Financieel Reglement

Dankzij de begroting kan de Europese Unie (EU) voorzien in de financieringsbehoeften van de programma's en projecten die zij op diverse beleidsterreinen uitvoert. Om haar uitgaven te financieren beschikt de EU over eigen middelen (douanerechten, landbouwrechten, belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (BNI)). Dit reglement omvat de regels voor de opstelling en de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

BESLUIT

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [Zie wijzigingsbesluiten].

SAMENVATTING

Deze verordening vervangt het Financieel Reglement van 1977 (es de en fr) om de vereisten van vereenvoudiging op wetgevend en administratief gebied en van een strenger beheer van de communautaire financiën in acht te nemen. Dit nieuw Financieel Reglement blijft beperkt tot de grote beginselen en basisregels voor de communautaire begroting. De technische bepalingen en de details zijn vastgesteld in de verordening houdende uitvoeringsvoorschriften van het door de Commissie goedgekeurde Financieel Reglement.

Naast de basisregels van het financieel beheer van de begroting, worden in deze verordening de regels vastgesteld voor het voeren van de boekhouding en de rekening en verantwoording, het plaatsen van overheidsopdrachten en de toekenning van subsidies. Voorts regelt zij de verantwoordelijkheid van de ordonnateurs, de rekenplichtigen en de interne controleurs. Zij stelt de wijze van externe controle en de kwijtingsprocedure vast. Tot slot bevat de verordening specifieke bepalingen die van toepassing zijn op de EOGFL-Garantie, de Structuurfondsen, onderzoek en externe maatregelen.

BEGROTINGSBEGINSELEN

Het Financieel Reglement bevestigt de in het EG-Verdrag opgenomen beginselen opnieuw en beperkt de uitzonderingen erop via een stringente regeling tot wat strikt noodzakelijk is.

Eenheidsbeginsel en begrotingswaarachtigheidsbeginsel

Deze beginselen houden in dat alle ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschappen, alsook die van de Unie (wanneer deze ten laste van de begroting komen), in de begroting worden opgenomen. Dit geldt ook voor de uitgaven en ontvangsten van de Europese Gemeenschap en van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, alsmede voor de beleidsuitgaven voor de implementatie van de bepalingen van het Verdrag betreffende de EU op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, wanneer deze ten laste van de begroting komen.

Jaarperiodiciteitsbeginsel

Dit beginsel houdt in dat de op de begroting opgevoerde uitgaven worden toegestaan voor de duur van één begrotingsjaar van twaalf maanden dat loopt van 1 januari tot 31 december. Deze regel wordt afgezwakt door het handhaven van het onderscheid tussen gesplitste en niet-gesplitste kredieten. De noodzaak om meerjarenacties uit te voeren noopt tot het begrip gesplitste kredieten, die in tegenstelling tot niet-gesplitste kredieten bestaan uit vastleggings- en betalingskredieten. Vastleggingskredieten dekken gedurende het lopende begrotingsjaar de totale kosten van de juridische verbintenissen die worden aangegaan voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt. Betalingskredieten dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

Kredieten die aan het einde van het begrotingsjaar waarvoor zij waren uitgetrokken, niet zijn gebruikt, komen in beginsel te vervallen. Het is evenwel mogelijk deze kredieten naar de begroting van het volgende jaar over te dragen. De verordening bepaalt de voorwaarden en limieten terzake. Dit heeft betrekking op de vastleggingskredieten van gesplitste kredieten en nog niet vastgelegde niet-gesplitste kredieten waarvoor de meeste voorbereidende stadia van het vastleggingsbesluit op 31 december beëindigd zijn of waarvoor het basisbesluit in het laatste kwartaal van het begrotingsjaar is vastgesteld. Betalingskredieten kunnen eveneens worden overgedragen ter dekking van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren of worden gebonden aan overgedragen vastleggingskredieten. Niet-gesplitste kredieten die overeenkomen met verplichtingen die bij de afsluiting van het begrotingsjaar rechtmatig waren aangegaan, worden van rechtswege en uitsluitend naar het eerstvolgende begrotingsjaar overgedragen.

Indien de begroting aan het begin van het begrotingsjaar, d.w.z. op 1 januari, niet definitief is vastgesteld, is in de verordening voorzien in het systeem van de zogenaamde "voorlopige twaalfden". In dat geval kunnen uitgaven maandelijks per hoofdstuk worden verricht, tot maximaal een twaalfde van de kredieten van het vorige begrotingsjaar.

