Visumplicht voor onderdanen van derde landen

Deze verordening stelt de lijst van de derde landen vast waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een visum of van de visumplicht zijn vrijgesteld bij overschrijding van de buitengrenzen van de EU.

BESLUIT

Verordening (EG) nr. 539/2001van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.

SAMENVATTING

Verordening (EG) 539/2001 bepaalt de visumplicht en de vrijstelling daarvan voor onderdanen van derde landen die de EU binnenkomen voor een kort verblijf. Ze voorziet ook in uitzonderingen op de visumplicht en visum-vrijstellingen die EU-landen aan bepaalde categorieën van personen kunnen verlenen.

POSITIEVE EN NEGATIEVE LIJSTEN

De verordening biedt een gemeenschappelijke lijst van landen waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een visum bij overschrijding van de buitengrenzen van een lidstaat (bijlage I of negatieve lijst). De verordening stelt ook de lijst vast van landen waarvan de onderdanen zijn vrijgesteld van de visumplicht (bijlage II - positieve lijst).

Deze lijsten worden regelmatig bijgewerkt met de opeenvolgende wijzigingen van Verordening (EG) nr. 539/2001.

Beslissingen over de wijziging van de lijsten worden genomen op basis van beoordeling per geval van derde landen waarop criteria worden toegepast zoals illegale immigratie, openbare orde en veiligheid, economische opbrengsten (toerisme en buitenlandse handel), externe betrekkingen, inclusief mensen-rechten en fundamentele vrijheden, alsook regionale samenhang en wederkerigheid. Deze beslissingen worden soms genomen na succesvolle afronding van de gesprekken over visumliberalisering met de betrokken derde landen.

VISUM VOOR KORT VERBLIJF

Over het algemeen verleent een visum voor kort verblijf afgegeven door een van de landen in het Schengengebied de houder het recht om te reizen door de 26 Schengenlanden voor een verblijf van niet langer dan 90 dagen in een periode van 180 dagen.

Voor visa voor een verblijf van langer dan die periode blijven de nationale regelingen van toepassing.

Bovendien stelt de verordening dat de visumplicht wordt opgeheven voor:

UITZONDERINGEN OP DE VISUMPLICHT

Lidstaten kunnen uitzonderingen op de visumplicht toekennen of een vrijstelling van de visumplicht verlenen aan bepaalde categorieën van personen zoals houders van diplomatieke, dienst- en bijzondere paspoorten, civiele vliegtuig- en scheepsbemanningen of vliegend en begeleidend personeel van een hulp- of reddingsvlucht.

Andere specifieke gevallen van vrijstelling worden in de verordening nader bepaald.

WEDERKERIGHEIDSMECHANISME

Er wordt een mechanisme in werking gesteld wanneer een derde land op de positieve lijst de visumplicht invoert ten aanzien van onderdanen van een (of meer) lidsta(a)t(en). De lidstaat moet de Commissie en de Raad hiervan op de hoogte brengen en er wordt dan een specifieke procedure gestart met het oog op de herinvoering van de vrijstelling van visumplicht. Als dit land zes maanden na de publicatie van de kennisgeving van de situatie van niet-wederkerigheid de visumplicht nog steeds oplegt, kan de Commissie, als maatregel voor wederkerigheid, de tijdelijke herinvoering van de visumplicht voorstellen ten aanzien van bepaalde categorieën van de onderdanen van dit derde land. Dit specifieke wederkerigheidsmechanisme geldt voor de hele EU. Als het derde land dus een visumplicht oplegt aan onderdanen van een EU-land, kan dit leiden tot een gezamenlijke reactie van alle lidstaten.

OPSCHORTINGSMECHANISME

Onder strikte voorwaarden en na een grondige beoordeling door de Commissie maakt een ander mechanisme de tijdelijke herinvoering van visumplicht voor burgers van derde landen mogelijk in geval van een noodsituatie veroorzaakt door misbruik van de visumvrijstelling door onderdanen van een derde land op de positieve lijst, wat leidt tot een aanzienlijke en plotselinge toename van het aantal:

REFERENTIES

Besluit

Inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad van de Europese Unie

Verordening (EG) nr. 539/2001van de Raad

10.4.2001

-

PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1

Wijzigingsbesluit(en)

Inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad van de Europese Unie

Verordening (EG) nr. 2414/2001van de Raad

1.1.2002

-

PB L 327 van 12.12.2001, blz. 1

Verordening (EG) nr. 453/2003van de Raad

2.4.2003

-

PB L 69 van 13.3.2003, blz. 10

Besluit betreffende de toetredingsvoorwaarden

1.5.2004

-

PB L 236 van 23.9.2003

Verordening (EG) nr. 851/2005van de Raad

25.6.2005

-

PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3

Verordening (EG) nr. 1791/2006van de Raad

1.1.2007

-

PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1

Verordening (EG) nr. 1932/2006van de Raad

19.1.2007

-

PB L 405 van 30.12.2006, blz. 22

Verordening (EG) nr. 1244/2009van de Raad

19.12.2009

-

PB L 336 van 18.12.2009, blz. 1

Verordening (EU) nr. 1211/2010van het Europees Parlement en de Raad

11.1.2011

-

PB L 339 van 22.12.2010, blz. 6

Verordening (EU) nr. 517/2013van de Raad

1.7.2013

-

PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1

Verordening (EU) nr. 610/2013van het Europees Parlement en de Raad

19.7.2013

-

PB L 182 van 29.6.2013, blz. 1

Verordening (EU) nr. 1289/2013van het Europees Parlement en de Raad

9.1.2014

-

PB L 347 van 20.12.2013, blz. 74

Verordening (EU) nr. 259/2014van het Europees Parlement en de Raad

28.4.2014

-

PB L 105 van 8.4.2014, blz. 9

Verordening (EU) nr. 509/2014van het Europees Parlement en de Raad

9.6.2014

-

PB L 149 van 20.5.2014, blz. 67

Achtereenvolgende wijzigingen en correcties aan Verordening (EG) nr. 539/2001 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie dient alleen voor referentiedoeleinden.

Laatste wijziging: 12.08.2014