ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 292

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

47e jaargang
30 november 2004


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Commissie

2004/C 292/1

Wisselkoersen van de euro

1

2004/C 292/2

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.3646 — MABSA/Belgian State/BIAC/JV) — Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure ( 1 )

2

2004/C 292/3

Steunmaatregelen van de staten — Tsjechië — Steunmaatregel nr. C 27/04 (ex CZ 49/03) — Agrobanka Praha, a.s./ GE Capital Bank, a.s. — Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag opmerkingen te maken ( 1 )

3

2004/C 292/4

Publicatie van de definitieve rekeningen van het begrotingsjaar 2003 van de agentschappen en organisaties van de Europese Unie

20

 

Europese Centrale Bank

2004/C 292/5

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 16 juli 2004 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot betalingsbalansstatistieken en statistieken betreffende de internationale investeringspositie en het template van de internationale reserves (ECB/2004/16)

21

 

III   Bekendmakingen

 

Commissie

2004/C 292/6

Oproep tot het indienen van voorstellen VP/2004/017 — Begrotingsonderdeel 04.02.10 — Innoverende acties gefinancierd op grond van artikel 6 van de verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds: Overdracht en verspreiding van innovatie in het kader van ESF artikel 6-projecten

63

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Commissie

30.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 292/1


Wisselkoersen van de euro (1)

29 november 2004

(2004/C 292/01)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3247

JPY

Japanse yen

136,24

DKK

Deense kroon

7,4287

GBP

Pond sterling

0,70100

SEK

Zweedse kroon

8,9210

CHF

Zwitserse frank

1,5170

ISK

IJslandse kroon

86,47

NOK

Noorse kroon

8,0700

BGN

Bulgaarse lev

1,9559

CYP

Cypriotische pond

0,5796

CZK

Tsjechische koruna

31,020

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

246,54

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6858

MTL

Maltese lira

0,4328

PLN

Poolse zloty

4,2122

ROL

Roemeense leu

38 922

SIT

Sloveense tolar

239,79

SKK

Slowaakse koruna

39,275

TRL

Turkse lira

1 896 900

AUD

Australische dollar

1,6890

CAD

Canadese dollar

1,5675

HKD

Hongkongse dollar

10,3010

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,8502

SGD

Singaporese dollar

2,1690

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 387,09

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

7,7180


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


30.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 292/2


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.3646 — MABSA/Belgian State/BIAC/JV)

Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure

(2004/C 292/02)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 18 november 2004 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de onderneming Macquarie Airports Brussels S.A. („MABSA”, Luxemburg), behorende tot de Macquarie Group (Australië) in de zin van artikel 3, lid 1), sub b), van genoemde verordening gezamenlijk zeggenschap verkrijgt over de onderneming Brussels International Airport Company N.V./S.A. („BIAC”, België), samen met de Belgische Staat, door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor MABSA: onderneming verantwoordelijk voor de betreffende aankoop;

voor Macquarie Group: bankdiensten, voornamelijk in Australië, en

voor BIAC: eigenaar en beheerder van de Brussels National Airport, gevestigd in Zaventem.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.3646 — MABSA/Belgian State/BIAC/JV, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  Beschikbaar op de DG COMP website:

http://europa.eu.int/comm/competition/mergers/legislation/consultation/simplified_tru.pdf.


30.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 292/3


STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN — TSJECHIË

Steunmaatregel nr. C 27/04 (ex CZ 49/03) — Agrobanka Praha, a.s./ GE Capital Bank, a.s.

Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag opmerkingen te maken

(2004/C 292/03)

(Voor de EER relevante tekst)

Bij brief van 14 juli 2004, die na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, heeft de Commissie Tsjechië in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van een deel van de bovengenoemde steunmaatregel.

De Commissie heeft besloten geen bezwaar te maken tegen bepaalde andere steunmaatregelen die in de op deze samenvatting volgende brief zijn beschreven.

Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel ten aanzien waarvan de Commissie de procedure inleidt, maken door deze binnen een maand vanaf de datum van deze bekendmaking te zenden aan:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Directoraat H2

Spastraat 3

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 296 12 42.

Deze opmerkingen zullen ter kennis van Tsjechië worden gebracht. Een belanghebbende die opmerkingen maakt, kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.

SAMENVATTING

Procedure

Bij brief van 18 december 2003, die op 23 december 2003 is ingekomen, is de Commissie in het kader van de overgangsprocedure van bijlage IV, punt 3, bij de Toetredingsakte die deel uitmaakt van het EU-Toetredingsverdrag, in kennis gesteld van maatregelen ten gunste van Agrobanka Praha, a.s. (hierna „AGB” genoemd) en GE Capital Bank, a.s. (hierna „GECB” genoemd). Na beoordeling van de stukken heeft de Commissie op 12 februari 2004 om aanvullende informatie verzocht. Op 9 maart 2004 is een antwoord op dit verzoek om informatie binnengekomen. In de maanden maart en april heeft een reeks vergaderingen met de Tsjechische autoriteiten en de begunstigden plaatsgevonden. In een door de Commissie op 30 april 2004 ontvangen schrijven deelden de Tsjechische autoriteiten mee dat ze de eerdere kennisgeving introkken. Op diezelfde dag dienden ze een nieuwe kennisgeving in.

De Commissie heeft diverse klachten ontvangen over steunmaatregelen van de Tsjechische autoriteiten aan alle Tsjechische banken en dus ook aan AGB en GECB.

Beschrijving van de steunmaatregelen

AGB opereerde in Tsjechië als algemene particuliere commerciële bank. Op 17 september 1996 is AGB wegens financiële moeilijkheden onder curatele geplaatst. Daarna zijn binnen AGB twee aparte entiteiten gecreëerd: AGB1 en AGB2. AGB1 omvatte de bancaire activiteiten van AGB. Na een aanbesteding is AGB1 in juni 1998 verkocht aan GECB.

Vanaf 1996 heeft AGB en — na de verkoop van AGB1 — de GE-groep financiële bijstand van de Tsjechische autoriteiten ontvangen om de bancaire activiteiten van AGB te herstructureren. Van deze maatregelen heeft Tsjechië in het kader van de overgangsprocedure van bijlage IV, punt 3, bij de Toetredingsakte de Commissie om goedkeuring verzocht voor de volgende maatregelen:

„Depositogarantie”: Na de ondercuratelestelling van AGB op 17 september 1996 heeft CBT (centrale bank van Tsjechië) aan alle crediteuren en deposanten van AGB een garantie verstrekt om een halt toe te roepen aan een run op de bank.

„Liquiditeitssteun”: CBT heeft AGB financiële bijstand verleend in de vorm van een kredietlijn. De aanvankelijke, op 18 september 1996 toegekende kredietlijn beliep zes miljard CZK. Op 15 januari 1998 bereikte de kredietlijn een maximum van 22,5 miljard CZK. Het opgenomen bedrag bereikte in februari 1998 een hoogste stand van 22,1 miljard CZK. De liquiditeitssteun werd stopgezet na beëindiging van de ondercuratelestelling en na intrekking van de bankvergunning op 17 september 1998.

„Vruchteloze poging tot verhoging van het AGB-kapitaal”: CBT gaf haar dochter Česká finanční s.r.o. opdracht te participeren in een verhoging van het AGB-kapitaal en in te schrijven op een nieuwe emissie van AGB-aandelen. Op 2 april 1998 schreef Česká finanční s.r.o. in voor een bedrag van negen miljard CZK. Dit bedrag is op 6 april 1998 aan AGB betaald.

De kapitaalverhoging werd evenwel aangevochten door een minderheidsaandeelhouder van AGB en in mei 1998 zette een Tsjechische rechtbank de procedure om het kapitaal te verhogen stop. CBT probeerde toen het bedrag van negen miljard CZK terug te krijgen. In maart 2004 besloot zij echter het proces tegen AGB om het geld terug te krijgen, te staken.

„Koopprijs”: De aanvankelijk door GECB geboden koopprijs bedroeg twee miljard CZK in contanten voor een gecorrigeerde nettowaarde van AGB1 van vier miljard CZK. Omdat de nettowaarde van AGB1 in werkelijkheid lager lag, moest de nettowaarde worden verhoogd om aan de koopprijs te komen. De partijen besloten dit te doen in de vorm van een door CBT bekostigde verhoging van het aandelenkapitaal van GECB na de aankoop van AGB1.

Na onderhandelingen tussen CBT en GECB zijn de koopprijs en de gecorrigeerde nettowaarde beide verlaagd. De uiteindelijk betaalde koopprijs bedroeg 304 154 000 CZK.

„Verhoging van het GECB-kapitaal”: Deze maatregel moet worden gezien in het licht van het feit dat de koopprijs voor AGB1 afhankelijk was van het halen van de nagestreefde gecorrigeerde nettowaarde van AGB1 van 2,5 miljard CZK, omdat de Tsjechische autoriteiten ermee hadden ingestemd GECB te compenseren voor de overname van verplichtingen die de waarde van de bij de aankoop van AGB1 verworven activa zouden overstijgen.

Omdat de nettowaarde van AGB1 op 21 juni 1998 negatief was, werd de nagestreefde nettowaarde van AGB1 bereikt via een kapitaalinjectie van CBT. Deze kapitaalinjectie vond plaats via een verhoging van het GECB-kapitaal met 19 717 500 000 CZK.

„Garanties en schadeloosstellingen”: Bij de verkoop van AGB1 aan GECB stemde AGB als verkoper in met een aantal garanties en schadeloosstellingen die beschreven staan in een op 21 juni 1998 getekende akte van garantiestelling. CBT was geen partij bij deze overeenkomst, maar de toezeggingen van AGB in deze akte werden wel door CBT ondersteund in een schadeloosstellingsovereenkomst, die op 22 juni 1998 is ondertekend. Deze overeenkomst is op 25 april 2004 bij amendement (amendement nummer 1) gewijzigd. De overeenkomsten bevatten diverse garanties aan de GE-groep, die in abstracte bewoordingen worden beschreven.

Beoordeling van de maatregelen

De Commissie is van mening dat hetgeen vermeld is onder „depositogarantie”, „liquiditeitssteun”, „vruchteloze poging tot verhoging van het AGB-kapitaal”, „koopprijs”, „verhoging van het GECB-kapitaal”, alsmede onder „garanties en schadeloosstellingen” voorzover deze garanties en schadeloosstellingen al voor de toetreding van Tsjechië tot de Europese Unie zijn verstreken, na toetreding niet van toepassing is.

De garanties en schadeloosstellingen die bij de toetreding niet zijn verstreken, worden na de toetreding van toepassing geacht, omdat de exposure van Tsjechië na de toetreding kan toenemen.

De Commissie is van mening dat het bij de garanties en schadeloosstellingen die voor de toetreding niet zijn verstreken, om een steunmaatregel in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag gaat.

De Commissie heeft de steun beoordeeld op basis van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (1) (hierna de „richtsnoeren uit 1994” genoemd). Daarbij is bij de Commissie ernstige twijfel gerezen over de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt:

de Commissie heeft ernstige twijfels of GECB en de overige bedrijven binnen de GE-Capital group op basis van de richtsnoeren uit 1994 wel recht hadden op de garanties en schadeloosstellingen, omdat de bedrijven niet in moeilijkheden verkeerden,

de Commissie heeft ernstige twijfels of de garanties en schadeloosstellingen wel deel uitmaakten van een samenhangend herstructureringsplan voor AGB. Het met de kennisgeving ingediende herstructureringsplan dateert uit december 2003. Het lijkt erop dat er daarvóór geen uitgebreid herstructureringsplan heeft bestaan,

de Commissie heeft ernstige twijfels of de financiële steun niet is uitgestegen boven hetgeen noodzakelijk was voor een herstructurering van de bancaire activiteiten van AGB en of deze steun wel compenserende maatregelen ten gunste van concurrenten omvat. De inspanningen van AGB en de GE-groep om compensatie te verlenen voor de steun van de Tsjechische autoriteiten lijken niet verder te gaan dan hetgeen noodzakelijk was voor een herstructurering van de bancaire activiteiten van AGB,

de Commissie heeft ernstige twijfels of de steun wel strikt beperkt is gebleven tot het voor de herstructurering van de bancaire activiteiten van AGB noodzakelijke minimum. De Commissie is van mening dat de beleggers hun bijdrage leverden in het kader van de normale bedrijfsvoering om de winsten van het bedrijf te optimaliseren. Bovendien wijst de hoge solvabiliteitsratio van GECB erop dat de steun niet tot een minimum beperkt is gebleven,

verder heeft de Commissie ernstige twijfels of artikel 46, lid 2, van de Europaovereenkomst in dit verband wel van toepassing is. De bepaling is opgenomen onder het hoofdstuk „Vestiging” van de overeenkomst en geldt derhalve volgens de Commissie niet voor steunmaatregelen. Verder is de Commissie van mening dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 46, lid 2, van de Europaovereenkomst omdat het bij de garanties en schadeloosstellingen om een individuele maatregel gaat die niet is vastgesteld door een financiële toezichthoudende instantie.

Op basis van de voorgaande overwegingen komt de Commissie tot de conclusie dat er op dit moment ernstige twijfels bestaan of de herstructurering van de bancaire activiteiten van AGB wel in overeenstemming is met de criteria die zijn vastgelegd in de richtsnoeren uit 1994 en of de maatregel wel met de gemeenschappelijke markt verenigbaar kan worden geacht. Derhalve heeft de Commissie besloten tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag.

Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad kan alle onrechtmatige steun van de begunstigde worden teruggevorderd.

TEKST VAN DE BRIEF

„Komise chce informovat Českou republiku, že po prozkoumání informací poskytnutých vašimi orgány k výše citovaným oznámeným opatřením dospěla k rozhodnutí, že řada z nich není použitelná po přistoupení. V případě určitých záručních opatření se Komise rozhodla zahájit postup předepsaný v článku 88(2) Smlouvy o založení ES.

I.   POSTUP

1.

Dopisem s datem 18. prosince 2003, zaevidovaným 23. prosince 2003, dostala Komise oznámení o opatřeních ve prospěch Agrobanky, Praha a.s. („AGB”) a GE Capital Bank, a.s. („GECB”), a to v rámci procedury „prozatímního mechanismu” stanoveného v Příloze IV.3 Aktu o přistoupení, který tvoří součást Smlouvy o přistoupení k Evropské unii. Po přezkoumání dokumentace požádala Komise 12. února 2004 o další informace. Odpověď na žádost o tyto informace došla 9. března 2004. V měsících březen a duben se pak uskutečnila řada porad s českými orgány a příjemci. Dopisem, který Komise obdržela 30. dubna 2004, české orgány oznámení stáhly; téhož dne předložily nové oznámení.

2.

Komise obdržela několik stížností na státní podporu, kterou české orgány poskytly všem českým bankám, včetně AGB a GECB.

II.   OBJASNĚNÍ SITUACE

1.   Příjemci podpory

3.

AGB, která byla založena v roce 1990, působila v České republice vesměs jako univerzální obchodní banka. V roce 1995 byla pátou největší bankou a vůbec největší soukromou bankou. S ohledem na její finanční potíže jí byla v září 1998 zrušena bankovní licence a v současnosti se nachází v procesu likvidace.

4.

K zakládajícím akcionářům AGB patřila Československá obchodní banka, a.s. („ČSOB”), Ministerstvo zemědělství České republiky, Agropol, a.s., Agrodat, státní podnik a Stavoinvest Banská Bystrica. V roce 1995 získala kontrolu v AGB skupina Motoinvest.

5.

Po vyhlášení nucené správy dne 17. září 1996 byly v AGB vytvořeny dva samostatné subjekty, AGB1 a AGB2. AGB1 zdědila základní bankovní aktivity. V červnu 1998 byla AGB1 prodána GECB. Zbývající části AGB jsou stále v procesu likvidace.

6.

GECB byla založena v roce 1998 kvůli akvizici AGB1. Nyní působí jako univerzální banka v České republice. GECB je zcela vlastněna společností GE Capital International Holdings Corporation, U.S.A. („GECIH”).

2.   Finanční situace AGB

7.

Podle informací v citovaném oznámení začaly potíže AGB už v roce 1993/1994. V polovině devadesátých let procházel celý český bankovní sektor vážnou ekonomickou krizí. České orgány konstatují, že tato krize zasáhla také AGB. Navíc pak prudká expanze AGB, spolu s nedostatky v řízení rizik a nedostatečnými interními kontrolami vedly k postupnému zhoršování kvality půjčkového portfolia AGB.

8.

České orgány informovaly Komisi, že v roce 1993 vykazovala AGB ztráty ve výši CZK 2.000 milionů a že hodnota jejího vlastního jmění byla záporná (CZK -515 milionů).

9.

V roce 1993 Česká národní banka („ČNB”) AGB nařídila, aby vypracovala a realizovala „konsolidační program”, který by měl obnovit její kapitálovou přiměřenost. České orgány tvrdí, že „konsolidační program” neměl zahrnovat opatření, poskytovaná nebo udělovaná státem. Měl spíše zavést důkladnější dohled nad AGB.

10.

České orgány konstatují, že v roce 1996 přestala AGB dodržovat podmínky „konsolidačního programu”, pustila se do vysoce rizikových operací, setkávala se s problémy s likviditou a snižováním kvality svých aktiv. Krize likvidity a neochota akcionářů činit odpovídající nápravné kroky vedly nakonec 17. září 1996 k vyhlášení nucené správy nad AGB.

11.

K finanční situaci AGB české orgány uvádějí, že audit provedený po vyhlášení nucené správy (rozvaha s datem 16. září 1996) odhalil ztrátu ve výši CZK -8.487 milionů a zůstatek vlastního jmění CZK -5.476 milionů. Pravidelný výroční audit rozvahy s datem 31. prosince 1996 zaznamenal ztrátu ve výši CZK -10.097 milionů a zůstatek vlastního jmění CZK -6.328 milionů.

12.

České orgány konstatují, že se záměrem zabránit negativním důsledkům pro celý český bankovní sektor zahájily realizaci opatření, jejichž cílem bylo zajistit záchranu a restrukturalizaci AGB. Protože ale výše zmíněné audity, které byly provedeny po vyhlášení nucené správy, odhalily ztráty převyšující kapitál banky, dospěly české orgány k závěru, že nejlepším způsobem, jak zajistit dlouhodobou životaschopnost AGB, bude vytvoření samostatné organizační jednotky, AGB1, určené pro provádění základních bankovních činností AGB. Následně byla AGB1 prodána strategickému investorovi, a to cestou otevřeného, bezpodmínečného a transparentního nabídkového řízení.

3.   Veřejná soutěž

13.

Nucený správce vyhlásil veřejnou soutěž na prodej AGB1 v dubnu 1997. Při následujícím nabídkovém řízení, které bylo – podle českých orgánů- otevřené, transparentní a bezpodmínečné, zůstala nakonec GE Capital Corporation jedinou stranou se zájmem o koupi AGB1. Dne 22. června 1998 byla pak AGB1 prodána GECB za zhruba CZK 304 milionů.

14.

Po odprodeji AGB1 ve prospěch GECG přešel zbytek AGB, včetně AGB2, do likvidace. V probíhajícím likvidačním procesu je jediným věřitelem AGB ČNB.

4.   Současná finanční situace GECB

15.

Od doby, kdy GECB převzala bankovní aktivity AGB, se její výsledky podstatně zlepšily. Její čistý příjem se zvýšil z asi CZK -16.500 milionů v roce 1998, kdy byla GECB založena a koupila AGB1, na asi CZK 980 milionů v roce 1999, na asi CZK 720 milionů v roce 2000, na asi CZK 840 milionů v roce 2001 a na asi CZK 910 milionů v roce 2002. Kapitálová přiměřenost GECB činila v roce 1999 74 %, v roce 2000 48 %, v roce 2001 41 % a v roce 2002 30 %.

5.   Úsilí vynakládané ze strany AGB, GECB a GECIH

16.

České orgány tvrdí, že AGB, GECIH a GECB přijaly opatření na zmírnění státní účasti na restrukturalizaci AGB.

17.

Kompenzační kroky AGB sestávaly z úkonů směřujících k dosažení likvidity vlastních aktiv AGB a zejména z odprodeje některých dceřiných společností AGB bance Raiffeisen Bank. Tím se také měl snížit tržní podíl AGB, měřený podílem AGB na celkových bankovních aktivech nebo aktivech určitých tříd. Vedle toho měla AGB snížit početní stav svých zaměstnanců ze zhruba 3.500 v roce 1996 na asi 2.500 zaměstnanců v roce 1998.

18.

GECB a GECIH měly přispět k restrukturalizaci zaplacením kupní ceny, prostřednictvím záruk v „Listině záruk” a protizáruky ve „Smlouvě o odškodnění”, na jejímž základě GECIH převzala na sebe závazek ČNB („Záruka pro vkladatele”) vůči věřitelům AGB. Skupina GE měla navíc přispět cestou „opce s právem prodeje”, která je podrobněji popisována dále, a nakonec také svou vynikající pověstí.

III.   POPIS OPATŘENÍ

19.

České orgány poskytly informace o následujících opatřeních:

20.

„Záruka pro vkladatele”: Při vyhlášení nucené správy nad AGB dne 17. září 1996 vydala ČNB záruky všem věřitelům a vkladatelům AGB, aby tak zamezila útoku na vklady banky.

21.

Záruka pokrývala především všechny závazky AGB, včetně z nich splatného úroku, zaznamenané v účetní evidenci ABG k 17. září 1996. Všechny dluhy se splatností k pevnému datu byly zaručeny až ke dni splatnosti. Dluhy bez pevného data splatnosti byly zaručeny na dobu dvanácti měsíců od ukončení nucené správy nad AGB. Navíc veškeré záruky vydané v AGB po 17. září 1996 byly zajištěny k datu jejich splatnosti nebo na dobu dvanácti měsíců po skončení nucené správy, podle toho, co by nastalo dříve. Výše citovaná záruka neurčovaly žádný horní limit pro zajišťované závazky vůči věřitelům AGB. České orgány nás informovaly, že jediným potenciálním nárokem, který na základě Záruky pro vkladatele zbývá, je vklad CZK […] (2). Tento vklad má splatnost v roce 2005.

22.

„Podpora na posílení likvidity”: ČNB poskytla AGB finanční podporu ve formě úvěrového limitu. První úvěrový limit, který byl poskytnut 18. září 1996, činil CZK 6.000 milionů. Dne 15. ledna 1998 dosáhl úvěrový limit maximální hodnoty CZK 22.5000 milionů. K maximálnímu čerpání došlo v únoru 1998, ve výši CZK 22.100 milionů. Podpora na posílení likvidity skončila s ukončením nucené správy a zrušením bankovní licence dne 17. září 1998.

23.

Dne 17. září 1998 se ČNB a AGB dohodly, že AGB musí svůj dluh vůči ČNB splatit z výnosů likvidačního procesu do 31. prosince 2004. ČNB ovšem může dobu splácení prodloužit. Závazek splatit částky čerpané v rámci úvěrového limitu zůstal po prodeji AGB1 v AGB.

24.

„Neúspěšný pokus navýšit kapitál AGB”: ČNB uložila své dceřiné společnosti Česká finanční s.r.o. („Česká finanční”), aby se podílela na navýšení kapitálu v AGB cestou upsání nové emise akcií AGB. Dne 2. dubna 1998 upsala Česká finanční nové akcie za protihodnotu CZK 9.000 milionů. Tato úhrada byla ve prospěch AGB zaplacena 6. dubna 1998.

25.

Minoritní akcionář AGB ale navýšení kapitálu napadl a český soud v květnu 1998 proces navyšování kapitálu zastavil. Po skončení nucené správy pak valná hromada akcionářů zrušila rozhodnutí navýšit kapitál AGB a proto se nakonec Česká finanční nestala akcionářem AGB. Kdyby bylo navýšení a upsání akcií ze strany České finanční úspěšné, Česká finanční by získala v AGB vlastnický podíl ve výši 68 %.

26.

Česká finanční se snažila vymoci zpět částku CZK 9.000 milionů u soudu s poukazem na neoprávněný majetkový prospěch. ČNB, která v roce 2002 převzala pohledávku od České finanční, se také pokusila vymoci částku zpět. Nicméně v březnu 2004 ČNB odstoupila od soudního sporu proti AGB, protože považovala za obchodně rozumnější ve sporu nepokračovat.

27.

„Kupní cena”: ze strany GECB původně nabídnutá kupní cena činila CZK 2.000 milionů v hotovosti za upravenou hodnotu čistých aktiv AGB1 ve výši CZK 4.000 miliony. Protože hodnota čistých aktiv AGB1 byla ve skutečnosti menší, musela být hodnota čistých aktiv zvýšena, aby dosáhla kupní ceny. Smluvní strany rozhodly, že se tak stane formou navýšení akciového kapitálu v GECB, za které po koupi AGB1 zaplatí ČNB.