Evenwichtsbeginsel

Dit beginsel houdt in dat de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht moeten zijn, aangezien de Gemeenschappen geen leningen mogen aangaan om hun uitgaven te dekken. Het saldo van elk begrotingsjaar wordt, al naargelang het positief (overschot) of negatief (tekort) is, in de begroting van het volgende begrotingsjaar als ontvangst of als betalingskrediet opgenomen.

Rekeneenheidsbeginsel

In beginsel is de euro de rekeneenheid die wordt gehanteerd bij de opstelling, de uitvoering en het afleggen van rekening en verantwoording van de communautaire begroting. Toch kunnen bepaalde transacties in nationale valuta's worden verricht onder de voorwaarden die nader worden bepaald in de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement.

Universaliteitsbeginsel

Het universaliteitsbeginsel houdt in dat de gezamenlijke ontvangsten dienen ter dekking van de gezamenlijke betalingskredieten. Dit beginsel impliceert twee belangrijke regels: de onbestemdheid en de niet-compensatie.

De onbestemdheidsregel belet dat een specifieke ontvangst een specifieke uitgave financiert. Het Financieel Reglement voorziet in afwijkingen van dit beginsel. Dat is met name het geval voor de financiële bijdrage van de lidstaten voor bepaalde onderzoeksprogramma's, of de deelnemingen van derde landen aan activiteiten van de Gemeenschappen, bij voorbeeld in het kader van de Europese Economische Ruimte.

De niet-compensatieregel bepaalt dat ontvangsten en uitgaven niet kunnen worden gecompenseerd, zodat de begroting exhaustief en volledig wordt voorgesteld. Het volledige bedrag van ontvangsten en uitgaven wordt derhalve opgenomen. Enkel de in het Financieel Reglement of zijn uitvoeringsvoorschriften vermelde uitzonderingen zijn toegestaan.

Specialiteitsbeginsel

Om iedere verwarring tussen de verschillende kredieten te voorkomen, moet ieder krediet een bepaalde bestemming hebben en worden toegewezen voor een specifieke uitgave. De begroting is ingedeeld in delen, titels, hoofdstukken, artikelen en posten.

Omdat een zekere flexibiliteit van beheer onontbeerlijk is voor de instellingen, voorziet het Financieel Reglement in regels voor kredietoverschrijvingen. Wanneer deze overschrijvingen niet vallen onder het autonoom recht van de instelling, moet de begrotingsautoriteit (de Raad en het Parlement) van tevoren op de hoogte worden gesteld of een besluit nemen.

Beginsel van goed financieel beheer

Dit beginsel wordt gedefinieerd door verwijzing naar de beginselen zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid. Het wordt ten uitvoer gelegd door het vaststellen van door middel van meetbare indicatoren te verifiëren doelstellingen, om over te gaan van een op de middelen toegespitst beheer naar een op de resultaten georiënteerd beheer. De instellingen moeten evaluaties vooraf en achteraf verrichten overeenkomstig de door de Commissie verstrekte richtsnoeren.

Doorzichtigheidsbeginsel

Bij de opstelling en de uitvoering van de begroting, alsmede bij de indiening van de rekeningen, moet worden gezorgd voor doorzichtigheid. Dit houdt onder meer in dat de begroting en de gewijzigde begrotingen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze bekendmaking geschiedt binnen twee maanden na de datum van de definitieve vaststelling van de begroting door het Europees Parlement.

OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING

Opstelling van de begroting

De instellingen stellen een raming op van hun ontvangsten en uitgaven, die zij vóór 1 juli van elk jaar aan de Commissie toezenden. Deze ramingen worden tevens ter informatie toegezonden aan de begrotingsautoriteit.

De Commissie legt de Raad uiterlijk op 1 september van elk jaar een voorontwerp van begroting voor. In dit voorontwerp worden de ramingen van alle instellingen samengevoegd en een algemeen overzicht van de uitgaven en ontvangsten van de Gemeenschappen geboden. Het voorontwerp van begroting kan worden gewijzigd door het indienen van een nota van wijzigingen bij de Raad.

De Raad stelt de ontwerpbegroting op volgens de procedure van artikel 272, lid 3, van het EG-Verdrag, en dient deze uiterlijk op 5 oktober van het jaar voorafgaande aan dat van de uitvoering van de begroting bij het Parlement in. Indien de Raad afwijkt van het voorontwerp, voegt hij er een memorie van toelichting aan toe, waarin de redenen hiervoor worden uiteengezet.

