02019D0031 — NL — 09.01.2023 — 004.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

▼C1

BESLUIT (EU) 2019/1743VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 15 oktober 2019

betreffende de rentevergoeding op aangehouden extra reserves en bepaalde deposito’s (herschikking) (ECB/2019/31)

▼B

(PB L 267 van 21.10.2019, blz. 12)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

 M1

BESLUIT (EU) 2020/1264 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 8 september 2020

  L 297

5

11.9.2020

 M2

BESLUIT (EU) 2021/874 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 26 mei 2021

  L 191

43

31.5.2021

►M3

BESLUIT (EU) 2022/310 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 17 februari 2022

  L 46

140

25.2.2022

►M4

BESLUIT (EU) 2023/55 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 16 december 2022

  L 3

16

5.1.2023


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 043, 17.2.2020, blz.  96 (2019/1743)

►C2

Rectificatie, PB L 003, 5.1.2023, blz.  21 (2022/310)




▼B

▼C1

BESLUIT (EU) 2019/1743VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 15 oktober 2019

betreffende de rentevergoeding op aangehouden extra reserves en bepaalde deposito’s (herschikking) (ECB/2019/31)

▼B



Artikel 1

Rentevergoeding op aangehouden extra reserves

1.  
Aangehouden reserves van instellingen die onderworpen zijn aan artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank (ECB/2003/9) ( 1 ), welke de krachtens Verordening (EG) nr. 2531/98 ( 2 ) van de Raad en Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) vereiste reserves overschrijden (hierna de “extra reserves” genoemd), worden vergoed tegen een rentetarief van 0 % of, indien deze lager is, tegen de rente op de depositofaciliteit.
2.  
Een deel van de door de instelling aangehouden extra reserves op een reserverekening als bedoeld in de artikelen 1 en 6 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) tot een veelvoud van de vereiste reserves wordt vrijgesteld van de in lid 1 opgenomen vergoedingsregel. De vermenigvuldigingsfactor “m” die wordt gebruikt voor de berekening van de vergoeding en het rentetarief dat van toepassing is op de vrijgestelde aangehouden extra reserves worden door de Raad van bestuur vastgesteld en vervolgens op de ECB-website gepubliceerd. Elke aanpassing van de vermenigvuldigingsfactor “m” en/of het rentetarief dat van toepassing is op de vrijgestelde aangehouden extra reserves geldt vanaf de reserveperiode volgend op de aankondiging van het besluit van de Raad van bestuur, tenzij anders is bepaald. De vrijgestelde aangehouden extra reserves worden vastgesteld op basis van de gemiddelde werkdagsaldi die gedurende de reserveperiode worden aangehouden op de reserverekening van de instelling zoals gedefinieerd in de artikelen 1 en 6 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/09). Aangehouden bedragen in depositofaciliteit van het Eurosysteem worden niet als extra reserves beschouwd.
3.  
Verschuldigde of verdiende rente op vrijgestelde en niet-vrijgestelde aangehouden extra reserves wordt in mindering gebracht door debitering van de reserverekeningen van de betrokken instelling of, naargelang het geval, wordt betaald op de tweede NCB-werkdag na het einde van de reserveperiode waarover rente wordt berekend.
4.  
Indien instellingen via een bemiddelende instelling vereiste reserves aanhouden overeenkomstig artikel 10 of 11 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank (ECB/2003/9), wordt de vergoeding berekend zoals beschreven in dit lid. De vermenigvuldigingsfactor “m” die wordt gebruikt voor de berekening van de vergoeding, wordt toegepast op de samengevoegde vereiste reserves die door de betrokken bemiddelende instelling worden aangehouden namens haarzelf en van alle instellingen waarvoor zij de vereiste reserves aanhoudt overeenkomstig artikel 10 of 11 van Verordening (EG) nr. 1745/2003. Het op de aangehouden extra reserves toepasselijke rentetarief is alleen van toepassing op de aangehouden extra reserves die op de reserverekeningen als gedefinieerd in de artikelen 1 en 6 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) van de bemiddelende instelling worden aangehouden.

▼M3

Artikel 2

Rentevergoeding op bepaalde bij de ECB aangehouden deposito’s

1.  