28.

V průběhu následujících jednání mezi ČNB a GECB byla kupní cena i upravená hodnota čistých aktiv snížena o stejnou částku, s cílem vyhnout se zbytečným hotovostním výměnám. Především tedy byla kupní cena snížena na CZK 500 milionů – za úpravu hodnoty čistých aktiv AGB na CZK 2.500 milionů. Kupní cena se ve světle výpočtu upravené hodnoty čistých aktiv ke dni transakce stala předmětem další úpravy. Nakonec zaplacená kupní cena činila CZK 304,154 milionů.

29.

„Zvýšení kapitálu v GECB”: Toto opatření je třeba posuzovat s ohledem na to, že kupní cena za AGB1 byl závislá na dosažení cílové upravené hodnoty čistých aktiv AGB1 ve výši CZK 2.500 milionů, protože české orgány se zavázaly kompenzovat GECB za převzetí závazků převyšujících hodnotu aktiv nabytých při koupi AGB1.

30.

Protože čistá aktiva AGB1 měla k 21. červnu 1998 zápornou hodnotu, bylo cílové hodnoty čistých aktiv AGB1 dosaženo kapitálovou injekcí ze strany ČNB. Tato kapitálová injekce byla provedena cestou zvýšení kapitálu v GECB.

31.

Podle „Rámcové smlouvy” mezi CNB, GECB a GECIH, uzavřené 22. června 1998, se ČNB zavázala vložit do vlastního jmění GECB kapitálový vklad ve výši CZK 19.717,5 milionů a zvýšit tak upravenou hodnotu čistých aktiv AGB1 na požadovanou výši CZK 2.500 milionů. Bylo to provedeno tak, že ČNB upsala deset akciových podílů v GECB za celkovou cenu 19.717,5 milionů. Po určitých potížích s registrací kapitálového navýšení byla takto transakce nakonec zaregistrována dne 25. března 2003 v Pražském obchodním rejstříku. Následně pak v roce 2003 ČNB prodala těchto 10 akcií GECIH, za celkovou úhradu CZK 1.000.

32.

„Záruky a odškodnění”: Při prodeji AGB1 ve prospěch GECB se AGB jako prodávající AGB1 dohodla na řadě záručních úmluv, které jsou uvedeny v „Listině záruk”, podepsané 21. června 1998. ČNB nebyla smluvní stranou této dohody. Nicméně závazky učiněné AGB formou „Listiny záruk” ČNB podpořila cestou „Smlouvy o odškodnění”, podepsané 22. června 1998. „Smlouva o odškodnění” byla 25. dubna 2004 pozměněna „změnou Smlouvy o odškodnění číslo 1” (3). České orgány poskytly seznam záručních úmluv v Příloze 23 k Plánu záchrany a restrukturalizace („Příloha 23”), který je součástí oznámení. Uvádí se nicméně, že tento seznam není kompletní.

33.

Podle informací poskytnutých českými orgány platnost mnoha záruk uvedených v „Listině záruk” a ve „Smlouvě o odškodnění” vypršela 22. června 2001. Týká se to následujících záručních úprav z „Listiny záruk”, jak jsou sumarizovány pod položkami č. A.1-A.18 Přílohy 23:

Článek 2.2. (Organizace)

Článek 2.3 (Integrované investice a AVE Leasing)

Článek 2.5 (Souhlasy)

Článek 2.5 (Bez porušování)

Článek 2.6. (Finanční výkazy)

Článek 2.9. (Půjčky)

Článek 2.10 (Nemovitý majetek)

Článek 2.11 (Hmotná aktiva)

Článek 2.12 (Smlouvy)

Článek 2.13 (Dodržování předpisů)

Článek 2.15 (Úmluvy o oddělení práv)

Článek 2.16 (Zaměstnanci, programy zaměstnaneckých výhod)

Článek 2.17 (Pojištění)

Článek 2.18 (Soudní spory)

Článek 2.19 (Práva k duševnímu vlastnictví)

Článek 2.21 (Vytvoření Nové Agrobanky a Staré Agrobanky)

Článek 2.23 (Makléř a zprostředkovatelé)

Článek 2.7 (Žádná neohlášená pasiva)

34.

Na základě informací, které poskytly české orgány, jsou záruční úmluvy, jejichž platnost nevypršela před přistoupením České republiky k Evropské unii, sumarizovány následujícím způsobem:

„Záruky a odškodnění”, jejichž platnost vyprší 22. června 2008:

Obsah

Limitování částky

Odškodnění za případný soudní spor, který negativně poznamená bankovní činnost: AGB se zavázala odškodnit GECIH, GECG a další odškodňované osoby kupujícího (kupující) za případné ztráty vyplynuvší z nároků uplatněných proti kupujícímu v důsledku záležitosti, ke které došlo před datem uzavření a která negativně poznamená bankovní činnost. Článek 5.1(a)(1) (4)

Souhrnný limit CZK 2 000 milionů

Odškodnění za porušení zákona: AGB se zavázala odškodnit kupujícího za případné ztráty vyplynuvší z porušení nějakého platného zákona nebo předpisu, kterého se prodávající dopustil před datem uzavření a které negativně poznamenává bankovní činnost. Článek 5.1(a)(ii)

Souhrnný limit CZK 2 000 milionů

Odškodnění za pracovněprávní spor: AGB se zavázala odškodnit kupujícího za případné ztráty vyplynuvší z nároků uplatněných proti GECB některým zaměstnancem v souvislosti s nějakým skutečným nebo údajným úkonem nebo opomenutím ze strany prodávajícího před datem uzavření. Článek 5.1(a)(v)

Souhrnný limit CZK 2 000 milionů

Odškodnění za pracovněprávní spor: AGB se zavázala odškodnit kupujícího za případné ztráty vyplynuvší z nároků týkajících se nějaké smluvní povinnosti nebo povinnosti zaměstnání v případě zaměstnance, který byl ponechán, nebo v případě dřívějšího, stávajícího či budoucího zaměstnance prodávajícího, který je zaměstnancem ve vztahu k AGB2. Článek 5.1(a)(vi)

Souhrnný limit CZK 2 000 milionů

Žaloba na prohlášení smlouvy týkající se prodeje AGB1 ve prospěch GECB za neplatnou, podaná 27. července 1998 u Krajského obchodního soudu v Praze Václavem Sládkem proti AGB v likvidaci a kupujícímu; a ve spojení s minoritními akcionáři AGB jako vedlejšími žalujícími stranami. (Odškodnění je založeno na článku 4.1 Smlouvy o odškodnění)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

Žaloba na prohlášení smlouvy týkající se prodeje AGB1 ve prospěch GECB za neplatnou, podaná 22. června 2001 u Krajského obchodního soudu v Praze Petrem Maurem, Františkem Vysloužilem, Pavlem Tykačem, Karlem Tománkem, Pavlem Šimkem a Tomášem Fohlerem proti AGB v likvidaci a kupujícímu a Jiřímu Klumparovi; a ve spojení s minoritními akcionáři AGB jako vedlejšími žalujícími stranami (Odškodnění je založeno na článku 4.1 Smlouvy o odškodnění)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

Žaloba na prohlášení smlouvy o prodeji AGB1 za neplatnou, podaná 18. června 2002 u Městského soudu v Praze HZ Praha, spol. s.r.o. proti AGB v likvidaci, kupujícímu a Jiřímu Klumparovi. (Odškodnění je založeno na článku 4.1 Smlouvy o odškodnění)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

Žádost o registraci prodeje AGB1 v Obchodním rejstříku, podaná 18. října 1999, u které je žadatelem současná AGB v likvidaci a ke které se pražský Městský úřad státního zástupce připojil jako strana řízení. (Odškodnění je založeno na článku 4.1 Smlouvy o odškodnění)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

Případný nárok na odškodnění týkající se platnosti či legitimnosti prodeje AGB1 ve prospěch kupujícího, uplatněný:

Prodávajícím, ČNB nebo akcionářem, likvidátorem, konkursním správcem, auditorem nebo nuceným správcem prodávajícího

Členem podnikového orgánu prodávajícího nebo kupujícího

Zaměstnancem, vypůjčovatelem, klientem, půjčovatelem nebo věřitelem prodávajícího nebo kupujícího

Dědicem, právním nástupcem nebo nabyvatelem, likvidátorem, konkursním správcem, správcem k převzetí majetku, svěřeneckým správcem nebo nuceným správcem (respektive osobou, která má podobné pravomoci), nebo sdružením jednoho nebo více výše uváděných jednotlivých funkcí nebo subjektů, nebo

Českým státním zástupcem, českým kriminálním orgánem nebo českým daňovým orgánem, který má nad prodávajícím nebo kupujícím pravomoc.

(Odškodnění je založeno na článku 4.1 Smlouvy o odškodnění)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

„Záruky a odškodnění”, jejichž platnost vyprší 22. června 2010

Obsah

Limitování částky

Daně: AGB ujišťuje, že (i) splnila příslušné požadavky na daň vybíranou srážkou, předepsanou na základě všech platných zákonů, (ii) že oznámila kupujícímu existenci všech daní, které jsou podle nároků daňového orgánu splatné a dlužné ze strany AGB, (iii) že není v běhu žádný daňový audit, nebo že podle vědomostí AGB nehrozí v souvislosti s nějakými daněmi, splatnými ze strany AGB, (iv) že se nedopustila ani nedopouští porušování nějakého použitelného daňového zákona, což by navodilo vznik závazku pro kupujícího a (v) že kupujícímu nebude uložena v souvislosti s uskutečněním předpokládaných transakcí žádná daň. Článek 2.14(c) a (d)

Souhrnný limit CZK 2 000 milionů

Ekologické záležitosti: AGB ujišťuje, že nakolik si je vědoma, nejsou v  prostorech AGB1 uloženy žádné nebezpečné látky v koncentracích překračujících úroveň povolenou platným zákonem. Článek 2.20.

Souhrnný limit CZK 5 000 milionů

Daně v souvislosti s transakcí: AGB ujišťuje, že kupujícímu nebudou předepsány v důsledku uskutečnění prodeje žádné daně. Článek 2.14(e)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

Neobchodní aktiva a pasiva: AGB se zavázala odškodnit kupujícího za případné ztráty vyplynuvší z nároků týkajících se neobchodních aktiv nebo neobchodních pasiv. Článek 5.1(a)(iv)

Souhrnný limit CZK 5 000 milionů

Celní dluhy a dluhy na spotřební dani: AGB se zavázala odškodnit kupujícího za ztráty vyplynuvší z nároků uplatněných proti němu ze strany českých celních a pro spotřební daň příslušných orgánů v souvislosti s AGB celní zárukou. Článek 5.1(a)(iv)

Souhrnný limit CZK 5 000 milionů

„Záruky a odškodnění”, jejichž platnost vyprší 22. června 2013

Obsah

Limitování částky

Operace AGB1: AGB ujišťuje, že s výjimkou toho, co je uvedeno v přehledu oznamovacích povinností za dokumenty o transakci, nejsou součástí AGB1 žádná další aktiva či pasiva. Článek 2.22.

Souhrnný limit CZK 2 000 milionů

Oprávnění: AGB ujišťuje o své plné pravomoci a oprávnění podepsat smluvní dokumentaci a uskutečnit transakci. AGB dále ujišťuje, že smlouvy jsou pro ni závazné a na ní vymahatelné. Článek 2.4.

Souhrnný limit CZK 2 000 milionů

Platnost prodeje: AGB se zavázala odškodnit kupujícího za případnou ztrátu vyplynuvší z nároku týkajícího se platnosti nebo ústavní legitimnosti prodeje AGB1. Článek 5.1.(a)(iii)

Souhrnný limit CZK 2 000 milionů

„Záruky a odškodnění”, jejichž platnost vyprší 15 let po uzavření

Obsah

Limitování částky

Ekologické ztráty: AGB se zavazuje odškodnit kupujícího za případnou ekologicko ztrátu, kterou kupující může utrpět v souvislosti s nějakými provozními prostory AGB1 a která bude způsobena stavem existujícím před uzavřením. Článek 5.1.(b)

Souhrnný limit CZK 2 000 milionů

35.

„Opce s právem prodeje”: Dne 22. června 1998 uzavřely ČNB a GECIH „Smlouvu o opci s právem prodeje”, která stanovuje, že za určitých okolností je GECIH oprávněná požadovat, aby ČNB odkoupila od GECIH všechny její akcie v GECB.

36.

České orgány uvedly, že v současnosti zbývají jen dvě možné události, které by GECIH umožnily využít opci s právem prodeje. Šlo by o 1) o rozhodnutí nebo rozsudek nařizující nebo prohlašující transakce podle Kupní smlouvy za nulové nebo neplatné, respektive že budou reverzovány, nebo že se nějaká část aktiv AGB1 vrací, nebo by šlo 2) o rozhodnutí ČNB neprovést náhradu škody podle „Smlouvy o odškodnění” v částce překračující CZK 2.000 milionů respektive o opomenutí ČNB tyto platby provést.

37.

ČNB má právo napravit událost, která by vedla k využití opce s právem prodeje, tím, že by GECB a GECIH uvedla do stejné situace, v níž by byly, kdyby k takové události nedošlo. Uvádí se, že by to mohlo znamenat platby nebo převod aktiv do GECB. Platnost opce s právem prodeje vyprší 22. června 2008.

Cena při uplatnění opce s právem prodeje

38.

Cena, za kterou musí ČNB odkoupit všechny akcie v GECB, se liší podle data, k němuž bude opce s právem prodeje využita. Od června 2003 do dne, kdy platnost opce s právem prodeje vyprší, se bude tato cena rovnat nejvyšší z následujících položek:

upravené reverzní částce,

hodnotě čistých aktiv GECB ke dni, kdy je cena při uplatnění opce stanovena,

poctivé tržní hodnotě GECB ke dni, kdy je cena při uplatnění opce stanovena. Když je tedy kupní cena určována podle poctivé tržní hodnota, nebudou události, které spustily proces uplatnění opce s právem prodeje, brány v potaz.

IV.   ŽÁDOST O POSOUZENÍ

39.

Ve svém oznámení požádaly české orgány Komisi o rozhodnutí na základě prozatímního mechanismu z Přílohy IV.3 Aktu o přistoupení, tj. ve věci „Záruky pro vkladatele”, „Podpory na posílení likvidity”, „Neúspěšného pokusu navýšit kapitál AGB”, „Kupní ceny”,„Zvýšení kapitálu v GECB”, jakož i některých „Záruk a odškodnění”. Tyto „Záruky a odškodnění” jsou uvedeny v Příloze 4 k oznámení a obsahují následující položky:

Záruky a odškodnění, jejichž platnost vyprší 22. června 2008

Obsah

Limitování částky

Žaloba na prohlášení smlouvy týkající se prodeje AGB1 ve prospěch GECG za neplatnou, podaná 27. července 1998 u Krajského obchodního soudu v Praze Václavem Sládkem proti AGB v likvidaci a kupujícímu; a ve spojení s minoritními akcionáři AGB jako vedlejšími žalujícími stranami. (Odškodnění je založeno na článku 4.1 Smlouvy o odškodnění)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

Žaloba na prohlášení smlouvy týkající se prodeje AGB1 ve prospěch GECB za neplatnou, podaná 22. června 2001 u Krajského obchodního soudu v Praze Petrem Maurem, Františkem Vysloužilem, Pavlem Tykačem, Karlem Tománkem, Pavlem Šimkem a Tomášem Fohlerem proti AGB v likvidaci, kupujícímu a Jiřímu Klumparovi; a ve spojení s minoritními akcionáři AGB jako vedlejšími žalujícími stranami. (Odškodnění je založeno na článku 4.1 Smlouvy o odškodnění)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

Žaloba na prohlášení smlouvy o prodeji AGB1 za neplatnou, podaná 18. června 2002 u Městského soudu v Praze HZ Praha, spol. s.r.o. proti AGB v likvidaci, kupujícímu a Jiřímu Klumparovi. (Odškodnění je založeno na článku 4.1 Smlouvy o odškodnění)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

Žádost o registraci prodeje AGB1 v Obchodním rejstříku, podaná 18. října 1999, u které je žadatelem současná AGB v likvidaci a ke které se pražský Městský úřad státního zástupce připojil jako strana řízení. (Odškodnění je založeno na článku 4.1 Smlouvy o odškodnění)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

Případný nárok na odškodnění týkající se platnosti či legitimnosti prodeje AGB1 ve prospěch kupujícího, uplatněný:

Prodávajícím, ČNB nebo akcionářem, likvidátorem, konkursním správcem, auditorem nebo nuceným správcem prodávajícího

Členem podnikového orgánu prodávajícího nebo kupujícího

Zaměstnancem, vypůjčovatelem, klientem, půjčovatelem nebo věřitelem prodávajícího nebo kupujícího

Dědicem, právním nástupcem nebo nabyvatelem, likvidátorem, konkursním správcem, správcem k převzetí majetku, svěřeneckým správcem nebo nuceným správcem (respektive osobou, která má podobné pravomoci), nebo sdružením jednoho nebo více výše uváděných jednotlivých funkcí nebo subjektů, nebo

Českým státním zástupcem, českým kriminálním orgánem nebo českým daňovým orgánem, který má nad prodávajícím nebo kupujícím pravomoc.

(Odškodnění je založeno na článku 4.1 Smlouvy o odškodnění)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

Záruky a odškodnění, jejichž platnost vyprší 22. června 2010

Obsah

Limitování částky

Daně: AGB ujišťuje, že (i) splnila příslušné požadavky na daň vybíranou srážkou, předepsanou na základě všech platných zákonů, (ii) že oznámila kupujícímu existenci všech daní, které jsou podle nároků daňového orgánu splatné a dlužné ze strany AGB, (iii) že není v běhu žádný daňový audit, nebo že podle vědomostí AGB nehrozí v souvislosti s nějakými daněmi, splatnými ze strany AGB, (iv) že se nedopustila ani nedopouští porušování nějakého použitelného daňového zákona, což by navodilo vznik závazku pro kupujícího a (v) že kupujícímu nebude uložena v souvislosti s uskutečněním předpokládaných transakcí žádná daň. Článek 2.14(c) a (d)

Souhrnný limit CZK 2 000 miliony

Daně v souvislosti s transakcí: AGB ujišťuje, že v důsledku uskutečnění prodeje nebudou kupujícímu předepsány žádné daně. Článek 2.14(e)

Souhrnný limit CZK 15 000 milionů

40.

Tato limitovaná žádost o posouzení tedy nepostihuje ostatní záruční úmluvy podle „Záruk a odškodnění”, jakož i „opci s právem prodeje”.

41.

Především je třeba konstatovat, že podle prozatímního mechanismu z Přílohy IV.3 Aktu o přistoupení neplatí pro přistupující země povinnost oznamovat opatření. Vzhledem k jejich potenciálnímu zařazení na seznam existujících podpor ve smyslu článku 88(1) Smlouvy o založení ES se přistupující země mohou samy rozhodnout, která opatření budou chtít oznámit.

42.

Komise nicméně soudí, že záruční úmluvy oznámené na účelem rozhodnutí Komise jsou neoddělitelně svázány s ostatními „Zárukami a odškodněními”, které české orgány vyřadily z působnosti své žádosti o posouzení. Všechna práva a povinnosti, která jsou vymahatelná podle záručních úmluv, ať už spadají či nespadají do žádosti o posouzení, vyplývají ze stejných smluv: z „Listiny záruk” a „Smlouvy o odškodnění”. Proto je neleze uměle oddělovat. V důsledku toho bude Komise posuzovat veškeré „Záruky a odškodnění” v jejich úplnosti.

43.

Oproti tomu „opce s právem prodeje” tvoří odlišnou úmluvu, uzavřenou příslušnými stranami zvlášť. Proto Komise považuje toto opatření za samostatné, které je možné oddělit od ostatních opatření. Protože se Česká republika rozhodla toto opatření neoznámit, nebude tedy „opce s právem prodeje” při stávajícím posuzování projednávána a nebude k ní přijímáno rozhodnutí.

V.   POSOUZENÍ

1.   Použitelnost po přistoupení

1.1.   Právní rámec – Procedura „prozatímního mechanismu”

44.

Příloha IV.3 Aktu o přistoupení stanovuje proceduru „prozatímního mechanismu”. Ta představuje právní rámec pro posuzování režimů podpor a individuálních podpůrných opatření, které nabyly účinnosti v novém členském státě přede dnem přistoupení a jsou po přistoupení nadále použitelné; tento postup platí pro ty režimy a opatření, které ještě nebyly zahrnuty do seznamu 'existujících podpůrných' opatření, připojeném k Příloze IV a které nabyly účinnost od 10. prosince 1994 dále. Opatření, která jsou použitelná po přistoupení a která nabyla účinnosti před 10. prosincem, jsou považována při přistoupení za existující podporu ve smyslu článku 88(1) Smlouvy o založení ES. V této souvislosti je relevantním kritériem právně závazný akt, kterým se kompetentní vnitrostátní orgány zavázaly poskytnout podporu (5).

45.

V rámci prozatímního mechanismu se slučitelnost podpůrných opatření, použitelných po přistoupení, se společným trhem musí nejdříve posuzovat na úrovni vnitrostátního orgánu, odpovědného za dohled nad státní podporou (v České republice to je Úřad pro ochranu hospodářské soutěže („OPC”)).

46.

„Státní orgán pro dohled” může hledat právní jistotu tak, že předmětná opatření oznámí Evropské komisi. Na základě tohoto oznámení bude pak Komise posuzovat slučitelnost oznámených opatření se společným trhem.

47.

Když bude mít Komise vážné pochybnosti o slučitelnosti oznámených opatření s acquis communautaire, může do třech měsíců ode dne, kdy obdržela kompletní oznámení, vznést své námitky.

48.

Jestliže naopak Komise do této lhůty své námitky nevznese, bude se mít za to, že oznámená opatření představují existující podporu ode dne přistoupení.

Podpůrná opatření, která nejsou použitelná po přistoupení

49.

Podpůrná opatření, která nejsou použitelná po přistoupení, nemůže Komise na základě postupů předepsaných v článku 88 přezkoumávat. Protože cestou prozatímního mechanismu se pouze zjišťuje, zda dané opatření znamená existující podporu z hlediska postupů při poskytování státních podpor po přistoupení, nevyžaduje na Komisi, ani ji nezmocňuje k přezkoumávání podpůrných opatření, která nejsou po přistoupení použitelná.

50.

Na základě nastíněného právního rámce má tedy zásadní význam první posouzení, zda jsou oznámená opatření použitelná po přistoupení.

51.

Jen ta opatření, která mohou i po přistoupení vést k poskytnutí další podpory nebo ke zvýšení částky už poskytnuté podpory, se mohou na základě prozatímního mechanismu kvalifikovat pro statut existující pomoci – pokud přitom splňují příslušné podmínky a mohou se tudíž stát předmětem tohoto mechanismu. Na druhé straně platí, že prozatímní mechanismus nemá žádný smysl v případě podpůrných opatření, která už byla s konečnou platností a bezpodmínečně poskytnuta ve stanovené částce ještě před přistoupením. Pro rozhodnutí, zda tomu tak opravdu je, je i zde relevantním kritériem právně závazný akt, kterým se příslušné vnitrostátní orgány zavázaly podporu poskytnout.

52.

Tento výklad je v souladu s cílem, účelem a logikou prozatímního mechanismu a kontroly nad státní podporou obecně. Kromě toho s ohledem na zjišťování bezprostředního ekonomického dopadu takových státních intervencí platí, že nové opatření musí být posuzováno v okamžiku, kdy je podpora poskytována. Právní závazek státu je tím hlavním, co souvisí s poskytnutím podpory, nikoli její pouhé vyplacení. Jakákoli platba, současná či budoucí, prováděná na základě právního závazku, představuje akt prosté realizace a nelze ji vykládat jako novou či další podporu. Proto podle Komise musí být k tomu, aby bylo opatření posouzeno jako použitelné po přistoupení, prokázáno, že je schopno přinést další výhodu, která nebyla známa, nebo která nebyla přesně známa, když byla podpora poskytnuta.

53.

Na základě tohoto kritéria Komise považuje za použitelná po přistoupení následující podpůrná opatření:

Jakékoli podpůrné režimy, které nabyly účinnosti přede dnem přistoupení a na jejichž základě a bez potřeby dalších prováděcích opatření mohou být poskytovány po přistoupení individuální podpory podnikům definovaným v rámci aktu obecným a abstraktním způsobem;

Podpora, která není svázána s konkrétním projektem a která je poskytnuta před přistoupením jednomu nebo několika podnikům na dobu neurčitou a/nebo v nedefinované částce;

Individuální podpůrná opatření, u nichž není ke dni poskytnutí podpory známo přesné vystavení státu ekonomickým závazkům (to bylo blíže vysvětleno v dopise Komise českým orgánům z 19. března 2004).

