02015R0848 — NL — 01.05.2025 — 004.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
|
VERORDENING (EU) 2015/848 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19) |
Gewijzigd bij:
|
|
|
Publicatieblad |
||
|
nr. |
blz. |
datum |
||
|
VERORDENING (EU) 2017/353 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 februari 2017 |
L 57 |
19 |
3.3.2017 |
|
|
VERORDENING (EU) 2018/946 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 4 juli 2018 |
L 171 |
1 |
6.7.2018 |
|
|
VERORDENING (EU) 2021/2260 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 december 2021 |
L 455 |
4 |
20.12.2021 |
|
|
VERORDENING (EU) 2023/2844 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 december 2023 |
L 2844 |
1 |
27.12.2023 |
|
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) 2015/848 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 mei 2015
betreffende insolventieprocedures
(herschikking)
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op openbare collectieve procedures, met inbegrip van voorlopige procedures, die zijn gebaseerd op het recht inzake insolventie en waarin, ten behoeve van herstel, schuldaanpassing, reorganisatie of liquidatie:
een schuldenaar het beheer en de beschikking over zijn goederen geheel of gedeeltelijk verliest en een insolventiefunctionaris wordt aangewezen,
de goederen en de onderneming van een schuldenaar onder controle of toezicht van een rechter staan, of
een tijdelijke schorsing van een afzonderlijke executieprocedure door een rechter wordt verleend of van rechtswege gebeurt, ten behoeve van onderhandelingen tussen de schuldenaar en diens schuldeisers, voor zover de procedure waarin de schorsing wordt verleend in passende maatregelen ter bescherming van de gezamenlijke schuldeisers voorziet en, indien er geen overeenstemming wordt bereikt, voorafgaat aan de onder a) of b) bedoelde procedure.
Indien de in dit lid bedoelde procedures kunnen worden ingeleid in omstandigheden waarin er slechts een risico op insolventie bestaat, hebben deze procedures tot doel de insolventie van de schuldenaar of het staken van diens bedrijfsactiviteiten te voorkomen.
De in dit lid bedoelde procedures worden opgesomd in bijlage A.
Deze verordening is niet van toepassing op in lid 1 bedoelde procedures betreffende:
verzekeringsondernemingen;
kredietinstellingen;
beleggingsondernemingen en andere instellingen of ondernemingen voor zover daarop Richtlijn 2001/24/EG, van toepassing is, of
instellingen voor collectieve belegging.
Artikel 2
Definities
Voor het doel van deze verordening wordt verstaan onder:
|
1. |
„collectieve procedure” : procedure waarbij alle of een aanzienlijk deel van de schuldeisers van een schuldenaar betrokken zijn, met dien verstande dat in laatstgenoemd geval de procedure de vorderingen van schuldeisers die hierbij niet betrokken zijn, onverlet laat; |
|
2. |
„instellingen voor collectieve belegging” : instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) als gedefinieerd in Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ), en alternatieve beleggingsinstellingen (abi's) als gedefinieerd in Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ); |
|
3. |
„schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt” : een schuldenaar ten aanzien van wie een insolventieprocedure is geopend, waarbij niet noodzakelijkerwijs een insolventiefunctionaris wordt aangewezen of waarbij de rechten en plichten aangaande het beheer van de goederen van de schuldenaar niet volledig aan een insolventiefunctionaris worden overgedragen, en de schuldenaar derhalve volledig of tenminste gedeeltelijk de zeggenschap over zijn goederen en zijn onderneming behoudt; |
|
4. |
„insolventieprocedures” : de procedures opgesomd in bijlage A; |
|
5. |
„insolventiefunctionaris” : elke persoon of instantie waarvan de taak, ook op tussentijdse basis, erin bestaat:
i)
de in het kader van een insolventieprocedure ingediende vorderingen te verifiëren en te aanvaarden;
ii)
het collectieve belang van de schuldeisers te behartigen;
iii)
het geheel of een deel van de goederen waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking heeft verloren, te beheren;
iv)
de onder iii) bedoelde goederen te liquideren, of
v)
toe te zien op het beheer van de onderneming van de schuldenaar. De in de eerste alinea bedoelde personen en organen worden opgesomd in bijlage B; |
|
6. |
„rechter” :
i)
in artikel 1, lid 1, onder b) en c), artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 21, lid 3, artikel 24, lid 2, onder j), artikel 36, artikel 39 en de artikelen 61 tot en met 77, de rechterlijke instantie van een lidstaat;
ii)
in de overige artikelen: de rechterlijke instantie of enig andere bevoegde instantie van een lidstaat die bevoegd is om een insolventieprocedure te openen, een dergelijke opening te bekrachtigen of tijdens die procedure beslissingen te geven; |
|
7. |
„beslissing tot opening van een insolventieprocedure” :
i)
de beslissing van een rechter tot opening van een insolventieprocedure of tot bekrachtiging van de opening van een dergelijke procedure, alsmede
ii)
de beslissing van een rechter tot aanwijzing van een insolventiefunctionaris; |
|
8. |
„tijdstip waarop de procedure is geopend” : het tijdstip waarop de beslissing tot opening van een insolventieprocedure rechtsgevolgen heeft, onafhankelijk van de vraag of de beslissing definitief is; |
|
9. |
„lidstaat waar zich een goed bevindt” :
i)
met betrekking tot aandelen op naam in vennootschappen die geen instrumenten als bedoeld onder ii) zijn, de lidstaat op het grondgebied waarvan de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven haar statutaire zetel heeft;
ii)
met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de eigendom blijkt uit inschrijving in een register dat of op een rekening die door of namens een tussenpersoon wordt aangehouden („girale effecten”), de lidstaat waar het register waarin of de rekening waarop de inschrijving plaatsvindt, wordt aangehouden;
iii)
met betrekking tot tegoeden op rekeningen bij kredietinstellingen: de in het IBAN-nummer van de rekening aangegeven lidstaat, of, voor tegoeden op rekeningen bij kredietinstellingen zonder IBAN, de lidstaat waar de kredietinstelling waarbij de rekening wordt aangehouden, haar hoofdkantoor heeft of, indien de rekening wordt aangehouden bij een bijkantoor, agentschap of andere vestiging, de lidstaat waar het bijkantoor, het agentschap of de andere vestiging is gelegen;
iv)
met betrekking tot zaken of rechten, andere dan die welke onder i) worden bedoeld, die de eigenaar of de rechthebbende in een openbaar register laat inschrijven, de lidstaat onder de autoriteit waarvan dat register wordt aangehouden;
v)
met betrekking tot Europese octrooien, de lidstaat waarvoor het Europees octrooi is verleend;
vi)
met betrekking tot auteursrechten en aanverwante rechten, de lidstaat op het grondgebied waarvan de eigenaar van deze rechten zijn gebruikelijke verblijfplaats of statutaire zetel heeft;
vii)
met betrekking tot lichamelijke zaken, andere dan die welke onder i) tot en met iv) worden bedoeld, de lidstaat op het grondgebied waarvan de zaken zich bevinden;
viii)
met betrekking tot schuldvorderingen jegens derden, andere dan die welke betrekking hebben op de onder iii) bedoelde goederen, de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de derde-schuldenaar is gelegen, als bepaald overeenkomstig artikel 3, lid 1; |
|
10. |
„vestiging” : elke plaats van handeling waar een schuldenaar met behulp van mensen en goederen een economische activiteit die niet van tijdelijke aard is, uitoefent of heeft uitgeoefend in de periode van drie maanden voorafgaand aan het aanvragen van de hoofdinsolventieprocedure; |
|
11. |
„plaatselijke schuldeiser” : een schuldeiser van wie de vorderingen jegens een schuldenaar voortvloeien uit of verband houden met de exploitatie van een vestiging die in een andere lidstaat is gelegen dan de lidstaat waar zich het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar bevindt; |
|
12. |
„buitenlandse schuldeiser” : een schuldeiser die zijn gebruikelijke verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, met inbegrip van de belastingautoriteiten en de socialezekerheidsinstanties van de lidstaten; |
|
13. |
„groep ondernemingen” : een moederonderneming en al haar dochterondernemingen; |
|
14. |
„moederonderneming” : een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap heeft over een of meer dochterondernemingen. Een onderneming die geconsolideerde financiële overzichten opstelt overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ), wordt geacht een moederonderneming te zijn. |
Artikel 3
Internationale bevoegdheid
Bij vennootschappen en rechtspersonen wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed de plaats van de statutaire zetel te zijn. Dit vermoeden geldt alleen indien de statutaire zetel in de drie maanden voorafgaand aan het aanvragen van de insolventieprocedure niet naar een andere lidstaat is overgebracht.
