Modernisering van onderwijs en opleiding: een pijler voor welvaart en sociale samenhang in Europa

Dit is het tweede verslag over de vorderingen bij de implementatie van het werkprogramma Onderwijs en opleiding 2010. Ook al gaan de hervormingen in de lidstaten in de goede richting, toch moet het tempo worden opgevoerd. Om falen op school te voorkomen, maatschappelijke uitsluiting tegen te gaan en het fundament te leggen voor een leven lang leren zijn investeringen in voorschools onderwijs van eminent belang. De conclusie van het verslag is dat zonder duidelijk grotere inspanningen voor de terugdringing van het voortijdig schoolverlaten, afronding van het voortgezet onderwijs, en verbetering van de kerncompetenties in de toekomstige generatie een groter aantal mensen maatschappelijk aan de kant zal komen te staan.

BESLUIT

Gezamenlijk tussentijds verslag 2006 van de Raad en de Commissie over de met het werkprogramma "Onderwijs en opleiding 2010" geboekte vooruitgang [Publicatieblad C 79 van 1.4.2006].

SAMENVATTING

Alle burgers moeten kennis, vaardigheden en competenties verwerven en deze door vorming en opleiding hun leven lang aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast moet ook worden ingespeeld op de specifieke behoeften van diegenen die gevaar lopen op sociale uitsluiting. Dit zal niet alleen de arbeidsparticipatie en de economische groei, maar ook de sociale cohesie ten goede komen.

Deze punten zijn van het allergrootste belang voor de huidige discussie in de Europese Unie (EU) over de toekomst van het Europees sociaal model. Europa staat voor enorme sociaaleconomische en demografische uitdagingen, zoals vergrijzing, hoge aantallen laagopgeleide volwassenen en hoge werkloosheidscijfers onder jongeren.

VOORUITGANG BIJ DE IMPLEMENTATIE VAN HET WERKPROGRAMMA " ONDERWIJS EN OPLEIDING 2010 "

De analyse is voornamelijk gebaseerd op nationale verslagen over het jaar 2005 van de lidstaten, de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die samen de Europese Economische Ruimte (EER) vormen, de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten.

Op nationaal niveau zit er vaart in de hervormingen. Tal van landen hebben streefcijfers vastgesteld die in meer of mindere mate gerelateerd zijn aan de referentieniveaus van gemiddelde Europese prestaties op het gebied van onderwijs en opleiding (benchmarks). Dit is ook van belang voor de implementatie van de Europese werkgelegenheidsstrategie.

Bij de totale investeringen in de belangrijkste sectoren van de kenniseconomie loopt Europa sinds 2000 onveranderd achter op haar belangrijkste concurrenten, zoals de Verenigde Staten. Bovendien halen sommige Aziatische landen, zoals China en India, hun achterstand snel in.

De overheidsuitgaven voor onderwijs (in procenten van het BBP) stijgen niettemin in bijna alle lidstaten van de EU. Het gemiddelde was 5,2 % in 2002, tegen 4,9 % in 2000.

Met betrekking tot strategieën voor een leven lang leren hebben veel, maar nog lang niet alle landen een beleidsverklaring over een leven lang leren uitgewerkt, bijvoorbeeld in de vorm van een strategiedocument of een nationaal actieplan. Andere landen hebben kaderwetgeving uitgevaardigd.

Zoals al in 2003 is gebleken, ontbreekt het in sommige strategie�n echter aan de juiste balans. Het accent ligt ofwel op blijvende inzetbaarheid voor de arbeidsmarkt, ofwel op het weer aan boord halen van mensen die al lang niets meer met het onderwijs te maken hebben gehad.

Er wordt onvoldoende prioriteit gegeven aan en onvoldoende geld uitgetrokken voor verbetering van de mogelijkheden voor volwassenen om te blijven leren. Dit geldt vooral voor het groeiende aantal oudere werknemers, dat in 2030 rond de veertien miljoen zal komen te liggen, en voor laagopgeleide volwassenen.

