02014R1305 — NL — 18.04.2021 — 003.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
|
VERORDENING (EU) Nr. 1305/2014 VAN DE COMMISSIE van 11 december 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen voor goederenvervoer van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 62/2006 (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 438) |
Gewijzigd bij:
|
|
|
Publicatieblad |
||
|
nr. |
blz. |
datum |
||
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/278 VAN DE COMMISSIE van 23 februari 2018 |
L 54 |
11 |
24.2.2018 |
|
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/778 VAN DE COMMISSIE van 16 mei 2019 |
L 139I |
356 |
27.5.2019 |
|
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/541 VAN DE COMMISSIE van 26 maart 2021 |
L 108 |
19 |
29.3.2021 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 1305/2014 VAN DE COMMISSIE
van 11 december 2014
betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen voor goederenvervoer van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 62/2006
(Voor de EER relevante tekst)
Artikel 1
Voorwerp
De technische specificatie inzake interoperabiliteit (TSI) betreffende het subsysteem telematicatoepassingen voor goederenvervoer van het spoorwegsysteem van de Europese Unie, zoals vervat in de bijlage, wordt hierbij vastgesteld.
Artikel 2
Toepassingsgebied
De TSI is van toepassing op de volgende netwerken:
het trans-Europees conventioneel spoorwegsysteem als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.1, van Richtlijn 2008/57/EG;
het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.1, van Richtlijn 2008/57/EG;
andere delen van het netwerk van het spoorwegsysteem in de Unie.
De TSI is niet van toepassing op de gevallen bedoeld in artikel 1, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG.
Artikel 3
Bijwerking en rapportage van technische documenten
Het Bureau publiceert op zijn website de locatie- en ondernemingscodes als bedoeld in punt 4.2.11.1, onder b) en d), en de technische documentatie als bedoeld in punt 7.2 van de bijlage en brengt aan de Commissie verslag uit over de voortgang.
De Commissie informeert de lidstaten over deze voortgang via het bij artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG opgerichte comité.
Artikel 4
Overeenstemming met netwerken in derde landen
De naleving van de eisen van de TSI in de bijlage voor goederenvervoersdiensten per spoor vanuit of naar derde landen is afhankelijk van de beschikbare informatie van entiteiten buiten de Europese Unie, tenzij bilaterale overeenkomsten voorzien in informatie-uitwisseling die verenigbaar is met die TSI.
Artikel 5
Toepassing
Artikel 6
Intrekking
Verordening (EG) nr. 62/2006 wordt ingetrokken vanaf de datum waarop de onderhavige verordening in werking treedt.
Artikel 7
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE
INHOUDSOPGAVE
|
1. |
INLEIDING |
|
1.1. |
Afkortingen |
|
1.2. |
Referentiedocumenten |
|
1.3. |
Technisch toepassingsgebied |
|
1.4. |
Geografisch toepassingsgebied |
|
2. |
DEFINITIE VAN HET SUBSYSTEEM EN TOEPASSINGSGEBIED |
|
2.1. |
Functie binnen het toepassingsgebied van de TSI |
|
2.2. |
Functies buiten het toepassingsgebied van de TSI |
|
2.3. |
Algemene beschrijving van het subsysteem |
|
2.3.1. |
Procedures in overweging |
|
3. |
ESSENTIËLE EISEN |
|
3.1. |
De essentiële eisen waaraan moet worden voldaan |
|
3.2. |
Aspecten van essentiële eisen |
|
3.3. |
Aspecten van algemene eisen |
|
3.3.1. |
Veiligheid |
|
3.3.2. |
Betrouwbaarheid en beschikbaarheid |
|
3.3.3. |
Gezondheid |
|
3.3.4. |
Milieubescherming |
|
3.3.5. |
Technische compatibiliteit |
|
3.3.6. |
Toegankelijkheid |
|
4. |
KARAKTERISERING VAN HET SUBSYSTEEM |
|
4.1. |
Inleiding |
|
4.2. |
Functionele en technische specificaties van het subsysteem |
|
4.2.1. |
Vrachtbriefgegevens |
|
4.2.2. |
Aanvraag en toewijzing van een treinpad |
|
4.2.3. |
Treinvoorbereiding |
|
4.2.4. |
Treinritinformatie en treinritprognose |
|
4.2.5. |
Informatie bij gestoord bedrijf |
|
4.2.6. |
ETI/ETA van de zending |
|
4.2.7. |
Wagonbewegingen |
|
4.2.8. |
Gegevensuitwisseling voor kwaliteitsverbetering |
|
4.2.9. |
De voornaamste referentiegegevens |
|
4.2.10. |
Diverse referentiebestanden en databanken |
|
4.2.11. |
Netwerken en communicatie |
|
4.3. |
Functionele en technische specificaties van de interfaces |
|
4.3.1. |
Interfaces met de TSI “infrastructuur” |
|
4.3.2. |
Interfaces met de TSI “besturing en seingeving” |
|
4.3.3. |
Interfaces met het subsysteem Rollend materieel |
|
4.3.4. |
Interface met de TSI “exploitatie en verkeersleiding” |
|
4.3.5. |
Interfaces met het subsysteem “telematicatoepassingen ten dienste van passagiers” |
|
4.4. |
Bedrijfsvoorschriften |
|
4.4.1. |
Kwaliteit van de gegevens |
|
4.4.2. |
Beheer van de centrale databank |
|
4.5. |
Onderhoudsvoorschriften |
|
4.6. |
Beroepskwalificaties |
|
4.7. |
Gezondheid en veiligheid |
|
5. |
INTEROPERABILITEITSONDERDELEN |
|
5.1. |
Definitie |
|
5.2. |
Lijst van onderdelen |
|
5.3. |
Prestaties en specificaties van interoperabiliteitsonderdelen |
|
6. |
BEOORDELING VAN DE OVEREENSTEMMING EN/OF GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK VAN DE INTEROPERABILITEITSONDERDELEN EN KEURING VAN HET SUBSYSTEEM |
|
6.1. |
Interoperabiliteitsonderdelen |
|
6.1.1. |
Beoordelingsprocedures |
|
6.1.2. |
Module |
|
6.2. |
Subsysteem “telematicatoepassingen voor goederenvervoer” |
|
6.2.1. |
Beoordeling van de conformiteit van IT-instrumenten |
|
7. |
TOEPASSING |
|
7.1. |
Inleiding |
|
7.2. |
Veranderingsbeheer |
|
7.2.1. |
Veranderingsbeheerproces |
|
7.2.2. |
Specifiek veranderingsbeheerproces voor de in aanhangsel I van deze verordening genoemde documenten |
|
Aanhangsel I — Lijst van technische documenten |
|
|
Aanhangsel II — Verklarende woordenlijst |
|
|
Aanhangsel III — Door het nationaal TAF-/TAP-contactpunt uit te voeren taken |
1. INLEIDING
1.1. Afkortingen
Tabel 1
Afkortingen
|
Afkorting |
Definitie |
|
GI |
Gemeenschappelijke interface |
|
EC |
Europese Commissie |
|
ERA |
Spoorwegbureau van de Europese Unie (ook “het Bureau” genoemd) |
|
IB |
Infrastructuurbeheerder |
|
ISO |
Internationale Organisatie voor normalisatie |
|
LCL |
Kleinere vrachten dan containers (Less than Container Loads) |
|
HSO |
Hoofdspoorwegonderneming (Lead Railway Undertaking) |
|
RISC |
Comité inzake spoorweginteroperabiliteit en -veiligheid (Rail Interoperability and Safety Committee) |
|
SO |
Spoorwegonderneming |
|
TAF |
Telematicatoepassingen voor goederenvervoer |
|
TAP |
Telematicatoepassingen ten dienste van passagiers |
|
TCP/IP |
Transmission Control Protocol/Internetprotocol |
|
TSI |
Technische specificatie inzake interoperabiliteit |
|
WK |
Houders van goederenwagons (Wagon Keepers) |
1.2. Referentiedocumenten
Tabel 2
Referentiedocumenten
|
Ref. nr. |
Referentie document |
Titel |
Laatste uitgave |
|
(1) |
Richtlijn (EU) 2016/797 |
Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44) |
27.5.2020 |
|
(2) |
Verordening (EU) nr. 454/2011 (TSI TAP) |
Verordening (EU) nr. 454/2011 van de Commissie van 5 mei 2011 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen ten dienste van passagiers van het trans-Europees spoorwegsysteem (PB L 123 van 12.5.2011, blz. 11) |
27.5.2019 |
|
(3) |
Richtlijn 2012/34/EU |
Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32) |
14.11.2017 |
|
(4) |
ERA-TD-105 |
TSI TAF — BIJLAGE D.2: AANHANGSEL F — DATA- EN BERICHTENMODEL TSI TAF |
|
|
(5) |
Verordening (EG) nr. 62/2006 (TSI TAF) |
Verordening (EG) nr. 62/2006 van de Commissie van 23 december 2005 betreffende de technische specificaties voor interoperabiliteit inzake het subsysteem “telematicatoepassingen voor goederenvervoer” van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 13 van 18.1.2006, blz. 1) |
18.1.2006 |
|
(6) |
C(2010) 2576 final |
Commission Decision of 29 april 2010 concerning a mandate to the European Railway Agency to develop and review Technical Specifications for Interoperability with a view to extending their scope to the whole rail system in the European Union |
29.4.2010 |
|
(7) |
Richtlijn (EU) 2016/798 |
Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102) |
26.5.2016 |
|
(8) |
Gedelegeerd Besluit (EU) 2017/1474 van de Commissie |
Gedelegeerd Besluit (EU) 2017/1474 van de Commissie van 8 juni 2017 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke doelstellingen voor de opstelling, aanneming en herziening van de technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 210 van 15.8.2017, blz. 5) |
15.8.2017 |
1.3. Technisch toepassingsgebied
Deze technische specificatie inzake interoperabiliteit (hierna “TSI TAF”) betreft het aspect “toepassingen voor goederenvervoer” van het subsysteem telematicatoepassingen, dat deel uitmaakt van het functiegebied van de lijst in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 als beschreven in deel 2.6, onder b), van die bijlage.
Het doel van deze TSI TAF is om te zorgen voor een efficiënte uitwisseling van informatie op grond van het technisch kader, met als ultieme doel een vervoersproces tot stand te brengen dat in financieel opzicht zo levensvatbaar mogelijk is. De TSI TAF bestrijkt de toepassingen voor goederenvervoer alsmede het beheer van aansluitingen met andere vervoerswijzen; dat betekent dat de focus van deze TSI op de vervoersdiensten van een SO ligt en niet alleen op de exploitatie van treinen. Veiligheidsaspecten worden uitsluitend in beschouwing genomen voor zover het bepaalde gegevenselementen betreft; waarden hebben geen gevolgen voor de veilige exploitatie van een trein en conformiteit met de vereisten van de TSI TAF volstaat niet om aan te nemen dat aan de veiligheidseisen is voldaan.
De TSI TAF heeft eveneens een impact op de omstandigheden waaronder gebruikers spoorvervoer zullen gebruiken. Met de term “gebruikers” worden in dit kader niet alleen de infrastructuurbeheerders of de spoorwegondernemingen bedoeld, maar eveneens alle andere dienstverleners zoals exploitanten van wagons, intermodale vervoerders en zelfs klanten.
1.4. Geografisch toepassingsgebied
De TSI is van toepassing op het netwerk van de Unie als gedefinieerd in bijlage I, punt 1, bij Richtlijn (EU) 2016/797.
2. DEFINITIE VAN HET SUBSYSTEEM EN TOEPASSINGSGEBIED
2.1. Functie binnen het toepassingsgebied van de TSI
Het subsysteem “telematicatoepassingen voor goederenvervoer” is gedefinieerd in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797, punt 2.6, onder b).
Het omvat in het bijzonder:
2.2. Functies buiten het toepassingsgebied van de TSI
Betalings- en factureringssystemen van klanten of tussen dienstverleners zoals spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders vallen niet binnen het toepassingsgebied van deze TSI. Het systeemontwerp voor gegevensuitwisseling overeenkomstig punt 4.2 (Functionele en technische specificaties van het subsysteem) verschaft evenwel de informatie die voor de betaling van verleende vervoersdiensten vereist is.
Het opstellen van dienstregelingen op lange termijn valt buiten het toepassingsgebied van de TSI “telematicatoepassingen”. Soms wordt echter verwezen naar de resultaten van de dienstregelingsplanning op lange termijn, wanneer dit voor het doelmatig uitwisselen van gegevens ten behoeve van de exploitatie van de treinen nodig is.