In het geval van een natuurlijke persoon die als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent, wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed de plaats van diens hoofdvestiging te zijn. Dit vermoeden geldt alleen indien de hoofdvestiging van de natuurlijke persoon in de drie maanden voorafgaand aan het aanvragen van de insolventieprocedure niet naar een andere lidstaat is overgebracht.
►C2 In het geval van elke andere natuurlijke persoon wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed diens gebruikelijke verblijfplaats te zijn. ◄ Dit vermoeden geldt alleen indien de gebruikelijke verblijfplaats in de zes maanden voorafgaand aan het aanvragen van de insolventieprocedure niet naar een andere lidstaat is overgebracht.
De opening van de in lid 2 bedoelde territoriale insolventieprocedure kan slechts aan de opening van een hoofdinsolventieprocedure overeenkomstig lid 1 voorafgaan indien:
de opening van een insolventieprocedure krachtens lid 1 niet kan worden verkregen in verband met de voorwaarden die gesteld worden in het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar zich bevindt, of
de territoriale insolventieprocedure is aangevraagd:
door een schuldeiser wiens vordering voortvloeit uit of verband houdt met de exploitatie van een vestiging die is gelegen op het grondgebied van de lidstaat waar de territoriale procedure is aangevraagd, of
door een overheidsinstantie die, uit hoofde van het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de vestiging is gelegen, het recht heeft om de insolventieprocedure aan te vragen.
Zodra er een hoofdinsolventieprocedure wordt geopend, wordt de territoriale insolventieprocedure een secundaire insolventieprocedure.
Artikel 4
Toetsing van de bevoegdheid
Artikel 5
Toetsing door de rechter van de beslissing tot opening van een hoofdinsolventieprocedure
Artikel 6
Bevoegdheid inzake vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit een insolventieprocedure en er nauw verband mee houden
De eerste alinea geldt ook voor de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, voor zover hij volgens het nationale recht vorderingen kan instellen ten behoeve van de insolvente boedel.
Artikel 7
Toepasselijk recht
Het recht van de lidstaat waar de procedure wordt geopend, bepaalt onder welke voorwaarden deze procedure wordt geopend, verloopt en wordt beëindigd. Het bepaalt met name:
welke schuldenaars op grond van hun hoedanigheid aan een insolventieprocedure kunnen worden onderworpen;
welk deel van de goederen van de schuldenaar tot de insolvente boedel behoort en of de na de opening van de insolventieprocedure verkregen goederen tot deze boedel behoren;
welke de respectieve bevoegdheden van de schuldenaar en de insolventiefunctionaris zijn;
onder welke voorwaarden een verrekening kan worden tegengeworpen;
de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is;
de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen, met uitzondering van lopende rechtsvorderingen;
welke vorderingen te verhalen zijn op de insolvente boedel van de schuldenaar en wat de gevolgen zijn ten aanzien van vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure;
de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen;
de regels betreffende de verdeling van de opbrengst van de te gelde gemaakte goederen, de rangindeling van de vorderingen, en de rechten van schuldeisers die krachtens een zakelijk recht of ingevolge verrekening gedeeltelijk zijn voldaan;
de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure, met name door een akkoord;
de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is;
voor wiens rekening de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure zijn;
de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen.
Artikel 8
Zakelijke rechten van derden
Onder rechten in de zin van lid 1 worden met name verstaan:
het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit dat goed, in het bijzonder op grond van pand of hypotheek;
het exclusieve recht een vordering te innen, in het bijzonder door middel van een pandrecht op de vordering of door de cessie van die vordering tot zekerheid;
het recht om goederen op te eisen en/of de vergoeding ervan te verlangen van eenieder die het tegen de wil van de rechthebbende in bezit of in gebruik heeft;
het zakelijke recht om van een goed de vruchten te trekken.
Artikel 9
Verrekening
Artikel 10
Eigendomsvoorbehoud
Artikel 11
Overeenkomsten betreffende een onroerend goed
De rechter die de hoofdinsolventieprocedure heeft geopend, is bevoegd om de beëindiging of wijziging van de in dit artikel bedoelde overeenkomsten goed te keuren, indien:
het op deze overeenkomsten toepasselijke recht van de lidstaat vereist dat een dergelijke overeenkomst alleen kan worden beëindigd of gewijzigd met goedkeuring van de rechter die de insolventieprocedure heeft geopend, en
er in die lidstaat geen insolventieprocedure is geopend.
Artikel 12
Betalingssystemen en financiële markten
Artikel 13
Arbeidsovereenkomsten
De eerste alinea geldt ook voor een autoriteit die krachtens het nationaal recht bevoegd is om de beëindiging of wijziging van de in dit artikel bedoelde overeenkomsten goed te keuren.
Artikel 14
Gevolgen voor aan registratie onderworpen rechten
De gevolgen van de insolventieprocedure voor de rechten van een schuldenaar op onroerend goed, een schip of een luchtvaartuig dat aan inschrijving in een openbaar register onderworpen is, worden beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.
Artikel 15
Europees octrooi met eenheidswerking en Gemeenschapsmerk
Voor de toepassing van deze verordening kunnen Europese octrooien met eenheidswerking, Gemeenschapsmerken of soortgelijke bij het Unierecht in het leven geroepen rechten slechts in de procedure bedoeld in artikel 3, lid 1, worden ingebracht.
Artikel 16
Nadelige handeling
Artikel 7, lid 2, onder m), is niet van toepassing indien degene die voordeel heeft gehad bij een voor het geheel van schuldeisers nadelige handeling bewijst dat:
deze handeling onderworpen is aan het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, en
het recht van die lidstaat in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid om die handeling te bestrijden.
Artikel 17
Bescherming van de derde-verkrijger
Indien een schuldenaar door een na de opening van de insolventieprocedure verrichte handeling onder bezwarende titel beschikt over:
een onroerend goed,
een schip of een luchtvaartuig dat aan inschrijving in een openbaar register onderworpen is, of
zekerheden waarvan het bestaan inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register vereist,
wordt de rechtsgeldigheid van die handeling beheerst door het recht van de staat op het grondgebied waarvan dit onroerend goed zich bevindt of onder het gezag waarvan dit register wordt gehouden.
Artikel 18
Gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende rechtsvorderingen of scheidsrechterlijke gedingen
De gevolgen van de insolventieprocedure voor een lopende rechtsvordering of een lopend scheidsrechterlijk geding betreffende een goed of een recht dat deel uitmaakt van de insolvente boedel van een schuldenaar, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar deze rechtsvordering aanhangig is of het scheidsgerecht zijn zetel heeft.
