02011R0691 — NL — 20.02.2022 — 002.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
|
VERORDENING (EU) Nr. 691/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 juli 2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (PB L 192 van 22.7.2011, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
|
Publicatieblad |
||
|
nr. |
blz. |
datum |
||
|
VERORDENING (EU) Nr. 538/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 april 2014 |
L 158 |
113 |
27.5.2014 |
|
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/125 VAN DE COMMISSIE van 19 november 2021 |
L 20 |
40 |
31.1.2022 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 691/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 juli 2011
inzake Europese milieu-economische rekeningen
(Voor de EER relevante tekst)
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor het verzamelen, samenstellen, toezenden en evalueren van Europese milieu-economische rekeningen met het doel om bij wijze van satellietrekeningen bij het ESR 95 milieu-economische rekeningen op te stellen; hiertoe worden methoden, gemeenschappelijke normen, definities en boekhoudregels verstrekt die voor het samenstellen van milieu-economische rekeningen gebruikt moeten worden.
Artikel 2
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
|
1. |
„luchtemissie” : de fysieke stroom van gasvormige stoffen of deeltjes van de nationale economie (productie- of verbruiksprocessen) naar de atmosfeer (als onderdeel van het milieusysteem); |
|
2. |
„milieubelasting” : belasting met als belastinggrondslag een fysieke eenheid (of een benadering van een fysieke eenheid) van iets wat een bewezen specifiek negatief effect op het milieu heeft, en dat in het ESR 95 als belasting wordt aangemerkt; |
|
3. |
„materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie” (MSR-GE) : coherente samenstellingen van de materiaalinput in de nationale economieën, de veranderingen van de materiaalvoorraad in de economie en de materiaaloutput naar andere economieën of het milieu; |
|
4. |
„milieubeschermingsuitgaven” : de economische middelen die door ingezeten eenheden worden besteed aan milieubescherming. Milieubescherming omvat alle maatregelen en activiteiten met als hoofddoel de voorkoming, vermindering en bestrijding van verontreiniging en iedere andere verslechtering van het milieu. Onder deze maatregelen en activiteiten vallen alle maatregelen die worden genomen om het milieu na een verslechtering te herstellen. Onder deze definitie vallen geen activiteiten die weliswaar het milieu ten goede komen, maar die vooral ten doel hebben tegemoet te komen aan de technische behoeften of de interne gezondheids- en veiligheids- en beveiligingsvereisten van een onderneming of andere instelling; |
|
5. |
„milieugoederen- en -dienstensector” : productieactiviteiten van een nationale economie die milieuproducten (milieugoederen en -diensten) genereren. Milieuproducten zijn producten en diensten die zijn voortgebracht met het oog op de bescherming van het milieu, zoals bedoeld in punt 4, en op het beheer van hulpbronnen. Onder het beheer van hulpbronnen vallen de bescherming, instandhouding en vergroting van de voorraad natuurlijke hulpbronnen en derhalve vrijwaring tegen uitputting van die bronnen; |
|
6. |
„fysieke-energiestroomrekeningen” : coherente samenstellingen van de fysieke energiestromen in de nationale economieën, de stromen die binnen de economie circuleren en de energie-output naar andere economieën of het milieu. |
Artikel 3
Modules
De binnen het in artikel 1 bedoelde gemeenschappelijk kader samen te stellen milieu-economische rekeningen worden opgedeeld in de volgende modules:
een module voor luchtemissierekeningen, zoals beschreven in bijlage I;
een module voor milieubelastingen naar economische activiteit, zoals beschreven in bijlage II;
een module voor materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie, zoals beschreven in bijlage III;
een module voor uitgavenrekeningen voor milieubescherming, zoals beschreven in bijlage IV;
een module voor rekeningen voor de milieugoederen- en -dienstensector, zoals beschreven in bijlage V;
een module voor fysieke-energiestroomrekeningen, zoals beschreven in bijlage VI.
Elke bijlage moet bevatten:
de doelstellingen waarvoor de rekeningen moeten worden samengesteld;
de dekking van de rekeningen;
de lijst van kenmerken waarvoor gegevens moeten worden verzameld en toegezonden;
het eerste referentiejaar, de frequentie en de indieningstermijnen voor de samenstelling van de rekeningen;
de rapporteringstabellen;
de maximumduur van de in artikel 8 bedoelde overgangsperioden gedurende welke de Commissie afwijkingen kan toestaan.