2.3. Algemene beschrijving van het subsysteem
2.3.1. Procedures in overweging
Rekening houdend met de behoeften van een klant, bestaat een van de diensten uit het organiseren en beheren van de goederenlijn overeenkomstig het contract tussen de hoofdspoorwegonderneming (HSO) en de klant.
De HSO is het enige aanspreekpunt voor de klant. Waar meer dan één spoorwegonderneming (SO) bij de transportketen betrokken is, is de HSO ook verantwoordelijk voor de coördinatie met de andere SO. Die dienst kan echter ook door een expediteur of een andere entiteit worden verleend.
Deze TSI voor het goederenvervoer per spoor bestrijkt overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 uitsluitend de uitwisseling van gegevens tussen IB, SO en HSO. Deze TSI stelt de HSO in staat informatie te verstrekken aan de klant, in het bijzonder:
Voor het verstrekken van deze informatie worden de respectieve berichten in overeenstemming met de TAF omschreven in hoofdstuk 4.
De HSO en SO moeten ten minste in staat zijn:
Het beheer van lege wagons is van bijzonder groot belang in het kader van de interoperabiliteit. In principe is er geen verschil tussen het beheer van geladen en ongeladen wagons. Het vervoeren van lege wagons gebeurt eveneens aan de hand van vervoersopdrachten; de vlootbeheerder van de lege wagons wordt in dit geval als een klant beschouwd.
3. ESSENTIËLE EISEN
3.1. De essentiële eisen waaraan moet worden voldaan
Op grond van Richtlijn (EU) 2016/797 moeten het Europese spoorwegsysteem van de Unie alsmede de subsystemen en interoperabiliteitsonderdelen daarvan voldoen aan de in algemene termen omschreven essentiële eisen van bijlage III bij die richtlijn.
In het toepassingsgebied van de onderhavige TSI voldoet het subsysteem aan de relevante essentiële eisen zoals genoemd in hoofdstuk 3, wanneer het voldoet aan de specificaties in hoofdstuk 4 (Karakterisering van het subsysteem).
3.2. Aspecten van essentiële eisen
De essentiële eisen hebben betrekking op de:
Op grond van Richtlijn (EU) 2016/797 mogen de essentiële eisen op het volledige trans-Europese spoorwegsysteem of op elk specifiek subsysteem en de daartoe behorende interoperabiliteitsonderdelen worden toegepast.
3.3. Aspecten van algemene eisen
De relevantie van de aan het subsysteem “telematicatoepassingen voor het goederenvervoer” te stellen algemene eisen wordt als volgt vastgesteld.
3.3.1. Veiligheid
De essentiële eisen 1.1.1, 1.1.2, 1.1.3, 1.1.4 en 1.1.5 van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 zijn niet relevant voor het subsysteem telematicatoepassingen.
3.3.2. Betrouwbaarheid en beschikbaarheid
Het toezicht op en het onderhoud van de vaste of mobiele componenten van het treinverkeer moeten zodanig worden georganiseerd, uitgevoerd en gekwantificeerd dat de werking daarvan in te voorziene omstandigheden in stand wordt gehouden.
Aan deze essentiële eis wordt voldaan in de volgende punten:
3.3.3. Gezondheid
De essentiële eisen 1.3.1 en 1.3.2 van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 zijn niet relevant voor het subsysteem telematicatoepassingen.
3.3.4. Milieubescherming
De essentiële eisen 1.4.1, 1.4.2, 1.4.3, 1.4.4 en 1.4.5 van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 zijn niet relevant voor het subsysteem telematicatoepassingen.
3.3.5. Technische compatibiliteit
Essentiële eis 1.5 van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 is niet relevant voor het subsysteem telematicatoepassingen.
3.3.6. Toegankelijkheid
Essentiële eis 1.6 van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797 is niet relevant voor het subsysteem telematicatoepassingen.
4. KARAKTERISERING VAN HET SUBSYSTEEM
4.1. Inleiding
Het spoorwegsysteem, waarop Richtlijn (EU) 2016/797 van toepassing is en waarvan het subsysteem “telematicatoepassingen voor het goederenvervoer” een onderdeel is, vormt een geïntegreerd systeem waarvan de samenhang moet worden gecontroleerd. Met name moet deze samenhang worden gecontroleerd voor de specificaties van het subsysteem, zijn interfaces met het systeem waarin het is geïntegreerd, alsmede de exploitatie- en onderhoudsvoorschriften.
Gezien alle toepasselijke essentiële eisen wordt het subsysteem “telematicatoepassingen voor het goederenvervoer” gekenmerkt door het volgende:
4.2. Functionele en technische specificaties van het subsysteem
In het licht van de essentiële eisen in hoofdstuk 3 bestrijken de functionele en technische specificaties van het subsysteem de volgende parameters:
In aanvulling op de bepalingen van hoofdstuk 4 en de verschillende punten daarvan mag elke belanghebbende met andere partijen die bij dezelfde goederendienst betrokken zijn berichten uitwisselen overeenkomstig de punten 4.2.2.3 (alleen tijdens de exploitatie of de voorbereiding van de treinexploitatie), 4.2.4.2, 4.2.4.3, 4.2.5.2, 4.2.6.3 en 4.2.6.4, mits die belanghebbenden identificeerbaar zijn. De uitwisseling van berichten kan door de afzender in rekening worden gebracht.
De HSO is overeenkomstig de contractuele overeenkomst verantwoordelijk voor de informatie aan de klanten.
De gedetailleerde specificaties zijn omschreven in de catalogus van volledige gegevens. De verplichte opstelling en indeling van de berichten en de gegevens van deze catalogus zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF”, als vermeld in aanhangsel I. Voorts mogen voor hetzelfde doel andere bestaande normen worden gebruikt, mits de betrokken partijen een specifieke overeenkomst hebben gesloten om het gebruik van die normen toe te staan, met name voor gecombineerd/intermodaal vervoer of op het grondgebied van EU-lidstaten die aan derde landen grenzen.
Algemene opmerkingen betreffende de berichtenstructuur
Berichten zijn opgedeeld in twee bestanden:
Als een bericht of gegevenselement in deze verordening als facultatief is gedefinieerd, kunnen de betrokken partijen zelf bepalen of ze het al dan niet gebruiken. De toepassing van deze berichten en gegevenselementen moet in een contractuele overeenkomst worden opgenomen. Als facultatieve elementen in de gegevenscatalogus onder bepaalde voorwaarden verplicht zijn, moet dit in de gegevenscatalogus worden gespecificeerd.
4.2.1. Vrachtbriefgegevens
4.2.1.1.
De klant verzendt de vrachtbrief naar de HSO. De vrachtbrief moet alle informatie bevatten die nodig is voor een zending van de afzender aan de ontvanger volgens de “uniforme regels met betrekking tot het contract inzake internationaal vervoer van goederen per spoor” (CIM), en “uniforme regels met betrekking tot contracten inzake het gebruik van voertuigen in het internationale spoorwegvervoer” (CUV). De HSO moet aanvullende informatie toevoegen. Een deel van de vrachtbriefgegevens, waaronder de aanvullende gegevens, zijn beschreven in aanhangsel I, TSI TAF — BIJLAGE D.2: AANHANGSEL A (ROUTEPLANNING WAGON/ILU) en aanhangsel I, TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF (4)), als vermeld in de tabel in aanhangsel I van deze verordening.
In het geval van Open Access bezit de HSO die met de klant een contract heeft gesloten na aanvulling van de beschikbare gegevens alle informatie. Er moeten geen gegevens met andere SO worden uitgewisseld. Deze gegevens vormen ook de basis voor een aanvraag van een treinpad op korte termijn, als dat voor de uitvoering van de vrachtbrief nodig is.
De volgende berichten worden gebruikt wanneer het niet om Open Access gaat. Deze gegevens kunnen eveneens de basis vormen voor een aanvraag van een treinpad op korte termijn, als dat voor de uitvoering van de vrachtbrief nodig is.
4.2.1.2.
De vervoersopdracht is in de eerste plaats een onderdeel van de informatie op de vrachtbrief. De HSO’s verzenden de opdracht naar de SO’s die deelnemen aan de transportketen. De inhoud van de vervoersopdracht moet alle gegevens bevatten die een SO nodig heeft om haar taak tot aan de overdracht aan de volgende SO te vervullen.
De verplichte gegevensstructuur van de vervoersopdracht en het gedetailleerde formaat van dit bericht zijn opgenomen in het “ConsignmentOrderMessage” in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF”, als vermeld in aanhangsel I.
De belangrijkste gegevens van deze vervoersopdracht zijn:
4.2.2. Aanvraag en toewijzing van een treinpad
4.2.2.1.
Het treinpad definieert de aangevraagde, aanvaarde en feitelijke gegevens die voor elk segment van dat pad moeten worden opgeslagen over het treinpad en over de kenmerken van de trein. Hierna wordt toegelicht welke informatie de infrastructuurbeheerder en/of toewijzingsinstantie (AB) nodig hebben. Deze gegevens moeten bij elke wijziging herzien worden. Op basis van de informatie over het jaarlijkse treinpad moet het derhalve mogelijk zijn de gegevens voor kortetermijnwijzigingen op te vragen. Als die wijzigingen een impact hebben op de klant, moet de HSO de klant daarvan in kennis stellen.
Aanvraag van een treinpad op korte termijn
In geval van problemen tijdens de treinrit of van een vervoersbehoefte op korte termijn, moet een spoorwegonderneming of aanvrager ad hoc een treinpad kunnen aanvragen.
Als verantwoordelijke aanvrager moet de SO de IB in kennis stellen van alle vereiste gegevens over het tijdstip en de plaats waarop de trein zou moeten rijden, samen met de fysieke kenmerken voor zover die voor de infrastructuur van belang zijn. Deze eisen gelden voor alle aanvragen van treinpaden op korte termijn en de daaraan gerelateerde berichten. Hiervoor wordt op Europees niveau geen minimumtermijn vastgesteld. In de netverklaring kunnen wel minimumtermijnen worden gespecificeerd.
Kwesties inzake verkeersbeheer vallen niet onder de aanvraag van een treinpad op korte termijn. Welke tijdsgrens wordt gehanteerd tussen treinpaden op korte termijn en wijzigingen op vraag van de verkeersleiding is afhankelijk van lokale overeenkomsten en kan worden vermeld in de netverklaring.
Eisen inzake de verantwoordelijkheden van een SO/aanvrager/IB tijdens de aanvraag van een treinpad en de toewijzingsprocedure maken geen deel uit van deze verordening. Relevante informatie wordt verstrekt in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie ( 1 ) (TSI OPE).
4.2.2.2.
De SO/aanvrager die als verantwoordelijke aanvrager optreedt, stuurt een bericht “Aanvraag treinpad” naar de IB/toewijzingsinstantie (AB) om een treinpad aan te vragen.
De verplichte structuur van het bericht met treinpadgegevens en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.2.3.
In antwoord op de aanvraag van het treinpad stuurt de IB/AB die als plannende IB optreedt, het bericht “Gegevens treinpad” naar de aanvragende SO/aanvrager.
De verplichte structuur van het bericht met treinpadgegevens en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.2.4.
De aanvragende SO/aanvrager die als verantwoordelijke aanvrager optreedt, stuurt het bericht “treinpad bevestigd” ter bevestiging van het door de IB/AB voorgestelde treinpad.
De verplichte structuur van het bericht “treinpad bevestigd” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.2.5.
De aanvragende SO/aanvrager die als verantwoordelijke aanvrager optreedt, verzendt het bericht “treinpadgegevens afgewezen” naar de betrokken IB/AB om de voorgestelde treinpadgegevens af te wijzen.
De verplichte structuur van het bericht “treinpadgegevens afgewezen” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.2.6.
De aanvragende SO/aanvrager die als verantwoordelijke SO of (in de planningsfase) als verantwoordelijke aanvrager optreedt, stuurt het bericht “treinpad geannuleerd” naar de betrokken IB/AB om een bevestigd treinpad volledig of gedeeltelijk te annuleren.
De verplichte structuur van het bericht “treinpad geannuleerd” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.2.7.
De IB/AB die (in de planningsfase) optreedt als plannende IB of die (in de exploitatiefase) optreedt als verantwoordelijke IB, stuurt het bericht “pad niet beschikbaar” naar de gecontracteerde SO/aanvrager als het door de SO/aanvrager bevestigde pad niet meer beschikbaar is.
Zodra de IB weet dat het treinpad niet beschikbaar is, stelt zij de SO daarvan in kennis. Het bericht “treinpad niet beschikbaar” kan worden verzonden op elk ogenblik tussen de reservering van het treinpad en het vertrek van de trein. Een van de oorzaken kan bijvoorbeeld een onderbreking op het pad zijn.