HOOFDSTUK II
ERKENNING VAN DE INSOLVENTIEPROCEDURE
Artikel 19
Beginsel
De in de eerste alinea neergelegde regel geldt ook wanneer een schuldenaar op grond van zijn hoedanigheid in de andere lidstaten niet aan een insolventieprocedure onderworpen kan worden.
Artikel 20
Gevolgen van de erkenning
Artikel 21
Bevoegdheden van de insolventiefunctionaris
Artikel 22
Bewijs van de aanwijzing van de insolventiefunctionaris
De aanwijzing van de insolventiefunctionaris wordt vastgesteld door overlegging van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde rechter opgesteld attest.
Er kan een vertaling worden verlangd in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat op het grondgebied waarvan de curator wil optreden. Een legalisatie of andere soortgelijke formaliteit kan niet worden verlangd.
Artikel 23
Teruggave en aanrekening
Artikel 24
Invoering van insolventieregisters
De in lid 1 bedoelde gegevens worden openbaar gemaakt, met inachtneming van de voorwaarden van artikel 27, en omvatten het volgende („verplichte gegevens”):
de datum van de opening van de insolventieprocedure;
de rechter die de insolventieprocedure opent en, in voorkomend geval, het nummer van de zaak;
het type insolventieprocedure, als vermeld in bijlage A, dat werd geopend en, indien van toepassing, enig relevant subtype van die procedure dat overeenkomstig het nationaal recht is geopend;
of de bevoegdheid tot opening van de procedure is gebaseerd op lid 1, lid 2 of lid 4 van artikel 3;
in het geval dat de schuldenaar een vennootschap of een rechtspersoon is, de naam, het registratienummer, de statutaire zetel of, indien verschillend, het postadres van de schuldenaar;
in het geval dat de schuldenaar een natuurlijke persoon is die al dan niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent, zijn naam, eventuele registratienummer en postadres of, indien het adres beschermd is, zijn plaats en datum van geboorte;
de naam en het post- of e-mailadres van de insolventiefunctionaris die in de procedure is aangewezen, indien van toepassing;
de uiterste termijn voor het indienen van schuldvorderingen, of een verwijzing naar de criteria voor de berekening van die termijn, indien van toepassing;
de datum van de beëindiging van de hoofdinsolventieprocedure, indien van toepassing;
de rechter bij wie en, indien van toepassing, de termijn waarbinnen de beslissing tot opening van de insolventieprocedure moet worden aangevochten overeenkomstig artikel 5, of een verwijzing naar de criteria voor de berekening van die termijn.
Indien een lidstaat gebruik maakt van de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid, laat de insolventieprocedure de schuldvorderingen van de buitenlandse schuldeisers die niet in kennis zijn gesteld van de in de eerste alinea bedoelde informatie onverlet.
Artikel 25
Onderlinge koppeling van insolventieregisters
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 87 bedoelde procedure uiterlijk op 26 juni 2019 het volgende vast:
de technische specificatie ter bepaling van de methoden van communicatie en uitwisseling van gegevens langs elektronische weg op basis van de vastgestelde specificatie van de koppelapparatuur voor het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters;
de technische maatregelen ter waarborging van minimumbeveiligingsnormen inzake informatietechnologie voor het overbrengen en doorgeven van gegevens binnen het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters;
minimumcriteria voor de door het Europees e-justitieportaal geboden zoekfunctie op basis van de in artikel 24 bedoelde gegevens;
minimumcriteria voor het weergeven van de resultaten van dergelijke opzoekingen op basis van de in artikel 24 bedoelde gegevens;
de middelen en de technische voorwaarden inzake de beschikbaarheid van de door het systeem van onderling gekoppelde insolventieregisters te verlenen diensten, en
een verklarende woordenlijst die een beknopte uitleg bevat van de in bijlage A opgesomde nationale insolventieprocedures.
Artikel 26
Kosten van de invoering en onderlinge koppeling van insolventieregisters
Artikel 27
Voorwaarden voor toegang tot gegevens via het systeem van onderlinge koppeling
De verzoeker wordt er niet toe verplicht vertalingen te leveren van de ter staving van zijn verzoek ingediende documenten, of de kosten te dragen voor een eventueel door de bevoegde autoriteit bezorgde vertaling.
Artikel 28
Openbaarmaking in een andere lidstaat
Artikel 29
Inschrijving in de openbare registers van een andere lidstaat
Artikel 30
Kosten
De kosten voor de in de artikelen 28 en 29 bedoelde maatregelen inzake openbaarmaking en inschrijving worden als kosten en uitgaven van de procedure beschouwd.
Artikel 31
Uitvoering ten voordele van de schuldenaar
Artikel 32
Erkenning en executoir karakter van andere beslissingen
De eerste alinea geldt eveneens voor beslissingen die rechtstreeks voortvloeien uit de insolventieprocedure en daar nauw verband mee houden, zelfs indien die beslissingen door een andere rechter worden gegeven.
De eerste alinea geldt eveneens voor beslissingen betreffende na de aanvraag van een insolventieprocedure of in verband daarmee genomen conservatoire maatregelen.
Artikel 33
Openbare orde
Iedere lidstaat kan weigeren een in een andere lidstaat geopende insolventieprocedure te erkennen of een in het kader van een dergelijke procedure gegeven beslissing ten uitvoer te leggen indien uit die erkenning of tenuitvoerlegging gevolgen zouden voortvloeien die kennelijk in strijd zijn met de openbare orde van die lidstaat, in het bijzonder met de grondbeginselen daarvan of met de grondwettelijk beschermde rechten en individuele vrijheden.
HOOFDSTUK III
SECUNDAIRE INSOLVENTIEPROCEDURES
Artikel 34
Opening
Wanneer een hoofdinsolventieprocedure is geopend door een rechter van een lidstaat en in een andere lidstaat is erkend, kan een rechter van die andere lidstaat die op grond van artikel 3, lid 2, bevoegd is, een secundaire insolventieprocedure openen volgens de bepalingen van dit hoofdstuk. Indien de insolventie van de schuldenaar een vereiste was voor de opening van de hoofdinsolventie procedure, wordt de staat van insolventie niet meer getoetst in de lidstaat waar een secundaire insolventieprocedure kan worden geopend. De gevolgen van de secundaire insolventieprocedure gelden alleen ten aanzien van de goederen van de schuldenaar die zich bevinden op het grondgebied van de lidstaat waar die procedure is geopend.
Artikel 35
Toepasselijk recht
Tenzij deze verordening iets anders bepaalt, wordt de secundaire insolventieprocedure beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de secundaire insolventieprocedure is geopend.
Artikel 36
Recht om een toezegging te doen teneinde een secundaire insolventieprocedure te vermijden
Artikel 37
Recht om de secundaire insolventieprocedure aan te vragen
Een secundaire insolventieprocedure kan worden aangevraagd door:
de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure;
elke andere persoon of autoriteit die krachtens het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de secundaire procedure wordt aangevraagd, bevoegd is om een insolventieprocedure aan te vragen.
Artikel 38
Beslissing tot opening van een secundaire insolventieprocedure
De in lid 1 bedoelde rechter kan beschermende maatregelen bevelen om de belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen door te eisen dat de schuldenaar of de insolventiefunctionaris geen goederen verwijdert of van de hand doet die zich in de lidstaat van zijn vestiging bevinden, tenzij dit in het kader van de normale bedrijfsuitoefening gebeurt. De rechter kan ook andere maatregelen bevelen om de belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen tijdens een periode van schorsing, tenzij dit onverenigbaar is met de nationale voorschriften betreffende de burgerlijke rechtsvordering.
