02022R0128 — NL — 29.04.2023 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/128 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2021

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie

(PB L 020 van 31.1.2022, blz. 131)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/860 VAN DE COMMISSIE van 25 april 2023

  L 111

23

26.4.2023




▼B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/128 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2021

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie



HOOFDSTUK I

Betaalorganen en andere instanties

Artikel 1

Procedure voor de accreditatie van betaalorganen

1.  

De lidstaten wijzen een autoriteit op ministerieel niveau aan die verantwoordelijk is voor:

a) 

het toekennen, controleren en intrekken van de accreditatie van de betaalorganen;

b) 

het uitvoeren van de krachtens dit hoofdstuk aan de bevoegde autoriteit toegewezen taken.

2.  
De bevoegde autoriteit beslist door een formeel besluit over het toekennen of het, na een controle, intrekken van de accreditatie van het betaalorgaan op basis van een onderzoek van de in artikel 1, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 bedoelde accreditatiecriteria. De bevoegde autoriteit informeert de Commissie onverwijld over accreditaties of intrekkingen van accreditaties.
3.  
De bevoegde autoriteit wijst een auditorganisatie aan die vóór de toekenning van de accreditatie een onderzoek verricht (aan de accreditatie voorafgaande controle). De auditorganisatie is een auditautoriteit of een andere publieke of particuliere organisatie of organisatorische eenheid van een autoriteit die de vereiste expertise, vaardigheden en capaciteit heeft om audits te verrichten. De auditorganisatie is onafhankelijk van het te accrediteren betaalorgaan.
4.  

Het onderzoek (aan de accreditatie voorafgaande controle) dat door de auditorganisatie wordt uitgevoerd, heeft met name betrekking op:

a) 

de bestaande procedures en systemen voor de autorisatie en uitvoering van betalingen en voor de uitvoering van de jaarlijkse prestatieverslaglegging;

b) 

de scheiding van de functies en de geschiktheid van de interne en de externe controle ten aanzien van de transacties die worden gefinancierd door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), hierna samen “de fondsen” genoemd;

c) 

de mate waarin de bestaande procedures en systemen, waaronder risicogebaseerde fraudebestrijdingsmaatregelen, geschikt zijn om de begroting van de Unie te beschermen;

d) 

de beveiliging van informatiesystemen;

e) 

het voeren van de boekhouding.

De auditorganisatie stelt een verslag op over de verrichte auditwerkzaamheden, de resultaten van die werkzaamheden en de beoordeling van de vraag of het betaalorgaan aan de accreditatiecriteria voldoet. Het verslag wordt overgelegd aan de bevoegde autoriteit, die vervolgens de resultaten beoordeelt en het accreditatiebesluit vaststelt wanneer zij zich ervan heeft vergewist dat het betaalorgaan aan de accreditatiecriteria voldoet.

5.  
Indien het betaalorgaan naar het oordeel van de bevoegde autoriteit niet aan de accreditatiecriteria voldoet, stelt de bevoegde autoriteit het betaalorgaan in kennis van de specifieke voorwaarden waaraan het moet voldoen vooraleer de accreditatie kan worden toegekend.

In afwachting van de uitvoering van de veranderingen die voor het vervullen van dergelijke specifieke voorwaarden vereist zijn, kan de accreditatie voorlopig worden toegekend voor een periode die wordt vastgesteld met inachtneming van de ernst van de geconstateerde problemen en die niet langer is dan twaalf maanden. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaat een verlenging van die periode toestaan.

6.  

De in artikel 90, lid 1, eerste alinea, punt a), van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde informatie wordt verstrekt onmiddellijk nadat het betaalorgaan voor het eerst is geaccrediteerd en in elk geval voordat door het betrokken betaalorgaan verrichte uitgaven in rekening worden gebracht aan de fondsen. Die informatie gaat vergezeld van declaraties en documenten over:

a) 

de aan het betaalorgaan opgedragen verantwoordelijkheden;

b) 

de verdeling van de verantwoordelijkheden over de diensten van het betaalorgaan;

c) 

de betrekkingen tussen het betaalorgaan en andere, publieke of particuliere instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van maatregelen in het kader waarvan het betaalorgaan uitgaven in rekening brengt aan de fondsen;

d) 

de procedures voor de ontvangst, de verificatie en de validering van de aanvragen van de begunstigden en de procedures voor het autoriseren, het betalen en het boeken van de uitgaven;

e) 

de bepalingen inzake de beveiliging van de informatiesystemen;

f) 

het verslag over de door de auditorganisatie verrichte, aan de accreditatie voorafgaande controle als bedoeld in lid 3.

7.  
De Commissie meldt aan het Comité voor de Landbouwfondsen welke betaalorganen in elke lidstaat zijn geaccrediteerd.

Artikel 2

Evaluatie en intrekking van de accreditatie van betaalorganen

1.  
De bevoegde autoriteit oefent, met name op basis van de in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde, door de certificerende instantie opgestelde certificaten en verslagen voortdurend toezicht uit op de betaalorganen waarvoor zij verantwoordelijk is, en neemt vervolgmaatregelen ten aanzien van eventueel geconstateerde tekortkomingen.

