2005 en een groeiversnelling tot bijna 5 % in 2006 en 2007 – onder impuls van een verder aantrekkende uitvoer vanwege de door de BDI teweeggebrachte expansie van de exportcapaciteit. Om de verwachte daling van de werkloosheid te bewerkstelligen, zal het beleid gericht op het aanpakken van de diepgewortelde structurele problemen op de arbeidsmarkt krachtdadig moeten worden voortgezet, gezien de nog steeds zeer hoge werkloosheid in Slowakije. De voorspelde snelle inflatiedaling na 2004 – wanneer het effect van de stijgingen van de gereguleerde prijzen en de verhogingen van de indirecte belastingen uitdooft – ligt binnen handbereik, mits de tweede-ronde-effecten strikt worden beperkt. Zo mogen onder meer in de openbare sector de inflatieontwikkelingen uit het verleden niet fungeren als leidraad voor de loonontwikkelingen.

In het programma wordt ervan uitgegaan dat het algemene overheidstekort in 2007 zal zijn teruggedrongen tot de referentiewaarde van 3 % van het BBP en daarna verder zal afnemen. Gezien de verwachting dat de Slowaakse economie een zeer robuuste groei te zien zal geven, lijken de omvang en het tempo van de tekortreductie misschien niet bijzonder ambitieus. Er dient evenwel met de volgende modulerende factoren rekening te worden gehouden: de voorgenomen verlaging van de primaire uitgaven, de inkomstendaling als gevolg van de pensioenhervorming en de voor een deel eenmalige aanpassing die in 2003 heeft plaatsgevonden. Het in het programma geschetste begrotingsbeleid lijkt te volstaan om het tekort tegen het einde van de programmaperiode terug te dringen tot de drempel van 3 % van het BBP. Over de gehele programmaperiode bezien, lijken de aan de begrotingsprognoses verbonden risico's vrijwel in evenwicht. Er is sprake van positieve risico's in 2004, wanneer het tekort naar verwachting slechts een beperkte toename zal vertonen. De neerwaartse risico's lijken geconcentreerd te zijn aan de uitgavenzijde en bestaan voornamelijk in een vertraging in de voorgenomen hervorming van de gezondheidszorg en een onvoldoende verdere rationalisatie van de overheidssector.

Of de tekortdoelstellingen worden verwezenlijkt, zal afhangen van het feit of de regering in staat blijkt de primaire uitgaven onder controle te houden, hetgeen in de hand zou kunnen worden gewerkt door de vaststelling van bindende uitgavenplafonds voor de middellange termijn. Indien de structurele hervormingen een hogere groei tot stand brengen dan in het convergentieprogramma van mei 2004 werd verwacht, moet die kans benut worden om de budgettaire aanpassing te versnellen, met name door hoger dan begrote inkomsten in eerste instantie aan te wenden om het tekort sneller af te bouwen. Dit zou niet alleen de kans verhogen dat zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2007 een tekort van minder dan 3 % van het BBP wordt gerealiseerd, maar tevens de weg vrijmaken voor de verwezenlijking van de tweede belangrijke budgettaire doelstelling van het programma, namelijk de totstandbrenging vóór de in het programma aangegeven datum van 2010 van een structurele begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont en van een veiligheidsmarge die groot genoeg is om te voorkomen dat de in het Verdrag voor het tekortcriterium vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het BBP bij normale macro-economische schommelingen wordt overschreden. Doordoor zou het land zich tevens in een betere uitgangspositie bevinden om de mogelijk explosieve groei van de kapitaalinstroom op te vangen.

In het programma wordt voorspeld dat de schuldquote tussen 2003 en 2005 met 2,5 procentpunten zal toenemen tot 46,4 % en in 2007 wederom zal afnemen tot 45,5 %. Slowakije lijkt in een vrij goede positie te verkeren om de budgettaire kosten van de vergrijzing te kunnen opvangen. De houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn hangt af van de strikte inachtneming van de ten aanzien van de begrotingsconsolidatie geformuleerde doelstellingen en de onverkorte tenuitvoerlegging van de voorgenomen beleidsmaatregelen. Met name wat de vruchtbaarheidscijfers betreft, kunnen de demografische hypotheses die aan de desbetreffende programmaprognoses ten grondslag liggen, te optimistisch uitvallen. De voornaamste risico's voor de houdbaarheid op lange termijn zijn een gebrekkige of te langzame tenuitvoerlegging van de hervormingen of het terugdraaien van reeds doorgevoerde hervormingen.