De schorsing van de opening van een secundaire insolventieprocedure wordt door de rechter ambtshalve of op verzoek van een schuldeiser opgeheven indien gedurende de schorsing in het kader van de in de eerste alinea bedoelde onderhandelingen een overeenkomst is gesloten.
De schorsing kan door de rechter worden opgeheven op eigen initiatief of op verzoek van een schuldeiser indien verdere schorsing nadelig is voor de rechten van de schuldeiser, in het bijzonder indien de onderhandelingen zijn onderbroken of het duidelijk is geworden dat deze niet kunnen worden afgerond, of indien de insolventiefunctionaris of de schuldenaar inbreuk heeft gemaakt op het verbod om zijn goederen van de hand te doen of deze te verwijderen van het grondgebied van de lidstaat waar de vestiging zich bevindt.
Artikel 39
Toetsing door de rechter van de beslissing tot opening van een secundaire insolventieprocedure
De insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure kan de beslissing tot opening van een secundaire insolventieprocedure betwisten voor de rechters van de lidstaat waar de secundaire insolventieprocedure is geopend, op grond dat de rechter de voorwaarden en voorschriften van artikel 38 niet heeft nageleefd.
Artikel 40
Voorschot op de kosten en uitgaven
Wanneer het recht van de lidstaat waar een secundaire insolventieprocedure aangevraagd is, voorschrijft dat de boedel van de schuldenaar toereikend moet zijn om de kosten en uitgaven van de procedure geheel of gedeeltelijk te dekken, kan de aangezochte rechter van de aanvrager een voorschot op de kosten of een passende zekerheidstelling verlangen.
Artikel 41
Samenwerking en communicatie tussen insolventiefunctionarissen
Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde samenwerking gaan de insolventiefunctionarissen als volgt te werk:
zij geven elkaar zo spoedig mogelijk kennis van al hetgeen voor de andere procedure(s) van nut kan zijn, met name de stand van de indiening en de verificatie van de vorderingen en alle maatregelen tot herstel of herstructurering van de schuldenaar of tot beëindiging van de respectieve procedure, met dien verstande dat passende maatregelen worden genomen om vertrouwelijke gegevens te beschermen;
zij onderzoeken of herstructurering van de schuldenaar mogelijk is en coördineren, indien die herstructurering mogelijk is, de opstelling en uitvoering van een herstructureringsplan;
zij coördineren het beheer van de tegeldemaking of het gebruik van de goederen en de onderneming van de schuldenaar. De insolventiefunctionaris van de secundaire insolventieprocedure biedt de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure tijdig de gelegenheid voorstellen in te dienen om de boedel in de secundaire insolventieprocedure te gelde te maken of op enigerlei wijze te gebruiken.
Artikel 42
Samenwerking en communicatie tussen rechters
►M4 De in lid 1 van dit artikel bedoelde samenwerking vindt plaats in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ). ◄ Zij kan meer bepaald betrekking hebben op:
coördinatie bij de aanwijzing van de insolventiefunctionarissen;
mededeling van gegevens op elke wijze die de rechter geschikt acht;
coördinatie van het beheer van en het toezicht op de goederen en de onderneming van de schuldenaar;
coördinatie van de hoorzittingen;
coördinatie van de goedkeuring van protocollen, indien nodig.
Artikel 43
Samenwerking en communicatie tussen insolventiefunctionarissen en rechters
Om de coördinatie van de met betrekking tot dezelfde schuldenaar geopende hoofdinsolventieprocedure en territoriale en secundaire insolventieprocedures te bevorderen, is het volgende van toepassing:
de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure werkt samen en communiceert met iedere rechter bij wie de aanvraag van een secundaire insolventieprocedure aanhangig is of die een secundaire insolventieprocedure heeft geopend;
de insolventiefunctionaris van een territoriale of secundaire insolventieprocedure werkt samen en communiceert met de rechter bij wie de aanvraag van de hoofdinsolventieprocedure aanhangig is of die een hoofdinsolventieprocedure heeft geopend, en
de insolventiefunctionaris van een territoriale of secundaire insolventieprocedure werkt samen en communiceert met de rechter bij wie de aanvraag van een andere territoriale of secundaire insolventieprocedure aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend,
voor zover die samenwerking en communicatie niet onverenigbaar zijn met de op elk van de procedures toepasselijke regels en geen belangenconflict veroorzaken.
Artikel 44
Kosten van samenwerking en communicatie
De vereisten van de artikelen 42 en 43 mogen er niet toe leiden dat rechters elkaar voor de samenwerking en communicatie kosten aanrekenen.
Artikel 45
Uitoefening van de rechten van de schuldeisers
Artikel 46
Schorsing van de verrichtingen betreffende de afwikkeling van de boedel
De in lid 1 bedoelde rechter heft de schorsing van de afwikkeling van de boedel op:
wanneer de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure daarom verzoekt;
ambtshalve, op verzoek van een schuldeiser of op verzoek van de insolventiefunctionaris van de secundaire insolventieprocedure, indien de schorsing niet meer gerechtvaardigd lijkt, met name door het belang van de schuldeisers van de hoofdinsolventieprocedure of van de secundaire insolventieprocedure.
Artikel 47
Bevoegdheid van de insolventiefunctionaris om herstructureringsplannen voor te stellen
Artikel 48
Gevolgen van de beëindiging van een insolventieprocedure
Artikel 49
Saldo van de secundaire insolventieprocedure
Indien de afwikkeling van de boedel van de secundaire insolventieprocedure de mogelijkheid biedt alle in die procedure toegelaten vorderingen uit te keren, draagt de in die procedure aangewezen insolventiefunctionaris het saldo onverwijld over aan de insolventiefunctionaris van de hoofdinsolventieprocedure.
Artikel 50
Later geopende hoofdinsolventieprocedure
Indien een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, wordt geopend nadat in een andere lidstaat een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 2, is geopend, zijn de artikelen 41, 45, 46, 47 en 49 van toepassing op de eerst geopende insolventieprocedure, voor zover de stand van die procedure zulks mogelijk maakt.
Artikel 51
Omzetting van de secundaire insolventieprocedure
Artikel 52
Conservatoire maatregelen
Wanneer door de krachtens artikel 3, lid 1, bevoegde rechter van een lidstaat een voorlopige curator is aangewezen ter verzekering van de bewaring van de goederen van een schuldenaar, is die voorlopige curator gerechtigd om ten aanzien van de goederen van de schuldenaar die zich in een andere lidstaat bevinden om elke in het recht van laatstgenoemde lidstaat opgenomen conservatoire en beschermende maatregel te verzoeken voor de periode tussen de aanvraag van een insolventieprocedure en de beslissing tot opening van die procedure.
HOOFDSTUK IV
KENNISGEVING AAN DE SCHULDEISERS EN INDIENING VAN HUN VORDERINGEN
Artikel 53
Recht om vorderingen in te dienen
Elke buitenlandse schuldeiser kan zijn vorderingen in de insolventieprocedure indienen door middel van elk communicatiemiddel dat door het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, wordt aanvaard, of door middel van elektronische communicatie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2023/2844.
Voor de loutere indiening van vorderingen is vertegenwoordiging door een advocaat of een andere rechtsbeoefenaar niet verplicht.
