Eén spoorwegnetwerk voor Europa
SAMENVATTING VAN:
Richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte
WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJN?
Richtlijn 2012/34/EU heeft als doel de rechtsregels die van toepassing zijn op de Europese spoorwegsector te verduidelijken om:
- de kwaliteit te verbeteren door de concurrentie te stimuleren;
- het markttoezicht te versterken; en
- de omstandigheden voor investeringen te verbeteren.
Bij de richtlijn worden de drie richtlijnen uit het „eerste spoorwegpakket” samengevoegd en ingetrokken. Deze betreffen:
- de ontwikkeling van de spoorwegen in de EU (Richtlijn 2001/12/EG);
- de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (Richtlijn 2001/13/EG); en
- het beheer van spoorweginfrastructuur (Richtlijn 2001/14/EG).
Richtlijn (EU) 2016/2370 strekt tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer en het beheer van spoorweginfrastructuur.
KERNPUNTEN
Hogere kwaliteit door concurrentie
Richtlijn 2012/34/EU:
- maakt een grotere transparantie mogelijk met betrekking tot de voorwaarden voor toegang tot de spoorwegmarkt;
- zorgt voor betere toegang van exploitanten tot spoorgerelateerde diensten, zoals:
- treinstations
- vrachtterminals en
- onderhoudsvoorzieningen.
Infrastructuurbeheerders *
- Wanneer infrastructuren worden geëxploiteerd door spoorwegondernemingen die historisch gezien een dominante positie op de markt hadden, moeten deze ondernemingen:
- met betrekking tot organisatie en besluitvorming onafhankelijk zijn; en
- gescheiden boekhoudsystemen hebben.
- Op voorwaarde dat er passende waarborgen zijn om ervoor te zorgen dat de infrastructuurbeheerder onafhankelijk is ten aanzien van essentiële taken*, verkeersbeheer en onderhoudsplanning, kunnen de EU-landen op grond van Wijzigingsrichtlijn (EU) 2016/2370 kiezen tussen verschillende organisatiemodellen. Deze modellen variëren van volledige structurele scheiding tot verticale integratie.
- Bij Wijzigingsrichtlijn (EU) 2016/2370 worden regels ingevoerd voor leningen, dividenden aan de eigenaars van spoorwegondernemingen en geldstromen in verticaal geïntegreerde ondernemingen. Deze regels zijn bedoeld ter voorkoming van concurrentieverstoring, met name het risico op kruissubsidiëring in geïntegreerde structuren.
Binnenlandse passagiersvervoersdiensten
Wijzigingsrichtlijn (EU) 2016/2370 garandeert dat alle spoorwegondernemingen gelijke toegang tot sporen en stations hebben. De EU-landen kunnen het recht op toegang echter beperken tot passagiersvervoer tussen een bepaald vertrekpunt en een bepaalde bestemming wanneer voor dezelfde route een of meer openbaredienstcontracten zijn gesloten. Dit is ook het geval wanneer een of meer openbaredienstcontracten zijn gesloten voor een alternatieve route, indien de uitoefening van dit recht het economisch evenwicht van het (de) betrokken openbaredienstcontract(en) in gevaar zou brengen.
Regelgevend toezicht
- Richtlijn 2012/34/EU versterkt de onafhankelijkheid van de nationale toezichthoudende instanties die toezien op de nationale spoorwegmarkt. Deze instanties kunnen boetes opleggen in het geval van ongepast gedrag, of kunnen audits uitvoeren. De controle op de naleving van regelgeving wordt versterkt door een nauwe samenwerking tussen de toezichthoudende instanties en de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor spoorwegveiligheid en vergunningverlening.
- Krachtens Wijzigingsrichtlijn (EU) 2016/2370 hebben de toezichthoudende instanties de bevoegdheid om toezicht te houden op:
- het verkeersbeheer
- de vernieuwingsplanning en
- geplande en niet-geplande onderhoudswerkzaamheden.
