Overdracht van strafvervolging

SAMENVATTING VAN:

Verordening (EU) 2024/3011 betreffende de overdracht van strafvervolging

WAT IS HET DOEL VAN DE VERORDENING?

Verordening (EU) 2024/3011 heeft tot doel de efficiënte en goede rechtsbedeling te verbeteren en ervoor te zorgen dat de meest geschikte lidstaat van de Europese Unie (EU) een strafbaar feit onderzoekt of vervolgt. Het is met name bedoeld om onnodige parallelle procedures (tegen dezelfde verdachte en over dezelfde feiten) in verschillende lidstaten te voorkomen.

De verordening stelt daarom gemeenschappelijke regels vast voor de overdracht van strafvervolging tussen lidstaten.

KERNPUNTEN

Bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit

De EU heeft een aantal instrumenten voor justitiële samenwerking ingevoerd om te helpen bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit. Deze omvatten:

Deze verordening is het eerste EU-instrument dat de overdracht van een strafrechtelijke procedure van de ene lidstaat naar de andere regelt.

Gemeenschappelijke regels voor de overdracht van strafvervolging

De verzoekende autoriteit kan beslissen om de overdracht van de vervolging naar een andere lidstaat te verzoeken indien zij van oordeel is dat de doelstelling van een efficiënte en goede rechtsbedeling, met inbegrip van een beoordeling van de evenredigheid van de overdracht, beter gediend zou zijn door het voeren van de betrokken strafprocedure in een andere lidstaat. Met het oog op een dergelijk verzoek zal de verzoekende autoriteit in het bijzonder rekening houden met een lijst van bepaalde criteria die onder andere het volgende omvatten:

Het verzoek om overdracht van strafvervolging moet door de verzoekende autoriteit worden opgesteld aan de hand van het standaardformulier in bijlage I bij de verordening.

De aangezochte autoriteit heeft 60 dagen de tijd om de overdracht van strafvervolging te aanvaarden of te weigeren. Dit kan met maximaal 30 dagen worden verlengd.

De overdracht van strafvervolging mag niet worden geweigerd op andere gronden dan die waarin de verordening voorziet.

Voor zover het nationale recht van de aangezochte lidstaat nog niet in rechtsmacht voorziet, kan de rechtsmacht voor de strafprocedure uitsluitend worden ontleend aan de verordening die op de specifieke opgesomde gronden is gebaseerd.

Zodra de strafprocedure is overgedragen, moet de aangezochte autoriteit haar nationale wetgeving en procedures toepassen. De op het strafbare feit toepasselijke straf is de straf die is bepaald in het nationale recht van de aangezochte lidstaat, tenzij dat recht anders bepaalt.

Een verdachte, beklaagde of slachtoffer kan ook, overeenkomstig de procedures in het nationale recht, aan de bevoegde autoriteiten van de verzoekende lidstaat of van de aangezochte lidstaat voorstellen om de strafprocedure overeenkomstig de verordening over te dragen.

De communicatie tussen de verzoekende en aangezochte autoriteiten moet verlopen via het gedecentraliseerde IT-systeem. De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit moeten met elkaar overleggen om ervoor te zorgen dat de verordening efficiënt wordt toegepast. Er kan ook overleg plaatsvinden voordat het verzoek tot overdracht van de procedure wordt ingediend.

Vrijwaringsbepalingen

VANAF WANNEER IS DE VERORDENING VAN TOEPASSING?

De verordening is van toepassing vanaf . Artikel 24, betreffende het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem, wordt van toepassing op de eerste dag van de maand die volgt op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de uitvoeringshandelingen voor de instelling ervan.

ACHTERGROND

Zie voor meer informatie:

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Verordening (EU) 2024/3011 van het Europees Parlement en de Raad van betreffende de overdracht van strafvervolging (PB L, 2024/3011, ).

laatste bijwerking