Op 5 juli 2004 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag op aanbeveling van de Commissie besloten dat er in Slowakije een buitensporig tekort bestaat en overeenkomstig artikel 104, lid 7, aanbevelingen met beleidsadviezen tot Slowakije gericht om te bereiken dat deze situatie wordt verholpen.

Voornaamste prognoses in het convergentieprogramma van Slowakije

 

2003

2004

2005

2006

2007

Reële BBP-groei (%)

4,2

4,1

4,3

5,0

4,7

Werkgelegenheidsgroei (%)

1,8

0,5

0,6

0,6

0,9

HICP-inflatie (%)

8,5

8,1

4,0

2,9

2,5

Overheidssaldo (% van het BBP)

– 3,6

– 4,0

– 3,9

– 3,9

– 3,0

Bruto overheidsschuld (% van het BBP)

42,8

45,1

46,4

46,1

45,5


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, zijn te vinden op de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/21


MEDEDELING

(2004/C 320/11)

De bekendmaking van de mededeling „Cuba — Conclusies van de Raad ingevolge de veertiende toetsing van het Gemeenschappelijk standpunt”, in Publicatieblad van de Europese Unie C 311 van 16 december 2004, moet als nietig worden beschouwd.


Commissie

24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/22


Wisselkoersen van de euro (1)

23 december 2004

(2004/C 320/12)

1 euro =

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3456

JPY

Japanse yen

139,88

DKK

Deense kroon

7,4376

GBP

Pond sterling

0,70130

SEK

Zweedse kroon

9,0275

CHF

Zwitserse frank

1,5443

ISK

IJslandse kroon

83,82

NOK

Noorse kroon

8,2825

BGN

Bulgaarse lev

1,9559

CYP

Cypriotische pond

0,5789

CZK

Tsjechische koruna

30,600

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

245,88

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6916

MTL

Maltese lira

0,4332

PLN

Poolse zloty

4,0720

ROL

Roemeense leu

38 160

SIT

Sloveense tolar

239,79

SKK

Slowaakse koruna

38,810

TRL

Turkse lira

1 856 190

AUD

Australische dollar

1,7580

CAD

Canadese dollar

1,6656

HKD

Hongkongse dollar

10,4706

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,8870

SGD

Singaporese dollar

2,2048

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 413,62

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

7,6000


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/23


Overzicht van de door de Gemeenschap genomen besluiten inzake vergunningen om geneesmiddelen in de handel te brengen in de periode van 15 november 2004 tot en met 15 december 2004

(Publicatie krachtens artikel 12 of artikel 34 van Verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad (1))

(2004/C 320/13)

Afgifte van een vergunning om een geneesmiddel in de handel te brengen (artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2309/93): goedkeuring

Datum van het besluit

Naam van het genees middel

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen

Nr. in het communautair geneesmiddelen-register

Datum van kennisgeving

16.11.2004

Xagrid

Shire Pharmaceutical Contracts Ltd, Hampshire International Business Park, Chineham, Basingstoke, Hampshire RG24 8EP, United Kingdom

EU/1/04/295/001

18.11.2004

Wijziging van een vergunning om een geneesmiddel in de handel te brengen (artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2309/93): goedkeuring

Datum van het besluit

Naam van het genees- middel

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen

Nr. in het communautair geneesmiddelen-register

Datum van kennisgeving

16.11.2004

Tamiflu

Roche Registration Limited, 40 Broadwater Road, Welwyn Garden City, Hertfordshire, AL7 3AY, United Kingdom

EU/1/02/222/001

18.11.2004

17.11.2004

Trizivir

Glaxo Group Ltd, Greenford, Middlesex, UB6 0NN, United Kingdom

EU/1/00/156/001-003

19.11.2004

17.11.2004

Targretin

Ligand Pharmaceuticals UK Ltd, Innovis House, 108 High Street, Crawley, West Sussex, RH10 1BB, United Kingdom