Het bericht “treinpad niet beschikbaar”: betekent dat het pad of een deel van daarvan niet kan worden gebruikt en niet langer bestaat.
Indien een alternatief treinpad beschikbaar is, verzendt de IB samen met dit bericht of zodra dat treinpad bekend is, zonder verder verzoek van de SO een alternatief voorstel. Dit gebeurt met het bericht “treinpadgegevens” met verwijzing naar het bericht “treinpad niet beschikbaar”. Indien er geen alternatief voorstel mogelijk is, stelt de IB de SO daar onmiddellijk van in kennis.
De verplichte structuur van het bericht “treinpad niet beschikbaar” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.2.8.
De ontvanger van elk bericht stuurt het bericht “bevestiging ontvangst” naar de afzender van het betreffende bericht om te bevestigen dat zijn bestaand systeem het bericht heeft ontvangen.
De verplichte structuur van het bericht “bevestiging ontvangst” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.3. Treinvoorbereiding
4.2.3.1.
Deze fundamentele parameter beschrijft de berichten die moeten worden uitgewisseld in de fase van het gereedmaken van de trein tot aan het vertrek.
Het gereedmaken van de trein omvat een controle van de compatibiliteit tussen de trein en de route. Die SO verricht die controle op basis van de door de betrokken IB’s verstrekte informatie over de kenmerken en beperkingen van de infrastructuur.
Als de trein als geheel door de volgende SO wordt overgenomen, verzendt de verantwoordelijke SO de treinsamenstelling naar de volgende verantwoordelijke SO. Op grond van de contractuele overeenkomsten moet dit bericht ook door de verantwoordelijke SO naar de IB’s worden verstuurd. Dit geldt ook als het treinpad is aangevraagd door een andere verantwoordelijke aanvrager, die de verantwoordelijke SO opdracht heeft gegeven om de trein te laten rijden. Bovendien blijft de verantwoordelijke SO het aanspreekpunt voor de IB, ook als zij de rit van de trein aan een andere SO uitbesteedt.
Wanneer de treinsamenstelling op enig tussenstation gewijzigd wordt, moet de verantwoordelijke SO dit bericht, met de bijgewerkte informatie, opnieuw verzenden.
4.2.3.2.
De verantwoordelijke SO stuurt het bericht “treinsamenstelling”, waarin de samenstelling van de trein is gedefinieerd, naar de volgende verantwoordelijke SO die bij de goederendienst is betrokken en naar de HSO. Op grond van de netverklaring moet het bericht “treinsamenstelling” ook door de verantwoordelijke SO naar de IB(“s) worden verstuurd.
De verplichte structuur van het bericht treinsamenstelling en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
De vereiste elementen inzake treinsamenstelling die voor de uitwisseling van berichten inzake treinsamenstelling tussen de SO en IB moeten worden verstrekt, zijn gedefinieerd in punt 4.2.2.7.2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/779 (TSI OPE).
4.2.3.3.
De verantwoordelijke SO stuurt het bericht “trein gereed voor vertrek” naar de IB telkens een trein na de treinvoorbereiding gereed is om te vertrekken, tenzij de IB de dienstregeling op grond van de nationale voorschriften aanvaardt als een bericht “trein gereed voor vertrek”.
In het geval van gecombineerd vervoer stuurt de terminalexploitant telkens een set wagons klaar is voor vertrek een bericht “trein gereed” naar de SO. De SO die de tractie levert tot het toegangspunt van de IB stuurt het bericht “trein gereed” naar de SO die de treindienst op het net van de IB exploiteert.
De verplichte structuur van het bericht “trein gereed” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.4. Treinritinformatie en treinritprognose
4.2.4.1.
Deze fundamentele parameter bestrijkt de treinritinformatie en de treinritprognose. De parameter moet voorschrijven hoe de dialoog tussen infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen moet worden onderhouden voor het uitwisselen van treinritinformatie en treinritprognoses.
In deze fundamentele parameter is vastgelegd hoe de infrastructuurbeheerder, op het juiste tijdstip, treinritinformatie naar de spoorwegonderneming stuurt, en naar de beheerder van het volgende net waarvan de trein gebruik maakt.
De treinritinformatie dient om gegevens over de actuele status van de trein te verstrekken op contractueel overeengekomen rapportagepunten.
De treinritprognose wordt gebruikt om informatie te verstrekken over de geschatte tijd op contractueel overeengekomen prognosepunten. De infrastructuurbeheerder stuurt dit bericht naar de spoorwegonderneming en de beheerder van het volgende spoornet op het traject.
De rapportagepunten voor de beweging van de trein worden gespecificeerd in een contract.
Deze berichten worden alleen uitgewisseld tussen de voor het traject verantwoordelijke IB en de verantwoordelijke SO, die verantwoordelijk is voor de exploitatie van de trein. Dit geldt ook als het treinpad is aangevraagd door een andere verantwoordelijke aanvrager, die de verantwoordelijke SO opdracht heeft gegeven om de trein te laten rijden. Bovendien blijft de verantwoordelijke SO het aanspreekpunt voor de IB, als zij de rit van de trein aan een andere SO uitbesteedt.
Overeenkomstig het contract verstrekt de HSO de klant de treinritprognose en de treinritinformatie. De rapportagepunten worden door beide partijen in het contract vastgelegd.
4.2.4.2.
De IB verzendt dit bericht naar de SO die de trein exploiteert, voor overdrachtspunten, overgangspunten en voor de bestemming van de trein zoals beschreven in punt 4.2.4.1.
In het geval van gecombineerd vervoer op grond van een contractuele overeenkomst zorgt de HSO/verantwoordelijke SO ervoor dat de terminalexploitant het bericht “treinritprognose” ontvangt.
Als dit in het contract tussen de IB en SO is overeengekomen, stuurt de IB de SO dit bericht ook voor andere rapportagepunten.
Er kan ook een treinritprognose worden verzonden voordat de trein vertrekt. Voor het geval zich extra vertraging voordoet tussen twee rapportagepunten leggen de SO en de IB contractueel een drempel vast waarbij een aanvankelijke of nieuwe prognose moet worden verstuurd. Als de vertraging niet bekend is, verzendt de infrastructuurbeheerder een “bericht gestoord bedrijf” (zie punt 4.2.5: informatie bij gestoord bedrijf).
Het treinritprognosebericht bevat de verwachte tijd voor overeengekomen prognosepunten.
De infrastructuurbeheerder stuurt dit bericht naar de volgende infrastructuurbeheerder op het traject van de trein.
De verplichte structuur van het bericht “treinritprognose” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.4.3. Bericht “trein onderweg” en bericht “oorzaak treinvertraging”
De IB stuurt het bericht “trein onderweg” naar de verantwoordelijke SO gestuurd na:
Zodra de oorzaak van een vertraging bekend is (eerste aanname), en in geval van updates over de vertragingsoorzaak, stelt de IB de verantwoordelijke SO daarvan in kennis via het afzonderlijke bericht “oorzaak treinvertraging”.
De verplichte structuur van de berichten “trein onderweg” en “oorzaak treinvertraging” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.5. Informatie bij gestoord bedrijf
4.2.5.1.
In deze fundamentele parameter is vastgelegd hoe informatie over verstoringen van het verkeer wordt uitgewisseld tussen spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders.
Wanneer de SO in kennis wordt gesteld van een storing tijdens de rit van een trein die onder haar verantwoordelijk valt, waarschuwt zij onverwijld de betrokken IB (dit mag mondeling gebeuren). Als de treinrit wordt onderbroken, stuurt de infrastructuurbeheerder een bericht “treinrit onderbroken” aan de gecontracteerde SO en de eerstvolgende IB op het traject van de trein.
Als de duur van de vertraging bekend is, verzendt de infrastructuurbeheerder een treinritprognosebericht.
4.2.5.2.
Als de treinrit wordt onderbroken, stuurt de IB dit bericht naar de eerstvolgende IB die bij de treinrit betrokken is en aan de verantwoordelijke SO.
In het geval van gecombineerd vervoer op grond van een contractuele overeenkomst zorgt de HSO/SO ervoor dat de terminalexploitant het bericht “treinrit onderbroken” ontvangt.
De verplichte structuur van het bericht “treinrit onderbroken” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.6. ETI/ETA van de zending
4.2.6.1.
Punt 4.2.2 (Aanvraag van een treinpad) behandelt voornamelijk de communicatie tussen de SO en de IB. De uitwisseling van informatie over de monitoring van individuele wagons of intermodale eenheden komt daarbij niet aan bod. Dit gebeurt op het niveau van de SO/HSO op basis van berichten met betrekking tot de trein en is beschreven in de punten 4.2.6 (ETI/ETA van de zending) tot en met 4.2.7 (Bewegingen wagons).
Informatie met betrekking tot wagons of intermodale eenheden wordt hoofdzakelijk ondersteund door opgeslagen “reisplannen” en “wagonbewegingen” (punt 4.2.10.2: Andere databanken).
Voor een klant is de belangrijkste informatie altijd de geschatte aankomsttijd (ETA) van zijn zending en van de trein (TETA — databank aankomsttijden van de trein). De ETA en ETI van een wagon zijn als gegeven eveneens van wezenlijk belang in de communicatie tussen de HSO en SO. Deze informatie is het belangrijkste middel waarover de HSO beschikt om het vervoer fysiek te volgen en toe te zien op de naleving van de verplichtingen ten aanzien van de klant.
Alle in de treinberichten opgegeven tijden zijn allemaal gekoppeld aan een aankomst van een trein op een overdrachts- of overgangspunt, de bestemming of een ander rapportagepunt. Het gaat hier telkens om de databank aankomsttijden van de trein.
Op grond van de overeenkomst deelt de HSO de klant de databank tijd van aankomst (ETA) en de databank tijd van overgang (ETI) van de zending en de TETA voor de trein mee. De nauwkeurigheidsgraad wordt door beide partijen in het contract overeengekomen.
Voor gecombineerd vervoer zijn de gegevensberichten die de codes bevatten van de laadeenheden (bv. containers, wissellaadbakken, opleggers) voorzien van een BIC- of ILU-code overeenkomstig respectievelijk ISO 6346 en 13044.
4.2.6.2.
De ETI/ETA worden berekend op basis van de informatie van de verantwoordelijke IB. Die verstuurt in het treinritprognosebericht de databank tijd van aankomst voor de op het overeengekomen treinpad gedefinieerde rapportagepunten (in elk geval voor overdrachts-, overgangs- of aankomstpunten m.i.v. intermodale terminals), zoals bijvoorbeeld het punt van overdracht aan de volgende IB (in dat geval zijn de TETA en ETH identiek).
Voor overgangspunten of andere vastgelegde rapportagepunten op het overeengekomen treinpad berekent de SO ten behoeve van de volgende SO de databank tijd van overgang (ETI) van de wagons en/of intermodale eenheden.
Opmerking betreffende gecombineerd vervoer: Voor de intermodale eenheden zijn de ETI’s van een wagon ook de ETI’s voor de intermodale eenheden. Wat de ETI’s voor intermodale eenheden betreft, kan de SO geen ETA of TETA berekenen voor punten die niet op het openbare netwerk van de IB liggen. Daarom kan de SO alleen een ETI meedelen aan de SO die in de terminal actief is, die op haar beurt een ETA of TETA meedeelt aan de exploitant van de aankomstterminal. Op basis van deze ETA en TETA deelt de terminalexploitant een ETP (estimated pick-up time) mee aan de exploitant van gecombineerd vervoer, die dezelfde ETP verstrekt aan de eindafnemer (zoals een verlader, expediteur, logistieke dienstverlener enz.).
De HSO is verantwoordelijk voor de toetsing van de ETA en TETA aan de overeenkomst met de klant.
Afwijkingen van de ETA en TETA ten opzichte van de overeenkomst met de klant moeten overeenkomstig het contract worden afgehandeld en kunnen tot gevolg hebben dat de HSO een vertragingsmanagementprocedure moet afwikkelen. Voor de overdracht van informatie over de resultaten van die procedure bestaat er een waarschuwingsbericht.
Voor het afwikkelen van een vertragingsmanagementprocedure moet de HSO navraag betreffende vertragingen van een trein of wagon kunnen doen. De navraag van de HSO en het antwoord van de SO zijn hieronder eveneens gespecificeerd.
4.2.6.3.
Het doel van dit bericht is het doorgeven van een databank overgangstijd of een herziene databank overgangstijd van de ene verantwoordelijke SO in de vervoersketen aan de andere.