54.

Ve svém dopise ze 4. srpna 2003, zaslaném Misi České republiky u EU, informovaly složky Komise Českou republiku, jak chápou pojem „použitelné po přistoupení” v souvislosti s individuálními podpůrnými opatřeními:

55.

„Individuální podpůrná opatření, jak jsou definována v článku 1 (e) procedurálního nařízení, jsou považována za „použitelná po přistoupení”, jestliže pravděpodobně zvýší závazky státu po dni přistoupení. GŘ pro hospodářskou soutěž soudí, že tato podmínka by měla jmenovitě platit v případě osvobození od nebo snížení povinných poplatků (např. osvobození nebo snížení daní, povinných příspěvků na sociální zabezpečení), pokud tyto výhody platí nadále po přistoupení, dále v případě záruk nebo finančních nástrojů, jako jsou úvěrové linky a „čerpací práva”, jejichž platnost pokračuje po dni přistoupení. Ve všech takových případech mohou být předmětná opatření považována za nadále použitelná po přistoupení; přestože bylo opatření oficiálně přijato, v době poskytnutí podpory není celkový závazek plynoucí z toho pro stát znám.”

56.

Komise považuje individuální opatření za použitelná po přistoupení ve smyslu Přílohy IV.3 Aktu o přistoupení, jestliže ke dni poskytnutí pomoci není přesně známa hrozba ekonomických závazků pro stát a ke dni přistoupení je stále neznáma.

57.

V případě záruk musí být splněny následující podmínky, aby bylo dané opatření považováno za nepoužitelné po přistoupení.

Rizika jsou přesně definována a zahrnuta do kompletního seznamu, který byl uzavřen ke dni přistoupení.

Existuje celkový strop pro splatné částky.

Spor se týká událostí, které se udály přede dnem poskytnutí náhrady škod a nikoli nějakých budoucích událostí.

1.2.   Individuální opatření

58.

„Záruka pro vkladatele”: Záruka pro vkladatele, kterou ČNB ručila za závazky všem ručitelům AGB, převzala po prodeji AGB1 ve prospěch GECB právě GECB. Jestliže ale GECIH využije na základě „Smlouvy o opci s právem prodeje” tuto svou opci, může být ČNB opět podle Záruky vkladatelům odpovědná. Nicméně podle Záruky pro vkladatele zůstává jen jeden nárok, který je jasně definovaný. Komise proto považuje potenciální hrozbu z toho plynoucí za jasně definovanou před přistoupením a předmětné opatření za nepoužitelné po přistoupení.

59.

„Podpora na posílení likvidity”: ČNB poskytla AGB úvěrový limit v konečné výši CZK 22.500 milionů. Tato podpora na posílení likvidity skončila v září 1998. Předpokládalo se, že tento závazek by měla AGB splatit z výnosů likvidačního procesu do 31. prosince 2004. Protože podpora na posílení likvidity byla ukončena v září 1998, nevede už k žádnému dalšímu ohrožení České republiky. Splátky z výnosů likvidačního procesu hrozbu pro Českou republiku jen zmírní. Proto není toto opatření považováno za použitelné po přistoupení.

60.

„Neúspěšný pokus o navýšení kapitálu AGB”: V roce 1998 se dceřiná společnost ČNB, Česká finanční, pokusila zúčastnit na navýšení kapitálu v AGB zakoupením nových akcií za protihodnotu CZK 9.000 milionů. Částka CZK 9.000 milionů byla ve prospěch AGB zaplacena 6. dubna 1998. po soudním řízení a konečném rozhodnutí valné hromady akcionářů AGB kapitál nenavyšovat se ČNB pokusila vyplacené prostředky vymoci zpět. Pokusu o zpětné vymožení prostředků se ale v březnu 2004 vzdala.

61.

Pokus o navýšení kapitálu AGB byl jednorázovým opatřením, které bylo uskutečněno před přistoupením a které už nezvýší hrozbu závazků pro Českou republiku. Rovněž pokus o zpětné vymáhání částky byl zastaven před přistoupením České republiky k Evropské unii. V tomto ohledu tedy platí, že hrozba závazků pro Českou republiku se nemůže po přistoupení dále zvýšit. V důsledku toho není neúspěšný pokus o navýšení kapitálu AGB, včetně pokusu o zpětné vymožení vyplacené částky považován za opatření použitelné po přistoupení.

62.

„Kupní cena”: Konečná kupní cena za koupi AGB1, kterou zaplatila GECG/GECIH, byla stanovena na CZK 304,154 milionů. Toto opatření nevede k žádnému dalšímu ohrožení České republiky. V důsledku toho není považováno za použitelné po přistoupení.

63.

„Zvýšení kapitálu v GECB”: V červenci 1998 upsala ČNB deset nových akcií GECB a zaplatila za ně CZK 19.717,5 milionů. Šlo o jednorázové opatření, které nepovede k nějakému dalšímu ohrožení České republiky. Proto je považováno za nepoužitelné po přistoupení.

64.

„Záruky a odškodnění”: Ve „Smlouvě o odškodnění” přijala ČNB zpět závazky učiněné AGB jako podávajícím AGB1 v „Listině záruk”. Obě smlouvy obsahují různé záruční úmluvy ve prospěch GECB a GECIH.

65.

Následující záruční úmluvy „Listiny záruk”, jak jsou sumarizovány v položkách č. A.1-A.18 v Příloze 23, tj.: článek 2.2 (Organizace), článek 2.3 (Integrované investice a AVE Leasing), článek 2.4 (Souhlasy), článek 2.5 (Bez porušování), článek 2.6 (Finanční výkazy), článek 2.9 (Půjčky), článek 2.10 (Nemovitý majetek), článek 2.11 (Hmotná aktiva), článek 2.12 (Smlouvy), článek 2.13 (Dodržování předpisů), článek 2.15 (Úmluvy o oddělení práv), článek 2.16 (Zaměstnanci, programy zaměstnaneckých výhod), článek 2.17 (Pojištění), článek 2.18 (Soudní spory), článek 2.19 (Práva k duševnímu vlastnictví), článek 2.21 (Vytvoření Nové Agrobanky a Staré Agrobanky), článek 2.23 (Makléř a zprostředkovatelé), článek 2.7 (Žádná neohlášená pasiva) už přestaly platit k 22. červnu 2001. Po přistoupení České republiky k Evropské unii se proto prostřednictvím těchto záruk nezvýší hrozba závazků pro Českou republiku. Komise proto považuje tyto specifické záruky za nepoužitelné po přistoupení.

Nekompletní seznam

66.

V případě záručních úmluv, jejichž platnost nevypršela před přistoupením, musí být splněny podmínky předepsané výše v článku V.1.1, aby mohlo být záruky považovány za nepoužitelné po přistoupení. Jmenovitě musí být přesně definován rozsah působnosti záruk, a to prostřednictvím kompletního seznamu nároků.

67.

České orgány předložily seznam nároků v Příloze 23. České orgány ale přitom výslovně konstatovaly, že seznam není kompletní. V důsledku toho má Komise vážné pochybnosti, zda je toto kritérium splněno.

Nedostatečně přesná definice rizik

68.

Jiným kritériem pro označení záruky za nepoužitelnou po přistoupení je to, že příslušná rizika pro přistupující zemi jsou přesně definována. Komise soudí, že České republice hrozící rizika nejsou prostřednictvím „Záruk a odškodnění”, jejichž platnost neskončila před přistoupením, dostatečně definována.

69.

Například v případě odškodnění za soudní spor, který negativně poznamenal bankovní činnost podle článku 5.1(a)(i), se může hrozba závazků pro Českou republiku zvýšit, protože nelze předvídat, kolik nároků může vzniknout na základě abstraktních podmínek ustanovení. Komise se proto domnívá, že rizika ohrožující Českou republiku nejsou přesně definována a dané opatření je použitelné po přistoupení. Stejné argumenty platí pro všechna ostatní opatření, uváděná českými orgány v Příloze 23, včetně těch záručních úmluv, na které se české orgány pokoušejí omezit svou žádost o rozhodnutí cestou procedury prozatímního mechanismu.

70.

V případě daňových nároků v článku 2.14(c), (d) a článku 2.14(e) „Listiny záruk” se může hrozba závazků pro Českou republiku po přistoupení zvýšit. Ustanovení týkající se daňových záruk nespecifikují individuální událostí, které by mohly spustit proces odškodnění. Výsledkem je navíc to, že potenciální hrozbu pro Českou republiku, plynoucí z těchto událostí, není možné vyčíslit.

71.

Také v případě článku 4.1 „Smlouvy o odškodnění” není riziko hrozící České republice dostatečně definováno. České orgány uvádějí v rámci tohoto ustanovení pět „nároků”. Čtyři z nich se týkají konkrétních soudních řízení stran článku 4.1 „Smlouvy o odškodnění”. Pátý nárok popisuje abstraktním způsobem procedury, které mohou podle článku 4.1 vzniknout a které mohou přinést další nároky. Nelze proto určit, kolik nároků může celkem vzniknout na základě článku 4.1 „Smlouvy o odškodnění”. V důsledku toho Komise soudí, že rizika hrozící České republice nejsou přesně definována.

Nedostatečně stanovený strop pro splatné částky

72.

Záruky uváděné českými orgány jsou předmětem různých stropů, které limitují maximální hrozbu závazku pro Českou republiku podle jednotlivých záruk. Ovšem GECIH může využít „opci s právem prodeje”, pokud ČNB odmítne nějakou platbu překračující částku CZK 2.000 milionů. „Opce s právem prodeje” by tedy mohla zrušit platnost stropů příslušných pro „Záruky a odškodnění”.

73.

Vcelku podle záručních úmluv, jejichž platnost nevypršela před přistoupením, není hrozba závazku pro Českou republiku přesně definována, do kompletního seznamu, uzavřeného ke dni přistoupení, nejsou zahrnuty všechny potenciální nároky a nároky postrádají dostatečně jistý strop.

74.

„Opce s právem prodeje”: V případě, že koupě AGB1 je prohlášena za nulovou nebo je shledána neplatnou nebo reverzovanou, GECIH může uplatnit opci s právem prodeje s tím, že ČNB bude povinna koupit všechny akcie GECB. Totéž platí, pokud se ČNB rozhodne neprovést platby týkající se „záruk a odškodnění” překračující částku CZK 2 000 milionů. V tomto případě bude muset být určena kupní cena akcií v GECB a může se jednat buď o reverzní částku, hodnotu čistých aktiv, nebo poctivou tržní hodnotu GECB, aniž by byl brán zřetel na událost, která spustila právo uplatnit „opci s právem prodeje”.

75.

Komise soudí, že potencionální hrozba pro Českou republiku není dostatečně definována. Jmenovitě pak to, že cena, kterou ČNB musí zaplatit, se liší v závislosti na faktorech, které jsou nepředvídatelné, včetně toho, že událost, která spouští právo uplatnit opci s právem prodeje, není není při výpočtu ceny brána v úvahu. Komise tedy soudí, že hrozba pro Českou republiku není před přistoupením jasně definována a že opce s právem prodeje je použitelná po přistoupení.

1.3.   Závěry

76.

Komise proto soudí, že:

a)

následující opatření nejsou použitelná po přistoupení:

„Záruka pro vkladatele”,

„Podpora na posílení likvidity”,

„Neúspěšný pokus o navýšení kapitálu AGB”,

„Kupní cena”,

„Zvýšení kapitálu v GECB”

„Záruky a odškodnění”, jak jsou sumarizovány v položkách č. A.1-A.18 v Příloze 23 k Plánu záchrany a restrukturalizace, tj.: článek 2.2 (Organizace), článek 2.3 (Integrované investice a AVE Leasing), článek 2.4 (Souhlasy), článek 2.5 (Bez porušování), článek 2.6 (Finanční výkazy), článek 2.9 (Půjčky), článek 2.10 (Nemovitý majetek), článek 2.11 (Hmotná aktiva), článek 2.12 (Smlouvy), článek 2.13 (Dodržování předpisů), článek 2.15 (Úmluvy o oddělení práv), článek 2.16 (Zaměstnanci, programy zaměstnaneckých výhod), článek 2.17 (Pojištění), článek 2.18 (Soudní spory), článek 2.19 (Práva k duševnímu vlastnictví), článek 2.21 (Vytvoření Nové Agrobanky a Staré Agrobanky), článek 2.23 (Makléř a zprostředkovatelé), článek 2.7 (Žádná neohlášená pasiva).

b)

Ostatní „Záruky a odškodnění” jsou opatření, která jsou použitelná po přistoupení.

2.   Státní podpora ve smyslu článku 87(1) Smlouvy o založení ES

77.

Podle článku 87(1) Smlouvy o založení ES se jedná o státní podporu, jestliže podporu poskytl členský stát nebo byla poskytnuta prostřednictvím státních prostředků jakýmkoli způsobem, který narušuje nebo hrozí narušením hospodářské soutěže zvýhodněním určitých podniků nebo výroby určitého zboží a který nepříznivě ovlivňuje obchod mezi členskými státy.

78.

Prostřednictvím „Smlouvy o odškodnění” ČNB jako veřejný subjekt ručí za závazky AGB vůči GECB a GECIH. Z toho vyplývá, že záruční úmluvy vyžadují zapojení státních prostředků.

79.

Komise soudí, že záruční úmluvy podle „Záruk a odškodnění” zvýhodňují GECB a GECIH. České orgány zasáhly s cílem usnadnit prodej soukromé banky jinému soukromému podniku. České orgány nebyly vlastníky banky a kupní cena za AGB1 byla zaplacena ve prospěch AGB. Kupní cena proto žádným způsobem nekompenzuje platby provedené českými orgány. České orgány a jmenovitě ČNB nebyly povinovány podpořit závazky přijaté ze strany AGB. V rozporu s názorem českých orgánů není možné takové jednání považovat za jednání v souladu s principem tržního investora.

80.

Před vyhlášením nucené správy byla AGB pátou největší bankou a vůbec největší soukromou bankou v České republice. Po prodeji AGB1 je GECT nadále aktivní po celé České republice a patří do skupiny GE, která je globálním aktérem. České orgány samy uvádějí, že banky z EU podrobně sledovaly český trh kvůli investičním účelům v prvý čas. Kdyby byla AGB likvidována, pravděpodobně by mohly být jiné evropské banky s to, získat pro sebe činnost, kterou si zachovala GECB. S ohledem na všechny tyto skutečnosti Komise soudí, že záruční úmluvy narušují hospodářskou soutěž a nepříznivě ovlivňují obchod mezi členskými státy.

81.

Záruční úmluvy, jejichž platnost nevypršela před přistoupením a které uzavřela ČNB ve prospěch AGB, GECB a GECIH, jsou proto považovány za státní podporu ve smyslu článku 87(1) Smlouvy o založení ES.

3.   Odchylky podle článku 87(2) a (3) Smlouvy o založení ES

82.

Protože ty „Záruky a odškodnění”, jejichž platnost nevypršela před přistoupením, jsou považovány za použitelné po přistoupení a představují státní podporu ve smyslu článku 87(1) Smlouvy o založení ES, nebylo v jejich případě prováděno posouzení slučitelnosti podle článku 87(2) a (3) Smlouvy o založení ES.

83.

Výjimky v článku 87(2) Smlouvy o přistoupení se nezdají být použitelné na daný případ, protože předmětná podpůrná opatření nemají sociální povahu, jsou poskytována ve prospěch individuálních spotřebitelů, nesměřují k odstranění škod způsobených přírodními pohromami nebo mimořádnými událostmi, ani nepředstavují podporu poskytnutou ve prospěch ekonomiky určitých oblastí Spolkové republiky Německo, postižených jejím rozdělením.

84.

Další výjimky jsou stanoveny v článku 87(3)(a), (b) a (c) Smlouvy o založení ES.

85.

Protože primárním cílem podpory je obnova dlouhodobé životaschopnosti podniku, který má potíže, přichází v úvahu jen výjimka podle článku 87(3)(c) Smlouvy o založení ES, kterou se povoluje státní podpora poskytnutá na rozvoj určitých hospodářských sektorů, pokud tato podpora nepříznivě neovlivní podmínky obchodu způsobem, který by byl v rozporu se společným zájmem.

3.2   1994 pokyny k RR (záchrana a restrukturalizace)

86.

Stávající komunitární pokyny ke státní podoře na záchranu a restrukturalizaci firem, které mají potíže (6) (Pokyny 1999), nabyly účinnosti 9. října 1999. Pro opatření vyhlášená před 9. říjnem 1999 předepisují komunitární pokyny ke státní podpoře na záchranu a restrukturalizaci firem v potížích (7) („Pokyny 1994 ”) podmínky, za nichž bude taková podpora považována za slučitelnou. Úmluvy o „Zárukách a odškodnění” byly podepsány 21. a 22. června 1998 (8). Komise proto soudí, že v daném kontextu platí Pokyny 1994.

87.

Jak bylo výše vysvětleno, má Komise pravomoc přezkoumávat jen ta podpůrná opatření, která jsou považována za použitelná po přistoupení. České orgány nicméně oznámily opatření typu podpory na restrukturalizaci. Aby bylo možné posuzovat slučitelnost restrukturalizační podpory, bude nezbytné podívat se na pojetí restrukturalizace, jak je orgány schválily. Takto chápaná restrukturalizace, sestávající z různých opatření, byla financována nejasným způsobem celým souborem intervencí, schvalovaných orgány v rámci prodeje, bez ohledu na to, zda byly nebo nebyly použitelné. V důsledku toho je to právě celý komplet restrukturalizačních podpůrných opatření, který je třeba posuzovat podle kritérií slučitelnosti, předepsaných v Pokynech 1994, jako je obnova životaschopnosti, úměrnost podpory a zabránění zbytečnému narušení hospodářské soutěže.

3.3   Způsobilost firmy

88.

Pokyny 1994 považují firmu za firmu v potížích, není-li schopna zotavit se pomocí vlastních prostředků nebo získáním prostředků, které potřebuje, od akcionářů nebo výpůjčkou.

89.

V září 1996 vykazovala AGB ztráty ve výši CZK -8.487 milionů a zůstatek vlastního jmění CZK -5.476 milionů. Na základě těchto informací se zdá, že AGB nebyla schopna se zachránit bez státní intervence.

90.

Kromě AGB je příjemcem „Záruk a odškodnění” také GECB a její mateřská společnost GECIH. To navozuje otázku, zda GECB a GECIH mohou být považovány za firmy, které mají potíže.

91.

GECB je společnost, která byla založena v roce 1998 pro účely akvizice AGB1. Jako nově vzniklý podnik by se GECB neměla kvalifikovat jako společnost, která je podle Pokynů 1994 oprávněná k podpoře. Navíc GECB patří ke GECIH a skupině GE, která potíže neměla. Komise má proto vážné pochybnosti, zda GECB a GECIH mohou být podle Pokynů 1994 považovány za firmy v potížích.

3.4   Podpora na záchranu a restrukturalizaci

92.

Pokyny 1994 popisují podporu na záchranu jako opatření, která dočasně udržují postavení firmy, jež čelí výraznému zhoršování své finanční pozice. Taková opatření by zpravidla neměla pokračovat v platnosti po dobu delší jak šest měsíců. „Záruky a odškodnění” ale dobu šesti měsíců překračují. Komise proto soudí, že tato podpora nesplňuje podmínky Pokynů 1994 pro podporu na záchranu.

3.5   Podpora na restrukturalizaci, plán restrukturalizace

93.

Pokyny 1994 popisují podporu na restrukturalizaci jako podporu, která je součástí reálného, propracovaného a dalekosáhlého plánu na obnovu dlouhodobé životaschopnosti firmy.

94.

Restrukturalizační plán, předaný jako součást oznámení, nese datum prosinec 2003. V roce 1996, kdy české orgány zahájily uskutečňování intervencí zaměřených na AGB, komplexní plán restrukturalizace AGB neexistoval. České orgány přijaly řadu ad-hoc opatření a musely se přizpůsobit skutečnosti, že ztráty AGB byly větší, než očekávaly. Komise má proto vážné pochybnosti, zda „Záruky a odškodnění” patří do jednotného, propracovaného plánu na restrukturalizaci AGB.

Obnovení životaschopnosti

95.

Aby mohlo být opatření podle Pokynů 1994 považováno za slučitelné, je nutné, aby plán restrukturalizace definoval nástroje, jejichž prostřednictvím bude v přiměřeném časovém rozpětí obnovena dlouhodobá životaschopnost a zdraví firmy. Musí to být provedeno na základě realistických předpokladů, co do budoucích provozních podmínek.

96.

V daném případě jde o opatření, která byly přijata v minulosti. V principu by Komise měla situaci hodnotit v okamžiku, kdy byla podpora poskytnuta a zvažovat, zda byl přesně v tomto časovém okamžiku plán proveditelný. Protože ale tehdy žádný plán vyhlášen nebyl, může Komise provést jen faktické posouzení ve světle stávající situace firmy.

97.

Na základě informací, které Komise obdržela, dospěla k předběžnému názoru, že bankovní činnost AGB byla úspěšně obnovena.

Vyhnout se zbytečnému narušení hospodářské soutěže

98.

Pole Pokynů 1994 je další podmínkou, aby se příslušná opatření vyhnula, nakolik to je možné, nepříznivému ovlivnění hospodářské soutěže.

99.

České orgány uvedly, že nápravné kroky AGB sestávaly ze snahy dosáhnout likvidity vlastních aktiv AGB, aby bylo možné v maximální možné míře pokrýt únik vkladů v průběhu nucené správy. Tato snaha měla zahrnovat prodej některých dceřiných společností AGB ve prospěch Raiffaisen Bank. Vedlo by to ke snížení tržního podílu AGB a také ke snížení stavu pracovníků AGB.

100.

V případě GECB a GECIH zmiňují české orgány mezi nápravnými kroky kupní cenu zaplacenou za AGB1 a záruky jimi poskytnuté v „Listině záruk”. Jmenovitě pak to, že GECIH měla na sebe převzít závazky ČNB podle „Záruky pro vkladatele”.

101.

Kromě toho je hodnota GECB v případě využití „opce s právem prodeje” zmiňována jako příspěvek investora. Nakonec je tu také zvláštní příspěvek skupiny GE Capital Group ve formě zpět získané reputace. Skutečnost, že se GE Capital Group stala investorem bankovní činnosti AGB, měla sama o sobě obnovit mezi věřiteli AGB1 vysokou úroveň důvěryhodnosti.

102.

Hodnota různých snah, které vyvíjela AGB a nabyvatel, není vyčíslena a navíc má Komise vážné pochybnosti v tom smyslu, že tato opatření jdou za hranice toho, co bylo nezbytné pro restrukturalizaci bankovní činnosti AGB a zahrnují kompenzační opatření pro konkurenty.

Podpora úměrná nákladům na restrukturalizaci a jejím přínosům

103.

Výše a míra podpory se musí omezovat na striktní minimum, potřebné k tomu, aby byla možná restrukturalizace firmy. Proto se očekává, že příjemci podpory sami významně přispějí na restrukturalizaci z vlastních prostředků nebo cestou externího komerčního financování.

104.

České orgány tvrdí, že GECB uskutečnila několik investic a praktických restrukturalizačních kroků. Jmenovitě měla GECB zaplatit CZK 206 milionů, určených hlavně na úhradu redundantních nákladů. Navíc v období 1998 až 2002 prováděla další přímé investice v celkové výši CZK 2.040 milionů. Tyto investice se měly týkat implementace určitých nových a rozvoje starších informačních a bankovních systémů a byly zaměřeny na krytí potřebných nákladů na hardware, jakož i na rozvoj sítě pokladních automatů a poboček. GECB měla údajně rovněž investovat do optimalizace sítě poboček, školení personálu, podpory managementu a transferu know-how.

105.

Komise má vážné pochybnosti, zda je možné tyto investice chápat jako příspěvek investora k restrukturalizaci AGB. Komise považuje tyto investice spíše za výdaje v rámci normálního chodu činnosti GECB s cílem optimalizovat přínosy.

106.

Navíc má Komise na základě informací poskytnutých českými orgány vážné pochybnosti, zda se podpora striktně omezila na výši, nezbytnou pro restrukturalizaci AGB. Díky podpoře poskytnuté českými orgány dosáhla GECB velmi vysoké kapitálové přiměřenosti (74 % v roce 1999, 48 % v roce 2000, 41 % v roce 2001 a 30 % v roce 2002), což vyvolává vážné pochybnosti o úměrnosti podpory nákladům a přínosům restrukturalizace.

VI.   ČLÁNEK 46(2) EVROPSKÉ DOHODY

107.