Indien dit nodig is om in te haken op ontwikkelingen op het gebied van het milieu, de economie en de techniek, is de Commissie bevoegd om, overeenkomstig artikel 9, gedelegeerde handelingen vast te stellen met als doel:
methodologische richtsnoeren te geven, en
de in lid 1 bedoelde bijlagen bij te werken wat betreft de informatie, bedoeld in lid 2, onder c), d) en e).
Wanneer de Commissie haar bevoegdheid krachtens dit lid uitoefent, zorgt zij ervoor dat haar gedelegeerde handelingen de lidstaten en de respondenten geen beduidende aanvullende administratieve lasten bezorgen.
Zulke gedelegeerde handelingen brengen geen aanzienlijke extra lasten mee voor de lidstaten en de respondenten. Bij de vaststelling en het bijwerken van de in de eerste alinea bedoelde lijsten motiveert de Commissie haar optreden naar behoren en maakt zij in voorkomend geval gebruik van input van ter zake doende deskundigen met betrekking tot een kosten-batenanalyse, met inbegrip van een beoordeling van de lasten voor de respondenten en van de productiekosten.
De in de eerste alinea vermelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 11, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 4
Proefstudies
Artikel 5
Gegevensverzameling
Uitgaande van het beginsel van de administratieve vereenvoudiging kunnen de lidstaten voor het zich verschaffen van de nodige gegevens gebruikmaken van een combinatie van de hieronder genoemde bronnen:
enquêtes;
statistische schattingsmethoden in gevallen waar bepaalde kenmerken niet zijn waargenomen voor alle eenheden;
administratieve bronnen.
Artikel 6
Toezending aan de Commissie (Eurostat)
Artikel 7
Kwaliteitsbeoordeling
Artikel 8
Afwijkingen
Artikel 9
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 10
Verslag en toetsing
Uiterlijk op 31 december 2013 en daarna om de drie jaar brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de verordening. Dat verslag bevat een evaluatie van met name de kwaliteit van de toegezonden gegevens en de methoden voor het verzamelen van gegevens, de administratieve belasting voor de lidstaten en de respondenten, alsook de haalbaarheid en doeltreffendheid van deze statistieken.
Het verslag gaat in voorkomend geval en op basis van de bevindingen in artikel 4, lid 2, vergezeld van voorstellen:
Artikel 11
Comité
Artikel 12
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
MODULE VOOR LUCHTEMISSIEREKENINGEN
Deel 1
DOELSTELLINGEN
De luchtemissierekeningen registreren en presenteren de gegevens over luchtemissies op zodanige wijze dat zij compatibel zijn met het systeem van nationale rekeningen. De emissies naar lucht van de nationale economieën worden geregistreerd in een indeling naar emitterende economische activiteit als aangegeven in het ESR 95. Economische activiteiten omvatten productie en verbruik.
In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor de luchtemissierekeningen. Deze gegevens zullen op zodanige wijze worden ontwikkeld dat de emissies worden gerelateerd aan de economische productie- en verbruiksactiviteiten van de bedrijfstakken en huishoudens. De krachtens deze verordening gerapporteerde gegevens over directe emissies zullen worden gecombineerd met de economische input-outputtabellen, de aanbod- en gebruikstabellen en de gegevens over het verbruik van huishoudens, die reeds aan de Commissie (Eurostat) worden meegedeeld in het kader van de ESR 95-rapportering.
Deel 2
DEKKING
De luchtemissierekeningen hebben dezelfde systeemgrenzen als het ESR 95 en zij zijn ook op het ingezetenenprincipe gebaseerd.
Overeenkomstig het ESR 95 is het begrip ingezetenschap gebaseerd op het volgende beginsel: een in een land ingezeten eenheid heeft een economisch belangencentrum in het economische gebied van dat land, d.w.z. zij verricht gedurende een periode van minimaal een jaar economische activiteiten in dat gebied.
De luchtemissierekeningen registreren de emissies die voortvloeien uit de activiteiten van alle ingezeten eenheden, ongeacht waar deze emissies in geografisch opzicht werkelijk plaatsvinden.