De voorzitter van het Europees Parlement constateert de definitieve vaststelling van de begroting. Vanaf de dag van de vaststelling worden de lidstaten de bedragen schuldig die zij moeten storten onder de voorwaarden die zijn bepaald in het kader van het stelsel van de eigen middelen.

In het Financieel Reglement is voorzien in de mogelijkheid om in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden ontwerpen van gewijzigde begroting op te stellen. Het onderscheid tussen aanvullende en gewijzigde begrotingen is opgeheven.

Structuur en inrichting van de begroting

De begroting omvat:

De ontvangsten van de Commissie en de ontvangsten en uitgaven van de overige instellingen worden ingedeeld in titels, hoofdstukken, artikelen en posten al naar hun aard of bestemming.

De staat van uitgaven van de afdeling van de Commissie wordt ingericht volgens een indeling naar bestemming. Een titel komt overeen met een beleidsterrein en een hoofdstuk met een activiteit. De Verordening voert dus een methode in om de begroting in te delen naar bestemming ("activity based budgeting").

De begroting mag geen negatieve ontvangsten bevatten.

De begrotingsafdeling van de Commissie mag een "negatieve reserve" bevatten van ten hoogste 200 miljoen euro, die zowel vastleggingskredieten als betalingskredieten kan bevatten.

De afdeling van de Commissie bevat twee reserves:

De begroting bevat in de samenvattende staat van ontvangsten en uitgaven:

In iedere afdeling van de begroting is tevens de personeelsformatie opgenomen en worden de opgenomen en verstrekte leningen vermeld.

UITVOERING VAN DE BEGROTING

De Commissie voert de begroting ten aanzien van zowel ontvangsten als uitgaven uit onder haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de grenzen van de toegekende kredieten.

De in de begroting opgenomen kredieten kunnen pas voor een communautaire actie worden besteed nadat een basisbesluit (besluit van afgeleid recht) is vastgesteld. Zonder basisbesluit kunnen worden besteed:

Wijze van uitvoering

De Commissie voert de begroting uit:

De verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de begroting brengt mee dat het haar verboden is overheidstaken te delegeren die een discretionaire beoordelingsbevoegdheid inhouden, die door politieke keuzen kan worden bepaald. Privaatrechtelijke organen, behalve die welke met een openbare dienstverleningstaak zijn belast, kunnen derhalve slechts diensten van technische deskundigheid verstrekken en voorbereidende of bijkomende taken vervullen.

Financiële actoren

Er is een beginsel van scheiding van functies. Zo zijn de functies van ordonnateur en rekenplichtige gescheiden en onderling onverenigbaar.

De ordonnateur is belast met het innen van de ontvangsten en het verrichten van de uitgaven overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en staat in voor de wettigheid en regelmatigheid ervan. Deze taak wordt uitgevoerd door de instelling zelf. Zij bepaalt in haar interne administratieve voorschriften aan welke personeelsleden van het gepaste niveau zij deze functies delegeert (gedelegeerde ordonnateurs). De ordonnateur voert de organisatorische structuur en de systemen en procedures voor beheer en interne controle in die passen bij de uitvoering van zijn taken

Elke Instelling stelt een rekenplichtige aan, die wordt belast met:

Verantwoordelijkheid van de financiële actoren

Los van eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kan elke ordonnateur, rekenplichtige of beheerder van gelden ter goede rekening te allen tijde tijdelijk of definitief van zijn functies worden ontheven.

Elke ordonnateur, rekenplichtige of beheerder van gelden ter goede rekening is tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk onder de in het Statuut genoemde voorwaarden.

Om het bestaan van een financiële onregelmatigheid en de eventuele gevolgen ervan vast te stellen, richt elke Instelling een gespecialiseerde instantie op.

Ontvangsten

De door de eigen middelen gevormde ontvangsten worden als raming in euro in de begroting uitgedrukt. Zij worden volgens een specifieke regelgeving ter beschikking gesteld.

Elke maatregel of situatie waardoor een schuldvordering van de Gemeenschappen ontstaat of wordt gewijzigd, is vooraf het voorwerp van een schuldvorderingsraming van de bevoegde ordonnateur. In afwijking hiervan wordt voor de eigen middelen die door de lidstaten op vaste vervaldagen worden afgedragen, geen schuldvorderingsraming opgesteld vóór hun terbeschikkingstelling. Voor deze middelen geeft de bevoegde ordonnateur een invorderingsopdracht af.