Alle verantwoordelijke SO’s in de vervoersketen van de wagon zenden de HSO de ETI/ETA of de herziene ETI/ETA toe. In het kader van een contractuele overeenkomst berekent de HSO op basis van de ontvangen ETI’s een nauwkeurige ETA of TETA en deelt zij deze mee aan haar klant en de terminalexploitant.
De verplichte structuur van het “ETI/ETA-bericht” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.6.4.
Na de vergelijking van de ETA en de overeenkomst met de klant, kan de HSO de betrokken SO’s een waarschuwingsbericht zenden. De verplichte structuur van het waarschuwingsbericht en alle aspecten die in moeten acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
Opmerking: Bij een open access-regime berekent de SO zelf de ETI en ETA. In dat geval is de SO zelf de HSO.
4.2.7. Wagonbewegingen
4.2.7.1.
Voor de rapportage van wagonbewegingen moeten de gegevens die in deze berichten zijn vervat, opgeslagen worden en elektronisch toegankelijk zijn. Deze gegevens moeten eveneens volgens contract uitgewisseld worden tussen geautoriseerde partijen.
Op grond van de overeenkomst deelt de HSO de klant de gegevens inzake wagonbewegingen mee met behulp van onderstaande berichten.
4.2.7.2.
De HSO is niet noodzakelijkerwijs de eerste SO in de transportketen. In dit geval deelt de HSO de verantwoordelijke SO mee dat de wagon gereed is voor vertrek op het emplacement van de klant (plaats van vertrek volgens de overeenkomst met de HSO) op de opgegeven tijd van vrijgave (datum en tijd van vertrek).
Deze gegevens mogen worden opgeslagen in de Wagon and Intermodal Unit Operational Database. De verplichte structuur van het bericht “kennisgeving van vrijgave van een wagon” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.7.3.
De SO informeert de HSO over de datum en het actuele tijdstip waarop de wagen van de plaats van vertrek is gesleept.
Deze gegevens mogen worden opgeslagen in de Wagon and Intermodal Unit Operational Database. Met dit bericht wordt de verantwoordelijkheid voor de wagon overgedragen van de klant naar de SO. De verplichte structuur van het bericht “kennisgeving van vertrek van een wagon” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.7.4.
De SO deelt de HSO mee dat de wagon op haar rangeerterrein is aangekomen. Het bericht kan gebaseerd zijn op het bericht “trein onderweg” uit punt 4.2.4 (Treinritprognose). Deze gebeurtenis mag worden opgeslagen in de Wagon and Intermodal Unit Operational Database. De verplichte structuur van het bericht “wagon aangekomen op rangeerterrein” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.7.5.
De SO deelt de HSO mee dat de wagon haar rangeerterrein heeft verlaten. Het bericht kan gebaseerd zijn op het bericht “trein onderweg” uit punt 4.2.4 (Treinritprognose). Deze gebeurtenis mag worden opgeslagen in de Wagon and Intermodal Unit Operational Database. De verplichte structuur van het bericht “wagon vertrokken van rangeerterrein” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF” als vermeld in aanhangsel I.
4.2.7.6.
De SO stelt de HSO in kennis van onverwachte problemen met de wagon, die van invloed zouden kunnen zijn op de ETI/ETA of die extra maatregelen vereisen. Dit bericht vereist doorgaans eveneens een nieuwe berekening van de ETI/ETA. Wanneer de HSO besluit om een nieuwe ETI/ETA aan te vragen, stuurt zij een antwoord naar de SO die het bericht heeft verzonden, met de vermelding “ETI/ETA gevraagd” (bericht “wagon met gebreken, verzoek nieuwe ETI/ETA”). De nieuwe ETI/ETA wordt berekend volgens de procedure in punt 4.2.6 (ETI/ETA van de zending).
Deze informatie mag worden opgeslagen in de Wagon and Intermodal Unit Operational Database. De verplichte structuur van het bericht “wagon met gebreken” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF”, als vermeld in aanhangsel I.
4.2.7.7.
De laatste SO in de vervoerketen van een wagon of intermodale eenheid deelt aan de HSO mee dat de wagon op haar terrein (locatie SO) is aangekomen. De verplichte structuur van het bericht “wagon aangekomen” en alle aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF”, als bedoeld in aanhangsel I.
4.2.7.8.
De laatste SO in de vervoerketen van een wagen deelt aan de HSO mee dat de wagen op het dienstspoor van de bestemmeling is geplaatst.
Opmerking: Bij een open-accessregime is de beschreven wagonbeweging een interne procedure van de SO (HSO). Desalniettemin verricht zij alle berekeningen en de opslag van gegevens aangezien de HSO een contract met en verplichtingen jegens de klant heeft.
Het volgordeschema voor deze berichten op basis van voorbeeld 1 voor het berekenen van de ETI voor de wagons 1 en 2 (zie punt 4.2.6.2: berekenen van ETI/ETA) is opgenomen in het schema voor overgangsrapportage in document “TSI TAF — Bijlage A.5: Cijfers en volgordeschema’s van de TSI TAF-berichten”, hoofdstuk 6, als vermeld in aanhangsel I.
4.2.8. Gegevensuitwisseling voor kwaliteitsverbetering
Om concurrerend te zijn moeten de Europese spoorwegen hun klanten diensten van betere kwaliteit leveren (zie tevens punt 2.7.1 van bijlage III bij Richtlijn (EU) 2016/797). Een meetproces is een belangrijk middel om kwaliteitsverbetering tot stand te brengen. Naast het meten van de aan de klant geleverde dienstverleningskwaliteit moeten de HSO’s, SO’s en IB’s ook de kwaliteit van de verschillende componenten van het aan de klant geleverde product meten. In het kader van dit proces kiezen de IB’s en de SO’s (zeker als ze als HSO optreden) een individuele kwaliteitsparameter, een traject of plaats en een meetperiode waarvoor de resultaten worden gemeten en getoetst aan de vooraf bepaalde criteria, die doorgaans in een contract zijn vastgesteld. De uitkomst van dit meetproces moet duidelijk tonen in hoeverre de resultaten voldoen aan de doelstellingen die tussen de partijen zijn overeengekomen.
4.2.9. De voornaamste referentiegegevens
4.2.9.1.
Ter ondersteuning van de treinvoorbereiding en de exploitatie van wagons moet de wagonhouder de gegevens van het rollend materieel beschikbaar stellen in de databank met referentiegegevens van rollend materieel.
4.2.9.2.
De eigenaar van het rollend materieel is verantwoordelijk voor het opslaan van de gegevens betreffende zijn rollend materieel in de databank met referentiegegevens van rollend materieel.
De gegevens die in de individuele databank met referentiegegevens van rollend materieel moeten worden opgenomen, worden nader toegelicht in aanhangsel I, aanhangsel C.
De databanken met referentiegegevens van rollend materieel moeten een gemakkelijke toegang tot de referentiegegevens van het rollend materieel mogelijk maken om het volume van de voor elke activiteit verzonden gegevens tot een minimum te beperken. De inhoud van de databanken moet toegankelijk zijn, op basis van gestructureerde toegangsrechten, afhankelijk van de rechten van alle dienstverleners (met name IB’s en SO’s).
De gegevens in de databanken met referentiegegevens van rollend materieel kunnen als volgt gegroepeerd worden:
De houder moet de beschikbaarheid van deze gegevens waarborgen en ervoor zorgen dat de achterliggende procedures zijn uitgevoerd.
De verplichte structuur van de databank met referentiegegevens van rollend materieel en de aspecten die in acht moeten worden genomen, zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF, als vermeld in aanhangsel I.
4.2.10. Diverse referentiebestanden en databanken
4.2.10.1.
Voor de exploitatie van goederentreinen op het Europese spoorwegnet is het van belang dat de volgende referentiebestanden beschikbaar en toegankelijk zijn voor alle dienstverleners (IB’s, SO’s, logistieke dienstverleners en vlootbeheerders). De gegevens moeten te allen tijde overeenstemmen met de feitelijke toestand. Als een referentiebestand ook in het kader van de TSI TAP wordt gebruikt, moeten de ontwikkeling en de wijzigingen worden afgestemd op de TSI TAP teneinde optimale synergieën te verwezenlijken.
Het Spoorwegbureau van de Europese Unie zorgt voor de centrale opslag en kent unieke codes toe aan de volgende referentiegegevens:
Het Bureau bewaart een kopie van het referentiebestand voor de primaire locatie- en ondernemingscodes. Op individueel verzoek en onverminderd de intellectuele-eigendomsrechten, zijn deze gegevens openbaar raadpleegbaar.
Andere codelijsten zijn gedefinieerd in document “TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF; vermeld in aanhangsel I.
4.2.10.2.
Teneinde trein- en wagonbewegingen te kunnen tracken, kan de Wagon and Intermodal Unit Operational Database, die bij elke relevante gebeurtenis in real time wordt geactualiseerd, worden geïnstalleerd. Geautoriseerde partijen, zoals eigenaars van rollend materieel en vlootbeheerders, kunnen op basis van bilaterale overeenkomsten toegang tot de gegevens krijgen om hun taken te kunnen vervullen.
De communicatie tussen de HSO en andere SO’s in het samenwerkingsverband berust op wagonnummers en/of nummers van intermodale eenheden. Een SO moet die informatie voor haar communicatie op treinniveau met de IB’s derhalve terugbrengen tot de gegevens van de wagons en de intermodale eenheden. Deze gegevens met betrekking tot de wagons en de intermodale eenheden mogen worden opgeslagen in de Wagon and Intermodal Unit Operational Database. De informatie over treinbewegingen leidt tot nieuwe/herziene gegevens in de Wagon and Intermodal Unit Operational Database ten dienste van de klanten. Het gedeelte betreffende de bewegingen van een wagon of een intermodale eenheid in de databank wordt uiterlijk aangemaakt wanneer de gegevens omtrent de vrijgavetijd van de wagons of de intermodale eenheden van de klant zijn ontvangen. De tijd van vrijgave is het eerste gegeven betreffende een concreet traject van een wagon dat in de Wagon and Intermodal Unit Operational Database wordt ingevoerd. De berichten met betrekking tot wagonbewegingen zijn gedefinieerd in hoofdstuk 4.2.7 (Wagonbewegingen). Deze databank is toegankelijk via de gemeenschappelijke interface (4.2.11.1: Algemene architectuur, en 4.2.11.6: Gemeenschappelijke interface).
De Wagon and Intermodal Unit Operational Database is de databank voor het tracken van wagons en derhalve voor de communicatie tussen de betrokken SO’s en de HSO. De databank toont de bewegingen van een wagon en een intermodale eenheid vanaf het vertrek tot de aflevering op het emplacement van de klant, inclusief de ETI’s en de reële tijden op verschillende locaties tot de uiteindelijke ETA-leveringstermijn. De databank geeft eveneens de status van het rollend materieel weer:
4.2.10.3.
Van elk systeem (elke databank) moet een duidelijke definitie zijn opgesteld en moet de gegevensconsistentie worden ondersteund door regels inzake de toegankelijkheid en beschikbaarheid van gegevens.
4.2.11. Netwerken en communicatie
4.2.11.1.
Het doel van de IT-architectuur is de uitwisseling van informatie in een veilige vertrouwenwekkende omgeving tussen alle spoorwegactoren in de gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte (SERA).
Doorheen de tijd zal dit subsysteem te maken krijgen met de groei- en interactie van een omvangrijke en complexe telematicagemeenschap van honderden spelers (SO’s, IB’s enz.), die in antwoord op de marktbehoeften met elkaar concurreren en/of samenwerken.
De netwerk- en communicatiearchitectuur die deze gemeenschap voor spoorweginteroperabiliteit ondersteunt, is gebaseerd op een gemeenschappelijke “architectuur voor gegevensuitwisseling” die bekend is bij en onderschreven is door alle deelnemers.
De voorgestelde architectuur voor gegevensuitwisseling:
De architectuur voor informatie-uitwisseling is gebaseerd op permanente mainstreamnormen van de IT-sector die het relevante cyberbeveiligingsniveau waarborgen overeenkomstig de geconstateerde risico’s. De interactie tussen alle spelers moet de algehele integriteit en consistentie van de spoorweginteroperabiliteit garanderen door een reeks gecentraliseerde diensten te bieden.
De toepassing van architectuurconcepten, bv. peer-to-peercommunicatie, is gebaseerd op technische normen voor de gemeenschappelijke interface zoals beschreven in technisch document ERA-TD-104 “Bijlage D.2: Aanhangsel E — Gemeenschappelijke interface”, als vermeld in aanhangsel I.