De luchtemissierekeningen registreren de stromen residugassen en fijn stof die hun oorsprong vinden in de nationale economie en in de atmosfeer terechtkomen. Voor de toepassing van deze verordening wordt met de term „atmosfeer” een onderdeel van het milieusysteem bedoeld. De systeemgrens betreft de grenslijn tussen de nationale economie (als onderdeel van het economische systeem) en de atmosfeer (als onderdeel van het milieusysteem). Nadat de geëmitteerde stoffen de systeemgrens hebben overschreden, zijn zij aan geen enkele menselijke controle meer onderworpen, gaan zij op in natuurlijke materiaalcycli en kunnen zij diverse soorten milieueffecten teweegbrengen.
Deel 3
LIJST VAN KENMERKEN
De lidstaten stellen statistieken op over de emissie van de volgende luchtvervuilende stoffen:
|
Naam |
Symbool |
Eenheid |
|
Koolstofdioxide zonder emissies uit biomassa |
CO2 |
1 000 ton (Gg) |
|
Koolstofdioxide uit biomassa |
Biomassa-CO2 |
1 000 ton (Gg) |
|
Distikstofoxide |
N2O |
ton (Mg) |
|
Methaan |
CH4 |
ton (Mg) |
|
Perfluorkoolstoffen |
PFK’s |
ton (Mg) CO2-equivalenten |
|
Fluorkoolwaterstoffen |
HFK’s |
ton (Mg) CO2-equivalenten |
|
Zwavelhexafluoride en stikstoftrifluoride |
SF6 NF3 |
ton (Mg) CO2-equivalenten |
|
Stikstofoxiden |
NOX |
ton (Mg) NO2-equivalenten |
|
Vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan |
NMVOS |
ton (Mg) |
|
Koolstofmonoxide |
CO |
ton (Mg) |
|
Fijn stof < 10 μm |
PM10 |
ton (Mg) |
|
Fijn stof < 2,5 μm |
PM2,5 |
ton (Mg) |
|
Zwaveloxiden |
SOX |
ton (Mg) SO2-equivalenten |
|
Ammoniak |
NH3 |
ton (Mg) |
Alle gegevens worden tot op één decimaal nauwkeurig meegedeeld.
Deel 4
EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN
1. De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.
2. De statistieken worden binnen 21 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.
3. Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU-27 voor de belangrijkste aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.
4. Het eerste referentiejaar is het jaar waarin de verordening in werking treedt.
5. De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij de jaargegevens vanaf 2008 tot het eerste referentiejaar bij.
6. Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-4, n-3, n-2, n-1 en n, waarbij n het referentiejaar is.
Deel 5
RAPPORTERINGSTABELLEN
1. Voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken worden gegevens verstrekt volgens een hiërarchische classificatie van economische activiteiten, NACE Rev. 2 (aggregatieniveau A*64), die volledig compatibel is met het ESR 95. Voorts worden gegevens verstrekt voor:
2. De in punt 1 bedoelde hiërarchische classificatie is als volgt:
Luchtemissies door de industrie — NACE Rev. 2 (A*64)
Luchtemissies van huishoudens
Overbruggingsposten
Totaal luchtemissierekeningen (productieactiviteiten + huishoudens) voor elk van de in deel 3 bedoelde kenmerken
Min nationale ingezetenen in het buitenland
Plus niet-ingezetenen op het grondgebied
Vervoer over land
Vervoer over water
Luchtvervoer
Overige correcties en statistische verschillen
Deel 6
MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN
Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.
BIJLAGE II
MODULE VOOR MILIEUBELASTINGEN NAAR ECONOMISCHE ACTIVITEIT
Deel 1
DOELSTELLINGEN
Statistieken over milieubelastingen registreren en presenteren gegevens gezien vanuit het gezichtspunt van de entiteiten die de belastingen betalen, op een wijze die volledig verenigbaar is met de gegevens die krachtens het ESR 95 worden gerapporteerd. De milieubelastinginkomsten van de nationale economieën worden geregistreerd volgens economische activiteit. Economische activiteiten omvatten productie en verbruik.
In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor de milieubelastinginkomsten uit een economische activiteit door de lidstaten.