Artikel 54
Verplichte kennisgeving aan de schuldeisers
Artikel 55
Procedure voor de indiening van vorderingen
Het in lid 1 bedoelde standaardformulier voor de indiening van schuldvorderingen bevat de volgende informatie:
de naam, het postadres, het e-mailadres, indien van toepassing, het persoonlijke identificatienummer, indien van toepassing, en de bankgegevens van de in lid 1 bedoelde buitenlandse schuldeiser;
het bedrag van de vordering, met vermelding van de hoofdsom en, in voorkomend geval, de rente, en de datum waarop de vordering is ontstaan, alsmede de datum waarop zij verschuldigd is geworden, indien dat een andere datum is;
indien rente wordt gevorderd, de rentevoet, de vraag of het gaat om wettelijke dan wel om contractuele rente, de periode waarover de rente wordt gevorderd en het bedrag van de gekapitaliseerde rente;
indien er kosten worden gevorderd die bij het instellen van de vordering vóór de opening van de procedure zijn gemaakt, het bedrag van en nadere gegevens betreffende deze kosten;
de aard van de vordering;
of en, zo ja, op welke grond de status van bevoorrecht schuldeiser wordt ingeroepen;
of de schuldeiser voor de vordering aanspraak maakt op een zakelijk zekerheidsrecht of een eigendomsvoorbehoud en, indien dat het geval is, op welke goederen zijn zekerheid betrekking heeft, de datum waarop de zekerheid is verleend en, indien de zekerheid is geregistreerd, het registratienummer, en
of enige verrekening wordt gevorderd en, indien dat het geval is, de bedragen van de wederzijdse vorderingen op de datum van opening van de insolventieprocedure, de datum waarop ze zijn ontstaan en het bedrag vóór verrekening dat wordt gevorderd.
Bij het standaardformulier voor de indiening van schuldvorderingen worden kopieën van eventuele bewijsstukken gevoegd.
HOOFDSTUK V
INSOLVENTIEPROCEDURES MET BETREKKING TOT LEDEN VAN EEN GROEP ONDERNEMINGEN
DEEL 1
Samenwerking en communicatie
Artikel 56
Samenwerking en communicatie tussen insolventiefunctionarissen
Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde samenwerking gaan insolventiefunctionarissen als volgt te werk:
zij geven elkaar zo spoedig mogelijk kennis van al hetgeen voor de andere procedures van nut kan zijn, met dien verstande dat passende maatregelen worden genomen om vertrouwelijke gegevens te beschermen;
zij gaan na of het mogelijk is het beheer van en het toezicht op de onderneming van de leden van de groep die aan een insolventieprocedure onderworpen zijn, te coördineren en, indien dat zo is, coördineren zij dat beheer en dat toezicht;
zij gaan na of het mogelijk is de leden van de groep die aan een insolventieprocedure onderworpen zijn, te herstructureren, en, indien dat zo is, overleggen zij over het voorstel en de onderhandeling inzake een gecoördineerd herstructureringsplan.
Voor de toepassing van b) en c) kunnen alle of sommige van de in lid 1 bedoelde insolventiefunctionarissen ermee instemmen dat aan een insolventiefunctionaris die in een van de procedures is aangewezen, bijkomende bevoegdheden worden verleend indien zulks volgens de op elk van de procedures toepasselijke regels is toegestaan. Zij kunnen tevens overeenstemming bereiken over de onderlinge verdeling van bepaalde taken, voor zover die taakverdeling is toegestaan volgens de op elk van de procedures toepasselijke regels.
Artikel 57
Samenwerking en communicatie tussen rechters
►M4 De in lid 1 van dit artikel bedoelde samenwerking vindt plaats in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) 2023/2844. ◄ Deze kan met name betrekken hebben op:
coördinatie bij de aanwijzing van de insolventiefunctionarissen;
mededeling van gegevens met alle middelen die de rechter geschikt acht;
coördinatie van het beheer van en het toezicht op de goederen en de onderneming van de leden van de groep;
coördinatie van de hoorzittingen;
coördinatie van de goedkeuring van protocollen, indien nodig.
Artikel 58
Samenwerking en communicatie tussen insolventiefunctionarissen en rechters
Een insolventiefunctionaris die is aangewezen in een insolventieprocedure met betrekking tot een lid van een groep ondernemingen
werkt samen en communiceert met iedere rechter bij wie een aanvraag van een procedure met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep ondernemingen aanhangig is of die een dergelijke procedure heeft geopend, en
kan die rechter om informatie verzoeken over de procedure met betrekking tot het andere lid van de groep of om bijstand verzoeken met betrekking tot de procedure waarin hij is aangewezen,
voor zover deze samenwerking en communicatie geschikt zijn om de doeltreffende uitvoering van de procedure te vergemakkelijken, geen belangenconflict veroorzaken en niet onverenigbaar zijn met de op de procedure toepasselijke regels.
Artikel 59
Kosten van samenwerking en communicatie in procedures met betrekking tot leden van een groep ondernemingen
De door een insolventiefunctionaris of rechter gemaakte kosten van de in de artikelen 56 tot en met 60 bedoelde samenwerking en communicatie worden als kosten en uitgaven van de respectieve procedure beschouwd.
Artikel 60
Bevoegdheden van de insolventiefunctionaris in procedures met betrekking tot leden van een groep ondernemingen
Een insolventiefunctionaris die is aangewezen in een met betrekking tot een lid van een groep ondernemingen geopende insolventieprocedure kan, voor zover zulks passend is om de doeltreffende uitvoering van de procedure te vergemakkelijken:
worden gehoord in elke procedure die met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep is geopend;
verzoeken om schorsing van elke met de afwikkeling van de boedel verband houdende maatregel in de procedure die met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep is geopend, voor zover:
krachtens artikel 56, lid 2, onder c), een herstructureringsplan voor alle of sommige leden van de groep met betrekking tot welke een insolventieprocedure is geopend, is voorgelegd dat een redelijke kans op slagen heeft;
een dergelijke schorsing nodig is om voor de correcte uitvoering van het herstructureringsplan te zorgen;
het herstructureringsplan voordelig zou zijn voor de schuldeisers in de procedure ten aanzien waarvan om schorsing wordt verzocht, en
noch de insolventieprocedure waarin de in lid 1 bedoelde insolventiefunctionaris is aangewezen, noch de procedure ten aanzien waarvan om schorsing wordt verzocht, onderworpen is aan coördinatie krachtens deel 2 van dit hoofdstuk;
een groepscoördinatieprocedure overeenkomstig artikel 61 aanvragen.
Alvorens de schorsing te gelasten, hoort de rechter de insolventiefunctionaris die is aangewezen in de procedure ten aanzien waarvan om schorsing is verzocht. Die schorsing kan worden bevolen voor een periode van ten hoogste drie maanden, of voor een kortere duur die de rechter passend acht en die verenigbaar is met de op de procedure toepasselijke voorschriften.
De rechter die de schorsing gelast, kan de in lid 1 bedoelde insolventiefunctionaris opdragen elke uit hoofde van het nationale recht beschikbare maatregel te nemen die geschikt is om de belangen van de schuldeisers in de procedure te beschermen.
De rechter kan de duur van de schorsing verlengen met een of meer termijnen die hij passend acht en die verenigbaar zijn met de op de procedure toepasselijke voorschriften, voor zover nog steeds aan de in lid 1, onder b), onder ii), iii) en iv), bedoelde voorwaarden wordt voldaan en de totale duur van de schorsing (de oorspronkelijke termijn plus eventuele verlengingen) niet meer dan zes maanden bedraagt.
