European Competition Network (ECN)
SAMENVATTING VAN:
Mededeling betreffende de samenwerking binnen het netwerk van mededingingsautoriteiten
WAT IS HET DOEL VAN DE MEDEDELING?
- In de mededeling wordt in detail uiteengezet hoe het met Verordening (EG) nr. 1/2003 (zie de samenvatting) opgerichte European Competition Network (ECN) in de praktijk werkt om voor een efficiënte taakverdeling en een doeltreffende en coherente toepassing van de EU-mededingingsregels te zorgen.
- Het netwerk bestaat uit de Europese Commissie en nationale mededingingsautoriteiten die samenwerken in zaken die betrekking hebben op de artikelen 101 (zie de samenvatting) en 102 (voorheen de artikelen 81 en 82) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
- Artikel 101 verbiedt kartels en gedragingen die de mededinging verhinderen, beperken of vervalsen. Artikel 102 omvat een verbod op misbruik door ondernemingen met een machtspositie.
KERNPUNTEN
Met de verordening wordt een stelsel van parallelle bevoegdheden opgezet dat alle mededingingsautoriteiten in staat stelt de artikelen 101 en 102 toe te passen. Zaken worden behandeld door de autoriteit die een klacht heeft ontvangen of die een ambtshalve ingestelde procedure* heeft ingeleid. Doorverwijzing van een zaak zal alleen aan het begin van een procedure worden overwogen indien deze autoriteit van mening is niet geschikt te zijn om de zaak te behandelen of indien andere autoriteiten van mening zijn dat ook zij geschikt zijn om de zaak te behandelen. Een autoriteit kan geschikt worden geacht om een zaak te behandelen indien aan de volgende drie cumulatieve voorwaarden is voldaan:
- Het vermeende onrechtmatige gedrag wordt binnen haar rechtsgebied ten uitvoer gelegd of heeft zich daar voor het eerst voorgedaan;
- De autoriteit kan de praktijk beëindigen;
- De autoriteit kan, eventueel met hulp van andere autoriteiten, het feitenmateriaal verzamelen dat nodig is om de misstand te bewijzen.
Daarom zijn de volgende autoriteiten bij uitstek geschikt om een zaak te behandelen:
- één enkele nationale autoriteit wanneer de volgende voorwaarden bevestigen dat er een concreet verband bestaat tussen de misstand en haar grondgebied;
- twee of drie nationale autoriteiten die samenwerken en parallel werken wanneer de onderzochte gedragingen merkbare gevolgen hebben voor de mededinging op hun respectieve grondgebied;
- de Commissie wanneer de zaak gevolgen heeft voor de mededinging in meer dan drie EU-landen of verband houdt met andere EU-regels die onder de verantwoordelijkheid van de Commissie vallen, of wanneer het EU-belang vereist dat er een besluit van de Commissie wordt vastgesteld om het EU-mededingingsbeleid verder te ontwikkelen ter ondervanging van nieuwe mededingingsvraagstukken, of om een daadwerkelijke handhaving te waarborgen.
Samenwerking met het oog op de toewijzing van zaken en het verlenen van bijstand binnen het netwerk omvat:
- het snel en doeltreffend toewijzen van zaken;
- het uitwisselen van informatie aan het begin van de procedure over de zaken die bij de verschillende mededingingsautoriteiten aanhangig zijn, om te bepalen welke instantie het geschiktst is om het onderzoek te behandelen;
- het indien nodig doorverwijzen van een zaak, gewoonlijk binnen twee maanden.
Een nationale autoriteit kan:
- haar procedure schorsen of afsluiten maar is hiertoe niet verplicht, en kan besluiten dit te doen wanneer een andere autoriteit de zaak behandelt of heeft behandeld;
- een andere nationale autoriteit om bijstand verzoeken bij het verzamelen van inlichtingen of bij onderzoeken;
- op verzoek een inspectie verrichten voor de Commissie.
Alle mededingingsautoriteiten kunnen vertrouwelijke informatie uitwisselen en gebruiken die door hen is verzameld. Daarbij passen zij de volgende waarborgen voor ondernemingen en personen toe:
- eerbiediging van de geheimhoudingsplicht, tenzij openbaarmaking nodig is om mededingingsverstorend gedrag aan te tonen;
- gebruik van de uitgewisselde inlichtingen alleen voor mededingingszaken;
- naleving van het recht van verdediging van personen, met name wanneer er sancties kunnen worden opgelegd.
Klagers die vermeend misbruik bij de Commissie aan de orde stellen, hebben het recht om, indien van toepassing, te weten waarom hun klacht wordt afgewezen.
Ondernemingen die in kartelzaken een gunstige behandeling willen in het kader van een nationale clementieregeling*:
- moeten hun clementieaanvraag indienen bij alle mededingingsautoriteiten die bij de zaak betrokken zijn;
- moeten toestemming geven, en mogen deze toestemming later niet intrekken, voordat informatie die zij vrijwillig hebben verstrekt of geholpen hebben te verkrijgen, aan een ander lid van het netwerk wordt gegeven, behalve wanneer de ontvangende autoriteit:
- ook een clementieaanvraag heeft ontvangen van de onderneming;
- een schriftelijke toezegging verstrekt dat de informatie niet wordt gebruikt om sancties op te leggen aan de clementieaanvrager, andere rechtspersonen of natuurlijke personen, of huidige en voormalige werknemers die onder de maatregelen voor de gunstige behandeling vallen.
Consequente toepassing van de EU-mededingingsregels:
- vereist dat nationale autoriteiten:
- niet afwijken van besluiten die de Commissie al heeft genomen bij het nemen van haar eigen beslissingen over overeenkomsten, besluiten en gedragingen;
- de Commissie uiterlijk dertig dagen voor het aannemen van een beslissing over de mededingingsverstorende gedragingen een samenvatting van de zaak ter beschikking te stellen;
- stelt nationale autoriteiten in staat om na de dertig dagen een beslissing aan te nemen, mits de Commissie geen procedure heeft ingeleid, hoewel zij schriftelijke opmerkingen over de zaak kan maken;
- geeft nationale autoriteiten de mogelijkheid om de Commissie en het netwerk in kennis te stellen van alle andere zaken die betrekking hebben op het EU-mededingingsrecht.
De Commissie kan haar eigen procedure op grond van artikel 101 en 102 inleiden, hetzij omdat zij de eerste mededingingsautoriteit is die dit doet, hetzij (indien na de eerste toewijzing van de zaak, en met een verklaring van de beweegredenen daarvoor aan de nationale autoriteiten), omdat:
- leden van het netwerk in de zaak onderling strijdige beslissingen overwegen, of een uitspraak die niet in overeenstemming is met EU-jurisprudentie, of de procedures onnodig laten aanslepen;
- er behoefte is aan een beschikking van de Commissie om het EU-mededingingsbeleid verder te ontwikkelen.
Wanneer de Commissie eenmaal een procedure heeft ingeleid, kunnen de nationale autoriteiten niet op basis van dezelfde rechtsgrondslag optreden tegen dezelfde overeenkomst(en) of feitelijke gedraging(en) door dezelfde onderneming(en) op dezelfde relevante geografische markt.
De mededeling:
- wordt periodiek herzien door de nationale autoriteiten en de Commissie;
- komt in de plaats van de mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de mededingingsautoriteiten van de lidstaten bij de behandeling van zaken die onder de artikelen 81 en 82 (nu artikelen 101 en 102 VWEU) van het Verdrag vallen, die in 1997 is gepubliceerd.
VANAF WANNEER IS DE MEDEDELING VAN TOEPASSING?
De mededeling is sinds 27 april 2004 van toepassing.
ACHTERGROND
- In 2019 heeft de EU Richtlijn (EU) 2019/1 aangenomen om nationale mededingingsautoriteiten de bevoegdheid te geven tot doeltreffende handhaving (zie de samenvatting).
- Voor meer informatie zie:
KERNBEGRIPPEN
Ambtshalve ingestelde procedure: op grond van ambt of functie; „ambtshalve” in overheidssteunzaken; wordt gebruikt om op eigen initiatief ingestelde onderzoeken aan te duiden, wanneer het DG Concurrentie van de Commissie het initiatief neemt om een onderzoek naar vermeende onrechtmatige steun te onderzoeken en/of te besluiten een dergelijk onderzoek in te stellen.
Clementieregeling: een programma dat ondernemingen die bij een kartel betrokken zijn, de mogelijkheid biedt om zich te melden en bewijsmateriaal aan de mededingingsautoriteiten voor te leggen in ruil voor volledige immuniteit of clementie.
BELANGRIJKSTE DOCUMENT
Mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking binnen het netwerk van mededingingsautoriteiten (PB C 101 van 27.4.2004, blz. 43-53)
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt (PB L 11 van 14.1.2019, blz. 3-33)
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Derde deel — Het beleid en intern optreden van de Unie — Titel VII — Gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen — Hoofdstuk 1 — Regels betreffende de mededinging — Eerste afdeling — Regels voor de ondernemingen — Artikel 101 (oud artikel 81 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 88-89)
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — Derde deel — Het beleid en intern optreden van de Unie — Titel VII — Gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen — Hoofdstuk 1 — Regels betreffende de mededinging — Eerste afdeling — Regels voor de ondernemingen — Artikel 102 (oud artikel 82 VEG) (PB C 202 van 7.6.2016, blz. 89)
Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1-25)
Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn opgenomen in de oorspronkelijke tekst. Deze geconsolideerde versie heeft slechts informatieve waarde.
Laatste bijwerking 15.05.2020