Voor de milieubelastingstatistieken kan rechtstreeks gebruik worden gemaakt van de belastingstatistieken en de statistieken van de overheidsfinanciën, maar gebruikmaking van de volgens het ESR 95 gerapporteerde belastinggegevens, indien dit mogelijk is, biedt enkele voordelen.
De milieubelastingstatistieken zijn gebaseerd op de bedragen die blijken uit kohieren en aangiften of kasgegevens met correctie in de tijd; op die manier wordt consistentie met het ESR 95 gegarandeerd en wordt de internationale vergelijkbaarheid verbeterd.
Het ESR 95 bevat ook informatie over welke bedrijfstakken en sectoren de belastingen betalen. De aan het ESR 95 ontleende informatie over belastingen is te vinden in de institutionele sectorrekeningen en aanbods- en gebruikstabellen.
Deel 2
DEKKING
Milieubelastingen hebben dezelfde systeemgrenzen als het ESR 95 en bestaan uit verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die door de overheid of door de instellingen van de Unie worden opgelegd.
Milieubelastingen vallen onder de volgende ESA 95-categorieën:
Deel 3
LIJST VAN KENMERKEN
De lidstaten stellen statistieken over milieubelastingen op overeenkomstig de volgende kenmerken:
De lidstaten rapporteren ook, als afzonderlijk kenmerk, de in het Europees systeem van rekeningen geregistreerde belastinginkomsten van de overheid in verband met hun deelname aan het EU-systeem voor de handel in emissierechten.
De lidstaten rapporteren ook, als afzonderlijk kenmerk, andere milieugerelateerde belastingen die zijn opgenomen in de totale belastingen op energie, vervoer, verontreiniging of hulpbronnen en die worden geheven op het koolstofgehalte van brandstoffen (andere CO2-belastingen).
Alle gegevens worden in miljoenen in de nationale munteenheid verstrekt.
Deel 4
EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN
1. De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.
2. De statistieken worden binnen 16 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend. Dit geldt vanaf het referentiejaar 2020.
3. Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU-27 voor de belangrijkste aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.
4. Het eerste referentiejaar is 2020.
5. Elke keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-4, n-3, n-2, n-1 en n, waarbij n het referentiejaar is. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2016 verstrekken.
Deel 5
RAPPORTERINGSTABELLEN
Voor elk van de in deel 3 bedoelde kenmerken worden gegevens verstrekt vanuit het gezichtspunt van de entiteiten die de belastingen betalen.
Wat producenten betreft, worden gegevens verstrekt die zijn uitgesplitst volgens de hiërarchische classificatie van economische activiteiten, NACE Rev. 2 (aggregatieniveau A*64 zoals in het ESR 95).
Wat verbruikers betreft, worden gegevens verstrekt voor:
Wanneer de belasting niet kan worden toegeschreven aan één van de bovengenoemde groeperingen van activiteiten, worden de gegevens gerapporteerd als niet toegewezen.
Deel 6
MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN
Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.
BIJLAGE III
MODULE VOOR MATERIAALSTROOMREKENINGEN VOOR DE GEHELE ECONOMIE (MSR-GE)
Deel 1
DOELSTELLINGEN
De MSR-GE omvatten alle vaste, gasvormige en vloeibare materialen, behalve lucht- en waterstromen, gemeten in massa-eenheden per jaar. Zoals met het systeem van nationale rekeningen worden met de MSR-GE twee grote doelstellingen nagestreefd. De gedetailleerde materiaalstromen leveren een waardevolle empirische databank op voor talrijke analytische studies. Voorts worden zij gebruikt om voor de nationale economieën verschillende materiaalstroomindicatoren voor de gehele economie samen te stellen.
In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor de MSR-GE.
Deel 2
DEKKING
Het onderscheid tussen voorraden en stromen is een grondbeginsel van een materiaalstroomsysteem. In het algemeen is een stroom een variabele die een hoeveelheid per tijdvak meet, terwijl een voorraad een variabele is die een hoeveelheid op een bepaald tijdstip meet. De MSR-GE zijn een stroombegrip. Ze meten, in massa-eenheden per jaar, de stromen materiaalinput, materiaaloutput en voorraadwijzigingen binnen de economie.