De ordonnateur stelt schuldvorderingen vast door:

De opdracht tot invordering is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de rekenplichtige opdraagt een schuldvordering die hij heeft vastgesteld in te vorderen.

De rekenplichtige neemt de door de bevoegde ordonnateur naar behoren opgestelde invorderingsopdrachten in behandeling. Hij gaat over tot invordering door verrekening van de schuldvorderingen van de Gemeenschappen wanneer de debiteur zelf een zekere, vaststaande en invorderbare vordering op de Gemeenschappen heeft. Wanneer de bevoegde gedelegeerd ordonnateur van het innen van een vastgestelde schuldvordering wil afzien, verifieert hij of het afzien van de schuldvordering regelmatig is en strookt met de beginselen van goed financieel beheer en proportionaliteit.

Uitgaven

Elke uitgave is voorwerp van een vastlegging, een betaalbaarstelling, een betalingsopdracht en een betaling. Behoudens in geval van kredieten die zonder basisbesluit mogen worden besteed, wordt de vastlegging van een uitgave voorafgegaan door een financieringsbesluit van de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten.

De vastlegging in de begroting is de handeling waarbij de kredieten worden gereserveerd die nodig zijn voor de latere betalingen ter uitvoering van een juridische verbintenis.

Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting doet ontstaan of constateert die tot een last leidt.

De vastlegging en de juridische verbintenis worden door dezelfde ordonnateur aangegaan, behoudens naar behoren gemotiveerde gevallen die bij de uitvoeringsvoorschriften worden bepaald.

De betaalbaarstelling is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur:

De betalingsopdracht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur, nadat hij heeft geverifieerd of de kredieten beschikbaar zijn, de rekenplichtige door middel van een betalingsopdracht opdraagt het bedrag van de door hem betaalbaar gestelde uitgaven te betalen.

42. Een betaling wordt slechts uitgevoerd indien is aangetoond dat de actie overeenkomstig het basisbesluit of het contract is en betrekking heeft op een of meer van de volgende verrichtingen:

De termijnen voor uitgaven zijn vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften, waarin tevens de voorwaarden worden aangegeven waaronder crediteuren bij te late betaling achterstandsrente genieten ten laste van het begrotingsonderdeel dat de hoofdsom van de uitgaven draagt.

Intern controleur

Iedere instelling stelt een interne controlefunctie in, die moet worden uitgeoefend met inachtneming van de terzake doende internationale normen. De intern controleur kan noch ordonnateur noch rekenplichtige zijn. De door de instelling aangewezen intern controleur is haar verantwoording schuldig voor de verificatie van de goede werking van de systemen en de procedures voor de uitvoering van de begroting. Hij oefent er geen controle op uit vóór het besluit van de ordonnateurs; deze functie is voortaan aan de ordonnateurs voorbehouden.

De intern controleur adviseert zijn instelling bij het beheersen van de risico's door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed financieel beheer.

PLAATSING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN

In de verordening worden het toepassingsgebied en de basisprincipes voor het gunnen van overheidsopdrachten bepaald. Zij legt de verplichtingen tot bekendmaking en de procedures voor het plaatsen van opdrachten vast.

Voor alle overheidsopdrachten wordt een schriftelijke overeenkomst gesloten door een aanbestedende instantie, d.w.z. ofwel een communautaire instelling in eigen naam of namens een derde begunstigde, ofwel deze begunstigde of een door hem gemachtigde derde (in de sector externe maatregelen).

Met het oog op de doorzichtigheid moet de Commissie haar keuze bekend maken aan alle gegadigden en inschrijvers. Wie foutieve of vervalste informatie geeft of wie in een belangenconflict verkeert, kan voortaan worden uitgesloten van de overheidsopdracht. De hen betreffende gegevens worden opgeslagen in een database die ook toegankelijk is voor de andere Europese instellingen.

SUBSIDIES

In de verordening worden het toepassingsgebied, de procedure voor de toekenning, de betaling en de controle van subsidies geregeld.

Subsidies zijn rechtstreekse financiële bijdragen ten laste van de begroting, bij wijze van schenking verleend voor de financiering van:

De toekenning van subsidies geschiedt met inachtneming van het transparantiebeginsel, het beginsel van gelijke behandeling, het cumulatieverbod, het verbod van werking met terugwerkende kracht en het medefinancieringsbeginsel. Bovendien mag de subsidie de begunstigde geen winst opleveren.