DEEL 2
Coördinatie
Artikel 61
Aanvraag van een groepscoördinatieprocedure
De in lid 1 bedoelde aanvraag gaat vergezeld van:
een voorstel met betrekking tot de als groepscoördinator („coördinator”) aan te wijzen persoon, de redenen waarom hij overeenkomstig artikel 71 voor de functie in aanmerking komt, nadere gegevens omtrent zijn kwalificaties, en zijn op schrift gestelde instemming om als coördinator op te treden;
de hoofdlijnen van de voorgestelde groepscoördinatie, en met name de elementen die aantonen dat aan de voorwaarden van artikel 63, lid 1, is voldaan;
een lijst van de insolventiefunctionarissen die met betrekking tot de leden van de groep zijn aangewezen, en in voorkomend geval de rechters en bevoegde instanties die bij de insolventieprocedures met betrekking tot de leden van de groep betrokken zijn;
een overzicht van de geraamde kosten van de voorgestelde groepscoördinatie, en een raming van het deel van deze kosten dat elk lid van de groep zal moeten betalen.
Artikel 62
Voorrangsregel
Onverminderd artikel 66 worden partijen, indien een groepscoördinatieprocedure wordt aangevraagd bij rechters van verschillende lidstaten, verwezen naar de rechter bij wie de zaak het eerst aanhangig is gemaakt.
Artikel 63
Kennisgeving door de aangezochte rechter
De rechter bij wie een groepscoördinatieprocedure is aangevraagd, geeft zo spoedig mogelijk kennis van de aanvraag van een groepscoördinatieprocedure en van de voorgestelde coördinator aan de insolventiefunctionarissen die zijn aangewezen met betrekking tot de leden van de groep als vermeld in de in artikel 61, lid 3, onder c), bedoelde lijst bij de aanvraag, nadat hij zich ervan heeft vergewist dat:
de opening van een dergelijke procedure geschikt is om de doeltreffende uitvoering van de insolventieprocedure met betrekking tot de verschillende leden van de groep te vergemakkelijken;
het niet waarschijnlijk is dat enige schuldeiser van enig lid van de groep dat volgens plan aan de procedure zal deelnemen, door die deelname financieel wordt benadeeld, en
de voorgestelde coördinator voldoet aan de voorschriften van artikel 71.
Artikel 64
Bezwaar door de insolventiefunctionarissen
Een insolventiefunctionaris die is aangewezen voor een lid van de groep kan bezwaar maken tegen:
de opneming van de insolventieprocedure waarvoor hij is aangewezen in de groepscoördinatieprocedure, of
de als coördinator voorgestelde persoon.
Het bezwaar kan worden aangetekend door middel van het overeenkomstig artikel 88 vastgestelde standaardformulier.
Artikel 65
Gevolgen van het bezwaar tegen opneming in de groepscoördinatie
Artikel 66
Keuze van de rechter voor groepscoördinatieprocedures
Artikel 67
Gevolgen van het bezwaar tegen de voorgestelde coördinator
Indien tegen de persoon die is voorgesteld als coördinator, bezwaar is gemaakt door een insolventiefunctionaris die niet eveneens bezwaar maakt tegen de opneming in de groepscoördinatieprocedure van het lid waarvoor hij is aangewezen, kan de rechter ervan afzien de voorgestelde coördinator aan te wijzen en kan hij de bezwaar makende insolventiefunctionaris verzoeken overeenkomstig artikel 61, lid 3, een nieuwe aanvraag in te dienen.
Artikel 68
Verzoek tot opening van een groepscoördinatieprocedure
Na het verstrijken van de in artikel 64, lid 2, bedoelde termijn kan de rechter de groepscoördinatieprocedure openen, nadat hij zich ervan heeft vergewist dat aan de voorwaarden van artikel 63, lid 1, is voldaan. In dat geval:
wijst de rechter een coördinator aan;
neemt hij een beslissing over de hoofdlijnen van de procedure, en
neemt hij een beslissing over de geraamde kosten en over het deel dat door de leden van de groep moet worden betaald.
Artikel 69
Keuze van een insolventiefunctionaris om alsnog deel te nemen
Elke insolventiefunctionaris kan, na de in artikel 68 bedoelde rechterlijke beslissing en overeenkomstig zijn nationaal recht, verzoeken om opneming van de procedure waarvoor hij is aangewezen indien
er bezwaar is gemaakt tegen de opneming van de insolventieprocedure in de groepscoördinatieprocedure, of
er een insolventieprocedure met betrekking tot een lid van de groep is geopend nadat de rechter de groepscoördinatieprocedure heeft geopend.
Onverminderd lid 4 kan de coördinator, nadat hij de betrokken insolventiefunctionaris heeft geraadpleegd, dat verzoek inwilligen indien
hij zich ervan heeft vergewist dat, rekening houdend met de fase waarin de groepscoördinatieprocedure zich bevindt op het tijdstip van het verzoek, aan de criteria van artikel 63, lid 1, onder a) en b), is voldaan, of
alle betrokken insolventiefunctionarissen hebben ingestemd overeenkomstig de voorwaarden van hun nationaal recht.
Artikel 70
Aanbevelingen en groepscoördinatieplan
Indien hij de aanbevelingen van de coördinator of de groepscoördinatieplannen niet volgt, stelt hij de personen of instanties waaraan hij krachtens zijn nationaal recht verslag moet uitbrengen, alsmede de coördinator, in kennis van zijn redenen.
Artikel 71
De coördinator
Artikel 72
Taken en rechten van de coördinator
De coördinator
bepaalt aanbevelingen voor de gecoördineerde uitvoering van de insolventieprocedures en stelt deze op;
stelt een groepscoördinatieplan voor waarin een breed samenstel van geschikte maatregelen voor een geïntegreerde aanpak van de af te wikkelen insolventies van de leden van de groep wordt bepaald, beschreven en aanbevolen. Het plan kan in het bijzonder voorstellen bevatten voor:
de te nemen maatregelen om de economische prestaties en de financiële soliditeit van de groep of een deel ervan opnieuw te bewerkstelligen;
de beslechting van geschillen binnen de groep met betrekking tot transacties binnen de groep en vorderingen tot nietigverklaring;
overeenkomsten tussen de insolventiefunctionarissen van de insolvente leden van de groep.
De coördinator kan tevens:
worden gehoord in en deelnemen aan elke procedure die met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep is geopend, met name door deel te nemen aan een vergadering van schuldeisers;
bemiddelen bij geschillen tussen twee of meer insolventiefunctionarissen van leden van de groep;
zijn groepscoördinatieplan voorstellen en uitleggen aan de personen of instanties aan welke hij overeenkomstig zijn nationale recht verslag moet uitbrengen;
insolventiefunctionarissen verzoeken om informatie met betrekking tot enig lid van de groep indien die informatie nuttig is of kan zijn voor het bepalen en opstellen van strategieën en maatregelen om de procedures te coördineren; alsmede
verzoeken om een procedure die met betrekking tot een lid van de groep is geopend, voor de duur van ten hoogste zes maanden te schorsen, mits die schorsing voor de correcte uitvoering van het plan noodzakelijk is en voordelig zou zijn voor de schuldeisers in de procedure ten aanzien waarvan om schorsing wordt verzocht, of verzoeken om opheffing van een bestaande schorsing. Dit verzoek wordt ingediend bij de rechter die de procedure ten aanzien waarvan om schorsing wordt verzocht, heeft geopend.
Indien volgens de coördinator de voor de vervulling van zijn taken geraamde kosten aanzienlijk hoger zullen uitvallen dan de geraamde kosten als bedoeld in artikel 61, lid 3, onder d), en in ieder geval indien de kosten meer dan 10 % hoger uitvallen:
stelt de coördinator de deelnemende insolventiefunctionarissen onverwijld daarvan in kennis, en
verzoekt hij om de voorafgaande goedkeuring van de rechter die de groepscoördinatieprocedure heeft geopend.