De MSR-GE zijn coherent met de beginselen van het systeem van nationale rekeningen, zoals het ingezetenenbeginsel. Ze geven de materiaalstromen weer die gerelateerd zijn aan de activiteiten van alle ingezeten eenheden van een nationale economie, ongeacht de geografische plaats waar zij plaatsvinden.
In de MSR-GE zijn er twee soorten materiaalstromen over systeemgrenzen heen die relevant zijn:
Materiaalstromen tussen de nationale economie en haar natuurlijke omgeving. Deze bestaan in de onttrekking van materialen (d.w.z. nieuwe of onbewerkte grondstoffen) aan en de lozing van materialen (vaak residuen genoemd) in de natuurlijke omgeving.
Materiaalstromen tussen de nationale economie en de rest van de wereldeconomie. Deze omvatten de invoer en de uitvoer.
Alle stromen die deze systeemgrenzen overschrijden, worden in de MSR-GE opgenomen, evenals de toevoegingen aan de door de mens aangelegde voorraden. Alle andere materiaalstromen binnen de economie worden niet in de MSR-GE weergegeven. Dit betekent dat de nationale economie in haar geheel wordt behandeld in de MSR-GE en bijvoorbeeld leveringen van producten tussen bedrijfstakken niet worden beschreven. Natuurlijke stromen binnen de natuurlijke omgeving zijn eveneens uitgesloten.
Deel 3
LIJST VAN KENMERKEN
De lidstaten stellen in voorkomend geval voor de MSR-GE statistieken op over de in deel 5 vermelde kenmerken.
1. De binnenlandse onttrekking (BO) omvat de jaarlijkse hoeveelheid vaste, vloeibare en gasvormige materialen (uitgezonderd lucht en water) die aan de natuurlijke omgeving worden onttrokken om als input in de economie te worden gebruikt.
2. De fysieke invoer en de fysieke uitvoer omvatten alle ingevoerde of uitgevoerde goederen in massa-eenheden. Verhandelde goederen omvatten goederen in alle stadia van be- of verwerking, van grondstoffen tot eindproducten.
Deel 4
EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN
1. De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.
2. De statistieken worden binnen 16 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend. Dit geldt vanaf het referentiejaar 2021.
3. Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU-27 voor de belangrijkste aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.
4. Het eerste referentiejaar is 2021.
5. Elke keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-4, n-3, n-2, n-1 en n, waarbij n het referentiejaar is. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2017 verstrekken.
Deel 5
RAPPORTERINGSTABELLEN
Voor de in de volgende tabellen vermelde kenmerken worden gegevens in massa-eenheden verstrekt.
Tabel A — Binnenlandse onttrekking
Biomassa
Gewassen (uitgezonderd voedergewassen)
Granen
Wortel- en knolgewassen
Suikergewassen
Peulvruchten
Noten
Oliehoudende gewassen
Groenten
Fruit
Vezels
Overige gewassen (uitgezonderd voedergewassen), n.e.g.
Gewas- en oogstresten (gebruikt), voedergewassen en door begrazing onttrokken biomassa
Gewas- en oogstresten (gebruikt)
Stro
Overige gewas- en oogstresten (bladeren van suiker- en voederbieten enz.)
Voedergewassen en door begrazing onttrokken biomassa
Voedergewassen (met inbegrip van biomassaoogst van grasland)
Door begrazing onttrokken biomassa
Hout
Werkhout (industrieel rondhout)
Brandhout en overige onttrekking
Vangst van in het wild levende vis, waterplanten en-dieren, jacht en verzamelen
Vangst van in het wild levende vis
Alle overige waterdieren en -planten
Jacht en verzamelen
Metaalertsen (ruwe ertsen)
IJzer
Non-ferrometaal
Koper
Nikkel
Lood
Zink
Tin
Goud, zilver, platina en overige edele metalen
Bauxiet en overig aluminium
Uranium en thorium
Overige non-ferrometalen
Niet-metaalhoudende mineralen
Marmer, graniet, zandsteen, porfier, basalt, overige sier- of bouwsteen (uitgezonderd leisteen)
Kalk en dolomiet
Leisteen
Mineralen voor de chemische en de kunstmestindustrie
Zout
Kalksteen en gips
Klei en kaolien
Zand en grind
Andere niet-metaalhoudende mineralen, n.e.g.