De overeenkomstig Besluit ECB/2003/14 ( 3 ), Besluit ECB/2010/31 ( 4 ), Besluit ECB/2010/17 ( 5 ) en ►C2  Verordening (EU) 2020/672 van de Raad ◄  ( 6 ) aangehouden rekeningen worden tegen het volgende tarief vergoed:

a) 

indien de rente op de depositofaciliteit op de desbetreffende kalenderdag nul of hoger (positief) is, nul procent of de kortetermijnrente voor de euro (€STR), waarbij het laagste tarief geldt;

b) 

indien de rente op de depositofaciliteit op de desbetreffende kalenderdag lager is dan nul (negatief), de rente op de depositofaciliteit of de kortetermijnrente voor de euro (€STR), waarbij het laagste tarief geldt.

Indien op die rekeningen evenwel deposito’s aangehouden moeten worden vóór de datum waarop een betaling verricht moet worden overeenkomstig de op de betrokken faciliteit toepasselijke wettelijke of contractuele regels, worden die deposito’s gedurende deze voorafgaande periode vergoed tegen nul procent of de kortetermijnrente voor de euro (€STR), waarbij het hoogste tarief geldt.

▼M4

2.  

De specifieke rekening die bij de ECB wordt aangehouden overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 14 april 2021 tot vaststelling van de nodige regelingen voor het beheer van de opgenomen leningen uit hoofde van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad en voor de leningstransacties die verband houden met leningen die zijn verstrekt overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ) met het oog op de liquiditeitsbuffer met betrekking tot NextGeneration EU (“NGEU”) en met betrekking tot het instrument om steun te verlenen aan Oekraïne voor 2023 (macrofinanciële bijstand +), wordt vergoed tegen nul procent of de kortetermijnrente voor de euro (EURSTR), waarbij het hoogste tarief geldt, behalve wanneer het totale bedrag van de op die specifieke rekening aangehouden deposito’s hoger is dan 20 miljard EUR, in welk geval het hogere bedrag wordt vergoed tegen het volgende tarief:

a) 

indien de rente op de depositofaciliteit op de betrokken kalenderdag nul of hoger (positief) is, tegen nul procent of de kortetermijnrente voor de euro (EURSTR), waarbij het laagste tarief geldt;

b) 

indien de rente op de depositofaciliteit op de desbetreffende kalenderdag lager is dan nul (negatief), de rente op de depositofaciliteit of de kortetermijnrente voor de euro (EURSTR), waarbij het laagste tarief geldt.

▼B

Artikel 3

Intrekking

1.  
Besluit ECB/2014/23 wordt hierbij ingetrokken.
2.  
Verwijzingen naar het ingetrokken besluit gelden als verwijzingen naar dit besluit en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dit besluit is van toepassing met ingang van de zevende reserveperiode van 2019 die ingaat op 30 oktober 2019.




BIJLAGE I

Ingetrokken beschikking en de wijziging ervan



Besluit ECB/2014/23

PB L 168 van 7.6.2014, blz. 115.

Richtsnoer (EU) 2015/509 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/9)

PB L 91 van 2.4.2015, blz. 1.




BIJLAGE II

Concordantietabel



Besluit ECB/2014/23

Dit besluit

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 1

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 6

Artikel 4

Bijlage I

Bijlage II



( 1 ) Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10).

( 2 ) Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1).

( 3 ) Besluit ECB/2003/14 van 7 november 2003 betreffende het beheer van de opgenomen en verstrekte leningen van de Europese Gemeenschap uit hoofde van het mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn (PB L 297 van 15.11.2003, blz. 35).

( 4 ) Besluit ECB/2010/31 van 20 december 2010 betreffende de opening van rekeningen voor het verwerken van betalingen in verband met de EFSF-leningen aan lidstaten die de euro als munt hebben (PB L 10 van 14.1.2011, blz. 7).

( 5 ) Besluit ECB/2010/17 van 14 oktober 2010 betreffende het beheer van door de Unie opgenomen en verstrekte leningen in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (PB L 275 van 20.10.2010, blz. 10).

( 6 ) Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1).

( 7 ) C(2021) 2502 final.