Jaarlijks wordt een overzicht van alle toegekende subsidies gepubliceerd, waarbij rekening wordt gehouden met de eisen van vertrouwelijkheid en veiligheid.

REKENING EN VERANTWOORDING EN BOEKHOUDING

De rekeningen van de Gemeenschappen omvatten:

Uiterlijk op 15 juni maakt de Rekenkamer haar opmerkingen over de voorlopige rekeningen van elke instelling en elk orgaan bekend. Elke instelling en elk orgaan maakt onder haar/zijn eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen op en zendt deze uiterlijk op 1 juli van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar toe aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer met het oog op de opstelling van de definitieve geconsolideerde rekeningen.

De Commissie keurt de definitieve geconsolideerde rekeningen goed en zendt deze voor 31 juli van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. De definitieve geconsolideerde rekeningen worden voor 31 oktober van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt.

De Commissie geeft het Europees Parlement en de Raad regelmatig informatie over de uitvoering van de begroting.

De boekhouding van de Instellingen is een systeem van ordening van budgettaire en financiële informatie om kwantitatieve gegevens te behandelen, in te delen en te registreren. De boekhouding bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding. Deze boekhoudingen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.

De rekenplichtige van de Commissie stelt na raadpleging van de rekenplichtigen van de andere Instellingen en de door de Gemeenschappen opgerichte organen de boekhoudmethoden en -regels en het geharmoniseerde rekeningstelsel vast die door alle communautaire Instellingen, bureaus en organen moeten worden toegepast. Hij stelt deze regels en methoden vast op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector, waarvan hij mag afwijken wanneer de bijzondere aard van de activiteiten van de Gemeenschappen dat wettigt.

EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING

Daar de Rekenkamer belast is met de externe controle stellen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie haar zo spoedig mogelijk in kennis van alle beslissingen en besluiten die zij op financieel gebied hebben genomen. De kamer controleert de wettigheid en de regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven in het licht van de bepalingen van de Verdragen, de begroting, het Financieel Reglement, de uitvoeringsvoorschriften, en alle ter uitvoering van de Verdragen genomen besluiten.

De Commissie, de andere instellingen, de organen die ontvangsten of uitgaven namens de Gemeenschappen beheren en de eindbegunstigden van uit de begroting verrichte betalingen, houden ter beschikking van de Rekenkamer:

Na overleg met de andere instellingen stelt de Rekenkamer een jaarverslag en een special verslag op, waarin het financieel beheer wordt beoordeeld.

Vóór 30 april van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de Commissie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n. Het kwijtingsbesluit betreft de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschappen, alsmede het saldo dat daaruit resulteert en de in de financiële balans beschreven activa en passiva van de Gemeenschappen.

BIJZONDERE BEPALINGEN

De verordening bevat enkele afwijkende bepalingen die van toepassing zijn op het financieel beheer van:

SLOTBEPALINGEN

In de slotbepalingen is met name vastgesteld dat:

WIJZIGINGEN VAN 2006

De wijzigingen in het Financieel Reglement van december 2006, van toepassing met ingang van 1 mei 2007, beogen de financiële voorschriften te vereenvoudigen teneinde de administratieve procedures te verminderen. Dit vereenvoudigt de toegang tot financieringen voor het financieel kader 2007-2013. De wijzigingen betreffen met name de subsidies en de aanbestedingen. Met meer flexibiliteit bij het beheer van de fondsen kan direct worden ingespeeld op humanitaire probleemsituaties of crises aan het einde van het jaar. Bovendien bevat de wijzigingsverordening bepalingen ter verbetering van de openbare controle, aangezien:

Referenties

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002

1.1.2003

-

L 248 van 16.9.2002

Wijzigingsbesluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006

19.1.2007

-

L 390 van 30.12.2006

GERELATEERDE BESLUITEN

Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [Publicatieblad L 357 van 31.12.2002]. Met deze verordening wordt beoogd het nieuwe Financieel Reglement aan te vullen en de beginselen en definities om te zetten in concrete regels. Hierin worden dus de eigenlijke regels voor het financieel beheer bepaald, aangezien het nieuw Financieel Reglement is vereenvoudigd ten opzichte van het Financieel Reglement van 1977 om alle gedetailleerde bepalingen onder te kunnen brengen bij de uitvoeringsvoorschriften.

Deze verordening is gewijzigd bij:

See also

Meer informatie is te vinden op de internetsite van het Directoraat-generaal Begroting (DE)(EN)(FR).

Laatste wijziging: 09.07.2007