De aanhoudend hoge aantallen jongeren die zonder basiskwalificaties en -competenties van school gaan, zijn een alarmerend teken dat het initiële onderwijs niet altijd de noodzakelijke basis legt voor een leven lang leren. Aan deze kwestie is ook in de nieuwe geïntegreerde richtsnoeren voor de Lissabonstrategie en het Europees Pact voor de jeugd aandacht besteed. Aan deze kwestie is ook in de nieuwe geëntegreerde richtsnoeren voor de Lissabonstrategie en het Europees Pact voor de jeugd (es de en fr) aandacht besteed. Doel van de hervormingen is ervoor te zorgen dat iedereen veelzijdig inzetbare kerncompetenties verwerft en jongeren -vooral uit de sociaaleconomisch zwakke milieus - niet door de mazen van het net vallen.

Wat de hervormingen van hoger beroepsonderwijs en -opleiding betreft, is de financiering van het hoger onderwijs voor een groot aantal landen nog steeds een groot probleem, dat de implementatie van de hervormingen in de weg staat.

In de meeste landen is het besef aanwezig dat verbetering van de samenwerking tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven een conditio sine qua non voor innovatie en meer concurrentiekracht is. Er zijn echter maar weinig landen die hiervoor een alomvattende aanpak hebben. Dit is ten dele toe te schrijven aan het feit dat in de nationale innovatiestrategieën vaak geen plaats wordt ingeruimd voor de noodzakelijke hervormingen in het hoger onderwijs.

Bij de hervormingen van beroepsonderwijs en -opleiding lijken de nationale prioriteiten over het algemeen in de pas te lopen met de prioriteiten van het Kopenhagenproces [EN]. Met de invulling van een aantal op EU-niveau afgesproken gemeenschappelijke beginselen en referentiesystemen (bijv. kwaliteitsborging bij de erkenning van elders verworven competenties en begeleiding) is een begin gemaakt. Volgens de landen zelf is het echter nog te vroeg om concrete resultaten op tafel te kunnen leggen.

Dit neemt niet weg dat beroepsopleidingen nog vaak minder aantrekkelijk worden gevonden dan algemeen vormende universitaire opleidingen. Verbetering van de kwaliteit en aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding blijft dan ook nog steeds een van de belangrijkste uitdagingen waaraan het hoofd moet worden geboden.

De inspanningen die nodig zijn voor de bijna tachtig miljoen laagopgeleiden die de EU momenteel telt, is voor het merendeel van de landen een punt van zorg. Het grote belang van arbeidsmarktdeelname en de centrale functie van de beroepsopleidingsstelsels bij de sociale integratie worden daarbij duidelijk onderstreept.

De meeste landen richten hun inspanningen daarom op doelgroepen, en met name op jongeren. Beroepsopleidingen hebben immers een positief effect op de terugdringing van het aantal voortijdige schoolverlaters. Volwassenen en oudere werknemers krijgen daarentegen te weinig prioriteit.

Voor het merendeel van de landen is ook de professionele ontwikkeling van leraren in het beroepsonderwijs en praktijkopleiders een echte uitdaging.

Wat de Europese dimensie in de nationale stelsels betreft, wordt de bevordering van mobiliteit in onderwijs en opleiding door alle landen een belangrijke zaak gevonden. Ondanks een aantal zeer veelbelovende initiatieven voor bijvoorbeeld de kwaliteit van verblijven in het buitenland, zijn hiervoor nog niet voldoende nationale strategieën uitgewerkt.

Een groot aantal landen wijst er nadrukkelijk op hoe belangrijk het leren van talen is. Het beleid en werk in dit verband zijn echter niet coherent genoeg en er ligt nog steeds een grote uitdaging: ervoor te zorgen dat leerlingen aan het eind van het voortgezet onderwijs daadwerkelijk over de kennis of competenties beschikken die nodig zijn om als Europees burger te kunnen functioneren. Deze doelstelling kwam naar voren in het gezamenlijk tussentijds verslag van 2004.

