Impliciete bevoegdheden

In artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) staat dat de bevoegdheden van de Europese Unie (EU) worden beheerst door het beginsel van bevoegdheidstoedeling. Dit houdt in dat “de EU enkel optreedt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de EU-lidstaten in de Verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken”.

Impliciete bevoegdheden zijn bevoegdheden die in de verdragen niet uitdrukkelijk zijn toegedeeld aan de EU, maar die voortvloeien uit de uitdrukkelijk toegedeelde bevoegdheden of uit de doelstellingen van de EU.

De doctrine van impliciete bevoegdheden is door het Hof van Justitie van de Europese Unie meerdere malen erkend, zoals in het arrest Europese overeenkomst inzake vervoer over de weg (Zaak 22-70). Daarin oordeelde het Hof dat de EU het recht heeft te onderhandelen over internationale overeenkomsten op gebieden waar zij bevoegd is interne voorschriften vast te stellen. Naast de bevoegdheden die de lidstaten uitdrukkelijk aan de EU hebben toegedeeld, geeft deze doctrine de EU dus de bevoegdheden die nodig zijn om bepaalde doelstellingen van de verdragen te verwezenlijken — ook al voorzien de verdragen niet in de bevoegdheden hiervoor.

Artikel 352, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vormt de basis voor het gebruik van impliciete bevoegdheden. Het stelt de EU, in bepaalde omstandigheden, in staat bepalingen vast te stellen met betrekking tot beleidsgebieden of doelstellingen die in de verdragen zijn vastgelegd, maar waarvoor de EU niet de bevoegdheden heeft gekregen. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn dat de Raad van de Europese Unie, na goedkeuring van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen passende bepalingen vaststelt op voorstel van de Europese Commissie.

Wanneer deze bepalingen door de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld, moet dit eveneens gebeuren met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en met goedkeuring van het Europees Parlement. De Commissie moet de aandacht van de parlementen van de lidstaten vestigen op voorstellen die zij op basis van artikel 352 VWEU doet.

Artikel 352 VWEU kan niet als basis dienen voor bepalingen die strekken tot harmonisatie van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen wanneer de EU-verdragen deze harmonisatie uitsluiten. Evenmin mag het artikel dienen als basis voor het verwezenlijken van doelstellingen die betrekking hebben op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Alle handelingen die worden vastgesteld op basis van artikel 352 VWEU moeten de in artikel 40, tweede lid, VEU, vastgestelde grenzen respecteren.

ZIE OOK