Artikel 73
Talen
Artikel 74
Samenwerking tussen insolventiefunctionarissen en de coördinator
Artikel 75
Ontslag van de coördinator
De rechter ontslaat de coördinator, ambtshalve of op verzoek van de insolventiefunctionaris van een deelnemend lid van de groep, uit diens functie indien
de coördinator handelt in het nadeel van de schuldeisers van een deelnemend lid van de groep, of
de coördinator zijn verplichtingen krachtens dit hoofdstuk niet nakomt.
Artikel 76
Schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt
De bepalingen die op grond van dit hoofdstuk van toepassing zijn op de insolventiefunctionaris, zijn, in voorkomend geval, tevens van toepassing op de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt.
Artikel 77
Kosten en verdeling
HOOFDSTUK VI
GEGEVENSBESCHERMING
Artikel 78
Gegevensbescherming
Artikel 79
Verantwoordelijkheden van de lidstaten betreffende de verwerking van persoonsgegevens in nationale insolventieregisters
Artikel 80
Verantwoordelijkheden van de Commissie in verband met de verwerking van persoonsgegevens
Artikel 81
Informatieverplichtingen
Onverminderd de informatie die aan de betrokkenen moet worden verstrekt overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van Verordening (EG) nr. 45/2001 stelt de Commissie de betrokkenen, door middel van bekendmaking via het Europees e-justitieportaal, in kennis van haar rol bij de verwerking van gegevens en de doeleinden waarvoor deze gegevens zullen worden verwerkt.
Artikel 82
Bewaren van persoonsgegevens
Wat de gegevens uit onderling gekoppelde databanken betreft, worden er in het Europees e-justitieportaal geen persoonsgegevens betreffende de betrokkenen bewaard. Dergelijke gegevens worden alle bewaard in de door de lidstaten of andere instanties beheerde nationale databanken.
Artikel 83
Toegang tot persoonsgegevens via het Europees e-justitieportaal
De in de nationale insolventieregisters bewaarde persoonsgegevens als bedoeld in artikel 24 zijn toegankelijk via het Europees e-justitieportaal voor zolang als zij toegankelijk blijven uit hoofde van het nationale recht.
HOOFDSTUK VII
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 84
Toepassing in de tijd
Artikel 85
Verhouding tot verdragen
Deze verordening treedt, wat haar toepassingsgebied en de betrekkingen tussen de lidstaten betreft, in de plaats van de tussen twee of meer lidstaten gesloten verdragen, met name van:
de Overeenkomst tussen België en Frankrijk betreffende de rechterlijke bevoegdheid, het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, getekend te Parijs op 8 juli 1899;
het Verdrag inzake faillissement, akkoord en uitstel van betaling tussen België en Oostenrijk, getekend te Brussel op 16 juli 1969 (met aanvullend protocol van 13 juni 1973);
het Verdrag tussen Nederland en België betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, getekend te Brussel op 28 maart 1925;
het Verdrag tussen Duitsland en Oostenrijk inzake faillissement en akkoord, getekend te Wenen op 25 mei 1979;
het Frans-Oostenrijkse Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van het faillissement, getekend te Wenen op 27 februari 1979;
het Verdrag tussen Frankrijk en Italië betreffende de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, getekend te Rome op 3 juni 1930;
het Verdrag tussen Italië en Oostenrijk inzake faillissement en akkoord, getekend te Rome op 12 juli 1977;
het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke zaken, getekend te 's-Gravenhage op 30 augustus 1962;
de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk en België betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, met protocol, getekend te Brussel op 2 mei 1934;
de Overeenkomst tussen Denemarken, Finland, Noorwegen, Zweden en IJsland, betreffende het faillissement, getekend te Kopenhagen op 7 november 1933;
het Europees Verdrag betreffende bepaalde internationale aspecten van het faillissement, getekend te Istanbul op 5 juni 1990;
de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en het Koninkrijk Griekenland inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, getekend te Athene op 18 juni 1959;
de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van scheidsrechterlijke uitspraken en regelingen in het kader van arbitrage in handelszaken, getekend te Belgrado op 18 maart 1960;
de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Italië inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke en bestuurlijke zaken, getekend te Rome op 3 december 1960;
de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en het Koninkrijk België inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, getekend te Belgrado op 24 september 1971;
de Overeenkomst tussen de regeringen van Joegoslavië en Frankrijk inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, getekend te Parijs op 18 mei 1971;
het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, getekend te Athene op 22 oktober 1980, dat nog van kracht is tussen Tsjechië en Griekenland;
het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Republiek Cyprus inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, getekend te Nicosia op 23 april 1982, dat nog van kracht is tussen Tsjechië en Cyprus;
het Verdrag tussen de regering van de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de regering van de Franse Republiek inzake rechtshulp en de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke, gezins- en handelszaken, getekend te Parijs op 10 mei 1984, dat nog van kracht is tussen Tsjechië en Frankrijk;
het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Italiaanse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, getekend te Praag op 6 december 1985, dat nog van kracht is tussen Tsjechië en Italië;
de Overeenkomst tussen de Republiek Letland, de Republiek Estland en de Republiek Litouwen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen, getekend te Tallinn op 11 november 1992;
de Overeenkomst tussen Estland en Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, arbeids- en strafrechtzaken, getekend te Tallinn op 27 november 1998;
de Overeenkomst tussen de Republiek Litouwen en de Republiek Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, arbeids- en strafrechtzaken, getekend te Warschau op 26 januari 1993;
de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken en bijbehorend protocol, getekend te Boekarest op 19 oktober 1972;
de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Franse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, getekend te Parijs op 5 november 1974;
de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, getekend te Athene op 10 april 1976;
de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Republiek Cyprus inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, getekend te Nicosia op 29 april 1983;
de Overeenkomst tussen de regering van de Volksrepubliek Bulgarije en de regering van de Franse Republiek inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken, getekend te Sofia op 18 januari 1989;
het Verdrag tussen Roemenië en de Tsjechische Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke zaken, getekend te Boekarest op 11 juli 1994;
het Verdrag tussen Roemenië en de Republiek Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke zaken, getekend te Boekarest op 15 mei 1999.
Deze verordening is niet van toepassing:
in de lidstaten, voor zover zij in strijd is met verplichtingen die met betrekking tot een faillissement ontstaan uit een verdrag dat de betrokken lidstaat vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1346/2000 met een of meer derde staten heeft gesloten;
in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, voor zover zij in strijd is met verplichtingen die in verband met faillissement ontstaan uit enigerlei regelingen met het Gemenebest die bij de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1346/2000 bestonden.
Artikel 86
Informatie over het nationale en het uniale insolventierecht
Artikel 87
Invoering van de onderlinge koppeling van registers
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot invoering van de onderlinge koppeling van insolventieregisters als bedoeld in artikel 25. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 89, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 88
Opstelling en wijziging van de standaardformulieren
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast voor het opstellen en, waar nodig, het wijzigen van de formulieren als bedoeld in artikel 27, lid 4, de artikelen 54 en 55, en artikel 64, lid 2. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 89, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
Artikel 89
Comitéprocedure
Artikel 90
Herzieningsclausule
Artikel 91
Intrekking
Verordening (EG) nr. 1346/2000 wordt ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage D van deze verordening.
Artikel 92
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij wordt van toepassing op 26 juni 2017 met uitzondering van:
artikel 86, dat van toepassing wordt op 26 juni 2016,
artikel 24, lid 1, dat van toepassing wordt op 26 juni 2018, en
artikel 25, dat van toepassing wordt op 26 juni 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.