CONCLUSIE: EEN HOGER TEMPO BIJ DE HERVORMINGEN

Er zit vaart in de hervormingen in de lidstaten. Het is dan ook buitengewoon verontrustend dat er te weinig vooruitgang wordt geboekt in de richting van de benchmarks die nauw gerelateerd zijn aan sociale integratie, terwijl de EU-benchmark voor de verhoging van het aantal afgestudeerden in de exacte en technische vakken al heel snel gerealiseerd was. Zonder duidelijk grotere inspanningen voor de terugdringing van het voortijdig schoolverlaten, afronding van het voortgezet onderwijs, en verbetering van de kerncompetenties zal in de toekomstige generatie een groter aantal mensen maatschappelijk aan de kant komen te staan, hetgeen een grote belasting voor de economie en de maatschappij betekent.

Verbeteringen bij de implementatie van het werkprogramma "Onderwijs en opleiding 2010" op nationaal niveau

De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat:

Verbeteringen bij de Europese implementatie van het werkprogramma "Onderwijs en opleiding 2010"

Om de implementatie van het werkprogramma te verbeteren zal met name worden gewerkt aan:

Context

Met het oog op de te verwezenlijken sociale en economische doelstellingen van de Europese Unie hebben de Raad en de Europese Commissie in 2004 in hun gezamenlijk tussentijds verslag om dringende hervormingen in de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels verzocht. Zij verbonden zich ertoe om de twee jaar verslag uit te brengen over de vooruitgang die is geboekt met de uitvoering van het werkprogramma "Onderwijs en Opleiding 2010" dat het Kopenhagenproces op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding en de werkzaamheden ten behoeve van het hoger onderwijs omvat. Het hier gepresenteerde verslag is het eerste in deze nieuwe reeks. "Onderwijs en opleiding 2010" speelt voorts een centrale rol bij de implementatie van de nieuwe geïntegreerde richtsnoeren voor werkgelegenheid en groei en het Europees pact voor de jeugd (es de en fr).

GERELATEERDE BESLUITEN

Gezamenlijk voortgangsverslag 2008 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het werkprogramma "Onderwijs en opleiding 2010" -- "Kennis, creativiteit en innovatie dankzij een leven lang leren" [Publicatieblad C 86 van 5.4.2008]

Dit verslag van de Commissie en de Raad wordt uitgebracht met het oog op de voortgangsbewaking van de uitvoering van het werkprogramma over de doelstellingen op het gebied van onderwijs en opleiding. Het beschrijft de vooruitgang met betrekking tot onder andere de opstelling van het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren en de autonomie van universiteiten. Het gaat vooral in op de nog bestaande lacunes en zet een koers uit voor de hervorming van onderwijs en opleiding.

Er wordt nog steeds onvoldoende concreet gestalte gegeven aan de strategieën voor een leven lang leren, zowel wat de financiering als de inzet van de betrokken instellingen betreft, ondanks het feit dat uniforme, overkoepelende strategieën zijn vastgesteld. Met de EU-benchmarks die in 2010 moeten worden gerealiseerd, wordt nog geen noemenswaardige vooruitgang geboekt. De hoge schooluitval, de geringe participatie van oudere werknemers en laaggeschoolden in een leven lang leren, het lage kwalificatieniveau onder migranten en het onvoldoende niveau van de opleiding van leerkrachten zijn redenen om meer te doen om de competenties te verbeteren.

In dit verslag wordt ook benadrukt dat de kennisdriehoek (onderwijs, onderzoek en innovatie) een belangrijke rol speelt bij de stimulering van groei en werkgelegenheid. Om creativiteit en innovatie te bevorderen, moet de rol van de verschillende sectoren van onderwijs en opleiding worden versterkt.

Verslag van de Raad Onderwijs aan de Europese Raad over "De toekomstige concrete doelstellingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels" van 14 februari 2001 [5980/01 EDUC 18 - Niet in het Publicatieblad verschenen].

Laatste wijziging: 11.04.2008