Een grafische weergave van de algemene architectuur is opgenomen in document “TSI TAF — Bijlage A.5: Cijfers en volgordeschema’s van de TSI TAF-berichten”, hoofdstuk 1.5, als vermeld in aanhangsel I.
4.2.11.2.
In dit geval gaat het bij netwerken om de communicatiemethode en -filosofie, niet om het fysieke netwerk.
Het netwerk waarborgt het noodzakelijke niveau voor cyberbeveiliging.
Interoperabiliteit van het spoorverkeer is gebaseerd op een gemeenschappelijke "architectuur voor gegevensuitwisseling" die bekend is bij en wordt onderschreven door alle deelnemers, waardoor de diensten aantrekkelijk zijn en barrières worden geslecht voor nieuwe deelnemers, met name klanten.
Het beveiligingsconcept kan worden toegepast op verschillende communicatielagen tussen twee peers.
Om een hoog beveiligingsniveau te bereiken, moet elk bericht volledig op zichzelf staan en moet de ontvanger de echtheid van het bericht kunnen verifiëren. Hiertoe kan een encryptie- en signatuursysteem, zoals dat voor emailversleuteling gangbaar is, worden gebruikt.
4.2.11.3.
Voor de verzending en opslag van gegevens kan asymmetrische of symmetrische versleuteling worden gebruikt, afhankelijk van de zakelijke behoeften. Hiertoe wordt een public key infrastructure (PKI) uitgerold.
De encryptie is gebaseerd op technische normen voor de gemeenschappelijke interface die zijn beschreven in technisch document ERA-TD-104 “Bijlage D.2: Aanhangsel E — Gemeenschappelijke interface”, als vermeld in aanhangsel I.
4.2.11.4.
De centrale databank moet het volgende kunnen verwerken:
Een niet-commerciële Europese organisatie moet met het beheer van de centrale databank worden belast. Als de centrale databank in combinatie met de TSI TAF wordt gebruikt, worden de ontwikkeling en wijzigingen zo nauw mogelijk afgestemd op de ten uitvoer gelegde TSI TAF teneinde optimale synergieën te verwezenlijken.
4.2.11.5.
Conformiteit met de TSI op het gebied van gegevensuitwisseling impliceert de uitwisseling van verplichte elementen van de TAF-gegevenscatalogus (XSD) overeenkomstig hoofdstuk 4.2 van de TSI TAF.
Hierbij kunnen de gemeenschappelijke interfacespecificaties worden gebruikt, m.i.v. het gebruik van XSD, zonder specifieke overeenkomst tussen de betrokken partijen. De specificaties voor kritieke infrastructuur (KI) moeten regelmatig worden aangepast om rekening te houden met nieuwe communicatietechnologieën.
Een combinatie van communicatietechnologieën is mogelijk als er een specifieke overeenkomst tussen de betrokken partijen bestaat, mits deze in overeenstemming is met de specificaties van de KI.
De gezamenlijke interface moet geschikt zijn voor:
Elk exemplaar van de gemeenschappelijke interface heeft toegang tot alle gegevens die vereist zijn volgens de TSI bij elke houder van wagons, HSO, SO, IB enz., ongeacht of het gaat om centrale of individuele databanken (zie ook document “TSI TAF — Bijlage A.5: Cijfers en volgordeschema’s van de TSI TAF-berichten”, hoofdstuk 1.6, als vermeld in aanhangsel I).
Als een gemeenschappelijke interface in combinatie met de TSI TAP wordt gebruikt, worden de ontwikkeling en wijzigingen zo nauw mogelijk afgestemd op de ten uitvoer gelegde TSI TAP teneinde optimale synergieën te verwezenlijken. Gebaseerd op de verificatie van echtheid van de binnenkomende berichten zal er slechts een minimum aan bevestigingsberichten nodig zijn:
een positieve ontvangstbevestiging (ACK);
een negatieve ontvangstbevestiging (NACK).
De gemeenschappelijke interface gebruikt de gegevens in de centrale databank voor het uitvoeren van de bovenstaande taken.
Indien een handelende partij een lokale “mirror” van de centrale databank bijhoudt, moet de handelende partij er — met gebruik van eigen middelen — voor zorgen dat de lokale “mirror” een correcte en actuele kopie van de centrale databank is.
4.2.11.6.
Voor ontwikkelingen mogen alleen protocollen worden gebruikt die horen bij de Internet Protocol Suite (beter bekend als TCP/IP, UDP/IP enz.).
4.3. Functionele en technische specificaties van de interfaces
In het licht van de essentiële eisen in hoofdstuk 3 luiden de functionele en technische specificaties van de interfaces als volgt:
4.3.1. Interfaces met de TSI “infrastructuur”
Het subsysteem “infrastructuur” omvat verkeersleidings-, “tracking”- en navigatiesystemen: technische installaties voor gegevensverwerking en telecommunicatie ten behoeve van het reizigersvervoer over lange afstand en het goederenvervoer over dit net teneinde een veilige en soepele exploitatie van het net en een efficiënte verkeersleiding te waarborgen.
Het subsysteem “telematicatoepassingen voor goederenvervoer” gebruikt de gegevens van het padcontract voor operationele doeleinden en werkt deze zo nodig bij met behulp van de databank van kennisgevingen van verkeersbeperkingen, verstrekt door de IB. Er bestaat dus geen directe interface tussen deze TSI en de TSI “infrastructuur”.
4.3.2. Interfaces met de TSI “besturing en seingeving”
Het enige verband met besturing en seingeving zijn
4.3.3. Interfaces met het subsysteem Rollend materieel
Het subsysteem “telematicatoepassingen voor goederenvervoer” bepaalt welke technische en operationele gegevens van het rollend materieel beschikbaar moeten zijn.
De TSI “rollend materieel” bepaalt de karakteristieken van een wagon. Als deze karakteristieken gewijzigd worden, moet de databank met referentiegegevens voor rollend materieel als onderdeel van de normale onderhoudswerkzaamheden worden bijgewerkt. Er bestaat dus geen directe interface tussen deze TSI en de TSI “rollend materieel”
4.3.4. Interface met de TSI “exploitatie en verkeersleiding”
Het subsysteem “exploitatie en verkeersleiding” specificeert de procedures en aanverwante uitrusting die een coherente werking van de diverse structurele subsystemen, waaronder met name het besturen van de treinen, verkeersplanning en verkeersleiding, mogelijk maakt.
Het subsysteem “telematicatoepassingen voor goederenvervoer” specificeert voornamelijk de toepassingen voor goederenvervoer, met inbegrip van het in realtime tracken van ladingen en treinen, alsmede het beheer van aansluitingen met andere vervoerswijzen. Om de coherentie tussen de twee TSI’s te waarborgen, is de volgende procedure van toepassing.
Wanneer de specificaties van de TSI “exploitatie en verkeersleiding” die betrekking hebben op deze TSI worden geschreven of gewijzigd, moet de instantie belast met de verantwoordelijkheid voor de onderhavige TSI worden geraadpleegd.
Wanneer de specificaties van de onderhavige TSI die betrekking hebben op de operationele vereisten van de TSI “exploitatie en verkeersleiding” gewijzigd worden, moet de instantie belast met de verantwoordelijkheid voor de TSI “exploitatie en verkeersleiding” worden geraadpleegd.
4.3.5. Interfaces met het subsysteem “telematicatoepassingen ten dienste van passagiers”
|
Interface |
Verwijzing in TSI telematicatoepassingen voor goederenvervoer |
Verwijzing in TSI Telematicatoepassingen ten dienste van passagiers |
|
Trein gereed |
4.2.3.3. Bericht “trein gereed voor vertrek” |
4.2.14.1. Bericht “trein gereed” voor alle treinen |
|
Treinritprognose |
4.2.4.2. Bericht “Treinritprognose” |
4.2.15.2. Bericht “Treinritprognose” voor alle treinen |
|
Treinritinformatie |
4.2.4.3. Trein onderweg |
4.2.15.1. Bericht “trein onderweg” voor alle treinen |
|
Treinrit onderbroken naar SO |
4.2.5.2. Treinloop onderbroken |
4.2.16.2. Bericht “treinloop onderbroken” voor alle treinen |
|
Dienstregelingsgegevens voor de korte termijn |
4.2.2. Aanvraag toewijzing treinpad |
4.2.17. Aanvraag van treinpaden op korte termijn voor alle treinen |
|
Gemeenschappelijke interface |
4.2.11.6. Gemeenschappelijke interface |
4.2.21.7. Gemeenschappelijke interface voor SO/IB-communicatie |
|
Centrale databank |
4.2.11.5. Centrale databank |
4.2.21.6. Centrale databank |
|
Referentiebestanden |
4.2.10.1. Referentiebestanden |
4.2.19.1. Referentiebestanden |
4.4. Bedrijfsvoorschriften
In het licht van de essentiële eisen in hoofdstuk 3 luiden de exploitatievoorschriften voor het subsysteem waarop de onderhavige TSI betrekking heeft, als volgt.
4.4.1. Kwaliteit van de gegevens
In het belang van kwaliteitsborging is elke afzender van een TSI-bericht verantwoordelijk voor de juistheid van de inhoud daarvan op het ogenblik waarop dit bericht verzonden wordt. Wanneer de brongegevens voor kwaliteitsborging zich bevinden in de databanken die als onderdeel van de TSI beschikbaar worden gesteld, moeten de gegevens in die databanken worden gebruikt.
Wanneer de brongegevens voor kwaliteitsborging zich niet bevinden in de databanken die als onderdeel van de TSI ter beschikking worden gesteld, moet de afzender van het bericht de kwaliteit van de gegevens in eigen beheer controleren.
De kwaliteitsborging van gegevens moet onder meer vergelijking met gegevens uit de databanken die als onderdeel van deze TSI ter beschikking worden gesteld, omvatten en, waar van toepassing, logicacontroles om de tijdigheid en continuïteit van gegevens en berichten te waarborgen.
Gegevens van hoge kwaliteit zijn gegevens die geschikt zijn voor het beoogde doel, hetgeen wil zeggen dat:
Gegevenskwaliteit wordt voornamelijk gekarakteriseerd door:
Nauwkeurigheid:
De vereiste informatie (gegevens) moet(en) zo economisch mogelijk worden geregistreerd. Dit is slechts haalbaar als de primaire gegevens in de mate van het mogelijke slechts één keer voor het hele traject worden geregistreerd. Daarom moeten de primaire gegevens zo dicht mogelijk bij de bron in het systeem worden ingevoerd, zodat ze volledig kunnen worden geïntegreerd in eventuele volgende bewerkingen.
Volledigheid:
Voordat een bericht verzonden wordt moeten de volledigheid en de syntaxis aan de hand van de metadata worden gecontroleerd. Hierdoor wordt tevens onnodig informatieverkeer over het netwerk voorkomen.
Ook moeten alle inkomende berichten met de metadata op volledigheid worden getoetst.
Coherentie:
Bedrijfsvoorschriften moeten worden geïmplementeerd om de coherentie te waarborgen. Dubbel invoeren moet worden vermeden en de eigenaar van de gegevens moet duidelijk worden geïdentificeerd.
De manier waarop de regels van goed zakelijk gebruik worden toegepast, is afhankelijk van de complexiteit van deze regels. Voor eenvoudige voorschriften volstaan de in de databank ingebouwde beperkingen en triggers. Bij complexere regels waarbij gegevens uit verschillende tabellen nodig zijn, moeten valideringsregels worden gebruikt die de coherentie van de gegevensversie toetsen voordat deze gegevens over de interface worden verzonden en de nieuwe versie van die gegevens operationeel wordt. Er moet worden gewaarborgd dat de overgedragen gegevens aan de regels van goed zakelijk gebruik beantwoorden.
Tijdigheid:
Het is van groot belang dat informatie op het juiste ogenblik wordt verstrekt. Voor zover het triggeren van gegevensopslag of het verzenden van berichten afhankelijk is van een gebeurtenis en rechtstreeks door het IT-systeem wordt verzorgd, is tijdigheid geen probleem op voorwaarde dat het systeem zodanig ontworpen is dat het voldoet aan de regels van goed zakelijk gebruik. Meestal wordt het verzenden van een bericht echter geïnitieerd door een gebruiker, of ligt input van een gebruiker aan de basis van een bericht. Het zo spoedig mogelijk bijwerken van gegevens is dan ook van belang om er zeker van te zijn dat berichten actuele gegevens bevatten wanneer zij automatisch worden verzonden.
In de gedetailleerde IT-specificaties moeten responstijden voor verzoeken om inlichtingen worden vastgelegd voor de verschillende toepassingen en gebruikerstypen. Alle updates en uitwisselingen van gegevens moeten zo snel mogelijk worden uitgevoerd.