EU/1/01/178/001

19.11.2004

25.11.2004

Bextra

Pharmacia-Pfizer EEIG, Sandwich, Kent, CT13 9NJ, United Kingdom

EU/1/02/239/001-024

29.11.2004

25.11.2004

ReFacto

Wyeth Europa Ltd, Huntercombe Lane South, Taplow, Maidenhead, Berkshire, SL6 0PH, United Kingdom

EU/1/99/103/001-004

29.11.2004

30.11.2004

Xigris

Eli Lilly Nederland BV, Grootslag 1-5, 3991 RA Houten, Nederland

EU/1/02/225/001-002

2.12.2004

30.11.2004

Tracleer

Actelion Registration Ltd, BSI Building, 13th Floor, 389 Chiswick High Road, London W4 4AL, United Kingdom

EU/1/02/220/001-005

2.12.2004

30.11.2004

Cialis

Lilly ICOS Limited, St Bride's House, 10 Salisbury Square, London, EC4Y 8EH, United Kingdom

EU/1/02/237/001

EU/1/02/237/005

2.12.2004

1.12.2004

Micardis

Boehringer Ingelheim International GmbH, Binger Strasse 173, D-55216 Ingelheim am Rhein

EU/1/98/090/001-014

3.12.2004

6.12.2004

Integrilin

Glaxo Group Ltd, Berkeley Avenue, Greenford, Middlesex, UB6 0NN, United Kingdom

Schering Plough Europe, Rue de Stalle 73, B-1180 Bruxelles, Stallestraat 73, B-1180 Brussel

EU/1/99/109/001-002

8.12.2004

6.12.2004

Epivir

Glaxo Group Ltd, Greenford Road, Greenford, Middlesex, UB6 0NN, United Kingdom

EU/1/96/015/001-005

8.12.2004

6.12.2004

Dynastat

Pharmacia Europe EEIG, Sandwich, Kent, CT13 9NJ, United Kingdom

EU/1/02/209/001-008

8.12.2004

6.12.2004

Sustiva

Bristol-Myers Squibb Pharma EEIG, 141-149 Staines Road, Hounslow, TW3 3JA, United Kingdom

EU/1/99/110/001-009

8.12.2004

6.12.2004

NutropinAq

IPSEN Limited, 190 Bath Road, Slough, Berkshire, SLI 3XE, United Kingdom

EU/1/00/164/001-005

8.12.2004

6.12.2004

Strocrin

Merck Sharp & Dohme Ltd, Hertford Road, Hoddesdon, Hertfordshire, EN11 9BU, United Kingdom

EU/1/99/111/001-009

8.12.2004

6.12.2004

Dynastat

Pharmacia Europe EEIG, Sandwich, Kent, CT13 9NJ, United Kingdom

EU/1/02/209/001-008

8.12.2004

6.12.2004

Panretin

Ligand Pharmaceuticals UK Ltd, Innovis House, 108 High Street, Crawley, West Sussex, RH10 1BB, United Kingdom

EU/1/00/149/001

8.12.2004

6.12.2004

Arava

Aventis Pharma Deutschland GmbH, D-65926 Frankfurt am Main

EU/1/99/118/001-010

8.12.2004

6.12.2004

Viread

Gilead Sciences International Limited, Cambridge, CB1 6GT United Kingdom

EU/1/01/200/001

8.12.2004

6.12.2004

Rayzon

Pharmacia Europe EEIG, Sandwich, Kent, CT13 9NJ, United Kingdom

EU/1/02/210/001-008

8.12.2004

6.12.2004

Rayzon 6m

Pharmacia Europe EEIG, Sandwich, Kent, CT13 9NJ, United Kingdom

EU/1/02/210/001-008

8.12.2004

7.12.2004

Kinzalmono

Bayer AG, D-51368 Leverkusen

EU/1/98/091/001-014

9.12.2004

7.12.2004

Micardis

Boehringer Ingelheim International GmbH, Binger Strasse 173, D-55216 Ingelheim am Rhein

EU/1/98/090/001-014

10.12.2004

7.12.2004

Pritor

Glaxo Group Ltd, Greenford, Middlesex, UB6 0NN, United Kingdom

EU/1/98/089/001-016

9.12.2004

Intrekking van een vergunning om een geneesmiddel in de handel te brengen (artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2309/93)