De financiering van spoorwegen
De bevoegde overheidsinstanties moeten investeringsstrategieën op langere termijn opstellen om de infrastructuurbeheerder meer stabiliteit te bieden bij het nemen van investeringsbeslissingen en bij het plannen van werkzaamheden, en om investeerders meer zekerheid te bieden en bedrijven aan te moedigen te investeren in de modernisering van infrastructuur. Deze strategieën moeten een periode van ten minste vijf jaar beslaan en moeten hernieuwbaar zijn.
De vaststelling van uitvoerings- en gedelegeerde handelingen
De Europese Commissie heeft een reeks uitvoeringshandelingen vastgesteld die Richtlijn 2012/34/EU aanvullen en het volgende behelzen.
- De uitvoering van een onderzoek naar het economisch evenwicht in het geval van nieuwe spoorvervoersdiensten voor passagiers (Uitvoeringsverordening (EU) nr. 869/2014). Vanaf 12 december 2020 wordt Verordening (EU) nr. 869/2014 ingetrokken en vervangen door Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1795 die ervoor zorgt dat dezelfde criteria en procedures van toepassing zijn op alle nieuwe spoorwegdiensten voor reizigers, ongeacht of het om binnenlandse of internationale diensten gaat.
- Criteria voor aanvragers van spoorweginfrastructuurcapaciteit (Uitvoeringsverordening (EU) 2015/10).
- Bepaalde aspecten van de procedure voor de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (Uitvoeringsverordening (EU) 2015/171).
- De modaliteiten voor het opleggen van heffingen voor de kosten van geluidshinder (Uitvoeringsverordening (EU) 2015/429).
- De berekening van de directe kosten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur (Uitvoeringsverordening (EU) 2015/909).
- De rapportageplicht van de EU-landen in het kader van het toezicht op de spoormarkt (Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1100).
- Procedures en criteria voor kaderovereenkomsten tot toewijzing van spoorinfrastructuurcapaciteit (Uitvoeringsverordening (EU) 2016/545).
- Toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten (Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2177).
In 2017 heeft de Commissie gedelegeerd Besluit (EU) 2017/2075 ter vervanging van bijlage VII bij Richtlijn 2012/34/EU vastgesteld. Dit betreft het tijdschema voor de toewijzing van de infrastructuurcapaciteit.
COVID-19-pandemie
- Met Verordening (EU) 2020/698 wordt tijdelijke flexibiliteit ingevoerd wat betreft de vernieuwing of verlenging van certificaten, getuigschriften of vergunningen en het uitstel van bepaalde periodieke controles en periodieke opleidingen op bepaalde gebieden van de EU-vervoerswetgeving om bedrijven en overheden te helpen de uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Met de verordening worden de uiterste termijnen volgens Richtlijn 2012/34/EU voor het uitvoeren van regelmatige onderzoeken van vergunningen en de geldigheid van tijdelijke vergunningen met zes maanden verlengd. Artikel 13 van deze richtlijn bevat tevens regels inzake de behandeling van vergunningen van spoorwegondernemingen in geval van niet-naleving van de eisen inzake financiële draagkracht.
- Verordening (EU) 2020/1429 stelt tijdelijke regels vast inzake de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur om nationale autoriteiten en infrastructuurbeheerders de gelegenheid te geven aan de door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte noodsituatie het hoofd bieden, zolang deze situatie aanhoudt. De verordening is van toepassing op het gebruik van zowel binnenlands als internationaal spoorvervoer waarop Richtlijn 2012/34/EU van toepassing is, gedurende de periode van 1 maart 2020 tot 31 december 2020. Hierdoor staat het infrastructuurbeheerders vrij om de heffingen voor het minimumtoegangspakket en de reserveringskosten te verlagen, kwijt te schelden of uit te stellen. Vanwege het onvoorzienbare karakter van de pandemie heeft de Commissie de mogelijkheid om de referentieperiode gedurende welke de maatregelen onder de verordening van toepassing zijn, te verlengen.
VANAF WANNEER IS DEZE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?
- Richtlijn 2012/34/EU is van toepassing sinds 15 december 2012 en moest vóór 16 juni 2015 in de EU-landen zijn omgezet in nationale wetgeving.