Cijfers betreffende gegevenskwaliteit
In de gedetailleerde IT-specificaties worden aanvaardbare percentages gedefinieerd voor:
4.4.2. Beheer van de centrale databank
De functies van de centrale databank zijn vastgelegd in punt 4.2.11.5 (Centrale databank). Ten behoeve van de kwaliteitsborging van gegevens is de instantie die de centrale databank beheert verantwoordelijk voor het bijwerken en de kwaliteit van de metagegevens, evenals voor het beheer van de toegangscontrole. De kwaliteit van de metagegevens op het gebied van volledigheid, coherentie, tijdigheid en nauwkeurigheid moet toereikend zijn voor een goede werking in het kader van deze TSI.
4.5. Onderhoudsvoorschriften
In het licht van de essentiële eisen in hoofdstuk 3 luiden de onderhoudsvoorschriften voor het subsysteem waarop de onderhavige TSI betrekking heeft, als volgt.
De kwaliteit van het vervoer moet gewaarborgd zijn ook als de gegevensverwerkende apparatuur geheel of gedeeltelijk uitvalt. Het verdient dan ook aanbeveling om duplexsystemen of computers met een zeer grote bedrijfszekerheid te installeren, die ook tijdens onderhoudswerkzaamheden in dienst kunnen blijven.
De onderhoudsaspecten van de verschillende databanken worden besproken in punt 4.2.10.3 (Aanvullende eisen met betrekking tot databanken).
4.6. Beroepskwalificaties
De beroepskwalificaties van het personeel belast met de bediening en het onderhoud van het subsysteem en de tenuitvoerlegging van de TSI, luiden als volgt.
De tenuitvoerlegging van deze TSI vereist geen volledig nieuw systeem (hardware en software) en evenmin nieuw personeel. De tenuitvoerlegging van de TSI leidt uitsluitend tot veranderingen in en verbeteringen of functionele uitbreidingen van de activiteiten die nu reeds worden verricht. Er zijn dan ook geen verdere eisen ten aanzien van de bestaande landelijke en Europese voorschriften inzake beroepskwalificaties.
Eventuele bijscholing van personeel mag niet ophouden bij een demonstratie van hoe de apparatuur moet worden bediend. Het personeelslid moet zijn rol in het gehele vervoersproces kennen en begrijpen. Het personeel moet er zich met name van bewust zijn dat een hoog prestatieniveau van doorslaggevend belang is voor de betrouwbaarheid van later te verwerken gegevens.
De beroepskwalificaties voor het samenstellen en exploiteren van treinen zijn bepaald in de TSI “exploitatie en verkeersleiding”.
4.7. Gezondheid en veiligheid
De voorwaarden inzake de gezondheid en veiligheid van het voor het exploiteren en onderhouden van het betreffende subsysteem vereiste personeel (of het technisch toepassingsgebied zoals bepaald in hoofdstuk 1.1: Technisch toepassingsgebied), alsook de tenuitvoerlegging van de TSI luiden als volgt:
Er zijn geen verdere eisen bovenop de bestaande landelijke en Europese voorschriften inzake gezondheid en veiligheid.
5. INTEROPERABILITEITSONDERDELEN
5.1. Definitie
Artikel 2, lid 7, van Richtlijn (EU) 2016/797 luidt als volgt:
Een “interoperabiliteitsonderdeel” is een basiscomponent, groep componenten, deel van een samenstel of volledig samenstel van voorzieningen, deel uitmakend of bestemd om deel uit te maken van een subsysteem, waarvan de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem direct of indirect afhankelijk is. Het begrip “component” heeft niet alleen betrekking op materiële, maar ook op immateriële objecten, zoals programmatuur.
5.2. Lijst van onderdelen
Op interoperabiliteitsonderdelen zijn de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/797 van toepassing.
Wat het subsysteem “telematicatoepassingen voor goederenvervoer” betreft, zijn er geen interoperabiliteitsonderdelen vastgesteld.
Om aan de eisen van de onderhavige TSI te voldoen, volstaat standaard IT-apparatuur, zonder specifieke aspecten inzake spoorweginteroperabiliteit. Dit geldt voor zowel de hardware als de software (besturingssysteem en databanken). De toepassingssoftware is specifiek voor elke gebruiker en kan worden aangepast en verbeterd volgens de daadwerkelijke functionaliteit en behoeften van elke gebruiker. Bij de voorgestelde “architectuur voor integratie van toepassingen” wordt ervan uitgegaan dat toepassingen mogelijk niet hetzelfde interne informatiemodel gebruiken. Integratie van toepassingen is gedefinieerd als het proces waarbij wordt gezorgd dat onafhankelijk van elkaar ontworpen toepassingssystemen met elkaar kunnen samenwerken.
5.3. Prestaties en specificaties van interoperabiliteitsonderdelen
Zie punt 5.2, maar niet van toepassing op de TSI “telematicatoepassingen voor het goederenvervoer”.
6. BEOORDELING VAN DE OVEREENSTEMMING EN/OF GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK VAN DE INTEROPERABILITEITSONDERDELEN EN KEURING VAN HET SUBSYSTEEM
6.1. Interoperabiliteitsonderdelen
6.1.1. Beoordelingsprocedures
Niet van toepassing op de TSI “telematicatoepassingen voor het goederenvervoer”.
6.1.2. Module
Niet van toepassing op de TSI “telematicatoepassingen voor goederenvervoer”.
6.2. Subsysteem “telematicatoepassingen voor goederenvervoer”
Volgens bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 worden de subsystemen onderverdeeld in structurele en functionele gebieden.
De conformiteitsbeoordeling is verplicht voor TSI’s op structureel gebied. Het subsysteem “telematicatoepassingen voor het goederenvervoer” behoort tot het operationele gebied en deze TSI stelt geen modulen voor conformiteitsbeoordeling vast.
6.2.1. Beoordeling van de conformiteit van IT-instrumenten
In het kader van project voor IT-instrumenten die door de Europese spoorwegsector worden uitgerold, kan het Bureau worden verzocht te beoordelen of deze in overeenstemming zijn met de eisen van de TSI.
Het verzoek om beoordeling moet vergezeld gaan van:
Het Bureau test de conformiteit met de TSI TAF en verstrekt de aanvrager binnen drie maanden na bevestiging van de volledigheid een conformiteitsbeoordelingsverslag. Het conformiteitsverslag bestrijkt de volgende aspecten:
Behalve XML-berichten kunnen ook testberichten worden afgeleverd om vast te stellen of ze verplichte elementen van de TSI TAF bevatten. In dat geval wordt in plaats van XSD-bestand(en) van het IT-systeem een beschrijving van de berichtenstructuur verstrekt met een beschrijving van de data-elementen/velden, waarbij desgevallend de toegepaste norm(en) en de versie daarvan worden vermeld.
7. TOEPASSING
7.1. Inleiding
Deze TSI heeft betrekking op het subsysteem “telematicatoepassingen voor het goederenvervoer”. Dit subsysteem is functioneel van aard in de zin van bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797. De toepassing van deze TSI is derhalve niet afhankelijk van het concept van een nieuw, vernieuwd of aangepast subsysteem, zoals doorgaans het geval is bij TSI’s die betrekking hebben op subsystemen van structurele aard, behalve als dit in de TSI gespecificeerd wordt.
Projectgovernance
Ontwikkeling van het systeem
Proces voor het toezicht op de uitrol en werking
7.2. Veranderingsbeheer
7.2.1. Veranderingsbeheerproces
Er worden procedures voor veranderingsbeheer ingesteld om te waarborgen dat de kosten en baten van veranderingen goed worden geanalyseerd en dat veranderingen op gecontroleerde wijze worden doorgevoerd. Deze procedures worden door het Bureau omschreven, ingesteld, ondersteund en beheerd en omvatten:
De Change Control Board (CCB) wordt samengesteld uit het Bureau, representatieve instanties van de spoorwegsector en de lidstaten. Door al deze partijen bij het proces te betrekken, wordt een overzicht van de uit te voeren veranderingen en een algehele evaluatie van de implicaties ervan gewaarborgd. De CCB komt uiteindelijk onder toezicht van het Bureau te staan.
7.2.2. Specifiek veranderingsbeheerproces voor de in aanhangsel I van deze verordening genoemde documenten
Het veranderingsbeheer van de in aanhangsel I van deze verordening genoemde documenten wordt door het Bureau ingesteld overeenkomstig de volgende criteria:
de veranderingsverzoeken met gevolgen voor de technische documenten worden ingediend via de lidstaten of via de op Europees niveau optredende representatieve instanties van de spoorwegsector als gedefinieerd in artikel 38, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2016/796 of via de TSI TAF-stuurgroep;
het Bureau verzamelt en bewaart de veranderingsverzoeken;
het Bureau legt veranderingsverzoeken voor aan de betreffende werkgroep van het Bureau, die ze beoordeelt en vervolgens een voorstel opstelt, eventueel aangevuld met een economische evaluatie;
vervolgens legt het Bureau alle veranderingsverzoeken en bijbehorende voorstellen voor aan de Change Control Board, die deze veranderingsverzoeken al dan niet valideert, dan wel uitstelt;
als een veranderingsverzoek niet wordt gevalideerd, stuurt het Bureau de indiener van het verzoek de reden voor de afwijzing dan wel een verzoek om aanvullende inlichtingen over het ontwerp van het veranderingsverzoek;
als het veranderingsverzoek wordt gevalideerd, wordt het technisch document gewijzigd;
indien over de validering van een veranderingsverzoek geen consensus kan worden bereikt, doet het Bureau de Commissie een aanbeveling tot bijwerking van de in aanhangsel I genoemde documenten, samen met een nieuwe ontwerpversie van het document, de veranderingsverzoeken en de economische evaluatie daarvan, en publiceert het Bureau die documenten op zijn website;
de nieuwe versie van het technisch document met de gevalideerde veranderingsverzoeken wordt gepubliceerd op de website van het Bureau. Het Bureau licht de lidstaten in via het comité dat is ingesteld op grond van artikel 51, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797;
indien het veranderingsverzoek een wijziging van de wetgeving van de TSI TAF vergt, stuurt het Bureau de Commissie een verzoek tot herziening van de TSI TAF en/of vraagt zij een advies aan het Bureau;
indien het veranderingsbeheer gevolgen heeft voor elementen die tevens in de TSI TAF worden gebruikt, worden de veranderingen zo nauw mogelijk afgestemd op de ten uitvoer gelegde TSI TAF teneinde maximale synergieën te creëren.
Aanhangsel I
Lijst van technische documenten
Op de website van het Bureau wordt bekendgemaakt welke versie van deze technische documenten van kracht is.