Datum van het besluit

Naam van het genees middel

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen

Nr. in het communautair geneesmiddelen-register

Datum van kennisgeving

8.12.2004

Venvia

SmithKline Beecham plc, New Horizons Court, Brentford, Middlesex, United Kingdom TW8 9EP

EU/1/00/138/001-012

10.12.2004

7.12.2004

Nyracta

SmithKline Beecham plc, New Horizons Court, Brentford, Middlesex, United Kingdom TW8 9EP

EU/1/00/139/001-012

9.12.2004

Wijziging van een vergunning om een geneesmiddel in de handel te brengen (artikel 34 van Verordening (EEG) nr. 2309/93): goedkeuring

Datum van het besluit

Naam van het genees middel

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen

Nr. in het communautair geneesmiddelen-register

Datum van kennisgeving

25.11.2004

Nobivac Bb

Intervet International BV, Wim de Körverstraat 35, 5831 AN Boxmeer, Nederland

EU/2/02/034/001

29.11.2004

25.11.2004

Halocur

Intervet International BV, Wim de Körverstraat 35, 5831 AN Boxmeer, Nederland

EU/2/99/013/001-002

29.11.2004

7.12.2004

Stronghold

Pfizer Ltd, Ramsgate Road, Sandwich, Kent, CT13 9NJ, United Kingdom

EU/2/99/014/001-012

10.12.2004

7.12.2004

Oxyglobin

Biopure Netherlands BV, Prinses Irenestraat 59, 1077 WV Amsterdam, Nederland

EU/2/99/015/001

9.12.2004


(1)  PB L 214 van 24.8.1993, blz. 1.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/26


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M. 3519 — Electra/ThyssenKrupp Fahrzeugguss)

Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure

(2004/C 320/14)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 16 december 2004 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de onderneming Electra European Fund LP (Guernsey) in de zin van artikel 3, lid 1, sub b), van genoemde verordening volledig zeggenschap verkrijgt over ThyssenKrupp Rautenbach Castings GmbH en ThyssenKrupp Aluminium-Technik met uitzondering van het Spaanse ThyssenKrupp Guss SA, samen de ThyssenKrupp Fahrzeugguss business Group („TKFG”, Duitsland), welke momenteel onder zeggenschap staat van ThyssenKrupp Automotive AG Group, door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Electra Group: private investeringsmaatschappij;

voor TKFG: ontwikkeling, productie en levering van lichtmetalen componenten voor de automobielindustrie.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M. 3519 — Electra/ThyssenKrupp Fahrzeugguss, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  Beschikbaar op de DG COMP website:

http://europa.eu.int/comm/competition/mergers/legislation/consultation/simplified_tru.pdf.


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/27


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.3617 — BC Partners/Picard)

(2004/C 320/15)

(Voor de EER relevante tekst)

Op 25 november 2004 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://europa.eu.int/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector.

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32004M3617. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://europa.eu.int/eur-lex/lex).


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/27


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.3606 — Siemens/Bonus Energy)

(2004/C 320/16)

(Voor de EER relevante tekst)

Op 29 november 2004 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://europa.eu.int/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector.

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32004M3606. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://europa.eu.int/eur-lex/lex).


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/28


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak nr. COMP/M.3640 — Blackstone/Gerresheimer)

(2004/C 320/17)

(Voor de EER relevante tekst)

Op 14 december 2004 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://europa.eu.int/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector.

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32004M3640. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://europa.eu.int/eur-lex/lex).