Uitgegraven aardmateriaal (met inbegrip van teelaarde), alleen indien gebruikt (facultatieve rapportering)
Fossiele energiegrondstoffen/-dragers
Steenkool en overige vaste energiegrondstoffen/-dragers
Bruinkool
Steenkool
Bitumineuze leisteen en bitumineus zand
Turf
Vloeibare en gasvormige energiegrondstoffen/-dragers
Ruwe aardolie, condensaat en aardgascondensaten (NGL)
Aardgas
Tabellen B (Invoer — Totale handel) en D (Uitvoer — Totale handel)
Biomassa
Gewassen (uitgezonderd voedergewassen)
Granen
Wortel- en knolgewassen
Suikergewassen
Peulvruchten
Noten
Oliehoudende gewassen
Groenten
Fruit
Vezels
Overige gewassen (uitgezonderd voedergewassen), n.e.g.
Gewas- en oogstresten (gebruikt), voedergewassen en door begrazing onttrokken biomassa
Gewas- en oogstresten (gebruikt)
Stro
Overige gewas- en oogstresten (bladeren van suiker- en voederbieten enz.)
Voedergewassen en door begrazing onttrokken biomassa
Voedergewassen (met inbegrip van biomassaoogst van grasland)
Hout
Werkhout (industrieel rondhout)
Brandhout en overige onttrekking
Vangst van in het wild levende vis, waterplanten en-dieren, jacht en verzamelen
Vangst van in het wild levende vis
Alle overige waterdieren en -planten
Levende dieren en dierlijke producten (met uitzondering van wilde vis, waterplanten en dieren, geschoten en verzamelde dieren)
Levende dieren (met uitzondering van wilde vis, waterplanten en waterdieren, geschoten en verzamelde dieren)
Vlees en vleesbereidingen
Zuivelproducten, vogeleieren, en honig
Overige producten van dieren (dierlijke vezels, huiden, bont, leder enz.)
Producten hoofdzakelijk van biomassa
Metaalertsen (ruwe ertsen)
IJzer
Non-ferrometaal
Koper
Nikkel
Lood
Zink
Tin
Goud, zilver, platina en overige edele metalen
Bauxiet en overig aluminium
Uranium en thorium
Overige non-ferrometalen
Producten hoofdzakelijk van metalen
Niet-metaalhoudende mineralen
Marmer, graniet, zandsteen, porfier, basalt, overige sier- of bouwsteen (uitgezonderd leisteen)
Kalk en dolomiet
Leisteen
Mineralen voor de chemische en de kunstmestindustrie
Zout
Kalksteen en gips
Klei en kaolien
Zand en grind
Andere niet-metaalhoudende mineralen, n.e.g.
Producten hoofdzakelijk van niet-metaalhoudende mineralen
Fossiele energiegrondstoffen/-dragers
Steenkool en overige vaste energiegrondstoffen/-dragers
Bruinkool
Steenkool
Bitumineuze leisteen en bitumineus zand
Turf
Vloeibare en gasvormige energiegrondstoffen/-dragers
Ruwe aardolie, condensaat en aardgascondensaten (NGL)
Aardgas
Ingenomen brandstof ingenomen (Invoer: Door ingezeten eenheden in het buitenland; Uitvoer: door niet-ingezeten eenheden in het binnenland)
Brandstof voor vervoer over land
Brandstof voor vervoer over water
Brandstof voor luchtvervoer
Producten hoofdzakelijk van fossiele energieproducten
Overige producten
Afval voor definitieve verwerking en verwijdering
Deel 6
MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN
Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.
BIJLAGE IV
MODULE VOOR UITGAVENREKENINGEN VOOR MILIEUBESCHERMING
Deel 1
DOELSTELLINGEN
Uitgavenrekeningen voor milieubescherming verstrekken, op een wijze die verenigbaar is met de gegevens die krachtens het ESR worden gerapporteerd, gegevens over de milieubeschermingsuitgaven, dat wil zeggen, over de economische middelen die door ingezeten eenheden zijn besteed aan milieubescherming. De rekeningen maken het mogelijk de nationale uitgaven voor milieubescherming samen te stellen, die gelijk zijn aan de som van alle gebruik van milieubeschermingsdiensten door ingezeten eenheden, de bruto-investeringen in vaste activa (BIVA) voor milieubeschermingsactiviteiten en de overdrachten voor milieubescherming die geen tegenhanger zijn van eerdere posten, minus financiering door de rest van de wereld.
