Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen

 

SAMENVATTING VAN:

Richtlijn 89/656/EEG — minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen door werknemers

WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJN?

De richtlijn bevat de minimumvoorschriften voor de beoordeling, de keuze en het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)* op het werk. Collectieve veiligheidsmaatregelen moeten voorrang hebben.

KERNPUNTEN

Verplichtingen van de werkgevers

Een PBM moet in overeenstemming zijn met de desbetreffende EU-regels inzake gezondheid en veiligheid (zie Verordening (EU) 2016/425 — Zorgen voor veilige persoonlijke beschermingsmiddelen voor gebruikers) en met de voorwaarden van deze richtlijn. De werkgever moet de juiste uitrusting gratis ter beschikking stellen en ervoor zorgen dat deze goed functioneert en in hygiënische toestand verkeert.

Beoordeling van het PBM

Alvorens een PBM te kiezen moet de werkgever beoordelen in hoeverre die uitrusting beantwoordt aan de voorwaarden van de richtlijn. Dit omvat een analyse van de risico’s die niet met andere middelen vermeden kunnen worden en een omschrijving en een vergelijking van de vereiste kenmerken van de uitrusting.

Regels inzake gebruik

De EU-landen moeten algemene regels invoeren voor het gebruik van PBM en/of regels betreffende de gevallen en situaties waarin de werkgever dergelijke middelen moet verschaffen. Van tevoren moeten de werkgevers- en werknemersorganisaties worden geraadpleegd. De bijlagen van de richtlijn bevatten informatie voor het opstellen van deze regels:

Voorlichting, raadpleging en medezeggenschap van de werknemers

De werknemers moeten worden voorgelicht over alle maatregelen die moeten worden getroffen. De werknemers moeten worden geraadpleegd en hebben medezeggenschap omtrent de materies die onder deze richtlijn vallen.

Krachtens Richtlijn 89/391/EEG moeten technische aanpassingen van de bijlagen worden goedgekeurd door de Europese Commissie, die wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de EU-landen.

Evaluatieverslag

In 2017 werd een evaluatie van de praktische toepassing van de richtlijn gepubliceerd.

VANAF WANNEER IS DE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?

De richtlijn is sinds 12 december 1989 van toepassing en moest voor 31 december 1992 in de EU-landen in nationaal recht worden omgezet.

ACHTERGROND

Zie voor meer informatie:

KERNBEGRIPPEN

Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM): iedere uitrusting die ontworpen en vervaardigd is om door een persoon te worden gedragen of vastgehouden ter bescherming tegen een of meer risico’s voor de gezondheid of veiligheid van die persoon. Een aantal zaken is uitgesloten van de definitie, zoals uitrustingen van de eerste-hulp- en reddingsdiensten, en zelfverdedigings- of afschrikkingsmateriaal. PBM moeten worden gebruikt wanneer de bestaande risico’s niet voldoende beperkt kunnen worden met collectieve technische beschermingsmiddelen of met procedés op het gebied van arbeidsorganisatie.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 393 van 30.12.1989, blz. 18-28)

Achtereenvolgende wijzigingen aan Richtlijn 89/656/EEG werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

GERELATEERD DOCUMENT

Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1-8)

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 26.11.2018