|
Nr. |
Referentie |
Titel |
|
1 |
ERA-TD-100 |
TSI TAF — BIJLAGE A.5: CIJFERS EN VOLGORDESCHEMA’S VAN DE TSI TAF-BERICHTEN |
|
2 |
ERA-TD-101 |
TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel A (Routeplanning wagons/ILU) |
|
3 |
ERA-TD-102 |
TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel B — Exploitatiedatabank wagons en intermodale eenheden (WIMO) |
|
4 |
ERA-TD-103 |
TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel C — Referentiedocumenten |
|
5 |
ERA-TD-104 |
TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel E — Gemeenschappelijke interface |
|
6 |
ERA-TD-105 |
TSI TAF — Bijlage D.2: Aanhangsel F — Data- en berichtenmodel TSI TAF |
Aanhangsel II
Verklarende woordenlijst
|
Begrip |
Omschrijving |
|
AB |
Zie toewijzende instantie |
|
Toewijzende instantie |
Instantie die verantwoordelijk is voor de toewijzing van treinpaden en die qua rechtsvorm, organisatie en besluitvorming onafhankelijk is van spoorwegondernemingen (Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (1)). |
|
Aanvrager |
Een spoorwegonderneming of een internationaal samenwerkingsverband van spoorwegondernemingen of andere natuurlijke en/of rechtspersonen, zoals de bevoegde overheidsinstanties in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (2) en verladers, expediteurs en exploitanten van gecombineerd vervoer, die om redenen van openbare dienst of om commerciële redenen belang hebben bij de verwerving van infrastructuurcapaciteit (Richtlijn 2012/34/EU). De aanvrager kan de rol en de toegewezen taken en verantwoordelijkheden vervullen van hoofdspoorwegonderneming (HSO) en/of verantwoordelijke aanvrager en/of verantwoordelijke SO, afhankelijk van de specifieke netverklaring. |
|
Bloktrein |
Een speciaal samengestelde trein met niet meer dan het exacte aantal vereiste wagons, die tussen twee overslagpunten rijdt zonder gerangeerd te worden. |
|
Boeking |
Het reserveren van ruimte op een transportmiddel voor het vervoeren van goederen. |
|
CA |
Certificatieautoriteit |
|
GN-code |
Achtcijferige code die gebruikt wordt door de douane om producten te identificeren. |
|
Gecombineerd vervoer over de weg/per spoor Gecombineerd vervoer |
Intermodaal vervoer waarbij het grootste deel van het Europese traject per spoor wordt uitgevoerd en waarbij het traject aan het begin en/of het einde over de weg zo kort mogelijk is. |
|
Ontvanger |
Partij voor wie de goederen bestemd zijn. Synoniem: ontvanger van goederen. |
|
Zending |
Vracht die wordt verzonden op basis van één enkele vervoersovereenkomst. Bij gecombineerd vervoer kan deze term worden gebruikt voor statistische doeleinden, voor het meten van laadeenheden of wegvoertuigen. |
|
Leveringsbon |
Een vervoerscontract waaronder een vervoerder een zending van een aangeduide plaats van acceptatie naar een aangeduide plaats van bestemming vervoert. Het bevat de details van de te vervoeren zending. |
|
Verzende |
De partij die onder contract met een “service integrator” een vervoerder een zending laat vervoeren. Synoniemen: verlader, afzender, verzender van goederen. |
|
Samenwerkingsverband |
Een verband waarin verschillende SO’s onder leiding van één SO (HSO) werken. Elke SO reserveert een treinpad voor het eigen traject. |
|
CT |
Gecombineerd vervoer. |
|
Klant |
De partij die de vrachtbrief heeft ingediend bij de HSO. |
|
Feitelijke vertrekdatum/-tijd |
De datum (en tijd) van vertrek van een vervoermiddel. |
|
Rechtstreekse goederentrein |
Een goederentrein die tussen twee overslagpunten rijdt (van vertrekpunt tot eindbestemming) zonder gerangeerd te worden. |
|
Aansprakelijke maatschappij |
De onderneming of rechtspersoon die aansprakelijk is voor het risico dat deze op het net brengt, m.a.w. de SO. |
|
Versleuteling |
Het coderen van berichten. Ontsleuteling: versleutelde gegevens weer in de oorspronkelijke vorm omzetten. |
|
ETA |
Geschatte tijd van aankomst (estimated time of arrival). De ETA is het tijdstip waarop de trein naar verwachting op een bepaalde plaats zal aankomen. Ramingen kunnen worden gebaseerd op productieplannen (voorspellingen) en/of stochastische berekeningen. |
|
ETH |
De geschatte tijd van overdracht (estimated time of handover) van een trein van de ene IB aan een andere. |
|
ETI |
De geschatte tijd van overgang (estimated time of interchange) van wagons van de ene SO naar een andere. |
|
ETP |
De geschatte pick-uptijd (bij aankomst in een intermodale terminal — estimated time of pick-up). |
|
Tijdraming |
Een zo precies mogelijke raming van de tijd van aankomst, vertrek of passage van een trein. |
|
Overlaadstation |
Een station op het traject van een trein met intermodale eenheden, waar deze eenheden in andere wagons worden overgeladen. |
|
Brutogewicht van de lading |
Geboekt/werkelijk totaalgewicht (massa) van goederen, inclusief verpakking maar exclusief het materieel van de vervoerder. |
|
Rangeerpunt |
Het station waar de SO de treinsamenstelling kan wijzigen, maar de verantwoordelijkheid voor de wagons behoudt. |
|
Overdrachtspunt |
Punt op het traject van de trein of tussen twee treinpaden waar de verantwoordelijkheid voor planning en/of toewijzing en/of exploitatie van de ene IB naar de andere overgaat. De betrokken IB neemt de rol van plannende IB op zich. |
|
Wegvervoer |
Vervoer over de weg. |
|
Huurder |
Natuurlijke persoon of rechtspersoon die een wagon of wagons huurt van de houder/eigenaar van die wagon(s). |
|
HS-code |
Zescijferige code gebruikt door de klanten om producten te identificeren. Het gaat hier om de eerste zes cijfers van de GN-code. |
|
IB |
De infrastructuurbeheerder is een instantie of onderneming die met name belast is met de aanleg, het beheer en het onderhoud van spoorweginfrastructuur, met inbegrip van het verkeersbeheer en de besturing en seingeving. De taken van de IB op een net of deel van een net kunnen aan verschillende instanties of ondernemingen worden toegewezen. Indien de IB in juridisch of organisatorisch opzicht of wat de besluitvorming betreft, niet onafhankelijk is van een spoorwegonderneming, worden de in hoofdstuk IV, afdelingen 2 en 3, bedoelde taken verricht door respectievelijk een heffingsinstantie en een toewijzingsinstantie die in juridisch en organisatorisch opzicht en wat de besluitvorming betreft van iedere spoorwegonderneming onafhankelijk zijn. (Richtlijn 2012/34/EU). Een infrastructuurbeheerder kan de rollen verantwoordelijke IB en/of plannende IB op zich nemen. |
|
Infrastructuurbeheerder (IB) |
Zie IB. |
|
IB punt van binnenkomst |
Plaats waar de trein voor gecombineerd vervoer het terrein van de intermodale terminal verlaat en het eerste openbare netwerk van een IB op rijdt. |
|
IB uitgangspunt |
Plaats waar de trein voor gecombineerd vervoer het laatste openbare netwerk van een IB verlaat en de aankomstterminal binnenrijdt. |
|
Overgang |
De overgang van de controle van de ene SO naar de andere om praktische redenen inzake bediening en veiligheid. Voorbeelden zijn: — gemengde diensten; — diensten met gedeelde verantwoordelijkheid voor vervoer over de weg; — de overdracht van informatie tussen verschillende spoorwegondernemingen; — de overdracht van informatie tussen wagoneigenaars/-houders en treinexploitanten. |
|
Overgangspunt |
Punt op het traject van de trein of van een treinpad waar de verantwoordelijkheid voor de hele trein van de ene Verantwoordelijke SO naar een andere Verantwoordelijke SO wordt overgedragen. |
|
Intermediair punt |
Locatie die een punt van de reis of het treinpad definieert tussen het begin- (vertrek-) of eindpunt (bestemming). |
|
Intermodale “service integrator” |
Elke instantie of onderneming met een contract voor het vervoeren van intermodale eenheden. De intermodale integrator zorgt voor de vrachtbrieven, het beheren van de capaciteit van bloktreinen enz. |
|
Intermodale terminal |
Een locatie met ruimte, materieel en personeel voor het laden en lossen van containers, wissellaadbakken, opleggers en aanhangers. |
|
Intermodaal vervoer |
Het vervoer van goederen in een en dezelfde vervoerseenheid waarvoor achtereenvolgens verschillende vervoerswijzen worden gebruikt, zonder dat de goederen bij de verandering van vervoerswijze zelf worden verplaatst. |
|
Intermodale laadeenheid |
Containers, wissellaadbakken en opleggers, geschikt voor gecombineerd vervoer. |
|
Reis |
Een “reis” is het vervoeren van een lege of geladen wagon van een verstrekstation naar het station van bestemming. |
|
Gedeelte van een reis |
Het deel van een reis dat plaatsvindt op een spoortraject van een IB, of het gedeelte van de reis van het eerste overdrachtspunt naar het laatste overdrachtspunt van de infrastructuur van één IB. |
|
Houder |
Degene die als eigenaar van een voertuig of rechthebbende voor het gebruik ervan, het betreffende voertuig op permanente basis economisch exploiteert als vervoermiddel en als zodanig is geregistreerd in het register voor rollend materieel. |
|
Hoofdspoorwegonderneming (HSO) |
Aanvrager/SO die verantwoordelijk is voor de organisatie en het beheer van de transportlijn overeenkomstig de overeenkomst met de klant. De HSO is het enige aanspreekpunt voor de klant. Als er meer dan één SO bij de vervoersketen betrokken is, is de HSO verantwoordelijk voor de coördinatie van de verschillende SO’s voor de harmonisatie van de treinreis, m.i.v. de verschillende aanvragen voor treinpaden. |
|
HSO |
Zie hoofdspoorwegonderneming. |
|
KAN/FACULTATIEF |
De werkwoordsvormen “KAN/KUNNEN” of het bijvoeglijke naamwoord “FACULTATIEF”, betekent dat iets niet verplicht is. De ene verkoper kan deze optie gebruiken omdat de markt dat eist of omdat het zijns inziens het product ten goede komt, terwijl een andere verkoper deze optie in het geheel niet zal gebruiken. Een implementatie zonder een bepaalde optie MOET met een andere implementatie die deze optie wel bezit, kunnen samenwerken, al kan de functionaliteit hieronder lijden. Als er bij de implementatie sprake is van een specifieke optie, MOET er bereidheid zijn tot samenwerking met een andere implementatie die deze optie niet bezit (behalve voor de feature die de optie verschaft). |
|
Metagegevens |
Data over data of gegevens over gegevens. Dit begrip heeft betrekking op gegevens, softwarediensten en andere componenten die zijn opgenomen in de IT-systemen van een onderneming. Voorbeelden van soorten metagegevens zijn standaarddefinities van gegevens, locatie- en routegegevens, en synchronisatiebeheer voor het distribueren van gedeelde gegevens. |
|
MOET/MOETEN |
“MOET/MOETEN” alsmede “VEREIST” in een specificatie betekent dat iets dwingend voorgeschreven is. |
|
MAG NIET |
“MAG NIET” in een specificatie betekent dat iets absoluut verboden is. |
|
Centraal loket (OSS) |
Een internationaal samenwerkingsverband tussen infrastructuurbeheerders waardoor één contactpunt wordt aangeboden aan spoorvervoerklanten ten behoeve van: — bestellen van gespecificeerde treinpaden voor internationaal goederenvervoer; — het monitoren van de hele treinbeweging; — in het algemeen ook het factureren van de heffing voor de toegang tot het net namens de IB. |
|
Vrije toegang/Open access |
Vrije toegang/Open access is een wijze van treinexploitatie waarbij slechts één enkele SO betrokken is, die de trein(en) op verscheidene infrastructuren kan inzetten. Deze SO boekt de nodige treinpaden bij alle betrokken IB’s. |
|
OSS |
Centraal loket. |
|
Treinpad |
De infrastructuurcapaciteit die nodig is om een trein binnen een gegeven periode tussen twee punten te laten rijden (in tijd en ruimte gedefinieerde route). |
|
Padverbinding |
Het onderling verbinden van padsegmenten in termen van tijd en ruimte. |
|
Peer-to-peer |
Met de term “peer-to-peer” wordt een klasse van systemen en toepassingen aangeduid waarbij gedistribueerde hulpbronnen worden ingezet om een kritieke functie op decentrale wijze te verrichten. Met hulpbronnen worden bedoeld computervermogen, gegevens (opslag en inhoud), netwerkbandbreedte, alsmede aanwezigheid (computers, mensen en andere hulpbronnen). De kritieke functie kan gedistribueerde gegevensverwerking zijn maar ook het delen van gegevens en/of inhoud, communicatie en samenwerking of platformdiensten. Decentralisatie kan van toepassing zijn op algoritmen, gegevens, metadata of op alle tegelijk. Dit sluit centralisatie in bepaalde systeem- en toepassingsgedeelten wanneer die vereist wordt, niet uit. |
|
PKI |
Openbare sleutelinfrastructuur (Public key infrastructure). |
|
Plaats van levering |
Plaats waar de levering plaatsvindt (vertrekstation moet vermeld worden). Een plaats waar de verantwoordelijkheid voor een wagon wordt overgedragen. |
|
Vertrekplaats |
Het station waar een vervoermiddel volgens de dienstregeling moet vertrekken. |
|
Plaats van bestemming |