De uitgavenrekeningen voor milieubescherming moeten gebruikmaken van de reeds beschikbare informatie in de nationale rekeningen (productie- en inkomensvormingsrekeningen, BIVA volgens NACE, aanbod- en gebruikstabellen, gegevens volgens de classificatie van overheidsfuncties), structurele bedrijfsstatistieken, het ondernemingsregister en andere bronnen.
In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor de uitgavenrekeningen voor milieubescherming.
Deel 2
DEKKING
De uitgavenrekeningen voor milieubescherming hebben dezelfde systeemgrenzen als het ESR en laten de milieubeschermingsuitgaven voor hoofdactiviteiten, nevenactiviteiten en hulpactiviteiten zien. De volgende sectoren worden bestreken:
Deel 3
LIJST VAN KENMERKEN
De lidstaten stellen uitgavenrekeningen voor milieubescherming op overeenkomstig de volgende kenmerken die zijn gedefinieerd overeenkomstig het ESR:
Alle gegevens worden in miljoenen in de nationale munteenheid verstrekt.
Deel 4
EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN
1. De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.
2. De statistieken worden binnen 24 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend. Dit geldt vanaf het referentiejaar 2020.
3. Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU-28 voor de belangrijkste aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.
4. Het eerste referentiejaar is 2020.
5. Elke keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-2, n-1 en n, waarbij n het referentiejaar is. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2018 verstrekken.
Deel 5
RAPPORTERINGSTABELLEN
1. Voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken worden gegevens verstrekt uitgesplitst naar:
Lidstaten waar het totale bedrag van de omzet of het aantal werkzame personen in een of meer van deze NACE-onderverdelingen minder dan 1 % van het totaal voor de Unie uitmaakt, hoeven geen gegevens voor die NACE-onderverdelingen te verstrekken.
2. De CEPA-klassen waarnaar in punt 1 wordt verwezen, zijn de volgende:
Deel 6
MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN
Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.
BIJLAGE V
MODULE VOOR REKENINGEN VOOR DE MILIEUGOEDEREN- EN -DIENSTENSECTOR
Deel 1
DOELSTELLINGEN
Statistieken over milieugoederen en -diensten registreren en presenteren gegevens over de productieactiviteiten van de nationale economieën die milieuproducten voortbrengen, op zodanige wijze dat zij compatibel zijn met de gegevens die krachtens het ESR worden gerapporteerd.
De rekeningen voor milieugoederen en -diensten moeten gebruikmaken van de reeds beschikbare informatie in de nationale rekeningen, structurele bedrijfsstatistieken, het ondernemingsregister en andere bronnen.
In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor rekeningen voor milieugoederen en -diensten.
Deel 2
DEKKING
De milieugoederen- en -dienstensector heeft dezelfde systeemgrenzen als het ESR en bestaat uit alle milieugoederen en -diensten die binnen de productiegrens worden gegenereerd. Het ESR definieert productie als een activiteit die wordt uitgeoefend onder beheer en verantwoordelijkheid van een institutionele eenheid die arbeid, kapitaal en goederen en diensten als input gebruikt voor de voortbrenging van goederen en diensten.
Milieugoederen en -diensten zijn gegroepeerd in de volgende categorieën: specifieke milieudiensten, producten uitsluitend bestemd voor milieubescherming of beheer van natuurlijke hulpbronnen (gelieerde producten), aangepaste goederen en milieutechnologieën.
Deel 3
LIJST VAN KENMERKEN
De lidstaten stellen statistieken over de milieugoederen- en -dienstensector op overeenkomstig de volgende kenmerken:
Alle gegevens worden in miljoenen in nationale valuta verstrekt, behalve voor het kenmerk “werkgelegenheid”, waarvoor de eenheid “voltijdequivalenten” wordt gebruikt.
Deel 4
EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN
1. De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.
2. De statistieken worden binnen 22 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend. Dit geldt vanaf het referentiejaar 2020.
3. Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU-28 voor de belangrijkste aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.