Článek 46(2) Evropské dohody stanovuje, že:

„V případě finančních služeb, popisovaných v Příloze XVIa, není tato dohoda na újmu práva smluvních stran přijímat opatření, nezbytná pro uskutečňování monetární politiky smluvní strany, nebo z důvodů opatrnosti s cílem zaručit tak ochranu investorů, vkladatelů, držitelů dluhopisů nebo osob, vůči kterým platí fiduciární povinnost, respektive s cílem zajistit integritu a stabilitu finančního systému. Tato opatření se nebudou dopouštět národnostní diskriminace společností a občanů druhé smluvní strany v porovnání s vlastními společnostmi a občany”.

108.

České orgány uvádějí, že oznámená opatření měla řešit bankovní krizi v České republice a jsou přesvědčeny, že na daný případ by měl být použit článek 46(2) Evropské dohody, aby tak byla ospravedlněna opatření zavedená ve prospěch AGB/GECB.

109.

Komise má ale vážné pochybnosti, zda může být v tomto kontextu použit článek 46(2) Evropské dohody.

110.

Především má Komise vážné pochybnosti, zda se článek 46(2) Evropské dohody vůbec na opatření státní podpory vztahuje, protože je součástí „ustavující kapitoly” Evropské dohody, zatímco ustanovení týkající se státních podpor jsou uváděna v článku 64 a následujících článcích Evropské dohody.

111.

Kromě toho má Komise vážné pochybnosti, zda jsou splněny samotné podmínky článku 46(2) Evropské dohody. Článek 46(2) Evropské dohody povoluje opatření týkající se monetární politiky nebo institutu důvody opatrnosti. Komise soudí, že kvůli tomu se přípustná opatření omezují na opatření s obecným rozsahem použití, která byla přijata orgánem pro finanční dohled.

112.

Komise je přesvědčena, že záruční úmluvy představují individuální opatření ve prospěch AGB/GECB a GECIH, která není možno považovat za nástroje k řešení bankovní krize v České republice. I když celý balík opatření mohl být zamýšlen jako prostředek proti útoku na vklady v bance a proti všeobecné krizi českého bankovního systému, má Komise vážné pochybnosti, zda „Záruky a odškodnění” byly navíc ke všem ostatním zavedeným opatřením pro dosažení tohoto cíle nezbytné.

VII.   ZÁVĚR

Na základě toho rozhodla Komise takto:

následující opatření ve prospěch Agrobanky Praha, a.s./ GE Capital Bank, a.s., jak byla oznámena Českou republikou v rámci prozatímního mechanismu podle Přílohy IV.3 Aktu o přistoupení, nejsou použitelná po přistoupení: „Záruka pro vkladatele”, „Podpora na posílení likvidity”, „Neúspěšný pokus navýšit kapitál AGB”, „Zvýšení kapitálu v GECB”, jakož i „Záruky a odškodnění”, která jsou sumarizována formou položek č. A.1-A.18 Přílohy 23 k Plánu záchrany a restrukturalizace, tj. článku 2.2 (Organizace), článku 2.3 (Integrované investice a AVE Leasing), článku 2.4 (Souhlasy), článku 2.5 (Bez porušování), článku 2.6 (Finanční výkazy), článku 2.9 (Půjčky), článku 2.10 (Nemovitý majetek), článku 2.11 (Hmotná aktiva), článku 2.12 (Smlouvy), článku 2.13 (Dodržování předpisů), článku 2.15 (Úmluvy o oddělení práv), článku 2.16 (Zaměstnanci, programy zaměstnaneckých výhod), článku 2.17 (Pojištění), článku 2.18 (Soudní spory), článku 2.19 (Práva k duševnímu vlastnictví), článku 2.21 (Vytvoření Nové Agrobanky a Staré Agrobanky), článku 2.23 (Makléř a zprostředkovatelé), článku 2.7 (Žádná neohlášená pasiva)

ve světle předchozích skutečností Komise na základě postupu stanoveného v článku 88(2) Smlouvy o založení ES žádá Českou republiku o sdělení údajů, které by mohly napomoci k posouzení zbývajících „Záruk a odškodnění”), a to do jednoho měsíce ode dne přijetí tohoto dopisu.

Žádá vaše orgány, aby ihned zaslaly kopii tohoto dopisu potenciálním příjemcům podpory.”


(1)  PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

(2)  Tajné informace.

(3)  Pokud není uvedeno jinak, vztahují se všechny odkazy na „Smlouvu o odškodnění” na Smlouvu o odškodnění ve znění „změny Smlouvy o odškodnění číslo 1” z 25. dubna 2004.

(4)  Pokud není uvedeno jinak, jsou všechny odkazy na články odkazy na články ‚Listiny záruk‘.

(5)  Rozhodnutí Soudu první instance ze 14. ledna 2004 v případě T-109/01 Fleuren Compost v Komise nyr, odstavec74.

(6)  Úř. věst. 288, 9.10.1999, s.2.

(7)  Úř. věst. 355, 31.12.1995, s.1.

(8)  Také všechna ostatní oznámená opatření byla přijata před 9.10.1999.


30.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 292/20


Publicatie van de definitieve rekeningen van het begrotingsjaar 2003 van de agentschappen en organisaties van de Europese Unie

(2004/C 292/04)

De volledige versie van de definitieve rekeningen is te vinden op:

EUMC

http://eumc.eu.int

AESA

www.easa.eu.int

EFIL

www.eurofound/eu.int/about/publicaccess/categories/finance/finance2004/index.htm

EMSA

www.emsa.eu.int

EFSA

http://www.efsa.eu.int/about_efsa/efsa_funding/accounts/catindex_en.html

AESS

http://agency.osha.eu.int/

EMEA

www.emea.eu.int

EAR

www.ear.eu.int

ETF

http://www.etf.eu.int/WebSite.nsf/Pages/Annual+report?OpenDocument

CDT

www.cdt.eu.int

CEDEFOP

www.cedefop.eu.int

EEA

www.eea.eu.int

OCVV

http://www.cpvo.eu.int/default.php?res=1&w=1016&h=571&lang=en&page=ocvv/financement.html

OEDT

http://www.emcdda.eu.int/index.cfm?fuseaction=public.Content&nNodeID=380&sLanguageISO=EN

OHMI

http://oami.eu.int/en/office/marque/finan.htm


Europese Centrale Bank

30.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 292/21


AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 16 juli 2004

betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot betalingsbalansstatistieken en statistieken betreffende de internationale investeringspositie en het template van de internationale reserves

(ECB/2004/16)

(2004/C 292/05)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 5.1 en op het derde streepje van artikel 34.1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) vereist voor de uitvoering van zijn taken uitvoerige en betrouwbare statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie en statistieken betreffende het template van de internationale reserves, waarin de belangrijkste posten zijn weergegeven die invloed uitoefenen op het monetaire beleid en de valutamarkten in het eurogebied. De statistische vereisten van de Europese Centrale Bank (ECB) terzake zijn vastgelegd in Richtsnoer ECB/2004/15 van 16 juli 2004 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot betalingsbalansstatistieken en statistieken betreffende de internationale investeringspositie en het template van de internationale reserves (1).

(2)

De eerste zin van artikel 5.1 van de statuten vereist, dat de ECB, bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB's), hetzij bij andere bevoegde autoriteiten dan NCB's, hetzij rechtstreeks bij de economische subjecten de voor de vervulling van de taken van het ESCB benodigde statistische gegevens verzamelt. De tweede zin van artikel 5.1 bepaalt, dat zij hiertoe samenwerkt met de instellingen of organen van de Gemeenschap en met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of van derde landen en met internationale organisaties.

(3)

De gegevens die benodigd zijn om te voldoen aan de ECB-vereisten inzake statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie, mogen worden verzameld en/of samengesteld door andere bevoegde autoriteiten dan NCB's. Overeenkomstig artikel 5.1 van de statuten, vereisen sommige ter vervulling van deze vereisten uit te voeren taken derhalve samenwerking tussen de ECB of de NCB's en die bevoegde autoriteiten. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank( (2)), vereist dat de lidstaten hun taken op het gebied van de statistiek organiseren en dat zij volledig samenwerken met het ESCB, teneinde de vervulling van de verplichtingen uit hoofde van artikel 5 van de statuten te verzekeren.

(4)

Indien de informatieplichtigen overeenkomstig nationale regels en bestaande praktijken aan andere bevoegde autoriteiten rapporteren dan NCB's, dan werken die autoriteiten en hun desbetreffende NCB's samen, teneinde te verzekeren dat aan de statistische rapportagevereisten van de ECB wordt voldaan. De nodige gegevens betreffende de betalingsbalansstatistieken en de statistieken inzake de internationale investeringspositie, worden in Ierland door het Central Statistics Office (CSO), en in Italië door het Ufficio Italiano dei Cambi (UIC), verzameld en samengesteld. Teneinde aan voornoemde statistische vereisten te voldoen, dienen de Central Bank and Financial Services Authority of Ireland en het CSO, en de Banca d'Italia en het UIC, samen te werken. Die samenwerking dient het opzetten van een permanente structuur voor het indienen van gegevens te omvatten, tenzij hetzelfde resultaat al krachtens nationale wetgeving wordt verwezenlijkt. Het UIC is krachtens het Italiaans wetsdecreet nr. 319/9 van 26 augustus 1998 (3) een instrumentele entiteit van de Banca d'Italia.

(5)

Zoals bepaald in artikel 4, lid 3 van Richtsnoer ECB/2004/15 van 16 juli 2004, indien andere bevoegde autoriteiten dan NCB's de bron zijn van als vertrouwelijk bestempelde statistische gegevens, gebruikt de ECB die informatie uitsluitend binnen het kader van de uitoefening van met het ESCB verband houdende statistische taken, tenzij de gegevens aanleverende informatieplichtige, de andere rechts- of natuurlijke persoon, entiteit of het bijkantoor, indien deze kan worden geïdentificeerd, expliciet ingestemd heeft met het gebruik van die gegevens voor andere doeleinden.

(6)

Gegevens betreffende de betalingsbalansstatistieken op maand- en kwartaalbasis en de statistieken betreffende de internationale investeringspositie op kwartaal- en jaarbasis, die de belangrijkste posten weergeven die invloed uitoefenen op het monetaire beleid en de valutamarkten in het eurogebied, dienen tijdig aan de Central Bank and Financial Services Authority of Ireland en de Banca d'Italia ter beschikking te worden gesteld. Te dien einde dienen de vereiste statistische gegevens overeenkomstig de met de desbetreffende NCB overeengekomen modaliteiten te worden ingediend, dan wel, bij gebreke daarvan, voor betalingsbalansgegevens op maandbasis op, dan wel voor de dertigste werkdag volgende op de maand waarop de gegevens betrekking hebben, voor betalingsbalansgegevens op kwartaalbasis en voor gegevens op kwartaalbasis betreffende de internationale investeringspositie binnen drie maanden volgende op het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben en voor gegevens op jaarbasis betreffende de internationale investeringspositie binnen negen maanden na de datum waarop de gegevens betrekking hebben.

(7)

De Gecentraliseerde Effecten Database (GED) („Centralised Securities Database” (CSDB)), die in de toekomst voor menig verschillende statistische (samenstelling en productie) en niet-statistische (economische, financiële stabiliteit of transactieanalyses) doeleinden zal worden gebruikt, zal de NCB's ter beschikking worden gesteld. Behoudens wettelijke beperkingen, wordt de inhoud van de gegevens aan andere bevoegde autoriteiten dan de NCB's ter beschikking gesteld. Met name daardoor kunnen zij de vereiste gegevens produceren voor de samenstelling van de statistieken van het eurogebied betreffende transacties en posities inzake het effectenverkeer. Door informatie uit de GED te combineren met effectsgewijs verzamelde gegevens, dient met name een nauwkeurige samenstelling mogelijk te zijn van transacties en posities inzake effecten die ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven en die ingezetenen in overige landen van het eurogebied aanhouden. Hiermee zal uiteindelijk een uitsplitsing naar sector gemaakt kunnen worden van de gegevens inzake effectenpassiva van het eurogebied.

(8)

Het is noodzakelijk een procedure op te zetten om op doelmatige wijze technische wijzigingen in de bijlagen bij deze aanbeveling door te voeren, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast van de informatieplichtigen in de lidstaten. In deze procedure zal rekening worden gehouden met de standpunten van het Comité statistieken van het ESCB (hierna „STC” te noemen). De NCB's en andere bevoegde nationale autoriteiten kunnen via het Comité statistieken en zijn betreffende werkgroep dergelijke technische wijzigingen in de bijlagen bij deze aanbeveling voorstellen.

(9)

Sinds de goedkeuring van Aanbeveling ECB/2003/8 van 2 mei 2003 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot betalingsbalansstatistieken en statistieken betreffende de internationale investeringspositie en het template van de internationale reserves (4), is tastbare vooruitgang geboekt met betrekking tot nieuwe vereisten en methoden voor het verzamelen en samenstellen van gegevens binnen het eurogebied. Het is derhalve noodzakelijk Aanbeveling ECB/2003/8 te vervangen door deze aanbeveling,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

„deelnemende lidstaat”: een lidstaat die overeenkomstig het Verdrag de eenheidsmunt heeft aangenomen,

de term „ingezeten” heeft dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98,

„Eurogebied”: het economisch gebied van de deelnemende lidstaten, en de ECB. Grondgebied deel uitmakend van, of landen geassocieerd met lidstaten van het eurogebied, zoals vermeld in tabel 10 van bijlage III;

„Eurosysteem”: de NCB's van de deelnemende lidstaten, en de ECB,

„grensoverschrijdende transactie”: elke transactie die, volledig of gedeeltelijk, vorderingen of verplichtingen schept of aflost, of enige transactie die een rechtsoverdracht inhoudt van een object tussen ingezetenen van het eurogebied en niet-ingezetenen van het eurogebied,

„grensoverschrijdende posities”: de uitstaande financiële vorderingen op en financiële verplichtingen tegenover niet-ingezetenen van het eurogebied. Grensoverschrijdende posities omvatten tevens (i) grond, andere niet-geproduceerde materiële activa en andere onroerende activa die zich fysiek buiten het eurogebied bevinden en het eigendom zijn van ingezetenen van het eurogebied en/of die zich binnen het eurogebied bevinden en het eigendom zijn van niet-ingezetenen van het eurogebied; en (ii) monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR's) aangehouden door ingezetenen van het eurogebied.

Voorzover zulks evenwel noodzakelijk is voor het opmaken van de effectenrekening en de rekening betreffende inkomens uit effecten binnen de betalingsbalansstatistieken, alsmede de effectenrekening binnen de statistieken betreffende de internationale investeringspositie, voor het eurogebied, omvatten de termen „grensoverschrijdende posities” en „grensoverschrijdende transacties” ook posities en transacties inzake de vorderingen en/of verplichtingen van ingezetenen van het eurogebied ten opzichte van ingezetenen van andere lidstaten van het eurogebied,

„reservetegoeden”: zeer liquide, verhandelbare en kredietwaardige vorderingen van het Eurosysteem op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidend in andere valuta's dan de euro, inclusief goud, reserveposities in het IMF en bijzondere trekkingsrechten (SDR's),

„overige activa in vreemde valuta”: (i) vorderingen van het Eurosysteem op ingezetenen van het eurogebied, luidend in andere valuta's dan de euro; alsook (ii) vorderingen van het Eurosysteem op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidend in andere valuta's dan de euro, die niet voldoen aan de criteria voor reserves inzake liquiditeit, verhandelbaarheid en kredietwaardigheid,

„met reserves verband houdende passiva”: vaststaande en mogelijke netto kortetermijnaanspraken op het Eurosysteem, van soortgelijke aard als reserves en overige activa van het Eurosysteem in vreemde valuta,

„betalingsbalans”: het statistisch overzicht waarin volgens de gebruikelijke uitsplitsingen grensoverschrijdende transacties worden gerapporteerd uit de verslagperiode,

„statistieken betreffende het template van de internationale reserves”: het statistisch overzicht waarin volgens de gebruikelijke uitsplitsingen de standen betreffende reserves, overige activa in vreemde valuta en met reserves verband houdende passiva van het Eurosysteem per referentiedatum worden gerapporteerd,

„internationale investeringspositie”: de balans waarin volgens de gebruikelijke uitsplitsingen de standen betreffende grensoverschrijdende financiële activa en passiva per referentiedatum worden gerapporteerd,

„effectsgewijze” (security-by-security) gegevensverzameling: de verzameling van gegevens uitgesplitst naar individuele effecten.

Artikel 2

Aanleveren van statistische gegevens aan de NCB's

1.   Voorzover het verzamelen van statistische gegevens betreffende grensoverschrijdende transacties en grensoverschrijdende posities is toevertrouwd aan de geadresseerden van deze aanbeveling, verzekeren zij dat de bedoelde gegevens tijdig ter beschikking worden gesteld aan de desbetreffende NCB. Te dien einde geschiedt indiening van de vereiste statistische gegevens voor betalingsbalansgegevens op maandbasis op, dan wel voor de dertigste werkdag volgende op de maand waarop de gegevens betrekking hebben, voor betalingsbalansgegevens op kwartaalbasis en voor gegevens op kwartaalbasis betreffende de internationale investeringspositie binnen drie maanden volgende op het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben en voor gegevens op jaarbasis betreffende de internationale investeringspositie binnen negen maanden na de datum waarop de gegevens betrekking hebben, tenzij met de betreffende NCB andere modaliteiten zijn overeengekomen.

2.   De gegevens worden verstrekt in overeenstemming met de statistische normen en vereisten van de ECB inzake de betalingsbalansstatistieken en de statistieken betreffende de internationale investeringspositie, zoals deze zijn vastgelegd in de bijlagen I, II, III, IV, V en VII van deze aanbeveling. Onverminderd de in bijlage VI van deze aanbeveling omschreven controletaken van de ECB, dienen de geadresseerden toe te zien op de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de aan de desbetreffende NCB ter beschikking gestelde statistische gegevens.

Artikel 3

Permanente samenwerking

De geadresseerden van deze aanbeveling stellen met hun desbetreffende NCB's schriftelijk geëigende samenwerkingsmodaliteiten vast, zodat een permanente structuur voor het indienen van gegevens verzekerd is, die voldoet aan de statistische normen en vereisten van de ECB, tenzij hetzelfde resultaat al krachtens nationale wetgeving wordt verwezenlijkt.

Artikel 4

Vereenvoudigde wijzigingsprocedure

De directie van de ECB heeft het recht, met inachtneming van de standpunten van het Comité statistieken, technische wijzigingen in de bijlagen bij deze aanbeveling door te voeren, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast van informatieplichtigen in lidstaten.

Artikel 5

Slotbepalingen

1.   Deze aanbeveling vervangt Aanbeveling ECB/2003/8.

2.   Deze aanbeveling is gericht tot het CSO in Ierland en het UIC in Italië.

Gedaan te Frankfurt am Main, 16 juli 2004.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 354 van 30.11.2004.

(2)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(3)  Gazzetta Ufficiale della Repubblica italiana, nr. 206 van 4.9.1998.

(4)  PB C 126 van 28.5.2003, blz. 7.


BIJLAGE I

STATISTISCHE RAPPORTAGEVEREISTEN VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

1.   Statistische verplichtingen van de nationale centrale banken (NCB's)

1.1

De NCB's verstrekken de Europese Centrale Bank (ECB) gegevens betreffende de grensoverschrijdende transacties, standen van reserves, overige activa in vreemde valuta, met reserves verband houdende passiva, alsmede grensoverschrijdende posities, opdat de ECB de geaggregeerde statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie, en het template van de internationale reserves van het eurogebied samen kan stellen. Het verstrekken van de gegevens geschiedt overeenkomstig de uiterste termijnen in tabel 13 van bijlage III.

1.2

Indien belangrijke op zich staande gebeurtenissen of herzieningen tot een aanzienlijke gegevensaanpassing nopen, dan wel zulks geschiedt op verzoek van de ECB, worden die gegevens onderbouwd met voorhanden informatie inzake die belangrijke gebeurtenissen en redenen voor herzieningen.

1.3

De vereiste gegevens inzake transacties op maand- en kwartaalbasis en posities op kwartaal- en jaarbasis worden de ECB ter beschikking gesteld zoals bepaald in de bijlagen II, III en IV, die in overeenstemming zijn met de huidige internationale normen, met name met de vijfde editie van het 'Betalingsbalanshandboek van het IMF'. Met name worden de vereiste gegevens inzake transacties en posities betreffende effectenactiva van het eurogebied uitgesplitst naar sector van de emittent-ingezetene van het eurogebied ter beschikking gesteld, zoals bepaald in sectie 1.1, sectie 1.2 en sectie 3 van bijlage II, en de tabellen 1, 2, 4 en 5 van bijlage III.

1.4

De vereiste betalingsbalansgegevens worden op maand- en kwartaalbasis ter beschikking gesteld. Voor de betalingsbalansgegevens op kwartaalbasis wordt een geografische uitsplitsing verstrekt met betrekking tot de in tabel 9 van bijlage III aangegeven tegenposten. De vereiste gegevens inzake het template van de internationale reserves worden ter beschikking gesteld zoals zij luiden op het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben. De vereiste gegevens inzake de internationale investeringspositie worden op kwartaal- en jaarbasis ter beschikking gesteld. Voor gegevens op jaarbasis inzake de internationale investeringspositie wordt een geografische uitsplitsing verstrekt met betrekking tot de in tabel 9 van bijlage III aangegeven tegenposten.

1.5

Voor de analyse van de internationale rol van de euro als een beleggingsvaluta worden de vereiste gegevens op halfjaarbasis en uitgesplitst naar valuta beschikbaar gesteld zoals aangegeven in tabel 6 van bijlage III.

1.6

Vanaf maart 2008 (te beginnen met de gegevens betreffende transacties in januari 2008) en posities aan het eind van 2007) voldoen verzamelsystemen inzake het effectenverkeer aan één van de modellen uiteengezet in de tabel in bijlage VII.

2.   Tijdigheid

2.1

De voor de samenstelling van de betalingsbalans op maandbasis van het eurogebied vereiste gegevens, worden uiterlijk aan het eind van de dertigste werkdag, volgend op het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, aan de ECB ter beschikking gesteld.

2.2

De voor de samenstelling van de betalingsbalans op kwartaalbasis van het eurogebied vereiste gegevens worden binnen drie maanden na het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben aan de ECB ter beschikking gesteld.

2.3

De voor de samenstelling van het template van de internationale reserves van het Eurosysteem vereiste gegevens worden binnen drie weken na het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben aan de ECB ter beschikking gesteld.

2.4

Vanaf 1 januari 2005 worden de voor de samenstelling van de internationale investeringspositie op kwartaalbasis van het eurogebied vereiste gegevens binnen drie maanden na het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben aan de ECB ter beschikking gesteld.

2.5

De voor de samenstelling van de internationale investeringspositie van het eurogebied vereiste gegevens op jaarbasis worden binnen negen maanden na het einde van het jaar waarop de gegevens betrekking hebben aan de ECB ter beschikking gesteld.

2.6

Transacties en posities in schuldbewijzen, uitgesplitst naar valuta van uitgifte en naar sector van de emittent worden binnen zes maanden na het einde van de periode waarop de gegevens betrekking hebben aan de ECB ter beschikking gesteld.

2.7

Herzieningen van de betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied worden conform het tijdschema in bijlage V aan de ECB ter beschikking gesteld.

2.8

Op nationaal niveau dient de verzameling van deze gegevens zodanig te worden georganiseerd, dat aan deze tijdslimieten kan worden voldaan.

3.   Verzendingsstandaard

De vereiste statistische gegevens dienen aan de ECB zodanig ter beschikking te worden gesteld dat zij voldoen aan de in bijlage V van deze aanbeveling bepaalde vereisten.

4.   Kwaliteit van de statistische gegevens

4.1

Onverminderd de toezichthoudende taken van de ECB, zoals bepaald in bijlage VI, verzekeren de NCB's het toezicht op en de kwaliteitsbeoordeling van de aan de ECB ter beschikking gestelde statistische gegevens, zulks, indien toepasselijk, in samenwerking met andere bevoegde autoriteiten dan de NCB's. De ECB beoordeelt op een vergelijkbare wijze gegevens betreffende de betalingsbalansstatistieken, statistieken inzake de internationale investeringspositie, en internationale reserves, van het eurogebied. De beoordeling wordt tijdig uitgevoerd. Jaarlijks rapporteert de directie van de ECB aan de Raad van bestuur inzake de kwaliteit van de gegevens.

4.2

De beoordeling van de kwaliteit van gegevens inzake effectentransacties en -posities, alsook inzake ermee verband houdend inkomen, is afhankelijk van een voldoende reikwijdte van de informatie inzake effecten in de GED. Als beheerder van de GED zal de ECB erop toezien dat de reikwijdte van de informatie inzake effecten vanaf juni 2006 volstaat om NCB's of, indien toepasselijk, andere bevoegde autoriteiten in staat te stellen volledig te voldoen aan de in bijlage VII gespecificeerde kwaliteitsnormen, alsook aan andere in deze aanbeveling neergelegde kwaliteitscriteria.