BIJLAGE A
INSOLVENTIEPROCEDURES ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, PUNT 4
BELGIË/BELGIQUE
БЪЛГАРИЯ
ČESKÁ REPUBLIKA
DEUTSCHLAND
EESTI
ÉIRE/IRELAND
ΕΛΛΑΔΑ
ESPAÑA
FRANCE
HRVATSKA
ITALIA
ΚΥΠΡΟΣ
LATVIJA
LIETUVA
LUXEMBOURG
MAGYARORSZÁG
MALTA
NEDERLAND
ÖSTERREICH
POLSKA
PORTUGAL
ROMÂNIA
SLOVENIJA
SLOVENSKO
SUOMI/FINLAND
SVERIGE
BIJLAGE B
INSOLVENTIEFUNCTIONARISSEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, PUNT 5
BELGIË/BELGIQUE
БЪЛГАРИЯ
ČESKÁ REPUBLIKA
DEUTSCHLAND
EESTI
ÉIRE/IRELAND
ΕΛΛΑΔΑ
ESPAÑA
FRANCE
HRVATSKA
ITALIA
ΚΥΠΡΟΣ
LATVIJA
LIETUVA
LUXEMBOURG
MAGYARORSZÁG
MALTA
NEDERLAND
ÖSTERREICH
POLSKA
PORTUGAL
ROMÂNIA
SLOVENIJA
SLOVENSKO
SUOMI/FINLAND
SVERIGE
BIJLAGE C
Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan
BIJLAGE D
Concordantietabel
|
Verordening (EG) nr. 1346/2000 |
Deze verordening |
|
Artikel 1 |
Artikel 1 |
|
Artikel 2, inleidende formule |
Artikel 2, inleidende formule |
|
Artikel 2, onder a) |
Artikel 2, punt 4 |
|
Artikel 2, onder b) |
Artikel 2, punt 5 |
|
Artikel 2, onder c) |
— |
|
Artikel 2, onder d) |
Artikel 2, punt 6 |
|
Artikel 2, onder e) |
Artikel 2, punt 7 |
|
Artikel 2, onder f) |
Artikel 2, punt 8 |
|
Artikel 2, onder g), inleidende formule |
Artikel 2, punt 9, inleidende formule |
|
Artikel 2, onder g), eerste streepje |
Artikel 2, punt 9, vii) |
|
Artikel 2, onder g), tweede streepje |
Artikel 2, punt 9, iv) |
|
Artikel 2, onder g), derde streepje |
Artikel 2, punt 9, viii) |
|
Artikel 2, onder h) |
Artikel 2, punt 10 |
|
— |
Artikel 2, punten 1 tot en met 3 en punten 11 tot en met 13 |
|
— |
Artikel 2, punt 9, i) tot en met iii), v) en vi) |
|
Artikel 3 |
Artikel 3 |
|
— |
Artikel 4 |
|
— |
Artikel 5 |
|
— |
Artikel 6 |
|
Artikel 4 |
Artikel 7 |
|
Artikel 5 |
Artikel 8 |
|
Artikel 6 |
Artikel 9 |
|
Artikel 7 |
Artikel 10 |
|
Artikel 8 |
Artikel 11, lid 1 |
|
— |
Artikel 11, lid 2 |
|
Artikel 9 |
Artikel 12 |
|
Artikel 10 |
Artikel 13, lid 1 |
|
— |
Artikel 13, lid 2 |
|
Artikel 11 |
Artikel 14 |
|
Artikel 12 |
Artikel 15 |
|
Artikel 13, eerste streepje |
Artikel 16, onder a) |
|
Artikel 13, tweede streepje |
Artikel 16, onder b) |
|
Artikel 14, eerste streepje |
Artikel 17, onder a) |
|
Artikel 14, tweede streepje |
Artikel 17, onder b) |
|
Artikel 14, derde streepje |
Artikel 17, onder c) |
|
Artikel 15 |
Artikel 18 |
|
Artikel 16 |
Artikel 19 |
|
Artikel 17 |
Artikel 20 |
|
Artikel 18 |
Artikel 21 |
|
Artikel 19 |
Artikel 22 |
|
Artikel 20 |
Artikel 23 |
|
— |
Artikel 24 |
|
— |
Artikel 25 |
|
— |
Artikel 26 |
|
— |
Artikel 27 |
|
Artikel 21, lid 1 |
Artikel 28, lid 2 |
|
Artikel 21, lid 2 |
Artikel 28, lid 1 |
|
Artikel 22 |
Artikel 29 |
|
Artikel 23 |
Artikel 30 |
|
Artikel 24 |
Artikel 31 |
|
Artikel 25 |
Artikel 32 |
|
Artikel 26 |
Artikel 33 |
|
Artikel 27 |
Artikel 34 |
|
Artikel 28 |
Artikel 35 |
|
— |
Artikel 36 |
|
Artikel 29 |
Artikel 37, lid 1 |
|
— |
Artikel 37, lid 2 |
|
— |
Artikel 38 |
|
— |
Artikel 39 |
|
Artikel 30 |
Artikel 40 |
|
Artikel 31 |
Artikel 41 |
|
— |
Artikel 42 |
|
— |
Artikel 43 |
|
— |
Artikel 44 |
|
Artikel 32 |
Artikel 45 |
|
Artikel 33 |
Artikel 46 |
|
Artikel 34, lid 1 |
Artikel 47, lid 1 |
|
Artikel 34, lid 2 |
Artikel 47, lid 2 |
|
Artikel 34, lid 3 |
— |
|
— |
Artikel 48 |
|
Artikel 35 |
Artikel 49 |
|
Artikel 36 |
Artikel 50 |
|
Artikel 37 |
Artikel 51 |
|
Artikel 38 |
Artikel 52 |
|
Artikel 39 |
Artikel 53 |
|
Artikel 40 |
Artikel 54 |
|
Artikel 41 |
Artikel 55 |
|
Artikel 42 |
— |
|
— |
Artikel 56 |
|
— |
Artikel 57 |
|
— |
Artikel 58 |
|
— |
Artikel 59 |
|
— |
Artikel 60 |
|
— |
Artikel 61 |
|
— |
Artikel 62 |
|
— |
Artikel 63 |
|
— |
Artikel 64 |
|
— |
Artikel 65 |
|
— |
Artikel 66 |
|
— |
Artikel 67 |
|
— |
Artikel 68 |
|
— |
Artikel 69 |
|
— |
Artikel 70 |
|
— |
Artikel 71 |
|
— |
Artikel 72 |
|
— |
Artikel 73 |
|
— |
Artikel 74 |
|
— |
Artikel 75 |
|
— |
Artikel 76 |
|
— |
Artikel 77 |
|
— |
Artikel 78 |
|
— |
Artikel 79 |
|
— |
Artikel 80 |
|
— |
Artikel 81 |
|
— |
Artikel 82 |
|
— |
Artikel 83 |
|
Artikel 43 |
Artikel 84, lid 1 |
|
— |
Artikel 84, lid 2 |
|
Artikel 44 |
Artikel 85 |
|
— |
Artikel 86 |
|
Artikel 45 |
— |
|
— |
Artikel 87 |
|
— |
Artikel 88 |
|
— |
Artikel 89 |
|
Artikel 46 |
Artikel 90, lid 1 |
|
— |
Artikel 90, leden 2 tot en met 4 |
|
— |
Artikel 91 |
|
Artikel 47 |
Artikel 92 |
|
Bijlage A |
Bijlage A |
|
Bijlage B |
— |
|
Bijlage C |
Bijlage B |
|
— |
Bijlage C |
|
— |
Bijlage D |
( 1 ) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
( 2 ) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
( 3 ) Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
( 4 ) Richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (PB L 283 van 28.10.2008, blz. 36).
►M4 ( 5 ) Verordening (EU) 2023/2844 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L, 2023/2844, 27.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2844/oj). ◄
( 6 ) Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de oprichting van een Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25).