Het station waar een vervoermiddel volgens de dienstregeling moet aankomen. Synoniem: plaats van aankomst. |
|
Plannende IB |
De plannende IB (PIB) is de IB die verantwoordelijk is voor het berekenen en toewijzen van een treinpad. Het gebied dat onder de verantwoordelijk van de PIB valt, wordt afgebakend aan de hand van overdrachtspunten, bv. gebruikt als eerste/laatste reislocatie in het bericht “informatie over het treinpad” of “aanvraag treinpad” van een aangeboden/geboekt pad. In de meeste gevallen zal de verantwoordelijke IB dezelfde entiteit zijn als de plannende IB. Voor sommige locaties en/of treinen kan het berekenen van paden en het toezicht op het verkeer tijdens de exploitatie echter ook aan een andere IB worden gedelegeerd. |
|
PIB |
Zie: plannende IB. |
|
Vertrekvoorbereidingsperiode |
De deltatijd vóór de geplande vertrektijd. De periode vóór vertrek begint op de geplande vertrektijd minus de deltatijd en eindigt op de geplande vertrektijd. |
|
Primaire gegevens |
De basisgegevens als referentiegegevensinvoer voor berichten of als basis voor functionaliteit en berekening van afgeleide gegevens. |
|
Indienststelling |
Een procedure die afhankelijk is van de technische keuring van een wagon en van een contract voor het gebruik door een SO, nodig voor de commerciële exploitatie van de wagon. |
|
Spoorwegonderneming (SO) |
Spoorwegonderneming (Richtlijn (EU) 2016/798): spoorwegonderneming als omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2012/34/EU of een andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke onderneming die goederen en/of reizigers over het spoor vervoert, waarbij die onderneming zelf voor de tractie zorgt; daartoe behoren ook ondernemingen die uitsluitend tractie leveren. Een SO kan de rollen van HSO en/of verantwoordelijke aanvrager en/of verantwoordelijke SO vervullen. |
|
Verantwoordelijke aanvrager (RA) |
De RA is de aanvrager/klant en contractant, alsook het enige contactpunt voor de respectieve IB (infrastructuurbeheerder) in de hele planningsfase. De belangrijkste taak van de rol RA is het boeken van capaciteit bij een IB. De RA hoeft geen spoorwegonderneming te zijn, maar kan ook een andere entiteit zijn die capaciteit kan en mag boeken. |
|
Verantwoordelijke IB |
De verantwoordelijke infrastructuurbeheerder (VIB) is de IB die eigenaar is van het betrokken netwerk en verantwoordelijk is voor alle operationele trein- en treinpaden op zijn netwerk. |
|
Verantwoordelijke SO (VSO) |
De VSO is verantwoordelijk voor het rijden van de trein in de exploitatiefase, voor de volledige reis of een deel van de route. Indien meer dan één VSO bij de exploitatie van de trein is betrokken, wordt de verantwoordelijkheid op het overgangspunt van de ene VSO naar de volgende VSO overgedragen. De VSO is in de exploitatiefase voor de IB de contactinstantie voor alle berichtenuitwisseling de contactinstantie. Op basis van een overeenkomst met de verantwoordelijke aanvrager kan de VSO ook een onderaannemer belasten met de exploitatie van de trein, maar blijft zij in de exploitatiefase het contactpunt voor de IB. |
|
Releasedatum en -tijd |
De datum en de tijd waarop de goederen naar verwachting door de klant worden vrijgegeven of vrijgegeven zijn. |
|
Tijd van de vrijgave van een wagon |
De datum en de tijd waarop de wagons op het emplacement van de klant vrijgegeven worden of zijn. |
|
Betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid (RAMS — Reliability, Availability, Maintainability, Safety) |
Betrouwbaarheid: het vermogen om onder bepaalde bedrijfscondities en voor een bepaalde tijd een functie uit te voeren die mathematisch kan worden uitgedrukt. Beschikbaarheid: de verhouding van bedrijfstijd ten opzichte van onderhoudstijd. Onderhoudbaarheid: een mathematische uitdrukking voor de tijd benodigd voor reparatie en indienststelling van een systeem. Veiligheid: de mathematische uitdrukking van de waarschijnlijkheid dat een systeem een gevaarlijke conditie kan veroorzaken. |
|
Rapportagepunt |
Een punt op een traject waar de verantwoordelijke IB een bericht “treinritprognose” met een TETA moet verzenden naar de SO die het treinpad gereserveerd heeft. |
|
Databank |
Een databank lijkt op een databank met een datadictionaire, maar heeft doorgaans een volledig informatiebeheerssysteem. Het bevat niet alleen beschrijvingen van gegevensstructuren (d.w.z. entiteiten en elementen), maar ook metadata die van belang zijn voor de onderneming, gegevenspagina’s, rapporten, programma’s en systemen. Normaliter heeft het een verzameling “softwaretools”, een DBMS, een metamodel, ingevulde metadata, alsmede programma’s voor het laden en opzoeken van databankgegevens. |
|
RIV |
Règlement pour l'emploi réciproque des Wagons en Trafic international — Reglement voor het wederzijds gebruik van wagens in internationaal vervoer. Voorschriften voor het wederzijdse gebruik van laad- en losapparatuur, containers en pallets bij internationaal vervoer. |
|
Traject |
De geografische lijn die wordt gevolgd vanaf een beginpunt naar een bestemmingspunt. |
|
Trajectsegment |
Een gedeelte van een traject. |
|
SO |
Zie Spoorwegonderneming. |
|
Geplande tijd van vertrek |
De datum en de tijd van vertrek van het aangevraagde dienstregelingspad. |
|
Geplande dienstregeling |
De chronologische bezetting van de infrastructuur door een trein op een open lijn of op een stationsemplacement. Veranderingen van de dienstregeling moeten door de IB ten minste twee dagen voor het begin van de dag van vertrek van de trein worden meegedeeld. Deze dienstregeling geldt voor een specifieke dag. In sommige landen bekend als “operationele dienstregeling”. |
|
Verstoring van de dienst |
Ongeplande stilstand van een trein tijdens de exploitatie, zonder enige informatie over de voortzetting van de reis. |
|
Dienstverlener |
De vervoerder die verantwoordelijk is voor een bepaald stadium in het vervoer. De partij die de boeking ontvangt en behandelt. |
|
Zending |
Wagons of intermodale laadeenheden die onder de voorwaarden van één enkele zending worden vervoerd, ongeacht de hoeveelheid of het aantal containers, colli of stuks. |
|
Aanvraag van een treinpad met korte kennisgevingstermijn |
Een individuele treinpadaanvraag overeenkomstig Richtlijn 2012/34/EU ingevolge bijkomende transportverzoeken of operationele behoeften. |
|
ZOU MOETEN |
Deze woorden, of het bijvoeglijke naamwoord “AANBEVOLEN”, betekenen dat er onder bepaalde omstandigheden geldige redenen kunnen bestaan voor het niet in acht nemen van een bepaald item, al moet de volle draagwijdte bekend zijn en overwogen worden voordat een andere handelwijze wordt gekozen. |
|
ZOU NIET MOGEN |
Deze woorden of de uitdrukking “AF TE RADEN” betekenen dat er onder bepaalde omstandigheden geldige redenen kunnen bestaan wanneer een bepaald gedrag of handelwijze aanvaardbaar of zelfs nuttig is, al moet de volle draagwijdte bekend zijn en overwogen worden voordat tot de beschreven handelwijze wordt overgegaan. |
|
Belanghebbenden |
Alle personen en organisaties met een beredeneerd belang bij de levering van een treinvervoersdienst, bv.: Spoorwegonderneming (SO), ladingtrackers, bedrijven die locomotieven ter beschikking stellen, eigenaars van wagons, werkgever van machinisten/treinpersoneel, eigenaars van emplacementen met een rangeerheuvel, wisseleigenaars, “service integrators”, aanbieders van slots (IB), verkeersleiders (infrastructuurbeheerders), vervoersbeheerders, vlootbeheerder, veerbootrederijen, wagon- en locomotiefinspecteurs, wagon- en locomotiefreparateurs, expediteurs, wissel- en heuveleigenaars, transport- en logistiekondernemingen, geadresseerde, afzender. Voor intermodaal vervoer bovendien: containerleveranciers, exploitanten van intermodale terminals, slepersbedrijf/tractieleverancier, stoomschip, binnenvaart. |
|
Terminalexploitant |
Een organisatorische entiteit die belast is met het beheer van een rangeerterrein, multimodale of intermodale terminal, haventerminal. |
|
TETA |
Zie geschatte aankomsttijd van de trein (train estimated time of arrival). |
|
Tracering |
Het op verzoek opzoeken van historische gegevens betreffende een bepaald(e) zending, voertuig, apparatuur, pakket of lading en deze reconstrueren tot een overzichtelijk geheel. |
|
Tracking |
Het systematisch monitoren en registreren van de actuele locatie en status van een bepaald(e), zending, voertuig, pakket of lading. |
|
Trein |
Definitie TSI OPE: een of meer tractievoertuigen met of zonder aangekoppelde voertuigen, die tussen twee of meer bepaalde punten rijden en waarvoor treingegevens beschikbaar zijn. |
|
Geschatte aankomsttijd van een trein (TETA) |
De geschatte aankomsttijd van een trein (Time of Estimated Arrival) op een bepaald punt, bv. een overdrachts- of overgangspunt of de bestemming van de trein. |
|
Treinpad |
Zie “pad”. |
|
Overlading |
Het overladen van intermodale laadeenheden van het ene vervoermiddel op een ander. |
|
Reisplan |
De routebeschrijving van een trein gedefinieerd in tijd en in ruimte. |
|
Gebruikt laadvermogen |
Geeft aan in hoeverre een goederenvoertuig geladen is (bijvoorbeeld vol, leeg, stukgoed). |
|
Eenheidslading |
Een door mechanische los- en laadapparatuur gemakkelijk te behandelen, tot een eenheid samengevoegd aantal kleinere goederen. |
|
Een eenheidstrein |
Een goederentrein met slechts één vrachtbrief, één type goederen en één type wagon die rechtstreeks en zonder rangeren de goederen tussen afzender en ontvanger vervoert. |
|
Wagonlading |
Eenheidslading met de wagon als eenheid. |
|
Vervoersopdracht |
De inhoud van de vervoersopdracht bevat alle gegevens die een SO nodig heeft om haar taak tot aan de overdracht aan de volgende SO te vervullen. Opdracht tot het vervoer van een wagonlading. |
|
Vrachtbrief |
Een door of voor de vervoerder opgesteld document waaruit blijkt dat deze een contract voor het vervoer van de lading heeft. |
|
(1)
Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).
(2)
Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1). |
|
Aanhangsel III
Door het nationaal TAF-/TAP-contactpunt uit te voeren taken
1) Optreden als contactpunt tussen het Bureau en de spelers in de spoorwegsector (IB’s, SO’s, houders van wagons, stationsbeheerders, verkopers van vervoerbewijzen, intermodale operators, klanten van het goederenvervoer per spoor en relevante verenigingen) in de lidstaat, teneinde te waarborgen dat de spelers in de spoorwegsector bij de TAF en TAP worden betrokken en op de hoogte zijn van de algemene ontwikkelingen en besluiten van de stuurgroep.
2) De punten van zorg en standpunten van de spoorwegactoren in de lidstaat over de tenuitvoerlegging en exploitatie van de TSI TAF meedelen aan de TAF/TAP-stuurgroep na analyse door de samenwerkingsgroep implementatie (ICG).
3) Contacten onderhouden met de vertegenwoordiger van de lidstaat in het comité inzake spoorweginteroperabiliteit en -veiligheid (RISC) om ervoor te zorgen dat de RISC-vertegenwoordiger νόόr elke vergadering van het RISC op de hoogte wordt gebracht van nationale knelpunten in verband met TAF/TAP en dat de besluiten i.v.m. TAF/TAP op passende wijze aan de betrokken spelers worden meegedeeld.
4) De lidstaat zorgt ervoor dat alle spoorwegondernemingen die een vergunning bezitten en andere spelers uit de spoorwegsector (IB’s, SO’s, houders van wagons, stationsbeheerders, intermodale operators, klanten van het goederenvervoer per spoor en relevante verenigingen) in kennis worden gesteld van de gegevens van het NCP en worden aangespoord contact op te nemen met het NCP indien zij dat nog niet hebben gedaan.
5) Voor zover de spelers in de spoorwegsector in de lidstaat bekend zijn, hen bewust maken van de verplichtingen die zij op grond van de TAF- en TAP-verordeningen dienen na te komen (met betrekking tot de tenuitvoerlegging en toepassing van de TSI TAF).
6) Overleggen met de lidstaat om ervoor te zorgen dat een instantie wordt belast met de invoering van de primaire locatiecodes in de Centrale databank met referentiebestanden. De naam van de aangewezen instantie wordt meegedeeld aan het DG MOVE met het oog op passende communicatie.
7) Binnen de lidstaat de informatie-uitwisseling vergemakkelijken tussen de spelers uit de spoorwegsector (IB’s, SO’s, houders van wagons, stationsbeheerders, verkopers van vervoerbewijzen, intermodale operators, de klanten van het goederenvervoer en relevante verenigingen).
( 1 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2012/757/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5).
( 2 ) Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie van 10 mei 2011 betreffende een systeem voor de certificering van met het onderhoud van goederenwagons belaste entiteiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 653/2007 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).