4.3

Voor het verstrekken van gegevens inzake transacties en posities betreffende effectenactiva van het eurogebied, uitgesplitst naar sector van de emittent-ingezetene van het eurogebied, zoals bepaald in sectie 1.1, sectie 1.2 en 3 van bijlage II en de tabellen 1, 2, 4 en 5 van bijlage III, is het gebruik van ramingen toegestaan tot effectsgewijze verzamelsystemen inzake het effectenverkeer verplicht worden.

4.4

Met betrekking tot gegevens inzake het effectenverkeer, zoals bepaald in tabel 6 van bijlage III, is het gebruik van ramingen voor het verstrekken van gegevens inzake de valuta van uitgifte toegestaan tot effectsgewijze verzamelsystemen inzake het effectenverkeer verplicht worden.

4.5

Onder het toezicht houden op de kwaliteit van de statistische gegevens door de ECB kan nauwkeurig onderzoek van herzieningen van deze gegevens vallen: ten eerste, teneinde de meest recente statistische gegevens aan te leveren, om zo de kwaliteit te verbeteren; en, ten tweede, teneinde te verzekeren, dat de corresponderende betalingsbalansposten voor elk van de verschillende rapportagefrequenties zoveel mogelijk met elkaar overeenstemmen.


BIJLAGE II

STATISTISCHE RAPPORTAGEVEREISTEN VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

1.   Betalingsbalansstatistieken

De Europese Centrale Bank (ECB) vereist betalingsbalansstatistieken met twee verschillende rapportagefrequenties: op maand- en kwartaalbasis met betrekking tot de desbetreffende referentiekalenderperiodes. Gegevens op jaarbasis worden samengesteld door voor het desbetreffende jaar door de lidstaten gerapporteerde gegevens op kwartaalbasis op te tellen. Betalingsbalansstatistieken en andere ten behoeve van het monetaire beleid verstrekte statistische gegevens moeten zo consistent mogelijk zijn.

1.1.   Betalingsbalansstatistieken op maandbasis

Doel

De betalingsbalans op maandbasis van het eurogebied beoogt de weergave van de belangrijkste posten die het monetaire beleid en de valutamarkten beïnvloeden (zie tabel 1, bijlage III).

Vereisten

Het is van wezenlijk belang, dat de gegevens kunnen worden gebruikt bij de berekening van de betalingsbalans van het eurogebied.

Gezien de korte tijdslimiet voor het verstrekken van de betalingsbalansgegevens op maandbasis, het zeer geaggregeerde karakter van die gegevens en het gebruik ervan voor monetairebeleidsdoeleinden en valutamarktoperaties, staat de ECB toe, dat enigszins worden afgeweken van internationale normen (zie artikel 2, lid 3, van richtsnoer ECB/2004/15) indien zulks onvermijdelijk is. Verwerking volgens het beginsel van periodetoerekening of op transactiebasis is niet vereist. Met instemming van de ECB, mogen nationale centrale banken (NCB's) gegevens inzake de lopende en de financiële rekening op kasbasis verstrekken. De ECB zal ramingen of voorlopige gegevens aanvaarden, indien zulks voor het voldoen aan de uiterste termijn noodzakelijk is.

Voor elke algemene transactiecategorie worden activa en passiva vereist (of ontvangsten en uitgaven voor posten op de lopende rekening). Dit betekent doorgaans dat de NCB's voor externe transacties een onderscheid dienen te maken tussen transacties met ingezetenen van andere lidstaten van het eurogebied en transacties buiten het eurogebied. De NCB's doen dat consistent.

Wanneer het lidmaatschap van het eurogebied zich wijzigt, dienen de NCB's de gewijzigde definitie van de geografische samenstelling van het eurogebied toe te passen vanaf de datum waarop deze lidmaatschapswijziging van kracht wordt. De NCB's van het eurogebied in de oude samenstelling en de nieuwe deelnemende lidstaat/lidstaten dienen een optimale raming te maken voor historische gegevens die het uitgebreide eurogebied bestrijken.

Voor een zinvolle aggregatie op maandbasis van de effectenverkeergegevens betreffende het eurogebied, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen transacties in effecten die ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven, en transacties in effecten die niet-ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven. De samenstelling van statistieken inzake nettotransacties in effectenactiva van het eurogebied vereist de aggregatie van gerapporteerde nettotransacties in effecten die niet-ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven. De statistieken inzake nettotransacties in effectenpassiva van het eurogebied worden samengesteld door de consolidatie van nettotransacties in totale nationale verplichtingen en nettotransacties in effecten die ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven en gekocht.

Voor inkomens uit effecten zijn een soortgelijke rapportage en samenstellingsmethode voor de geaggregeerde gegevens van toepassing.

Voor de monetaire presentatie van de betalingsbalans dienen NCB's de gegevens uitgesplitst naar institutionele sector in te dienen. Ten behoeve van de betalingsbalans op maandbasis vormt het hiernavolgende de uitsplitsing naar sector:

voor directe investeringen: i) MFI's (met uitzondering van centrale banken), en ii) overige sectoren;

voor effectenactiva: i) monetaire autoriteiten; ii) MFI's (met uitzondering van centrale banken), en ii) niet-MFI's,

voor overige financiële transacties: i) monetaire autoriteiten; ii) MFI's (met uitzondering van centrale banken); iii) overheid, en iv) overige sectoren.

Voor de opstelling van een uitsplitsing naar sector van de betalingsbalans, hetgeen een monetaire presentatie mogelijk maakt, dienen NCB's met ingang van de in tabel 13 van bijlage III van deze aanbeveling vastgelegde datum gegevens te verstrekken betreffende nettotransacties in effecten die ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven, uitgesplitst naar institutionele sector van de emittent. Effectenpassiva zullen bovendien een uitsplitsing naar institutionele sector van de nationale emittent omvatten.

De naar sector uitgesplitste statistieken betreffende nettotransacties in effectenpassiva van het eurogebied worden vervolgens samengesteld door de consolidatie van de netto totale nationale verplichtingen van de respectieve sectoren en van de desbetreffende nettotransacties in effecten die ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven en gekocht.

Vanaf maart 2008 verzamelen NCB's (en andere bevoegde nationale autoriteiten, indien toepasselijk) aangaande met januari 2008 verband houdende transacties effectengegevens conform één van de modellen in de tabel van bijlage VII.

1.2.   Betalingsbalansstatistieken op kwartaalbasis

Doel

De betalingsbalans van het eurogebied op kwartaalbasis beoogt gedetailleerdere informatie te verschaffen voor een grondiger analyse van externe transacties. Deze statistieken dragen met name bij aan de samenstelling van sectorale en financiële rekeningen van het eurogebied, alsook aan de gezamenlijke publicatie van de Europese Unie/eurogebied-betalingsbalans in samenwerking met de Commissie van de Europese Gemeenschappen (Eurostat).

Vereisten

Betalingsbalansstatistieken op kwartaalbasis komen zoveel mogelijk overeen met internationale normen (zie artikel 2, lid 3, van richtsnoer ECB/2004/15). De vereiste uitsplitsing van betalingsbalansstatistieken op kwartaalbasis is vastgelegd in tabel 2 van bijlage III. In bijlage IV worden geharmoniseerde begrippen en definities van de vermogensoverdrachten- en financiële rekening uiteengezet.

De uitsplitsing van de lopende rekening op kwartaalbasis is vergelijkbaar met die voor de gegevens op maandbasis. Voor inkomens is evenwel een gedetailleerdere uitsplitsing op kwartaalbasis vereist.

In de financiële rekening past de ECB voor de rubriek „Overige financiële transacties” de vereisten toe van de vijfde editie van het „Betalingsbalanshandboek” (BPM5) van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). De presentatie van de uitsplitsing verschilt (d.w.z. sector als eerste prioriteit). Deze uitsplitsing naar sector is evenwel verenigbaar met die van het BPM5, dat allereerst volgens instrument indeelt. Zoals in de BPM5-presentatie worden valuta en deposito's onderscheiden van leningen en overige financiële transacties.

De NCB's dienen in hun betalingsbalansstatistieken op kwartaalbasis een onderscheid te maken tussen transacties met deelnemende lidstaten en alle andere externe transacties. Net als voor de gegevens op maandbasis, dient er voor de gegevens op kwartaalbasis inzake het effectenverkeer een onderscheid te worden gemaakt tussen transacties in effecten die ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven, en transacties in effecten die niet-ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven. De samenstelling van statistieken inzake nettotransacties in effectenactiva van het eurogebied vereist de aggregatie van gerapporteerde nettotransacties in effecten die niet-ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven. De samenstelling van nettotransacties in effectenpassiva van het eurogebied vereist de consolidatie van nettotransacties in totale nationale verplichtingen en nettotransacties in effecten die ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven en gekocht.

Voor inkomens uit effecten is een soortgelijke rapportage en samenstellingsmethode voor de geaggregeerde gegevens van toepassing.

Voor directe investeringen dienen NCB's op kwartaalbasis een „MFI's (met uitzondering van centrale banken)/niet-MFI's”-uitsplitsing naar sector in. De uitsplitsing in rapporten naar institutionele sectoren voor „effectenactiva” en „overige financiële transacties” volgt de standaardcomponenten van het IMF bestaande uit: i) monetaire autoriteiten; ii) MFI's (met uitzondering van centrale banken); iii) overheid, en iv) overige sectoren.

Voor de statistiekensamenstelling inzake nettotransacties van het eurogebied in effectenpassiva naar sector van de emittent-ingezetene van het eurogebied, gelden voor gegevens op kwartaalbasis vereisten die vergelijkbaar zijn met de vereisten voor gegevens inzake de betalingsbalans op maandbasis.

Voor de betalingsbalans van het eurogebied dienen cijfers op kwartaalbasis te worden verstrekt inzake de groei van de inkomens uit beleggingen en investeringen. Net zoals het Stelsel van Nationale Rekeningen, beveelt het BPM5 aan de rente-inkomsten toe te rekenen aan de periode waarop deze betrekking hebben. Dit vereiste heeft invloed op zowel de lopende rekening (uit beleggingen en investeringen), als de financiële rekening.

2.   Statistieken betreffende het template van de internationale reserves

Doel

De statistieken betreffende het template van de internationale reserves verschaffen op maandbasis een overzicht van de reserves, overige activa in vreemde valuta en met reserves verband houdende passiva aangehouden bij de deelnemende NCB's en de ECB. Hierbij volgt de presentatie het gemeenschappelijke template van het IMF en de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) voor „International Reserves and Foreign Currency Liquidity”. Deze informatie vult de gegevens aan betreffende de reserves in de betalingsbalansstatistieken van het eurogebied en de statistieken van het eurogebied inzake de internationale investeringspositie.

Vereisten

Reserves van het eurogebied zijn zeer liquide, verhandelbare en kredietwaardige vorderingen van de ECB („gepoolde reserves”) en van de NCB's („niet-gepoolde reserves”) op niet-ingezetenen van het eurogebied, welke luiden in vreemde valuta (d.w.z. in andere valuta's dan de euro), goud, reserveposities in het IMF en bijzondere trekkingsrechten (SDR's). Ook posities in financiële derivaten kunnen hiertoe worden gerekend. De reserves worden samengesteld op brutobasis zonder verrekening van met reserves verband houdende passiva. De van de NCB's vereiste gegevensuitsplitsing is opgenomen in sectie I.A, tabel 3, van bijlage III.

Activa van het Eurosysteem in vreemde valuta die niet aan deze definitie voldoen, namelijk i) vorderingen op ingezetenen van het eurogebied en ii) vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied en die niet voldoen aan de criteria van liquiditeit, verhandelbaarheid en kredietwaardigheid, worden opgenomen in de post „Overige activa in vreemde valuta” van het template van de internationale reserves (zie sectie I.B, tabel 3, van bijlage III).

Vorderingen in euro op niet-ingezetenen en saldi in vreemde valuta van overheden van deelnemende lidstaten worden niet als reserves beschouwd; dergelijke bedragen worden geboekt als „Overige financiële transacties” indien het vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied betreft.

Voorts moet informatie over vaststaande en mogelijke netto-kortetermijnaanspraken van het Eurosysteem die verband houden met de reserves en overige activa in vreemde valuta van het Eurosysteem, de zogenaamde „met reserves verband houdende passiva”, worden gerapporteerd in de secties II tot en met IV van tabel 3 van bijlage III.

3.   Statistieken betreffende de internationale investeringspositie

Doel

De internationale investeringsstatistieken betreffen de opstelling van een overzicht van de externe activa en passiva van het eurogebied als geheel met het oog op de analyse van het monetaire beleid en de valutamarkt. Mede met behulp van deze statistieken kan met name de externe kwetsbaarheid van de lidstaten worden vastgesteld en kunnen mutaties in door de geldhoudende sector in het buitenland aangehouden liquide activa worden gevolgd. Deze statistische gegevens zijn cruciaal voor de samenstelling van de rekening voor het buitenland in de financiële kwartaalrekeningen van het eurogebied en kunnen tevens bijdragen tot de samenstelling van de betalingsbalansstromen.

Vereisten

Inzake standen aan het einde van de periode, vereist de ECB statistieken betreffende de internationale investeringspositie op kwartaal- en jaarbasis.

De gegevens betreffende de internationale investeringspositie komen zoveel mogelijk overeen met internationale normen (zie artikel 2, lid 3, van richtsnoer ECB/2004/15). De ECB stelt de internationale investeringspositie voor het eurogebied als geheel op. De uitsplitsing van de internationale investeringspositie voor het eurogebied is opgenomen in tabel 4 van bijlage II.

De internationale investeringspositie omvat financiële standen aan het einde van de referentieperiode, gewaardeerd tegen prijzen aan het einde van de periode. Mutaties in de waarde van de standen zouden het gevolg kunnen zijn van de volgende factoren. Ten eerste, de mutaties in de waarde tijdens de referentieperiode zullen deels toe te schrijven zijn aan de financiële transacties die hebben plaatsgevonden en die zijn opgenomen in de betalingsbalans. Ten tweede, een deel van de mutaties in de posities aan het begin en aan het einde van een gegeven periode wordt veroorzaakt door prijsmutaties van de weergegeven financiële activa en passiva. Ten derde, ingeval de standen luiden in andere valuta's dan de voor de internationale investeringspositie gebruikte munteenheid, zullen mutaties in de wisselkoersen ten opzichte van andere valuta's ook de waarde beïnvloeden. Ten slotte zal enig andere verandering worden beschouwd als een gevolg van „overige aanpassingen”, indien die verandering niet te wijten is aan voormelde factoren.

De afstemming tussen de financiële stromen en de standen van het eurogebied vereist dat mutaties in de waarde ten gevolge van prijs-, wisselkoersmutaties en overige aanpassingen afzonderlijk worden weergegeven.

De dekking van de internationale investeringspositie dient zo nauw mogelijk aan te sluiten bij die van de betalingsbalansstromen op kwartaalbasis. De begrippen, definities en uitsplitsingen stemmen overeen met die welke voor de betalingsbalansstromen op kwartaalbasis van toepassing zijn. De gegevens betreffende de internationale investeringspositie dienen zoveel mogelijk overeen te komen met andere statistieken zoals monetaire en bancaire statistieken, financiële rekeningen en nationale rekeningen.

Inzake de betalingsbalans op maand- en kwartaalbasis dienen NCB's in de statistieken betreffende de internationale investeringspositie een onderscheid te maken tussen aangehouden activa ten opzichte van deelnemende lidstaten en alle overige externe posities. In de effectenrekeningen is een onderscheid vereist tussen aangehouden effecten die ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven, en effecten die niet-ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven. De samenstelling van de statistieken betreffende nettoactiva in het effectenverkeer van het eurogebied vereist de aggregatie van gerapporteerde netto-effectenactiva die niet-ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven. De samenstelling van de statistieken betreffende nettopassiva in het effectenverkeer van het eurogebied vereist de consolidatie van netto totale nationale verplichtingen en netto aangehouden effecten, die ingezetenen van het eurogebied hebben uitgegeven en gekocht.

NCB's dienen de op kwartaal- en jaarbasis aangehouden activa inzake „directe investeringen”, „effectenactiva” en „overige financiële transacties” met dezelfde uitsplitsing naar sector in te dienen als bij de kwartaalbalans van betalingsstromen.

Ten behoeve van de samenstelling door de ECB van een uitsplitsing naar sector van netto-effectenpassiva van het eurogebied, gelden voor NCB's inzake gegevens betreffende de internationale investeringspositie dezelfde vereisten als voor betalingsbalansstromen, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 2, lid 6, van richtsnoer ECB/2004/15.

Effectenactiva en -passiva binnen de internationale investeringspositie worden uitsluitend uit standengegevens samengesteld.

Vanaf eind maart 2008 verzamelen NCB's (en andere bevoegde nationale statistische autoriteiten, indien toepasselijk) effectsgewijs ten minste kwartaalstanden van effectenactiva en -passiva volgens één van de in de tabel in bijlage VII uiteengezette modellen.


BIJLAGE III

VEREISTE UITSPLITSINGEN

Tabel 1

Maandelijkse nationale bijdragen aan de betalingsbalans van het eurogebied (1)

 

Ontvangsten

Uitgaven

Netto

I.   Lopende rekening

Goederen

Extra

Extra

Extra

Diensten

Extra

Extra

Extra

Inkomens

 

 

 

Inkomen uit arbeid

Extra

Extra

Extra

Inkomen uit beleggingen en investeringen:

 

 

 

Directe investeringen

Extra

Extra

Extra

Effecten

Extra

 

Nationaal

Overige financiële transacties

Extra

Extra

Extra

Inkomensoverdrachten

Extra

Extra

Extra

II.

Vermogensoverdrachtenrekening

Extra

Extra

Extra

 

Nettoactiva

Nettopassiva

Netto

III.   Financiële rekening

Directe investeringen

 

 

Extra

Buiten het eurogebied

 

 

Extra

Aandelen

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

Herinvestering van winsten

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

Overige financiële activa

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

In de rapporterende economie

 

 

Extra

Aandelen

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

Herinvestering van winsten

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

Overige financiële activa

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

Effecten (2)

Extra / Intra

Nationaal

 

Aandelen

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

 

ii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iii)

Niet-MFI's

Extra / Intra

Nationaal

 

Schuldbewijzen

Extra / Intra

Nationaal

 

Obligaties en notes

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

 

ii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iii)

Niet-MFI's

Extra / Intra

Nationaal

 

Geldmarktinstrumenten

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

 

ii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iii)

Niet-MFI's

Extra / Intra

Nationaal

 

Financiële derivaten

 

 

Nationaal

Overige financiële transacties

Extra

Extra

Extra

Monetaire autoriteiten

Extra

Extra

 

Overheid

Extra

Extra

 

waarvan:

 

 

 

chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

Extra

 

Langlopend

Extra

Extra

 

Kortlopend

Extra

Extra

 

Overige sectoren

Extra

Extra

 

waarvan:

 

 

 

chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

Officiële reserves

Extra

 

 


Tabel 2

Nationale kwartaalbijdragen aan de betalingsbalans van het eurogebied (3)

 

Ontvangsten

Uitgaven

Netto

I.   Lopende rekening

Goederen

Extra

Extra

Extra

Diensten

Extra

Extra

Extra

Inkomens

 

 

 

Inkomen uit arbeid

Extra

Extra

Extra

Inkomen uit beleggingen en investeringen

 

 

 

Directe investeringen

Extra

Extra

Extra

Inkomen uit aandelen

Extra

Extra

Extra

Inkomen uit schuld (rente)

Extra

Extra

Extra

Effecten

Extra

 

Nationaal

Inkomen uit aandelen (dividend)

Extra

 

Nationaal

Inkomen uit schuld (rente)

Extra

 

Nationaal

obligaties en notes

Extra

 

Nationaal

geldmarktinstrumenten

Extra

 

Nationaal

Overige financiële activa

Extra

Extra

Extra

Inkomensoverdrachten

Extra

Extra

Extra

II.

Vermogensoverdrachtenrekening

Extra

Extra

Extra

 

Nettoactiva

Nettopassiva

Netto

III.   Financiële rekening

Directe investeringen

 

 

Extra

Buiten het eurogebied

 

 

Extra

Aandelen

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

Herinvestering van winsten

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

Overige financiële activa

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

In de rapporterende economie

 

 

Extra

Aandelen

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

Herinvestering van winsten

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

Overige financiële activa

 

 

Extra

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Extra

ii)

Overige sectoren

 

 

Extra

Effecten (4)

Extra / Intra

Nationaal

 

Aandelen

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

 

ii)

Overheid

Extra / Intra

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iv)

Overige sectoren

Extra / Intra

Nationaal

 

Schuldbewijzen

Extra / Intra

Nationaal

 

Obligaties en notes

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

Nationaal

 

ii)

Overheid

Extra / Intra

Nationaal

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iv)

Overige sectoren

Extra / Intra

Nationaal

 

Geldmarktinstrumenten

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

Nationaal

 

ii)

Overheid

Extra / Intra

Nationaal

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iv)

Overige sectoren

Extra / Intra

Nationaal

 

Financiële derivaten

 

 

Nationaal

i)

Monetaire autoriteiten

 

 

Nationaal

ii)

Overheid

 

 

Nationaal

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

 

Nationaal

iv)

Overige sectoren

 

 

Nationaal

Overige financiële transacties

Extra

Extra

Extra

i)

Monetaire autoriteiten

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

ii)

Overheid

Extra

Extra

 

Handelskrediet

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Leningen

Extra

 

 

Chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

iv)

Overige sectoren

Extra

Extra

 

Handelskrediet

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Leningen

Extra

 

 

Chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

Officiële reserves

Extra

 

 

Monetair goud

Extra

 

 

Bijzondere trekkingsrechten

Extra

 

 

Reservepositie in het Internationaal Monetair Fonds (IMF)

Extra

 

 

Deviezen

Extra

 

 

Chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

Bij monetaire autoriteiten

Extra

 

 

Bij MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

 

 

Effecten

Extra

 

 

Aandelen

Extra

 

 

Obligaties en notes

Extra

 

 

Geldmarktinstrumenten

Extra

 

 

Financiële derivaten

Extra

 

 

Overige vorderingen

Extra

 

 

Tabel 3

Internationale reserves van het Eurosysteem op maandbasis: met reserves verband houdende passiva van het eurogebied

I.   Officiële reserves en overige activa in vreemde valuta (ongeveer marktwaarde)

A.   Officiële reserves

1.

Deviezenvoorraad (in converteerbare vreemde valuta's)

a)

Effecten, waarvan:

emittent met hoofdkantoor in het eurogebied

b)

Totaal chartaal geld en deposito's bij

i)

Andere NCB's, Bank voor internationale betalingen (BIB) en IMF

ii)

Banken met hoofdkwartier in het eurogebied en die zijn gevestigd buiten het eurogebied

iii)

Banken met hoofdkwartier buiten het eurogebied en die zijn gevestigd buiten het eurogebied

2.

Reservepositie in het IMF

3.

SDRs

4.

Goud (met inbegrip van gouddeposito's and goudswaps)

5.

Overige reserves

a)

Financiële derivaten

b)

Leningen aan niet-ingezetene niet-banken

c)

Overige

B.   Overige activa in vreemde valuta

a)

Effecten die niet vallen onder de officiële reserves

b)

Deposito's die niet vallen onder de officiële reserves

c)

Leningen die niet vallen onder de officiële reserves

d)

Financiële derivaten die niet vallen onder de officiële reserves

e)

Goud dat niet valt onder de officiële reserves

f)

Overige

II.   Vaststaande netto-kortetermijnaanspraken op activa in vreemde valuta (nominale waarde)

 

Uitsplitsing naar looptijd (resterende looptijd, waar van toepassing)

 

Totaal

Tot één maand

Meer dan één maand tot drie maanden

Meer dan drie maanden tot één jaar

1.   Leningen, effecten en deposito's in vreemde valuta

Uitgaande stromen (-)

Hoofdsom

 

 

 

 

Rente

 

 

 

 

Inkomende stromen (+)

Hoofdsom

 

 

 

 

Rente

 

 

 

 

2.   Geaggregeerde short en long posities in termijncontracten en futures in vreemde valuta's ten opzichte van de binnenlandse valuta (met inbegrip van de „forward leg” van valuta-swaps)

a)

Short posities (-)

 

 

 

 

b)

Long posities (+)

 

 

 

 

3.   Overige (specificeer)

Uitgaande stromen i.v.m. repo's (-)

 

 

 

 

Inkomende stromen i.v.m. repo's met wederinkoop (+)

 

 

 

 

Ontvangen handelskrediet (-)

 

 

 

 

Verstrekt handelskrediet (+)

 

 

 

 

Overige te betalen posten (-)

 

 

 

 

Overige te ontvangen posten (+)

 

 

 

 

III.   Mogelijke netto-kortetermijnaanspraken op activa in vreemde valuta (nominale waarde)

 

Uitsplitsing naar looptijd (resterende looptijd, waar van toepassing)

 

Totaal

Tot één maand

Meer dan één maand tot drie maanden

Meer dan drie maanden tot één jaar

1.   