Om de drie jaar brengt de bevoegde autoriteit schriftelijk verslag uit bij de Commissie over het toezicht op de betaalorganen en de monitoring van de activiteiten van de betaalorganen. In het verslag wordt beoordeeld in hoeverre de betaalorganen nog aan de accreditatiecriteria voldoen, en wordt een samenvatting gegeven van de maatregelen die zijn genomen om tekortkomingen te verhelpen. De bevoegde autoriteit bevestigt of een betaalorgaan waarvoor zij verantwoordelijk is, nog steeds aan de accreditatiecriteria voldoet.

2.  
De lidstaten zetten een systeem op om ervoor te zorgen dat informatie die aanleiding geeft tot het vermoeden dat een betaalorgaan niet aan de accreditatiecriteria voldoet, onverwijld aan de bevoegde autoriteit wordt meegedeeld.
3.  
Wanneer de bevoegde autoriteit heeft geconstateerd dat een geaccrediteerd betaalorgaan niet langer aan een of meer van de accreditatiecriteria voldoet op een manier die dat betaalorgaan kan hinderen bij de uitvoering van de in artikel 1, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 bedoelde taken, maakt de bevoegde autoriteit de accreditatie van het betaalorgaan onverwijld voorwaardelijk. De bevoegde autoriteit stelt een plan op met maatregelen en termijnen om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen binnen een overeenkomstig de ernst van het probleem te bepalen periode die niet langer is dan twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop de accreditatie voorwaardelijk is gemaakt. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaat een verlenging van die periode toestaan.
4.  
De bevoegde autoriteit stelt de Commissie in kennis van haar besluit om de accreditatie van een betaalorgaan voorwaardelijk te maken, van het op grond van lid 3 opgestelde plan en vervolgens van de voortgang bij de uitvoering van dat plan.
5.  
Indien de accreditatie wordt ingetrokken, accrediteert de bevoegde autoriteit onverwijld een ander betaalorgaan dat aan de voorwaarden van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 voldoet, teneinde ervoor te zorgen dat de betalingen aan de begunstigden niet worden onderbroken.
6.  
Indien de Commissie constateert dat de bevoegde autoriteit haar verplichting om overeenkomstig lid 3 een verbeterplan op te stellen, niet is nagekomen of dat het betaalorgaan nog steeds is geaccrediteerd zonder een dergelijk plan binnen de vastgestelde periode volledig te hebben uitgevoerd, verzoekt zij de bevoegde autoriteit de accreditatie van dat betaalorgaan in te trekken tenzij de nodige veranderingen worden aangebracht binnen een periode die de Commissie overeenkomstig de ernst van het probleem bepaalt. In zulke omstandigheden kan de Commissie besluiten de tekortkomingen aan te pakken aan de hand van de in artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 vastgestelde conformiteitsprocedure.

Artikel 3

Procedure voor de toekenning, evaluatie en intrekking van de accreditatie van de coördinerende instantie

1.  
De lidstaten wijzen een autoriteit op ministerieel niveau aan die verantwoordelijk is voor de toekenning, evaluatie en intrekking van de accreditatie van de coördinerende instantie als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2021/2116 (hierna “de bevoegde autoriteit” genoemd).
2.  
De bevoegde autoriteit beslist door een formeel besluit over het aanwijzen van de coördinerende instantie en het toekennen of het, na een controle, intrekken van de accreditatie van de coördinerende instantie op basis van een onderzoek van de in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 bedoelde accreditatiecriteria. Dit onderzoek naar de naleving van de accreditatiecriteria wordt uitgevoerd door de bevoegde autoriteit en kan worden gebaseerd op een door een auditorganisatie uitgevoerd onderzoek. De bevoegde autoriteit stelt de Commissie onverwijld in kennis van de toekenning en de intrekking van de accreditatie van de coördinerende instantie.
3.  
De in artikel 10 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde coördinerende instantie fungeert als enige gesprekspartner van de Commissie voor alle aangelegenheden betreffende de fondsen op het gebied van haar taken.
4.  
Een betaalorgaan mag als coördinerende instantie fungeren mits de twee functies gescheiden worden gehouden.
5.  
Bij de uitvoering van haar taken mag de coördinerende instantie overeenkomstig de nationale procedures een beroep doen op andere administratieve instanties of diensten, in het bijzonder die welke over boekhoudkundige of technische deskundigheid beschikken.
6.  
De vertrouwelijkheid, de integriteit en de beschikbaarheid van alle door de coördinerende instantie bewaarde computergegevens worden gegarandeerd door maatregelen die zijn aangepast aan de administratieve structuur, de personeelsbezetting en de technologische omgeving van elke coördinerende instantie. De financiële en de technologische inspanningen staan in verhouding tot de feitelijke risico’s die aanwezig zijn.
7.  