- De toepassing van veel van de bij Wijzigingsrichtlijn (EU) 2016/2370 geïntroduceerde regels wordt geleidelijk ingevoerd in de periode tussen 1 januari 2019 en 14 december 2020 (zie artikel 3, lid 2, van de richtlijn).
ACHTERGROND
Zie voor meer informatie:
KERNBEGRIPPEN
Infrastructuurbeheerder: een instantie of onderneming die verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en de vernieuwing van spoorweginfrastructuur op een net, en voor de deelname aan de ontwikkeling ervan zoals bepaald door een EU-land als onderdeel van zijn algemene beleid inzake het ontwikkelen en financieren van zijn infrastructuur.
Essentiële taken: besluitvorming inzake:
- treinpadtoewijzing, waaronder zowel de omschrijving als de beoordeling van de beschikbaarheid en de capaciteitstoewijzing voor afzonderlijke treinpaden; en
- de heffingen van rechten voor het gebruik van de infrastructuur, met inbegrip van de vaststelling en het innen van de rechten.
BELANGRIJKSTE DOCUMENT
Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32-77)
Achtereenvolgende wijzigingen van Richtlijn 2012/34/EU zijn opgenomen in de basistekst. Deze geconsolideerde versie heeft slechts informatieve waarde.
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Verordening (EU) 2020/1429 van het Europees Parlement en de Raad van 7 oktober 2020 tot vaststelling van maatregelen voor een duurzame spoorwegmarkt naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak (PB L 333 van 12.10.2020, blz. 1-5)
Verordening (EU) 2020/698 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 tot vaststelling van specifieke en tijdelijke maatregelen naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak in verband met de vernieuwing of verlenging van bepaalde certificaten, getuigschriften en vergunningen, en het uitstel van bepaalde periodieke controles en periodieke opleidingen op bepaalde gebieden van de vervoerswetgeving (PB L 165 van 27.5.2020, blz. 10-24)
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2018/1795 van de Commissie van 20 november 2018 tot vaststelling van de procedure en criteria voor de analyse van de impact op het economisch evenwicht overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (PB L 294 van 21.11.2018, blz. 5-14)
Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2177 van de Commissie van 22 november 2017 betreffende de toegang tot dienstvoorzieningen en spoorgebonden diensten (PB L 307 van 23.11.2017, blz. 1-13)
Zie de geconsolideerde versie.
Gedelegeerd Besluit (EU) 2017/2075 van de Commissie van 4 september 2017 ter vervanging van bijlage VII bij Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 295 van 14.11.2017, blz. 69-73)
Uitvoeringsverordening (EU) 2016/545 van de Commissie van 7 april 2016 betreffende procedures en criteria voor kaderovereenkomsten tot toewijzing van spoorinfrastructuurcapaciteit (PB L 94 van 8.4.2016, blz. 1-11)
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1100 van de Commissie van 7 juli 2015 betreffende de rapportageplicht van de lidstaten in het kader van het toezicht op de spoormarkt (PB L 181 van 9.7.2015, blz. 1-26)
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/909 van de Commissie van 12 juni 2015 betreffende de modaliteiten voor de berekening van de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien (PB L 148 van 13.6.2015, blz. 17-22)
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/429 van de Commissie van 13 maart 2015 tot vaststelling van de modaliteiten voor het opleggen van heffingen voor de kosten van geluidshinder (PB L 70 van 14.3.2015, blz. 36-42)
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/171 van de Commissie van 4 februari 2015 betreffende bepaalde aspecten van de procedure voor de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PB L 29 van 5.2.2015, blz. 3-10)
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/10 van de Commissie van 6 januari 2015 inzake criteria voor aanvragers van spoorweginfrastructuurcapaciteit en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 870/2014 (PB L 3 van 7.1.2015, blz. 34-36)
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 869/2014 van de Commissie van 11 augustus 2014 inzake nieuwe spoorvervoersdiensten voor passagiers (PB L 239 van 12.8.2014, blz. 1-10)
Laatste bijwerking 25.01.2021