Mogelijke passiva in vreemde valuta

a)

Borgstelling op schuld, met resterende looptijd van één jaar of korter

 

 

 

 

b)

Overige mogelijke passiva

 

 

 

 

2.

Effecten in vreemde valuta met ingebouwde opties (puttable bonds)

 

 

 

 

3.1.   

Onbenut, onvoorwaardelijk krediet verschaft door:

a)

andere nationale monetaire autoriteiten, BIB, IMF en andere internationale organisaties

 

 

 

 

Andere nationale monetaire autoriteiten (+)

 

 

 

 

BIB (+)

 

 

 

 

IMF (+)

 

 

 

 

b)

banken en overige financiële instellingen met hoofdkwartier in het rapporterende land (+)

 

 

 

 

c)

banken en overige financiële instellingen met hoofdkwartier buiten het rapporterende land (+)

 

 

 

 

3.2.   

Onbenut, onvoorwaardelijk krediet verstrekt aan:

a)

andere nationale monetaire autoriteiten, BIB, IMF en andere internationale organisaties

 

 

 

 

Andere nationale monetaire autoriteiten (-)

 

 

 

 

BIB (-)

 

 

 

 

IMF (-)

 

 

 

 

b)

banken en overige financiële instellingen met hoofdkwartier in het rapporterende land (-)

 

 

 

 

c)

banken en overige financiële instellingen met hoofdkwartier buiten het rapporterende land (-)

 

 

 

 

4.   

Geaggregeerde short en long posities van opties in vreemde valuta's ten opzichte van de binnenlandse valuta

a)

Short posities

 

 

 

 

i)

Gekochte puts

 

 

 

 

ii)

Geschreven calls

 

 

 

 

b)

Long posities

 

 

 

 

i)

Gekochte calls

 

 

 

 

ii)

Geschreven puts

 

 

 

 

PRO MEMORIE: „in the money”-opties

1.

Tegen huidige wisselkoersen

 

 

 

 

a)

Short positie

 

 

 

 

b)

Long positie

 

 

 

 

2.

+5 % (waardevermindering van 5 %)

 

 

 

 

a)

Short positie

 

 

 

 

b)

Long positie

 

 

 

 

3.

5 % (waardevermeerdering van 5%)

 

 

 

 

a)

Short positie

 

 

 

 

b)

Long positie

 

 

 

 

4.

+10 % (waardevermindering van 10 %)

 

 

 

 

a)

Short positie

 

 

 

 

b)

Long positie

 

 

 

 

5.

10 % (waardevermeerdering van 10 %)

 

 

 

 

a)

Short positie

 

 

 

 

b)

Long positie

 

 

 

 

6.

Overige (specificeer)

 

 

 

 

a)

Short positie

 

 

 

 

b)

Long positie

 

 

 

 

IV.   Memorandumposten

1.

Te rapporteren met standaardfrequentie en volgens de standaardtermijnen:

a)

kortlopende schuld in binnenlandse valuta geïndexeerd aan wisselkoersen;

b)

financiële instrumenten luidende in vreemde valuta en met andere middelen verrekend (bijv. in binnenlandse valuta):

termijncontracten zonder mogelijkheid tot levering:

i)

short posities,

ii)

long posities,

overige instrumenten;

c)

verpande activa:

opgenomen in reserves,

opgenomen in overige activa in vreemde valuta;

d)

geleende en uitgeleende effecten:

uitgeleend of als repo en opgenomen in Sectie I,

uitgeleend of als repo maar niet opgenomen in Sectie I,

geleend of aangekocht en opgenomen in Sectie I,

geleend of aangekocht maar niet opgenomen in Sectie I;

e)

financiële derivaten (netto, tegen marktwaarde):

termijncontracten,

futures,

swaps,

opties,

overige;

f)

derivaten (termijn-, future- of optiecontracten) met margeverplichtingen, met een resterende looptijd van meer dan één jaar:

geaggregeerde short en long posities in termijncontracten en futures in vreemde valuta's ten opzichte van de binnenlandse valuta (met inbegrip van de „forward leg” van valuta-swaps):

i)

short posities,

ii)

long posities;

geaggregeerde short en long posities in opties in vreemde valuta's ten opzichte van de binnenlandse valuta:

i)

short posities:

gekochte puts,

geschreven calls;

ii)

long posities:

gekochte calls,

geschreven puts;

2.

minder frequent bekend te maken (bijv. eens per jaar):

a)

valutasamenstelling van reserves (naar groepen valuta's):

valuta's deel uitmakend van de SDR,

valuta's niet deel uitmakend van de SDR.

Tabel 4

Nationale kwartaalbijdragen aan de internationale investeringspositie van het eurogebied (5)

 

Activa

Passiva

Netto

I.

Directe investeringen

 

 

Extra

Buiten het eurogebied

Extra

 

 

Aandelen en herinvestering van winsten

Extra

 

 

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

 

 

ii)

Overige sectoren

Extra

 

 

Overige financiële activa

Extra

 

 

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

 

 

ii)

Overige sectoren

Extra

 

 

In de rapporterende economie

 

Extra

 

Aandelen en herinvestering van winsten

 

Extra

 

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

Extra

 

ii)

Overige sectoren

 

Extra

 

Overige financiële activa

 

Extra

 

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

Extra

 

ii)

Overige sectoren

 

Extra

 

II.   Effecten (6)

Aandelen

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

 

ii)

Overheid

Extra / Intra

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iv)

Overige sectoren

Extra / Intra

Nationaal

 

Schuldbewijzen

Extra / Intra

Nationaal

 

Obligaties en notes

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

Nationaal

 

ii)

Overheid

Extra / Intra

Nationaal

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iv)

Overige sectoren

Extra / Intra

Nationaal

 

Geldmarktinstrumenten

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

Nationaal

 

ii)

Overheid

Extra / Intra

Nationaal

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iv)

Overige sectoren

Extra / Intra

Nationaal

 

III.

Financiële derivaten

Extra

Extra

Extra

i)

Monetaire autoriteiten

Extra

Extra

Extra

ii)

Overheid

Extra

Extra

Extra

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

Extra

Extra

iv)

Overige sectoren

Extra

Extra

Extra

IV.

Overige financiële transacties

Extra

Extra

Extra

i)

Monetaire autoriteiten

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

ii)

Overheid

Extra

Extra

 

Handelskrediet

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Leningen

Extra

 

 

Chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

iv)

Overige sectoren

Extra

Extra

 

Handelskrediet

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Leningen

Extra

 

 

Chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

V.

Officiële reserves

Extra

 

 

Monetair goud

Extra

 

 

Bijzondere trekkingsrechten

Extra

 

 

Reservepositie in het IMF

Extra

 

 

Deviezen

Extra

 

 

Chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

bij monetaire autoriteiten

Extra

 

 

bij MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

 

 

Effecten

Extra

 

 

Aandelen

Extra

 

 

Obligaties en notes

Extra

 

 

Geldmarktinstrumenten

Extra

 

 

Financiële derivaten

Extra

 

 

Overige vorderingen

Extra

 

 


Tabel 5

Nationale jaarbijdragen aan de internationale investeringspositie van het eurogebied (7)

 

Activa

Passiva

Netto

I.

Directe investeringen

 

 

Extra

Buiten het eurogebied

Extra

 

 

Aandelen en herinvestering van winsten

Extra

 

 

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

 

 

ii)

Overige sectoren

Extra

 

 

waarvan:

 

 

 

Aandelen in buitenlandse beursgenoteerde ondernemingen (marktwaarde)

Extra

 

 

Aandelen in buitenlandse niet-beursgenoteerde ondernemingen (boekwaarde)

Extra

 

 

Pro-memorieposten

 

 

 

Aandelen in buitenlandse beursgenoteerde ondernemingen (boekwaarde)

Extra

 

 

Overige financiële activa

Extra

 

 

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

 

 

ii)

Overige sectoren

Extra

 

 

In de rapporterende economie

 

Extra

 

Aandelen en herinvestering van winsten

 

Extra

 

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

Extra

 

ii)

Overige sectoren

 

Extra

 

waarvan:

 

 

 

Aandelen in binnen het eurogebied beursgenoteerde ondernemingen (marktwaarde)

 

Extra

 

Aandelen in binnen het eurogebied niet-beursgenoteerde ondernemingen (boekwaarde)

 

Extra

 

Pro-memorieposten

 

 

 

Aandelen in binnen het eurogebied beursgenoteerde ondernemingen (boekwaarde)

 

Extra

 

Overige financiële activa

 

Extra

 

i)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

 

Extra

 

ii)

Overige sectoren

 

Extra

 

II.   Effecten (8)

Equity securities

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

 

ii)

Overheid

Extra / Intra

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iv)

Overige sectoren

Extra / Intra

Nationaal

 

Schuldbewijzen

Extra / Intra

Nationaal

 

Obligaties en notes

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

Nationaal

 

ii)

Overheid

Extra / Intra

Nationaal

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iv)

Overige sectoren

Extra / Intra

Nationaal

 

Geldmarktinstrumenten

Extra / Intra

Nationaal

 

i)

Monetaire autoriteiten

Extra / Intra

Nationaal

 

ii)

Overheid

Extra / Intra

Nationaal

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra / Intra

Nationaal

 

iv)

Overige sectoren

Extra / Intra

Nationaal

 

III.

Financiële derivaten

Extra

Extra

Extra

i)

Monetaire autoriteiten

Extra

Extra

Extra

ii)

Overheid

Extra

Extra

Extra

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

Extra

Extra

iv)

Overige sectoren

Extra

Extra

Extra

IV.

Overige financiële transacties

Extra

Extra

Extra

i)

Monetaire autoriteiten

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

ii)

Overheid

Extra

Extra

 

Handelskrediet

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Leningen

Extra

 

 

Chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

iv)

Overige sectoren

Extra

Extra

 

Handelskrediet

Extra

Extra

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Extra

Extra

 

Leningen

Extra

 

 

Chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

Overige activa/passiva

Extra

Extra

 

V.

Officiële reserves

Extra

 

 

Monetair goud

Extra

 

 

Bijzondere trekkingsrechten

Extra

 

 

Reservepositie in het IMF

Extra

 

 

Deviezen

Extra

 

 

Chartaal geld en deposito's

Extra

 

 

bij monetaire autoriteiten

Extra

 

 

bij MFI's (m.u.v. centrale banken)

Extra

 

 

Effecten

Extra

 

 

Aandelen

Extra

 

 

Obligaties en notes

Extra

 

 

Geldmarktinstrumenten

Extra

 

 

Financiële derivaten

Extra

 

 

Overige vorderingen

Extra

 

 


Tabel 6

Statistieken inzake schuldbewijzen voor de analyse van de internationale rol van de euro als een beleggingsvaluta (9)

Euro

Transacties in de eerste/laatste zes maanden van het jaar

 

Activa

Passiva

Schuldbewijzen

Extra/Intra

Nationaal

Obligaties en notes

Extra / Intra

Nationaal

Geldmarktinstrumenten

Extra / Intra

Nationaal

Posities per eind juni/eind december

 

Activa

Passiva

Schuldbewijzen

Extra / Intra

Nationaal

Obligaties en notes

Extra / Intra

Nationaal

Geldmarktinstrumenten

Extra / Intra

Nationaal

US Dollar

Transacties in de eerste/laatste zes maanden van het jaar

 

Activa

Passiva

Schuldbewijzen

Extra / Intra

Nationaal

Obligaties en notes

Extra / Intra

Nationaal

Geldmarktinstrumenten

Extra / Intra

Nationaal

Posities per eind juni/eind december

 

Activa

Passiva

Schuldbewijzen

Extra / Intra

Nationaal

Obligaties en notes

Extra / Intra

Nationaal

Geldmarktinstrumenten

Extra / Intra

Nationaal

Overige valuta's

Transacties in de eerste/laatste zes maanden van het jaar

 

Activa

Passiva

Schuldbewijzen

Extra / Intra

Nationaal

Obligaties en notes

Extra / Intra

Nationaal

Geldmarktinstrumenten

Extra / Intra

Nationaal

Posities per eind juni/eind december

 

Activa

Passiva

Schuldbewijzen

Extra / Intra

Nationaal

Obligaties en notes

Extra / Intra

Nationaal

Geldmarktinstrumenten

Extra / Intra

Nationaal


Tabel 7

Nationale kwartaalbijdragen aan de betalingsbalans van het eurogebied (10)

 

Ontvangsten

Uitgaven

Netto

I.   Lopende rekening

Goederen

Stap 3

Stap 3

Stap 3

Diensten

Stap 3

Stap 3

Stap 3

Inkomens

 

 

 

Inkomen uit arbeid

Stap 3

Stap 3

Stap 3

Inkomen uit beleggingen en investeringen

 

 

 

Directe investeringen

Stap 3

Stap 3

Stap 3

Effecten

Stap 3

 

 

Overige financiële activa

Stap 3

Stap 3

Stap 3

Inkomensoverdrachten

Stap 3

Stap 3

Stap 3

II.

Vermogensoverdrachtenrekening

Stap 3

Stap 3

Stap 3

 

Nettoactiva

Nettopassiva

Netto

III.   Financiële rekening

Directe investeringen

 

 

Stap 3

Buiten het eurogebied

 

 

Stap 3

Aandelen

 

 

Stap 3

Herinvestering van winsten

 

 

Stap 3

Overige financiële activa

 

 

Stap 3

In de rapporterende economie

 

 

Stap 3

Aandelen

 

 

Stap 3

Herinvestering van winsten

 

 

Stap 3

Overige financiële activa

 

 

Stap 3

Effectenverkeer

Stap 3

 

 

Aandelen

Stap 3

 

 

Schuldbewijzen

Stap 3

 

 

Obligaties en notes

Stap 3

 

 

Geldmarktinstrumenten

Stap 3

 

 

Financiële derivaten

 

 

 

Overige financiële transacties

Stap 3

Stap 3

Stap 3

i)

Monetaire autoriteiten

Stap 3

Stap 3

 

ii)

Overheid

Stap 3

Stap 3

 

Handelskrediet

Stap 3

Stap 3

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Stap 3

Stap 3

 

Leningen

Stap 3

 

 

Chartaal geld en deposito's

Stap 3

 

 

Overige activa/passiva

Stap 3

Stap 3

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Stap 3

Stap 3

 

iv)

Overige sectoren

Stap 3

Stap 3

 

Handelskrediet

Stap 3

Stap 3

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Stap 3

Stap 3

 

Leningen

Stap 3

 

 

Chartaal geld en deposito's

Stap 3

 

 

Overige activa/passiva

Stap 3

Stap 3

 

Officiële reserves

 

 

 


Tabel 8

Nationale jaarbijdragen aan de internationale investeringspositie van het eurogebied met geografische uitsplitsing (11)

 

Activa

Passiva

Netto

I.   Directe investeringen

Buiten het eurogebied

Stap 3

 

 

Aandelen en herinvestering van winsten

Stap 3

 

 

Overige financiële activa

Stap 3

 

 

In de rapporterende economie

 

Stap 3

 

Aandelen en herinvestering van winsten

 

Stap 3

 

Overige financiële activa

 

Stap 3

 

II.   Effectenverkeer

Aandelen

Stap 3

 

 

Schuldbewijzen

Stap 3

 

 

Obligaties en notes

Stap 3

 

 

Geldmarktinstrumenten

Stap 3

 

 

III.

Financiële derivaten

 

 

 

IV.

Overige financiële transacties

Stap 3

Stap 3

Stap 3

i)

Monetaire autoriteiten

Stap 3

Stap 3

 

ii)

Overheid

Stap 3

Stap 3

 

Handelskrediet

Stap 3

 

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Stap 3

 

 

Leningen

Stap 3

 

 

Chartaal geld en deposito's

Stap 3

 

 

Overige activa/passiva

Stap 3

Stap 3

 

iii)

MFI's (m.u.v. centrale banken)

Stap 3

Stap 3

 

iv)

Overige sectoren

Stap 3

Stap 3

 

Handelskrediet

Stap 3

 

 

Leningen/chartaal geld en deposito's

Stap 3

 

 

Leningen

Stap 3

 

 

Chartaal geld en deposito's

Stap 3

 

 

Overige activa/passiva

Stap 3

 

 

V.

Officiële reserves

 

 

 

Tabel 9

Geografische uitsplitsing van de ECB voor betalingsbalansstromen op kwartaalbasis en gegevens op jaarbasis inzake de internationale investeringspositie

Denemarken

Zweden

Verenigd Koninkrijk

EU-instellingen (12)

Overige EU-lidstaten (d.w.z. Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije) (13)

Zwitserland

Canada

Verenigde Staten

Japan

Offshorecentra (14)

Internationale organisaties met uitzondering van de EU-instellingen (15)

Residueel (16)

Tabel 10

Grondgebied behorende tot, dan wel landen geassocieerd met lidstaten van het eurogebied

Grondgebied dat deel uitmaakt van het eurogebied

Helgoland: Duitsland

De Balearen, de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla: Spanje

Monaco, Guyana, Guadeloupe, Martinique, Réunion, Saint Pierre en Miquelon, Mayotte: Frankrijk

Madeira, de Azoren: Portugal

De Ålandseilanden: Finland

Grondgebied geassocieerd met lidstaten van het eurogebied dat moet worden opgenomen in de rest van de wereld

Büsingen (niet Duitsland)

Andorra (noch Spanje, noch Frankrijk)

De Nederlandse Antillen en Aruba (niet Nederland)

Frans Polynesië, Nieuw-Caledonië en Wallisarchipel en Futunaeiland) (niet Frankrijk)

San Marino en Vaticaanstad (niet Italië)

Tabel 11

Lijst van offshorecentra voor de geografische uitsplitsing van de ECB voor betalingsbalansstromen op kwartaalbasis en gegevens op jaarbasis inzake de internationale investeringspositie

ISO-codes

Eurostat + OESO

Offshore financiële centra

AD

Andorra

AG

Antigua en Barbuda

AI

Anguilla

AN

Nederlandse Antillen

BB

Barbados

BH

Bahrein

BM

Bermudaeilanden

BS

Bahama's

BZ

Belize

CK

Cookeilanden

DM

Dominica

GD

Grenada

GG

Guernsey

GI

Gibraltar

HK

Hongkong

IM

Eiland Man

JE

Jersey

JM

Jamaica

KN

Saint Kitts en Nevis

KY

Caymaneilanden

LB

Libanon

LC

Saint Lucia

LI

Liechtenstein

LR

Liberia

MH

Marshalleilanden

MS

Montserrat

MV

Maldiven

NR

Republiek Nauru

NU

Niue

PA

Panama

PH

Filipijnen

SG

Singapore

TC

Turks- en Caicoseilanden

VC

Saint Vincent en de Grenadines

VG

Britse Maagdeneilanden

VI

V.S. Maagdeneilanden

VU

Vanuatu

WS

Samoa

Tabel 12

Lijst van internationale organisaties (17) voor de geografische uitsplitsing van de ECB voor betalingsbalansstromen op kwartaalbasis en gegevens op jaarbasis inzake de internationale investeringspositie

1.   Instellingen van de Europese Unie

1.1.   Belangrijkste instellingen, organen en lichamen van de Europese Unie (met uitzondering van de ECB)

EIB (Europese Investeringsbank)

EC (Europese Commissie)

EOF (Europees Ontwikkelingsfonds)

EIF (Europees Investeringsfonds)

1.2.   Andere instellingen, organen en lichamen van de Europese Unie die worden bekostigd uit de algemene begroting

Europees Parlement

Raad van de Europese Unie

Hof van Justitie

Europese Rekenkamer

Europees Economisch en Sociaal Comité

Comité van de Regio's

Overige instellingen, organen en lichamen van de Europese Unie

2.   Internationale organisaties

2.1.   Internationale monetaire organisaties

IMF (Internationaal Monetair Fonds)

BIB (Bank voor Internationale Betalingen)

2.2.   Internationale niet-monetaire organisaties

2.2.1.   Belangrijkste organisaties van de Verenigde Naties

WTO (Wereldhandelsorganisatie)

IBHO (Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling)

IDA (Internationale Ontwikkelingsassociatie)

2.2.2.   Andere organisaties van de Verenigde Naties

Unesco (Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur)

FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties)

WTO (Wereldgezondheidsorganisatie)

IFAD (Internationaal Fonds voor Agrarische Ontwikkeling)

IFC (Internationale Financieringsmaatschappij)

MIGA (Multilaterale Agentschap voor Investeringsgaranties)

Unicef (Kinderfonds van de Verenigde Naties)

UNHCR (Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen)

UNRWA (Organisatie van de Verenigde Naties voor Hulpverlening aan Palestijnse Vluchtelingen)

IAEA (Internationale Organisatie voor Atoomenergie)

IAO (Internationale Arbeidsorganisatie)

ITU (Internationale Telecommunicatie-Unie)

2.2.3.   Andere belangrijke instellingen, organen en lichamen (met uitzondering van de ECB)

OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)

IADB (Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank)

AfDB (Afrikaanse Ontwikkelingsbank)

AsDB (Aziatische Ontwikkelingsbank)

EBWO (Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling)

IAI (Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij)

NIB (Noordse Investeringsbank)

IBEC (Internationale Bank voor Economische Samenwerking)

IIB (Internationale Investeringsbank)

CDB (Caribische Ontwikkelingsbank)

AMF (Arabisch Monetair Fonds)

BADEA (Arabische Bank voor Economische Ontwikkeling Afrika)

CASDB (Ontwikkelingsbank voor Centraal-Afrikaanse Staten)

Afrikaans Ontwikkelingsfonds

Aziatisch Ontwikkelingsfonds

Fonds spécial unifié de développement

CABEI (Middenamerikaanse Bank voor economische integratie)

ADC (Andes-Ontwikkelingsmaatschappij)

2.2.4.   Andere internationale organisaties

NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie)

Raad van Europa

ICRK (Internationaal Comité van het Rode Kruis)

ESA (Europees Ruimteagentschap)

EOB (Europees Octrooibureau)

Eurocontrol (Europese Organisatie voor de Veiligheid van de Luchtvaart)

Eutelsat (Europese organisatie voor telecommunicatiesatellieten)

Intelsat (Internationale Organisatie voor Telecommunicatiesatellieten)

EBU/UER (Europese Radio-Unie)

Eumetsat (Europese Organisatie voor de Exploitatie van Meteorologische Satellieten)

ESO (Europese Zuidelijke Sterrenwacht)

ECMWF (Europees Centrum voor Weersvoorspellingen op Middellange Termijn)

EMBL (Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie)

CERN (Europese Organisatie voor Kernonderzoek)

IOM (Internationale Organisatie voor Migratie)

Tabel 13

Samenvatting van vereisten en uiterste termijnen

Post

Eerste referentieperiode(s)

Eerste indiening/uiterste termijn

Relevante bepaling(en) van aanbeveling ECB/2004/15 en van het onderhavige richtsnoer

Geografische uitsplitsing (m.u.v. overige investeringsinstrumenten)

 

 

Richtsnoer, artikel 2, lid 4 Aanbeveling, sectie 2, bijlage IV

Betalingsbalans op kwartaalbasis

Kw. 1.2003 tot kw. 1.2004

Eind juni 2004

Aanbeveling, tabel 7, bijlage III

Internationale investeringspositie op jaarbasis

2002 en 2003

Eind september 2004

Aanbeveling, tabel 8, bijlage III

Geografische uitsplitsing voor overige investeringsinstrumenten

 

 

Richtsnoer, artikel 2, lid 4 Aanbeveling, bijlage IV, sectie 2

Betalingsbalans op kwartaalbasis

Kw. 1.2004 tot kw. 2.2005

Eind september 2005

Aanbeveling, bijlage III, tabel 7

Internationale investeringspositie op jaarbasis

2003 en 2004

Eind september 2005

Aanbeveling, bijlage III, tabel 8

Driemaandelijkse internationale investeringspositie

Kw. 4.2003 tot kw. 3.2004

Eind december 2004

Richtsnoer, artikel 3, lid 4

Effecten s-b-s

 

 

 

Internationale investeringspositie op kwartaalbasis

Kw. 4.2007 positie

Eind maart 2008

Richtsnoer, artikel 2, lid 6

Internationale investeringspositie op jaarbasis

2007

Eind september 2008

Richtsnoer, artikel 2, lid 6

Effectenactiva (intra) uitgesplitst naar sector van de emittent

 

 

Richtsnoer, artikel 2, lid 3

Maandelijkse betalingsbalans

Januari tot april 2006

Juni 2006

Aanbeveling, bijlage III, tabel 1

Betalingsbalans op kwartaalbasis

Kw. 1.2006

Eind juni 2006

Aanbeveling,, bijlage III, tabel 2

Internationale investeringspositie op kwartaalbasis

Kw. 4.2005 en kw. 1.2006

Eind juni 2006

Aanbeveling, bijlage III, tabellen 4 en 5

Internationale investeringspositie op jaarbasis

2005

Eind september 2006

Aanbeveling, bijlage III, tabellen 4 en 5

Buitenlandse directe investeringen naar waardering van aandelen

 

 

Aanbeveling, bijlage IV, sectie 1.3

Internationale investeringspositie op jaarbasis

2004 en 2005

Eind september 2006

Aanbeveling, bijlage III, tabel 5 en bijlage IV, tabel 1

Opdeling naar leningen/deposito's

 

 

 

Maandelijkse betalingsbalans

Januari en februari 2004

April 2004

 Aanbeveling, bijlage III, tabel 1

Betalingsbalans op kwartaalbasis

kw. 1.2004

Eind juni 2004

Aanbeveling, bijlage III, tabel 2

Internationale investeringspositie op kwartaalbasis

Kw. 4.2003 tot kw. 3.2004

Eind december 2004

Aanbeveling, bijlage III, tabel 4

Internationale investeringspositie op jaarbasis

2003

Eind september 2004

Aanbeveling, bijlage III, tabel 5

Uitsplitsing naar valuta inzake schuldbewijzen (EUR/niet-EUR)

 

 

Richtsnoer, artikel 3, lid 6

Halfjaarlijkse transacties

Juli-december 2004

Eind juni 2005

Aanbeveling, bijlage III, tabel 6

Posities per eind juni/eind december

2004

Eind juni 2005

Aanbeveling, bijlage III, tabel 6

Uitsplitsing naar valuta inzake schuldbewijzen (EUR/USD/overige valuta's)

 

 

Richtsnoer, artikel 3, lid 6

Halfjaarlijkse transacties

Juli-december 2007

Eind juni 2008

Aanbeveling, bijlage III, tabel 6

Posities per eind juni/eind december

2007

Eind juni 2008

Aanbeveling, bijlage III, tabel 6


(1)  

„extra”— staat voor transacties met niet-ingezetenen van het eurogebied (voor effectenactiva en daarmee verband houdend inkomen betreft dit het ingezetenschap van de emittenten);

„intra”— staat voor transacties tussen verschillende lidstaten van het eurogebied;

„nationaal”— staat voor alle grensoverschrijdende transacties van ingezetenen van een deelnemende lidstaat (uitsluitend gebruikt in verband met passiva in het effectenverkeer en het nettosaldo van de financiële derivaten).