4. Het eerste referentiejaar is 2020.
5. Elke keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-2, n-1 en n, waarbij n het referentiejaar is. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2018 verstrekken.
Deel 5
RAPPORTERINGSTABELLEN
1. Voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken worden gegevens verstrekt die meerdimensionaal zijn geclassificeerd volgens:
2. De CEPA-klassen waarnaar in punt 1 wordt verwezen, zijn beschreven in bijlage IV. De CReMA-klassen waarnaar in punt 1 wordt verwezen, zijn de volgende:
Deel 6
MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN
Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.
BIJLAGE VI
MODULE VOOR FYSIEKE-ENERGIESTROOMREKENINGEN
Deel 1
DOELSTELLINGEN
Fysieke-energiestroomrekeningen presenteren gegevens over de fysieke energiestromen uitgedrukt in terajoules, op een wijze die volledig verenigbaar is met het ESR. Fysieke-energiestroomrekeningen registreren energiegegevens die verband houden met de economische activiteiten van ingezeten eenheden van nationale economieën, uitgesplitst naar economische activiteit. Zij presenteren het aanbod en het gebruik van natuurlijke energie-inputs, energieproducten en energieresiduen. Economische activiteiten omvatten productie, consumptie en accumulatie.
In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor de fysieke-energiestroomrekeningen.
Deel 2
DEKKING
Fysieke-energiestroomrekeningen hebben dezelfde systeemgrenzen als het ESR en zij zijn ook op het ingezetenenprincipe gebaseerd.
Overeenkomstig het ESR is het begrip ingezetenschap gebaseerd op het volgende beginsel: een in een land ingezeten eenheid heeft een economisch belangencentrum in het economische gebied van dat land, d.w.z. zij verricht gedurende een verlengde periode (minimaal een jaar) economische activiteiten in dat gebied.
Fysieke-energiestroomrekeningen registreren fysieke energiestromen die voortvloeien uit de activiteiten van alle ingezeten eenheden, ongeacht waar deze stromen in geografisch opzicht werkelijk plaatsvinden.
Fysieke-energiestroomrekeningen registreren de fysieke energiestromen vanuit het milieu naar de economie, binnen de economie en van de economie terug naar het milieu.
Deel 3
LIJST VAN KENMERKEN
De lidstaten stellen fysieke-energiestroomrekeningen op overeenkomstig de volgende kenmerken:
natuurlijke energie-inputs,
energieproducten,
energieresiduen;
Alle gegevens worden verstrekt in terajoules.
Deel 4
EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN
1. De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.
2. De statistieken worden binnen 21 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.
3. Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU-28 voor de belangrijkste aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.
4. Het eerste referentiejaar is 2015.
5. De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij de jaargegevens vanaf 2014 tot het eerste referentiejaar bij.
6. Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n–2, n–1 en n, waarbij n het referentiejaar is. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2014 verstrekken.
Deel 5
RAPPORTERINGSTABELLEN
1. Voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken moeten de volgende gegevens in fysieke eenheden worden verstrekt:
2. De aanbod- en gebruikstabellen voor de energiestromen (met inbegrip van emissierelevante stromen) hebben een gemeenschappelijke indeling in rijen en kolommen.
3. De kolommen verwijzen naar de oorsprong (aanbod) of bestemming (gebruik) van de fysieke stromen. De kolommen worden in vijf categorieën gegroepeerd:
4. De rijen beschrijven het type fysieke energiestroom, als geclassificeerd onder het eerste streepje van deel 3.
5. De classificatie van natuurlijke energie-inputs, energieproducten en energieresiduen is als volgt:
6. De „brug” van de indicator op basis van het ingezetenenbeginsel naar de indicator op basis van het grondgebied wordt gepresenteerd voor de hele nationale economie (geen uitsplitsing per bedrijfstak) en wordt als volgt verkregen:
totale energieverbruik door ingezeten eenheden
energieverbruik door ingezeten eenheden in het buitenland
energieverbruik door niet-ingezetenen op het grondgebied
statistische verschillen
bruto binnenlands energieverbruik (op het grondgebied).
Deel 6
MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN
Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.
( 1 ) Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende afvalstoffenstatistieken (PB L 304 van 14.11.2008, blz. 1).
( 2 ) Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.
( 3 ) Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand.