EU–Japan wederzijdse rechtshulp

 

SAMENVATTING VAN:

Overeenkomst tussen de EU en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken

Besluit 2010/616/EU inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken

WAT IS HET DOEL VAN DE OVEREENKOMST EN HET BESLUIT?

De overeenkomst heeft tot doel de samenwerking tussen de EU en Japan op het gebied van wederzijdse rechtshulp in strafzaken te bevorderen.

De overeenkomst is de eerste van dergelijke „op zichzelf staande” overeenkomsten tussen de EU en een derde land. Voordat deze overeenkomst werd gesloten, had geen enkel EU-land een dergelijke overeenkomst met Japan gesloten.

Met het besluit wordt de overeenkomst namens de EU gesloten.

KERNPUNTEN

De overeenkomst is van toepassing op het verzoeken en verlenen van wederzijdse rechtshulp ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek, vervolging of andere procedures in strafzaken. Deze overeenkomst is niet van toepassing op uitlevering, overdracht van strafvervolging* en tenuitvoerlegging van vonnissen op andere gebieden dan confiscatie.

De rechtshulp omvat:

Alle EU-landen en Japan wijzen ieder voor zich een centrale autoriteit aan, die bevoegd is om verzoeken om rechtshulp toe te zenden, in ontvangst te nemen en te beantwoorden. Deze autoriteiten zijn eveneens verantwoordelijk voor het uitvoeren of doorsturen van de verzoeken naar de autoriteiten die voor de uitvoering ervan bevoegd zijn.

Verzoeken om rechtshulp

De verzoekende staat dient het verzoek schriftelijk in. In spoedeisende gevallen kan een verzoek worden ingediend via een ander betrouwbaar communicatiemiddel. Verzoeken om rechtshulp dienen specifieke informatie te bevatten, zoals in de overeenkomst is vastgelegd.

De aangezochte staat kan om aanvullende informatie verzoeken, indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van het verzoek om rechtshulp.

Het verzoek en begeleidende bescheiden gaan altijd vergezeld van een vertaling in een officiële taal van de aangezochte staat, of in een andere taal die is overeengekomen met de betreffende staat.

Uitvoering van het verzoek

De aangezochte staat:

Getuigenissen en verklaringen

De verzoekende staat mag de getuigenissen, verklaringen, voorwerpen en andere informatie uit het onderzoek, de strafvervolging of andere procedures uitsluitend gebruiken voor het in het verzoek vermelde doel.

De aangezochte staat kan verlangen dat de verstrekte gegevens vertrouwelijk blijven of alleen worden gebruikt met inachtneming van andere door hem opgelegde voorwaarden. De aangezochte staat kan ook voorwaarden stellen ten aanzien van het vervoeren, bewaren en retourneren van door hem verstrekte voorwerpen.

Voor het verkrijgen van getuigenissen of verklaringen kan de aangezochte staat indien nodig dwangmiddelen gebruiken, op voorwaarde dat dit is toegestaan volgens de nationale wetgeving. Daar waar de betreffende persoon als getuige gehoord dient te worden met het oog op de procedure in de verzoekende staat, kan de aangezochte staat toestaan dat de bevoegde autoriteiten de getuigenis of verklaring per videoconferentie afnemen.

Personen, voorwerpen en plaatsen

Indien noodzakelijk en toegestaan krachtens de wetgeving van de aangezochte staat, kan deze dwangmiddelen gebruiken voor het verkrijgen van voorwerpen en het onderzoeken van personen, voorwerpen of plaatsen.

De aangezochte staat dient de verzoekende staat te voorzien van:

De aangezochte staat zorgt voor de betekening van stukken en dagvaardingen (een bevel om voor de rechtbank te verschijnen) aan personen die worden opgeroepen te verschijnen voor de bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat. Indien de gedetineerde persoon wordt opgeroepen om te getuigen, kan de aangezochte staat deze persoon tijdelijk overbrengen naar de verzoekende staat. De persoon in kwestie dient hier echter mee in te stemmen en de overdracht dient volgens de wetgeving van de aangezochte staat te zijn toegestaan.

Confiscatie van opbrengsten

De aangezochte staat verleent, voor zover zijn wetgeving dit toestaat, rechtshulp in procedures betreffende het bevriezen of de inbeslagneming en confiscatie van opbrengsten van criminaliteit.

De verzoekende staat moet het bevel van een rechter of justitiële autoriteit, houdende confiscatie, samen met het verzoek tot confiscatie overleggen. Indien de aangezochte staat de opbrengsten onder zijn hoede heeft, kan deze de opbrengsten geheel of ten dele aan de verzoekende staat overdragen.

VANAF WANNEER IS DE OVEREENKOMST VAN TOEPASSING?

De overeenkomst is sinds zondag 2 januari 2011 van toepassing.

ACHTERGROND

Voor meer informatie zie:

KERNBEGRIPPEN

Overdracht van strafvervolging: een verzoek van het ene land aan het andere, waarin het aangezochte land wordt verzocht een gerechtelijke procedure in te leiden voor een handeling die zowel in het verzoekende als in het aangezochte land strafbaar is.

BELANGRIJKSTE DOCUMENTEN

Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken (PB L 39 van 12.2.2010, blz. 20-35)

Besluit 2010/616/EU van de Raad van 7 oktober 2010 inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken (PB L 271 van 15.10.2010, blz. 3)

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Informatie betreffende de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken (PB L 343 van 29.12.2010, blz. 1)

Besluit 2010/88/GBVB/JBZ van de Raad van 30 november 2009 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken (PB L 39 van 12.2.2010, blz. 19)

Laatste bijwerking 31.07.2018