(2)  Uitsplitsing naar sectoren op basis van i) houders van het eurogebied in geval van additionele effectenactiva van het eurogebied, en ii) emittenten van het eurogebied in geval van effectenactiva binnen het eurogebied en effectenpassiva.

(3)  

„extra” staat voor transacties met niet-ingezetenen van het eurogebied (voor effectenactiva en daarmee verband houdend inkomen betreft dit het ingezetenschap van de emittenten);

„intra” staat voor transacties tussen verschillende lidstaten van het eurogebied;

„nationaal” staat voor alle grensoverschrijdende transacties van ingezetenen van een deelnemende lidstaat (uitsluitend gebruikt in verband met passiva in het effectenverkeer en het nettosaldo van de financiële derivaten).

(4)  Uitsplitsing naar sectoren op basis van i) houders van het eurogebied in geval van additionele effectenactiva van het eurogebied, en ii) emittenten van het eurogebied in geval van effectenactiva binnen het eurogebied en effectenpassiva.

(5)  

„extra” staat voor posities met niet-ingezetenen van het eurogebied (voor effectenactiva betreft dit het ingezetenschap van de emittenten);

„intra” staat voor posities tussen verschillende lidstaten van het eurogebied;

„nationaal” staat voor alle grensoverschrijdende posities van ingezetenen van een deelnemende lidstaat (uitsluitend gebruikt in verband met passiva in het effectenverkeer en het nettosaldo van de financiële derivaten).

(6)  Uitsplitsing naar sectoren op basis van i) houders van het eurogebied in geval van additionele effectenactiva van het eurogebied, en ii) emittenten van het eurogebied in geval van effectenactiva binnen het eurogebied en effectenpassiva.

(7)  

„extra” staat voor posities met niet-ingezetenen van het eurogebied (voor effectenactiva betreft dit het ingezetenschap van de emittenten);

„intra” staat voor posities tussen verschillende lidstaten van het eurogebied;

„nationaal” staat voor alle grensoverschrijdende posities van ingezetenen van een deelnemende lidstaat (uitsluitend gebruikt in verband met passiva in het effectenverkeer en het nettosaldo van de financiële derivaten).

(8)  Uitsplitsing naar sectoren op basis van i) houders van het eurogebied in geval van additionele effectenactiva van het eurogebied; en ii) emittenten van het eurogebied in geval van effectenactiva binnen het eurogebied en effectenpassiva.

(9)  

„Extra” staat voor transacties/posities met niet-ingezetenen van het eurogebied (voor effectenactiva en daarmee verband houdend inkomen betreft dit het ingezetenschap van de emittenten);

„Intra” staat voor transacties/posities tussen verschillende lidstaten van het eurogebied;

„Nationaal” staat voor alle grensoverschrijdende transacties/posities door/van ingezetenen van een deelnemende lidstaat (uitsluitend gebruikt in verband met passiva in het effectenverkeer en het nettosaldo van de financiële derivaten).

(10)  Stap 3 betreft de geografische uitsplitsing zoals uiteengezet in tabel 9.

(11)  Stap 3 betreft de geografische uitsplitsing zoals uiteengezet in tabel 9.

(12)  Zie samenstelling in tabel 12. Een individuele uitsplitsing is niet vereist.

(13)  Een individuele uitsplitsing is niet vereist.

(14)  Slechts verplicht voor de financiële rekening van de betalingsbalans, de daarmee verband houdende inkomensrekeningen en de internationale investeringspositie. Lopende rekening(m.u.v. inkomens)-stromen ten opzichte van offshorecentra mogen hetzij apart hetzij zonder onderscheid worden gerapporteerd in de categorie restpost. Zie samenstelling in tabel 11. Een individuele uitsplitsing is niet vereist.

(15)  Zie samenstelling in tabel 12. Een individuele uitsplitsing is niet vereist.

(16)  Berekend als residueel (zonder de bedragen die overeenkomen met de voornoemde tegenposten, de totale nationale bijdrage aan de post de betalingsbalans/internationale investeringspositie van het eurogebied).

(17)  Gebaseerd op het Bop-vademecum van de Europese Commissie (Eurostat).


BIJLAGE IV

BEGRIPPEN EN DEFINITIES VOOR DE AAN DE EUROPESE CENTRALE BANK TE RAPPORTEREN BETALINGSBALANSSTATISTIEKEN EN STATISTIEKEN BETREFFENDE DE INTERNATIONALE INVESTERINGSPOSITIE EN HET TEMPLATE VAN DE INTERNATIONALE RESERVES

Voor de samenstelling van zinvolle geaggregeerde externe statistieken voor het eurogebied zijn begrippen en definities opgesteld inzake betalingsbalansstatistieken (inkomensrekening, vermogensoverdrachtenrekening en de financiële rekening), alsmede voor de statistieken betreffende de internationale investeringspositie en het template van de internationale reserves. Deze begrippen en definities zijn gebaseerd op het zogenoemde „Implementation Package” (juli 1996) en aanvullende documenten die de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) heeft goedgekeurd. Bestaande internationale normen, zoals de vijfde editie van het Betalingsbalanshandboek (BPM5) van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en het IMF/Bank voor Internationale Betalingen (BIB)-template „International Reserves and Foreign Currency Liquidity”, dienden als referentie voor de opstelling van deze begrippen en definities. De belangrijkste harmonisatievoorstellen worden hieronder vermeld, overeenkomstig de methodologische notities van de ECB inzake de „betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied (met inbegrip van reserves)”, die zijn gepubliceerd op haar website http://www.ecb.int. Voorts wordt verwezen naar de hoofdstukken 2 en 3 van de ECB-publicatie „Statistische methodes van de Europese Unie inzake de betalingsbalans/internationale investeringspositie” (hierna „het B.o.p.-boek” genoemd), dat jaarlijks wordt herzien en zowel op de website als in de papieren versie beschikbaar is.

1.   Begrippen en definities van bepaalde posten

1.1.   Inkomens uit beleggingen en investeringen (zie eveneens het B.o.p.-boek, hoofdstuk 3.4)

Inkomens uit beleggingen en investeringen omvatten inkomen uit door een ingezetene van het eurogebied aangehouden financieel activum van buiten het eurogebied (ontvangsten) en, parallel daaraan, inkomen uit door een niet-ingezetene van het eurogebied aangehouden financieel activum van het eurogebied (uitgaven). Winsten en verliezen op (kapitaal)bezit, die afzonderlijk kunnen worden vastgesteld, worden niet ingedeeld als inkomen uit beleggingen en investeringen, maar als waardeveranderingen van investeringen ten gevolge van marktprijsontwikkelingen.

Inkomens uit beleggingen en investeringen omvatten inkomen uit directe investeringen, effectenverkeer, overige investeringen in financiële instrumenten en de reserves van het Eurosysteem. Nettostromen in verband met rentederivaten worden in de financiële rekening evenwel onder „Financiële derivaten” geboekt. Herinvestering van winsten wordt onder „Inkomen uit directe investeringen” geboekt. Het betreft het aandeel van de directe investeerder in de totale geconsolideerde winst in de betrokken referentieperiode (na belastingen, interest en afschrijvingen), behaald door de onderneming, waarin de directe investering is gedaan, minus de in de referentieperiode verschuldigde dividenden, zelfs indien deze dividenden verband houden met in voorgaande periodes behaalde winsten.

De vereisten voor de gegevens op maand- en kwartaalbasis inzake de betalingsbalans zijn nagenoeg identiek aan de IMF Standard Components zoals vastgelegd in het BPM5. Het belangrijkste verschil is dat de ECB geen uitsplitsing vereist voor inkomen uit directe investeringen in aandelen, in uitgekeerde en ingehouden winsten.

Rente-inkomen wordt toegerekend aan de periode waarop het betrekking heeft (zulks is niet vereist voor gegevens op maandbasis). Dividenden worden geboekt vanaf de datum waarop zij verschuldigd zijn. Herinvestering van winsten dient te worden geboekt in de periode waarin de winsten werden behaald.

1.2.   Vermogensoverdrachtenrekening (zie eveneens het B.o.p.-boek, hoofdstuk 3.6)

De vermogensoverdrachtenrekening omvat vermogensoverdrachten en de aankoop/verkoop van niet-geproduceerde, niet-financiële activa. Lopende overdrachten dienen te worden opgenomen in de lopende rekening. Vermogensoverdrachten omvatten i) eigendomsoverdrachten van vaste activa; ii) overboekingen van middelen in verband met, dan wel afhankelijk van de aan- of verkoop van vaste activa; iii) het om niet kwijtschelden van schulden door crediteuren. Vermogensoverdrachten geschieden contant of in natura (zoals het afstand doen van een vorderingsrecht). Het onderscheid tussen lopende overdrachten en vermogensoverdrachten hangt in de praktijk af van de aanwending van de overdracht door het land van bestemming. Aan- of verkoop van niet-geproduceerde, niet-financiële activa omvat voornamelijk immateriële activa zoals octrooien, leases of andere overdraagbare contracten. Slechts de aan- of verkoop van dergelijke activa, en niet hun gebruik, dient onder deze post van de vermogensoverdrachtenrekening te worden geboekt.

In tegenstelling tot de IMF-standaardcomponenten van de vermogensoverdrachtenrekening die bestaan uit een sectorale uitsplitsing naar de posten „Overheid” en „Overige sectoren” (met vervolgens een verdere uitsplitsing), stelt de ECB evenwel een „lump-sum” vermogensoverdrachtenrekening samen, zonder verdere uitsplitsing.

1.3.   Directe investeringen (zie tevens het B.o.p.-boek, hoofdstuk 3.7)

Directe investeringen is een categorie van internationale investeringen die weerspiegelt dat een ingezetene entiteit in een economie het doel heeft, om een duurzaam belang te verwerven in een in een andere economie ingezeten onderneming. Overeenkomstig internationale normen (IMF) wordt binnen het kader van de betalingsbalans/de internationale investeringspositie van het eurogebied uit het „10 %-eigendom criterium” het bestaan van een direct investeringsverband, d.w.z. een duurzaam belang afgeleid. Op basis van dit criterium kan een directinvesteringsverband bestaan tussen een aantal verbonden ondernemingen, ongeacht het feit of het verband één keten of meerdere omvat. De relatie kan zich uitstrekken tot dochterondernemingen, dochters van dochterondernemingen en partnerondernemingen van de onderneming waarin de directe investering is gedaan. Eens dat de directe investering vaststaat, worden alle daaruit voortvloeiende financiële stromen/deelnemingen tussen/ten opzichte van de gelieerde entiteiten geboekt als transacties/posities in verband met directe investeringen (1).

Conform de IMF-normen en de Eurostat/OESO-richtlijnen worden directe investeringsverbanden volgens het „directioneel”-principe geboekt, dat wil zeggen dat de financiële transacties tussen de directe investeerder-ingezetene van het eurogebied en de niet-ingezeten ondernemingen, waarin de directe investeringen worden gedaan, worden ingedeeld als „Directe investeringen buitenland”. Parallel daaraan worden de financiële transacties tussen ingezeten ondernemingen, waarin de investeringen worden gedaan, en directe investeerders-niet-ingezetenen van het eurogebied ingedeeld onder de post „Directe investeringen in de rapporterende economie” van de betalingsbalans van het eurogebied.

De componenten van directe investeringen zijn aandelenkapitaal, herinvestering van winsten en „Overige financiële activa” dat verband houdt met diverse schuldoperaties tussen ondernemingen. Aandelenkapitaal omvat aandelen in bijkantoren, alsmede alle aandelen in dochter- en partnerondernemingen. Herinvestering van winsten bestaat uit de compenserende boekingspost voor het aandeel van de directe investeerder in winsten die door dochter- of partnerondernemingen niet als dividenden zijn uitgekeerd, alsmede uit winsten van bijkantoren die niet aan de directe investeerder zijn geremitteerd en die zijn geboekt onder „Inkomens uit beleggingen en investeringen”. „Overige financiële activa” omvat alle financiële operaties tussen gelieerde bedrijven (lenen en uitlenen van middelen) — met inbegrip van schuldbewijzen en leverancierskredieten (d.w.z. handelskredieten) — tussen directe investeerders en dochterondernemingen, bijkantoren en partnerondernemingen.

Inzake de waardering van standen van directe investeringen wordt de toepassing van marktprijzen internationaal aanbevolen. Deze benadering wordt toegepast op de waardering van aandelen in het geval van beursgenoteerde ondernemingen waarin de directe investering wordt gedaan. In het geval dat het niet-beursgenoteerde ondernemingen betreft waarin de directe investering wordt gedaan, worden aandelen daarentegen gewaardeerd op basis van de boekwaarde onder toepassing van een gangbare definitie die de volgende boekingsposten omvat:

i)

volgestort kapitaal (met uitzondering van eigen aandelen en met inbegrip van agioreserves);

ii)

alle soorten reserves (met inbegrip van investeringssubsidies, indien richtlijnen voor de administratieve verwerking deze als bedrijfsreserves beschouwen), en

iii)

niet-uitgekeerde winsten minus verliezen (met inbegrip van het resultaat voor het lopende jaar).

Zijnde pro-memorieposten, dient voor de boekwaardes van aandelen in beursgenoteerde ondernemingen waarin de directe investering wordt gedaan, eveneens dezelfde gangbare definitie te worden toegepast.

De werkzaamheden van de gezamenlijke ECB/Commissie (Eurostat) Task Force inzake directe buitenlandse investeringen is uitgemond in een aantal aanbevelingen die de harmonisering van methodologie en praktijken voor alle lidstaten beogen. Tabel 1 vat de belangrijkste aanbevelingen samen.

1.4.   Effectenverkeer (zie tevens het B.o.p.-boek, hoofdstuk 3.8)

De effectenrekening van het eurogebied omvat i) aandelen en ii) schuldbewijzen in de vorm van obligaties, notes en geldmarktinstrumenten, tenzij deze worden ingedeeld als hetzij directe investeringen, hetzij als reserves. Financiële derivaten, alsook repo's en effecten-uitleen vallen niet onder effectenverkeer.

De post „Aandelen” omvat alle instrumenten die een vordering vertegenwoordigen op de resterende waarde van ondernemingen met rechtspersoonlijkheid nadat de vorderingen van alle crediteuren zijn voldaan. Aandelen of preferente aandelen, participatiebewijzen of soortgelijke instrumenten duiden op een vorm van aandelenvermogen. Ook transacties in en het bezit van aandelen in instellingen voor collectieve belegging, bijvoorbeeld beleggingsfondsen, vallen onder deze rubriek.

Obligaties en notes zijn effecten met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar die de houder ervan normaliter i) het onvoorwaardelijke recht geven op een vast geldelijk inkomen of contractueel vastgelegd variabel geldelijk inkomen (de rentebetaling staat los van de winst van de debiteur) en ii) het onvoorwaardelijke recht op een vast bedrag als terugbetaling van de hoofdsom op een bepaalde datum of op bepaalde data.

In tegenstelling tot obligaties en notes, zijn geldmarktinstrumenten effecten die worden uitgegeven met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar. Doorgaans geven zij de houder ervan het onvoorwaardelijke recht op een welbepaald vast bedrag op een van tevoren vastgestelde datum. Dergelijke instrumenten worden meestal op georganiseerde markten met disconto verhandeld; het disconto is afhankelijk van de rentevoet en de resterende looptijd.

Op het verslag van de Task Force on Portfolio Investment Data Collection Systems volgden nationale haalbaarheidsstudies inzake mogelijke het hele eurogebied omspannende effectsgewijze gegevensverzameling. Deze studies werden uitgevoerd door de toenmalige 15 lidstaten van de Europese Unie en werden afgesloten met een akkoord dat ten minste kwartaalstanden van het effectenverkeer in het eurogebied effectsgewijs worden verzameld. Dit akkoord introduceerde vier adequate in de tabel in bijlage VII opgenomen modellen voor de samenstelling van statistieken inzake het effectenverkeer.

Ten behoeve van de uitsplitsing naar sector van netto-effectenpassiva van het eurogebied, zijn de vereisten ten aanzien van de gegevens betreffende de internationale investeringspositie dezelfde als voor de betalingsbalansstromen.

Effectentransacties worden in de betalingsbalans van het eurogebied opgenomen wanneer crediteuren of debiteuren van het eurogebied de vordering of de schuld boeken. Transacties worden geboekt tegen de werkelijk ontvangen of betaalde prijs onder aftrek van commissie en kosten. Voor effecten met coupons wordt derhalve na de laatste rentebetaling de lopende rente opgenomen en, voor met disconto uitgegeven effecten, wordt de sedert de uitgifte gecumuleerde rente opgenomen. Lopende rente dient te worden opgenomen voor de financiële rekening van de betalingsbalans op kwartaalbasis en de internationale investeringspositie; voor de betalingsbalans op maandbasis wordt dezelfde behandeling aangemoedigd; deze boekingen in betalingsbalans op kwartaalbasis (en in de betalingsbalans op maandbasis) vereisen compenserende boekingsposten in de respectieve inkomensrekening.

1.5.   Financiële derivaten (zie eveneens het B.o.p.-boek, hoofdstuk 3.9)

Financiële derivaten zijn aan specifieke financiële instrumenten, indicatoren of goederen gekoppelde financiële instrumenten, aan de hand waarvan bepaalde financiële risico's als dusdanig op financiële markten kunnen worden verhandeld. Transacties in financiële derivaten worden behandeld als afzonderlijke transacties en niet als integrale onderdelen van de waarde van de onderliggende transacties waaraan ze eventueel gekoppeld zijn.

Transacties en posities in opties, futures, swaps, valutatermijncontracten, kredietderivaten en verankerde derivaten worden opgenomen in de betalingsbalans, de internationale reserves en de internationale investeringspositie. Om praktische redenen wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de verankerde derivaten en het onderliggende instrument waaraan ze gekoppeld zijn.

Internationaal is men het erover eens, dat de aan rentederivaten verbonden nettostromen dienen te worden geboekt als financiële derivaten, niet als inkomen uit beleggingen en investeringen. De indeling van specifieke instrumenten van kredietderivaten dient per geval te worden beslist.

Initiële margestortingen worden beschouwd als mutaties in deposito's en moeten, indien ze identificeerbaar zijn, worden opgenomen in de rekening „Overige financiële transacties”. De verwerking van variatiemargestortingen hangt af van de vorm van de variatiemarge: Initiële margestortingen met het karakter van een optie worden in beginsel beschouwd als mutaties in deposito's en moeten, indien ze identificeerbaar zijn, worden opgenomen in de rekening „Overige financiële transacties”. Variatiemarges met het karakter van futures worden in beginsel beschouwd als transacties in derivaten en moeten worden opgenomen onder „Financiële derivaten”.

Voor opties moet de volledige premie (d.w.z. de aan-/verkoopprijs van de opties en de impliciete commissie) worden opgenomen.

De waardering van financiële derivaten moet geschieden op basis van de actuele marktwaarde.

De opname van transacties in financiële derivaten vindt plaats wanneer de crediteur en de debiteur de vordering, respectievelijk de schuld boeken. Omdat het in de praktijk voor sommige derivateninstrumenten moeilijk is een onderscheid te maken tussen activa- en passivastromen, worden alle transacties in financiële derivaten in de betalingsbalans van het eurogebied op nettobasis geboekt. Activa- en passivaposities uit hoofde van financiële derivaten worden in de statistieken inzake de internationale investeringspositie op brutobasis opgenomen, met uitzondering van de financiële derivaten die tot de reserves behoren; deze worden op nettobasis opgenomen.

1.6.   Overige financiële transacties (zie eveneens het B.o.p.-boek, hoofdstuk 3.10)

Overige financiële transacties worden gedefinieerd als een restcategorie waartoe alle financiële transacties behoren die niet gerekend worden tot directe investeringen, effectenverkeer, financiële derivaten of reservecategorieën.

„Overige financiële transacties” bestaat uit handelskredieten, leningen, chartaal geld en deposito's en overige activa/passiva. Het omvat eveneens de compenserende boekingsposten voor transitorische activa inzake onder overige financiële transacties ingedeelde instrumenten.

Handelskrediet bestaat uit vorderingen of schulden uit directe kredietverlening door leveranciers of klanten uit het eurogebied voor transacties in goederen en diensten, en voorschotten voor werk in uitvoering (of uit te voeren werk) in verband met dergelijke transacties.

Leningen/chartaal geld en deposito's omvatten transacties in/bezit van de volgende financiële instrumenten: leningen, d.w.z. financiële activa gecreëerd door middel van door een crediteur (geldgever) aan een debiteur (geldnemer) verstrekte directe leningen op basis van een overeenkomst krachtens welke de geldgever hetzij geen zekerheid ontvangt hetzij een niet-verhandelbaar document of instrument, repo-achtige transacties, valuta en deposito's. Zulks omvat onder andere leningen ter financiering van handelstransacties, andere leningen en voorschotten (met inbegrip van hypotheken) en financiële leases. Het onderscheid tussen „leningen” en „chartaal geld en deposito's” is gebaseerd op de aard van de debiteur. Zulks houdt in dat door de geldhoudende sector van het eurogebied aan banken van buiten het eurogebied verstrekt geld aan de actiefzijde dient te worden geclassificeerd als „deposito's” en dat door de geldhoudende sector van het eurogebied aan niet-banken van buiten het eurogebied (d.w.z. institutionele eenheden met uitzondering van banken) verstrekt geld dient te worden geclassificeerd als „leningen”. Aan de passiefzijde dient door niet-banken van binnen het eurogebied (d.w.z. niet-MFI's) opgenomen geld steeds te worden geclassificeerd als „leningen”. Ten slotte houdt dit onderscheid in dat alle transacties met MFI's van binnen het eurogebied en buitenlandse banken dienen te worden geclassificeerd als „deposito's”.