24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/29


Mededeling in overeenstemming met artikel 12, lid 5, onder a) van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van 12 oktober 1992, over de inlichting die door de douaneautoriteiten van de lidstaten zijn verstrekt betreffende de indeling van goederen in de douanenomenclatuur

(2004/C 320/18)

Een bindende tariefinlichting verliest zijn geldigheid op dezelfde dag dat zij onverenigbaar wordt met de interpretatie van de douanenomenclatuur als gevolg van de hierna genoemde internationale tariefmaatregelen:

Wijzigingen op de Toelichtingen van het Geharmoniseerd Systeem en de Verzameling van tariferingen, goedgekeurd door de Internationale Douaneraad (CCC doc. NC0730 - verslag van de 31 zitting van het GS-comité, NC0796 – verslag van de 32 zitting van het GS-comité, NC0845 - verslag van de 33 zitting van het GS-comité):

WIJZIGINGEN OP DE TOELICHTINGEN, TE VERRICHTEN KRACHTENS DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 8 VAN DE GS-OVEREENKOMST EN DE TARIFERINGEN UITGEBRACHT DOOR HET GS-COMITE VAN DE WERELDDOUANEORGANISATIE

31e ZITTING VAN HET GS-COMITÉ IN MEI 2003 - DOC. NC0730

Wijzigingen van de Toelichtingen op de nomenclatuur die in bijlage gaat bij de GS-Overeenkomst

Hoofdstuk 29. Sub-Hoofdstuk X. Algemene opmerkingen

M/3

32e ZITTING VAN HET GS-COMITÉ IN NOVEMBER 2003 - DOC. NC0796

Wijzigingen van de Toelichtingen op de nomenclatuur die in bijlage gaat bij de GS-Overeenkomst

85.12

L/18

85.24

L/20

33e ZITTING VAN HET GS-COMITÉ IN MEI 2004 - DOC. NC0845

Wijzigingen van de Toelichtingen op de nomenclatuur die in bijlage gaat bij de GS-Overeenkomst

25.20

M/17

26.21

M/14

29.29

M/3

29.35

M/9

34.07

M/17

Hoofdstuk 39 Algemene opmerkingen

M/19

39.09

M/3

39.11

M/3

40.08

M/19

Hoofdstuk 44

M/10

71.02

M/12

71.03

M/12

71.04

M/12

Hoofdstuk 84. Algemene opmerkingen

M/11

84.30 Aanvullende toelichtingen op de onderverdelingen

M/11

84.42

M/13

Hoofdstuk 85. Algemene opmerkingen (B)

M/15

85.16

M/11

85.17

M/11

85.19

M/11

Tariferingen, goedgekeurd door het GS-comité

0402.99/1

M/4

1701.91/1

M/5

1901.90/2

M/6

8471.30/1

M/7

9504.10/1

M/8

Nadere informatie over de betekenis van deze maatregelen kan worden verkregen bij het directoraat-generaal Belastingen en douane-unie van de Europese Commissie (Wetstraat 200, B-1049 Brussel) of worden verkregen van de internetsite van dit directoraat-generaal:

http://europa.eu.int/comm/taxation_customs/index_en.htm.


Rectificaties

24.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/31


Rectificatie op de oproep voor onafhankelijke deskundigen voor het eTEN-programma (2005-2006)

( Publicatieblad van de Europese Unie C 283 van 20 november 2004 )

(2004/C 320/19)

Bladzijde 10. De tekst dient als volgt te worden gelezen:

„Beschrijving

De Commissie verzoekt hierbij om sollicitaties van personen die deskundige ondersteuning willen verlenen bij de uitvoering van taken in verband met het eTEN-programma. eTEN is het programma van de Europese Gemeenschap dat is ontwikkeld om op telecommunicatienetwerken gebaseerde diensten (e-diensten) met een trans-Europese dimensie te helpen opzetten. Nadere informatie over het eTEN-programma is te vinden op de eTEN-website:

http://europa.eu.int/eten

De uit te voeren taken omvatten de beoordeling van voorstellen die naar aanleiding van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zijn ingediend alsmede de voortgangsbeoordeling van individuele eTEN-projecten. Deze taken zullen tussen 1 januari 2005 en 30 juni 2009 worden verricht.

Termijn voor de indiening van aanvragen

Op de oproep kan worden gereageerd vanaf de datum van publicatie tot en met 31 december 2006. Gegadigden die met ingang van 1 januari 2005 als deskundige willen optreden bij eTEN-activiteiten dienen zich uiterlijk op 15 december 2004 aan te melden.

Bijkomende informatie

Alle aanvragen moeten voldoen aan de gedetailleerde specificaties en voorwaarden die in het Engels, het Frans en het Duits kunnen worden geraadpleegd op de volgende internetsite van de Commissie: http://europa.eu.int/eten.”.