De kwaliteit van schelpdierwater
SAMENVATTING VAN:
Richtlijn 2006/113/EG over de vereiste kwaliteit van schelpdierwater
WAT DOET DEZE RICHTLIJN?
KERNPUNTEN
Water
De richtlijn betreft de kwaliteit van schelpdierwater, d.w.z. water dat geschikt is voor de ontwikkeling van schelpdieren (weekdieren behorende tot de plaatkieuwigen en buikpotigen).
De richtlijn is van toepassing op de kustwateren en brakke wateren die moeten worden beschermd of verbeterd om de ontwikkeling van schelpdieren mogelijk te maken en zo bij te dragen aan een hoge kwaliteit van de schelpdierproducten die bestemd zijn voor menselijke consumptie.
Aanwijzing
EU-landen zijn verantwoordelijk voor de aanwijzing van schelpdierwateren. De lijst van aangewezen wateren kan worden herzien om rekening te houden met factoren die niet waren voorzien op het moment van aanwijzing.
Als wateren die grenzen aan naburige EU-landen als schelpdierwateren worden aangewezen, moet met deze landen overleg worden gepleegd.
Kwaliteitscriteria
De richtlijn stelt parameters vast die van toepassing zijn op aangewezen schelpdierwateren, richtwaarden, bindende waarden, referentie-analysemethodes en de minimum bemonsterings- en metingsfrequentie.
De parameters voor schelpdierwater hebben betrekking op:
Op grond van deze criteria stellen EU-landen de waarden vast waaraan de aangewezen schelpdierwateren moeten voldoen. Deze grenswaarden kunnen strikter zijn dan de door deze richtlijn gestelde waarden. Voor metalen of gehalogeneerde organische stoffen geldt dat deze waarden moeten voldoen aan de emissieregels die oorspronkelijk overeenkomstig Richtlijn 2006/11/EG waren vastgesteld voor het lozen van bepaalde stoffen in het aquatische milieu (en sinds 2013 zijn opgenomen in Richtlijn 2000/60/EG, de Kaderrichtlijn Water van de EU).
EU-landen moesten binnen zes jaar na de aanwijzing programma's opstellen waarmee de wateren aan de grenswaarden konden voldoen.
Monsters
De bevoegde autoriteiten van ieder EU-land moeten monsters van de wateren nemen om na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de criteria van deze richtlijn. Het percentage monsters dat conform de vastgestelde waarden moet zijn, bedraagt:
Ontheffingen
In het geval van een ramp mag er speciale ontheffing worden gegeven van het naleven van de grenswaarden en de vastgestelde criteria.
Monsters mogen minder vaak worden genomen als de waterkwaliteit aanmerkelijk hoger is dan deze zou zijn als de criteria werden toegepast die zijn vastgesteld overeenkomstig de EU-wetgeving.
Als niet aan de grenswaarden of de vastgestelde criteria wordt voldaan, moet de bevoegde autoriteit vaststellen of dit het resultaat van toeval is, een natuurlijke oorzaak heeft of te wijten is aan verontreiniging, en dient zij passende maatregelen te nemen. Deze maatregelen mogen in geen geval leiden tot toename van de vervuiling van kustwateren of brakke wateren.
VANAF WANNEER IS DE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?
Richtlijn 2006/113/EG, die in de plaats kwam van Richtlijn 79/923/EEG, moest op 6 november 1981 in nationaal recht zijn omgezet.
ACHTERGROND
Richtlijn 2006/113/EG werd in 2013 ingetrokken door Richtlijn 2000/60/EG (Kaderrichtlijn Water). De regels in Richtlijn 2006/113/EG, in het bijzonder die met betrekking tot microbiologie en fysisch-chemische parameters die relevant zijn voor stroomgebiedsbeheersplannen, werden opgenomen in de Kaderrichtlijn Water.
BESLUIT
Richtlijn 2006/113/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 14-20)
De achtereenvolgende wijzigingen van Richtlijn 2006/113/EG werden opgenomen in de oorspronkelijke tekst. Deze geconsolideerde versie heeft uitsluitend documentaire waarde.
GERELATEERDE BESLUITEN
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1-73) Zie de geconsolideerde versie.
Laatste bijwerking 08.05.2016