Alle repo-achtige transacties, d.w.z. repo-overeenkomsten, verkoop/terugkoop-transacties en effectenuitleen (onder verstrekking van cash als onderpand) worden in de betalingsbalans/internationale investeringspositie van het eurogebied behandeld als leningen tegen onderpand en niet als rechtstreekse aan-/verkopen van effecten. Deze operaties worden onder „Overige financiële transacties” geboekt en zulks binnen de ingezeten sector van het eurogebied dat de transactie uitvoert. Deze behandeling beoogt de economische beweegredenen van deze financiële instrumenten te verduidelijken en strookt tevens met de accountingpraktijk van banken en andere financiële ondernemingen.

Overige activa/passiva omvat alle posten, met uitzondering van handelskredieten, leningen en chartaal geld en deposito's.

De sector van het eurogebied „Eurosysteem” in „Overige financiële transacties” omvat nettoposities van het Eurosysteem bij nationale centrale banken (NCB's) van niet-deelnemende lidstaten in verband met de werking van het TARGET-systeem. Deze in euro luidende saldi/rekeningen binnen het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) zijn vergelijkbaar met mutaties in nostro/vostro-rekeningen van monetaire financiële instellingen (MFI's) en worden derhalve aan de ECB op nettobasis onder passiva gerapporteerd.

De beginselen „eigendomsoverdracht”, „vereveningstijdstip” en „betalingstijdstip” voldoen aan de IMF-normen.

In vergelijking met de BPM5-standaardcomponenten verschilt de presentatie van de uitsplitsing (d.w.z. sector als eerste prioriteit). Deze uitsplitsing naar sector is evenwel verenigbaar met die van het BPM5, dat allereerst volgens instrument indeelt. Inzake de gegevens voor de betalingsbalans op maandbasis is een onderscheid tussen kortetermijn- en langetermijnstromen in de MFI-sector vereist. Zoals in de BPM5-presentatie worden chartaal geld en deposito's onderscheiden van leningen en overige financiële transacties.

1.7.   Reserves (zie eveneens het B.o.p.-boek, hoofdstuk 3.11)

De reserves van het eurogebied bestaan uit de reserves van het Eurosysteem, d.w.z. de reserves van de ECB en de NCB's.

Reserves moeten i) onder effectief toezicht staan van de betrokken monetaire autoriteit van het Eurosysteem of van een NCB, en ii) zeer liquide, verhandelbare en kredietwaardige vorderingen zijn die het Eurosysteem aanhoudt ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied en die luiden in andere valuta dan de euro, goud, reserveposities in het IMF of speciale trekkingsrechten (SDR's).

Deze definitie sluit expliciet uit, dat in buitenlandse valuta luidende vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, en in euro luidende vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, op nationaal niveau of op het niveau van het eurogebied worden beschouwd als reserves. Deviezenposities van de overheid en/of de Schatkist worden evenmin opgenomen in de definitie van reserves voor het eurogebied, zulks overeenkomstig de institutionele bepalingen in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Reserves van de ECB zijn de overeenkomstig artikel 30 van de statuten van het ESCB gepoolde activa en worden derhalve geacht onder de directe en effectieve controle van de ECB te staan. Zolang geen verdere eigendomsoverdracht plaatsvindt, staan de door de NCB's aangehouden reserves onder hun directe en effectieve controle en worden behandeld als reserves van iedere onderscheiden NCB. De presentatie van de transacties met de internationale reserves van het Eurosysteem vermeldt een totaalcijfer voor maandelijkse transacties. Aanvullende details inzake de transacties van het Eurosysteem in goud, deviezen, aangehouden SDR's en de reservepositie in het IMF zijn op kwartaalbasis beschikbaar overeenkomstig BPM5-standaardcomponenten. Overeenkomstig de recente IMF-aanbeveling terzake, wordt een aparte categorie voor financiële derivaten gepresenteerd.

De reserves van het Eurosysteem worden op brutobasis samengesteld zonder verrekening van met verplichtingen verband houdende reserves (met uitzondering van in de subcategorie „Financiële derivaten” opgenomen reserves, waarvoor een nettoverantwoording geldt).

De waardering wordt gebaseerd op marktprijzen door toepassing i) voor transacties, van de marktprijzen die gelden op het moment van de transactie, en ii) voor aangehouden reserves, de slotwisselkoersen (middenkoersen) die op het einde van de desbetreffende referentieperiode van toepassing waren. Ten tijde van de transactie geldende wisselkoersen en slotwisselkoersen (middenkoersen) zoals op het einde van de desbetreffende referentieperiode, worden toegepast bij de conversie in euro van transacties en in vreemde valuta luidende activa.

Inkomen uit reserves moet zonder verder onderscheid minstens eenmaal per kwartaal op basis van periodetoerekening worden geboekt onder de post „Overige financiële transacties” van de rekening „Inkomens uit beleggingen en investeringen”, met inbegrip van rente-inkomen uit schuldbewijzen die deel uitmaken van de reserves.

Het idee dat bruikbare reserves een belangrijkere aanwijzing vormen voor het vermogen van een land om aan zijn deviezenverplichtingen te voldoen dan de brutoreserves die in de betalingsbalansstatistieken en de statistieken betreffende de internationale investeringspositie worden aangegeven, heeft aan belang gewonnen en is in de „Special Data Dissemination Standard” van het IMF opgenomen.

Om de bruikbare reserves te berekenen, moeten de gegevens betreffende de brutoreserves worden aangevuld met informatie over andere activa in vreemde valuta en met reserves verband houdende passiva. Daarom worden gegevens op maandbasis over (bruto)reserves van het Eurosysteem aangevuld met informatie betreffende overige activa in vreemde valuta, alsmede vaststaande en mogelijke netto-kortetermijnaanspraken op de brutoreserves, die worden ingedeeld naar resterende looptijd. Bovendien wordt, met een vertraging van een kwartaal, eveneens een valuta-uitsplitsing vereist tussen brutoreserves luidende in SDR-valuta's (totaal) en andere valuta's (totaal).

Wat betreft specifieke posten, dient monetair goud in alle omkeerbare goudtransacties (goudswaps, repo's, leningen en deposito's) onveranderd te blijven. Repo-transacties in effecten in vreemde valuta verhogen het totaalbedrag van de reserves van de inlenende NCB, aangezien de desbetreffende bij een repo betrokken effecten op de balans blijven staan; in het geval van repo's met wederinkoop registreert de uitlenende monetaire autoriteit geen mutatie in het totaalbedrag van de reserves, indien de niet-ingezeten tegenpartij een andere monetaire autoriteit of financiële instelling is, omdat de vordering op de inlenende instelling dan als een reserve wordt beschouwd.

2.   Implementatiemethoden voor geografische allocatie

De samenstelling van geografisch uitgesplitste betalingsbalansstatistieken en statistieken betreffende de internationale investeringspositie werd stapsgewijze uitgevoerd. Daarbij wordt in drie stappen voldaan aan gegevensvereisten, die steeds zwaarder worden:

Stap 1:

:

Samenstelling op het niveau van het eurogebied

:

optelling van nationale totale nettotransacties/-posities.

Stap 2:

:

Samenstelling op het niveau van het eurogebied

:

afzonderlijke optelling van transacties/posities met niet-ingezetenen voor ontvangsten en uitgaven of nettoactiva en nettopassiva (betalingsbalans)/activa en passiva (internationale investeringspositie).

Gegevensvereisten op NCB-niveau: afzonderlijke identificatie van transacties/posities tussen ingezetenen van het eurogebied en niet-ingezetenen van het eurogebied, zoals bepaald in bijlage III (tabellen 1, 2, 4 en 5).

Stap 3:

:

Samenstelling op het niveau van het eurogebied en gegevensvereisten op NCB-niveau

:

zoals in stap 2, met toevoeging van een geografische uitsplitsing binnen transacties/posities van buiten het eurogebied. Stap 3 is alleen noodzakelijk voor statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie op kwartaalbasis, zoals bepaald in bijlage III (tabellen 7 en 8).

Gegevensvereisten op NCB-niveau: afzonderlijke identificatie van transacties/posities tussen ingezetenen van het eurogebied en ingezetenen van landen op de overeengekomen lijst van tegenpartijen, i.e. landen/regio's in bijlage III (tabellen 9 tot en met 12).

3.   Indeling naar institutionele sector in de aggregaten van het eurogebied (zie tevens het B.o.p.-boek, hoofdstuk 3.1.6)

De sectorale uitsplitsing van aggregaten van het eurogebied omvat monetaire autoriteiten, overheid, MFI's en overige sectoren van het eurogebied.

Monetaire autoriteiten

De sector „Monetaire autoriteiten” in de statistieken van het eurogebied bestaat uit het Eurosysteem.

Overheid

De sector „Overheid” in de statistieken van het eurogebied strookt met de definitie van deze sector in SNR 93 en ESR 95 en omvat derhalve de volgende eenheden:

centrale overheid,

deelstaatoverheid,

lokale overheid,

socialeverzekeringsinstellingen.

MFI's met uitzondering van monetaire autoriteiten

Deze „MFI's met uitzondering van monetaire autoriteiten”-sector komt overeen met de MFI-sector voor de monetaire en bancaire statistieken (met uitzondering van monetaire autoriteiten). Deze omvat:

i)

kredietinstellingen zoals deze in de communautaire wetgeving zijn gedefinieerd, dat wil zeggen als ondernemingen die deposito's of andere terugbetaalbare gelden van het publiek ontvangen (met inbegrip van de opbrengsten uit de verkoop van bankbrieven aan het publiek) en kredieten voor eigen rekening verstrekken; alsmede

ii)

alle overige ingezeten financiële instellingen die deposito's en/of nauwe substituten voor deposito's ontvangen van andere entiteiten dan MFI's, en voor eigen rekening (althans in economische termen) kredieten verstrekken en/of beleggen in effecten.

Overige sectoren

De categorie „Overige sectoren” in de statistieken van het eurogebied omvat een verscheidenheid aan institutionele eenheden en voornamelijk:

i)

overige financiële instellingen die niet onder de definitie van MFI vallen, zoals instellingen voor collectieve belegging die niet als geldmarktfondsen worden beschouwd, beleggingsinstellingen die investeren in onroerend goed, effectenmakelaars, hypotheekverstrekkende instellingen, verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen en financiële hulpbedrijven; alsmede

ii)

niet-financiële instellingen, zoals publiek- en privaatrechtelijke niet-financiële vennootschappen, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, en huishoudens.

Niet-MFI's

De „Niet-MFI's' sectoren”-categorie van de statistieken voor het eurogebied omvat de sectoren i) „Overheid” en ii) „Overige sectoren”.

Tabel 1

Aanbevelingen in verband met transacties inzake directe buitenlandse investeringen, met inbegrip van verband houdend inkomen, en posities (2)

Prioriteit

Actie

Korte termijn

Hoog

Alle indirecte verbanden inzake directe buitenlandse investeringen (3) dienen conceptueel te worden behandeld in overeenstemming met internationale statistische normen, zoals beschreven in hoofdstuk 1 van het rapport van de Task Force inzake directe buitenlandse investeringen.

Alle (indirecte) transacties/posities inzake directe buitenlandse investeringen dienen geografisch aan de direct gelieerde bedrijven of de moedermaatschappij te worden gekoppeld (3)  (4).

Alle lidstaten dienen op basis van de resultaten van de enquêtes inzake directe buitenlandse investeringen (ten minste jaarlijks uit te voeren) te beginnen met de samenstelling van de effectenstanden inzake directe buitenlandse investeringen en de herinvestering van winsten (5)  (6).

Effectenstanden inzake directe buitenlandse investeringen dienen voor beursgenoteerde (zowel boek-, alsook marktwaarde) en niet- beursgenoteerde ondernemingen apart te worden verzameld.

Laag

Bijdragen ter dekking van verliezen die zijn geleden door ondernemingen waarin directe investeringen werden gedaan, dienen in de financiële rekening te worden opgenomen.

Middellange termijn

Hoog

Het „Current Operating Performance Concept” dient door alle lidstaten te worden toegepast voor het boeken van herinvestering van winsten (7).

Andere kapitaalcomponenten dienen te worden geclassificeerd overeenkomstig de aanbevelingen in het verslag van de Task Force inzake directe buitenlandse investeringen.

Middellange termijn

Middellang

Uitkering van dividenden uit buitengewone winsten dient te worden opgenomen in de financiële rekening (derhalve niet in de berekening van de herinvestering van winsten)

Lange termijn

Hoog

Indirecte verbanden inzake directe buitenlandse investeringen dienen (ten minste) hetzij eigendomsverbanden van meer dan 50%; dan wel (ii) directe en indirecte eigendomsverbanden van meer dan 10%, berekend als de som van de opeenvolgende eigendomsverbanden binnen een keten


(1)  Uitzonderingen houden verband met transacties/posities in financiële derivaten tussen gelieerde ondernemingen die onder de categorie „Financiële derivaten” worden geboekt, in plaats van onder „Directe investeringen/overige financiële activa”. Dit is op het niveau van het eurogebied overeengekomen.

(2)  Per eind 2003.

(3)  Deze aanbeveling beveelt niet aan indirecte verbanden te bestrijken, maar betreft veeleer de toe te passen methodologie. Zie tevens de langetermijnactie in verband met het bestrijken van indirecte verbanden inzake directe buitenlandse investeringen in de praktijk.

(4)  Deze aanbeveling is slechts van toepassing op herinvestering van winsten (stromen) en effectenstanden inzake directe buitenlandse investeringen. Voor een beter inzicht in ongerijmdheden die enig ander criterium zou inhouden, zie hoofdstuk 2 van het verslag van de Task Force inzake directe buitenlandse investeringen.

(5)  Uitzonderingen zijn de eerste vaststelling inzake de internationale investeringspositie (in te dienen volgens T + 9) en beleggingen in onroerend goed. De volgende niet-aanvaardbare praktijken dienen te worden opgegeven: i) de keuze van het waarderingscriterium aan de informatieplichtigen overlaten (markt- of boekwaarde), en ii) de toepassing van een permanente-inventarismethode/accumulatie van betalingsbalansstromen voor de samenstelling van standen.

(6)  Gedurende een bilateraal overeen te komen overgangsperiode, zullen optimale ramingen voor de nieuwe vereisten binnen de overeengekomen uiterste termijnen worden aanvaard.

(7)  Lidstaten mogen de nadruk leggen op een beperkt aantal ondernemingen (de grootste en/of holdings) voor het uitwerken van een onderscheid tussen gewone en buitengewone winsten en verliezen.


BIJLAGE V

VERZENDING VAN GEGEVENS AAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Voor de elektronische transmissie van de door de ECB vereiste statistische informatie maken de NCB's gebruik van de door het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) verstrekte faciliteit op basis van het telecommunicatienetwerk „ESCB-Net”. Iedere uitwisseling van gegevens binnen het ESCB dient gebruik te maken van hetzelfde conceptuele gegevensmodel. Voor deze elektronische uitwisseling van statistische gegevens is het statistische-berichtenmodel „GESMES/TS” ontwikkeld. Dit vereiste neemt niet weg dat bepaalde andere middelen kunnen worden gebruikt als geaccepteerde noodoplossing voor de verzending van statistische gegevens aan de ECB.

De NCB's nemen de onderstaande aanbevelingen in acht teneinde een bevredigende gegevensverzending te verzekeren:

Volledigheid: de NCB's rapporteren alle verlangde reekssleutels. Het niet-rapporteren van reekssleutels of het rapporteren van niet-bekende reekssleutels zal worden beschouwd als een onvolledige rapportage. Ingeval een waarneming ontbreekt, dient de weglating te worden gerapporteerd middels de desbetreffende vlag voor de waarnemingsstatus. Wanneer slechts in een deelgroep van reekssleutels herzieningen worden aangebracht, moeten de validatieregels daarenboven op de gehele betalingsbalans worden toegepast.

Tekenconventie: De gegevensverzending door NCB's aan de ECB en de Europese Commissie (Eurostat) geschiedt volgens een uniforme tekenconventie voor alle te rapporteren gegevens. Volgens deze tekenconventie moet bij de rapportage van vorderingen en verplichtingen het plusteken worden gebruikt in de lopende rekening en de vermogensoverdrachtenrekening, terwijl nettosaldi dienen te worden berekend en gerapporteerd als vorderingen minus verplichtingen. In de financiële rekening moet een afname van de nettoactiva/toename van de nettopassiva met een plusteken worden gerapporteerd, en een toename van de nettoactiva/afname van de nettopassiva met een minteken. Nettosaldi dienen te worden berekend en gerapporteerd als nettomutaties in activa plus nettomutaties in passiva.

Voor de verzending van gegevens betreffende de internationale investeringspositie dienen de nettoposities te worden berekend en gerapporteerd als activapositie minus passivapositie.

Boekingskenmerken van de gegevens: de validatieregels die werden verspreid en op verzoek verkrijgbaar zijn, dienen door de NCB's te worden toegepast voordat de gegevens aan de ECB worden toegezonden.

In geval van herzieningen kunnen NCB's een herziene set gegevens aan de ECB sturen Elke herziening dient als volgt te worden verzonden:

Herzieningen voor betalingsbalansgegevens op maandbasis worden ter beschikking gesteld tegelijk met de indiening van i) de gegevens voor de volgende maand; ii) de desbetreffende gegevens op kwartaalbasis, en iii) de desbetreffende herziene gegevens op kwartaalbasis;

herzieningen voor betalingsbalansgegevens op kwartaalbasis worden ter beschikking gesteld tegelijk met de indiening van de gegevens voor het volgende kwartaal;

herzieningen voor gegevens op kwartaalbasis inzake de internationale investeringspositie worden ter beschikking gesteld tegelijk met de indiening van de gegevens voor het volgende kwartaal;

herzieningen voor de gegevens op jaarbasis inzake de internationale investeringspositie worden ter beschikking gesteld tegelijk met de indiening van de gegevens voor volgende jaren.

Enige herziening voor betalingsbalansgegevens op maand- en kwartaalbasis inzake volledige jaren stellen de NCB's eind maart aan de ECB ter beschikking en tevens eind september samen met de gegevens op jaarbasis inzake de internationale investeringspositie.

Enige herziening voor gegevens op kwartaalbasis betreffende de internationale investeringspositie inzake volledige jaren stellen de NCB's eind september aan de ECB ter beschikking samen met de gegevens op jaarbasis inzake de internationale investeringspositie.

De gegevens voor het template van de internationale reserves kunnen continu worden herzien, indien toepasselijk. Consistentie tussen de posities aan het einde van een periode en de relevante posten in de bijdragen aan het eurogebied (op kwartaal- en jaarbasis) betreffende de internationale investeringspositie dient evenwel te worden verzekerd.


BIJLAGE VI

TOEZICHT OP DE STATISTISCHE SAMENSTELLINGSMETHODES

De Europese Centrale Bank (ECB) houdt toezicht op de compilatiemethodes die worden gebruikt voor de rapportage van de betalingsbalansstatistieken en de statistieken betreffende de internationale investeringspositie, alsmede op de begrippen en definities die regelmatig door de deelnemende lidstaten worden toegepast. Het toezicht zal samengaan met het actualiseren van de ECB-publicatie „European Union Balance of Payments/international investment position statistical methods” (hierna „het B.o.p.-boek” genoemd). Naast het toezichthouden beoogt het B.o.p.-boek de samenstellers van de betalingsbalans van het eurogebied over de ontwikkelingen in andere lidstaten van het eurogebied te informeren.

Het B.o.p.-boek bevat voor alle lidstaten informatie over de statistische structuur van de betalingsbalans en internationale investeringspositie. Het geeft een gedetailleerde beschrijving van de compilatiemethodes en de toegepaste begrippen en definities, alsmede informatie over afwijkingen van de overeengekomen definities voor de betalingsbalansstatistieken en de statistieken betreffende de internationale investeringspositie in de lidstaten.

Het B.o.p.-boek wordt jaarlijks bijgewerkt in nauwe samenwerking met de lidstaten.


BIJLAGE VII

GEGEVENSVERZAMELING INZAKE HET EFFECTENVERKEER

Gezien de inherente problemen bij de samenstelling van statistieken van het effectenverkeer, werd het noodzakelijk geacht een gemeenschappelijke aanpak vast te leggen voor de verzameling van deze informatie in het gehele eurogebied.

Zoals uiteengezet in sectie 1.4 van bijlage III werden nationale haalbaarheidsstudies uitgevoerd inzake mogelijke, het hele eurogebied omspannende effectsgewijze gegevensverzameling. Deze studies werden met het volgende akkoord afgesloten: tegen eind maart 2008 verzamelen de lidstaten van het eurogebied effectsgewijs ten minste kwartaalstanden van effectenactiva en -passiva. Tot dan zullen sommige lidstaten slechts in staat zijn optimale ramingen te leveren voor een aantal specifieke uitsplitsingen inzake het effectenverkeer, met name de sector van de emittent of valuta/land van uitgifte.

De beschikbaarheid van een functionerende gecentraliseerde effectendatabase (GED) („Centralised Securities Database” (CSDB)) wordt essentieel geacht voor het operationeel worden van de nieuwe verzamelsystemen. Bijgevolg, indien het „Project Closure Document” voor fase 1 van het GED-project niet vóór eind maart 2005 via het Comité statistieken van het Europees Stelsel van centrale banken aan de Raad van bestuur wordt voorgelegd, zal deze uiterste termijn worden verlengd met de bij de indiening opgelopen vertraging.

De beoogde dekking is als volgt gedefinieerd: effectenstanden die aan de nationale samensteller geaggregeerd worden gerapporteerd, d.w.z. zonder standaardcodes (ISIN of vergelijkbare), mogen niet meer dan 15 % uitmaken van de totale effenctenactiva- of effenctenpassivastanden. Deze drempel dient als leidraad voor de dekkingsbeoordeling van de systemen van de lidstaten. Het GED dient in voldoende mate effecten over de hele wereld te bestrijken met het oog op de samenstelling van statistieken uit effectsgewijze gegevens.

Effectenactiva- en effectenpassivastanden binnen de internationale investeringspositie worden uitsluitend uit standengegevens samengesteld.

Vanaf maart 2008 (te beginnen met gegevens inzake januari 2008-transacties en eind 2007-posities) voldoen verzamelsystemen van het eurogebied inzake het effectenverkeer aan één van de modellen in de volgende tabel:

Adequate verzamelsystemen inzake het effectenverkeer

Maandelijkse standen [s-b-s] + maandelijkse stromen [s-b-s]

Kwartaalstanden [s-b-s] + maandelijkse stromen [s-b-s]

Maandelijkse standen [s-b-s] + afgeleide maandelijkse stromen [s-b-s]

Kwartaalstanden [s-b-s] + maandelijkse stromen [agg.]

Opmerkingen:

„s-b-s” = effectsgewijze gegevensverzameling;

„afgeleide stromen” = standenverschillen (aangepast vanwege koersbewegingen, prijzen en andere vastgestelde mutaties in volume).


III Bekendmakingen

Commissie

30.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 292/63


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN VP/2004/017

Begrotingsonderdeel 04.02.10

Innoverende acties gefinancierd op grond van artikel 6 van de verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds: „Overdracht en verspreiding van innovatie in het kader van ESF artikel 6-projecten”

(2004/C 292/06)

Artikel 6 van de verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds (1) steunt innovatieve acties ter bevordering van nieuwe benaderingen en ter identificatie van voorbeelden van goede praktijken die tot een betere implementatie van de door het ESF ondersteunde activiteiten kunnen leiden.

Deze oproep tot het indienen van voorstellen betreft de overdracht en verspreiding van innovatieve benaderingen en methoden die door middel van projecten uit hoofde van artikel 6 gedurende de programmeringsperiode 2000-2006 ontwikkeld zijn.

De oproep beoogt de inventarisatie van de meest waardevolle lessen die uit een of meer artikel 6-projecten kunnen worden getrokken en de gerichte overdracht en verspreiding van deze lessen onder een breder publiek.

Er zijn twee termijnen voor de indiening van een aanvraag in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen, te weten:

de termijn voor de eerste aanvraagronde is 16 februari 2005. De projecten kunnen worden gestart tussen 1 en 30 september 2005. De maximale looptijd van de projecten bedraagt twaalf maanden;

de termijn voor de tweede aanvraagronde is 16 februari 2006. De projecten kunnen worden gestart tussen 1 en 30 september 2006. De maximale looptijd van de projecten bedraagt twaalf maanden.

Uitvoeriger informatie over de aanvraagprocedure, de beschikbare financiële middelen, de subsidiabiliteit, de selectie- en gunningsprocedure, waaronder de handleiding voor de aanvrager, de projectbeschrijving, de begrotingsraming en andere bijlagen kunnen worden gedownload van de volgende website:

http://forum.europa.eu.int/Public/irc/empl/vp_2004_017/library

Alle documenten en informatie op deze website vormen een integrerend en bindend onderdeel van de oproep tot het indienen van voorstellen.


(1)  Verordening (EG) nr. 1784/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 betreffende het Europees Sociaal Fonds (PB L 213 van 13.8.1999, blz. 66).