De toezending van de in artikel 90, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde informatie vindt plaats onmiddellijk nadat de coördinerende instantie voor het eerst is geaccrediteerd en in elk geval voordat de uitgaven waarvoor zij verantwoordelijk is in rekening worden gebracht aan de fondsen. Die informatie gaat vergezeld van declaraties en documenten over:

a) 

de aan de coördinerende instantie opgedragen verantwoordelijkheden;

b) 

de verdeling van verantwoordelijkheden binnen de coördinerende instantie;

c) 

de relatie van de coördinerende instantie met andere publieke of particuliere organen die met haar moeten samenwerken bij de uitvoering van haar taken;

d) 

de bestaande procedures en systemen om de uitvoering van haar taken te waarborgen;

e) 

de bepalingen inzake de beveiliging van de informatiesystemen;

f) 

het resultaat van het onderzoek naar de naleving van de in lid 2 bedoelde accreditatiecriteria.

8.  
Indien de coördinerende instantie naar het oordeel van de bevoegde autoriteit niet aan de accreditatiecriteria voldoet, stelt de bevoegde autoriteit de coördinerende instantie in kennis van de vereisten waaraan moet worden voldaan.

In afwachting van de uitvoering van eventuele wijzigingen die nodig zijn om aan de accreditatiecriteria te voldoen, kan accreditatie:

a) 

op voorlopige basis worden toegekend voor een nieuwe coördinerende instantie;

b) 

voorwaardelijk worden gemaakt voor een bestaande coördinerende instantie op voorwaarde dat een actieplan wordt gevolgd om de situatie te verhelpen.

De accreditatie wordt ingetrokken indien niet aan de accreditatiecriteria is voldaan en de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de coördinerende instantie haar taken niet kan vervullen.

Artikel 4

Beheersverklaringen

1.  
De in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt d), en artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde beheersverklaringen worden tijdig opgesteld om de certificerende instantie in staat te stellen het in artikel 12, lid 1, van die verordening bedoelde advies te geven.

De beheersverklaringen worden opgesteld volgens de in respectievelijk bijlage I en II bij deze verordening opgenomen formulieren en kunnen punten van voorbehoud bevatten waarin de mogelijke financiële gevolgen zijn gekwantificeerd. Indien punten van voorbehoud worden gemaakt, bevat de beheersverklaring een verbeteractieplan en een nauwkeurig tijdschema voor de uitvoering daarvan.

2.  
De beheersverklaringen zijn gebaseerd op een doeltreffend toezicht dat gedurende het hele jaar op het bestaande beheers- en controlesysteem is uitgeoefend.

Artikel 5

Certificering

1.  
De bevoegde autoriteit wijst de in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde certificerende instantie aan.

Indien er in een lidstaat meer dan één certificerende instantie is, kan die lidstaat op nationaal niveau een publieke certificerende instantie aanwijzen die verantwoordelijk is voor de coördinatie.

2.  
De certificerende instantie organiseert haar werk op een doelmatige en doeltreffende manier en verricht haar controles binnen een adequaat tijdsbestek, rekening houdend met de aard en de termijn van de transacties voor het betrokken landbouwbegrotingsjaar.
3.  
Het advies dat de certificerende instantie overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 moet uitbrengen, wordt jaarlijks opgesteld.

Dat advies wordt gebaseerd op de overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van deze verordening verrichte auditwerkzaamheden.

4.  

De certificerende instantie stelt een verslag over haar bevindingen op. Het verslag heeft ook betrekking op de gedelegeerde taken van het betaalorgaan overeenkomstig afdeling 1, D), van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127. In het verslag wordt, voor de door het verslag bestreken periode, vermeld:

a) 

of het betaalorgaan aan de accreditatiecriteria heeft voldaan;

b) 

of de procedures van het betaalorgaan van dien aard waren dat zij redelijke zekerheid hebben geboden dat de aan de fondsen in rekening gebrachte uitgaven zijn gedaan in overeenstemming met de voorschriften van de Unie, waardoor werd gewaarborgd dat:

i) 

wat de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypen betreft, de uitgaven de corresponderende gerapporteerde output hebben en zijn gedaan in overeenstemming met de toepasselijke governancesystemen, en dat eventuele aanbevelingen voor verbeteringen zijn opgevolgd;

ii) 

of de onderliggende transacties wettig en regelmatig waren, wat betreft de maatregelen die zijn vastgesteld in de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013 en (EU) nr. 1308/2013 en in Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ), alsook voor de gewasspecifieke betaling voor katoen en de steun voor vervroegde uittreding uit hoofde van titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 2, respectievelijk artikel 155, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115, en dat eventuele aanbevelingen voor verbeteringen zijn opgevolgd;

c) 

of de prestatieverslaglegging over outputindicatoren ten behoeve van de jaarlijkse prestatiegoedkeuring als bedoeld in artikel 54 van Verordening (EU) 2021/2116 en de prestatieverslaglegging over resultaatindicatoren voor de meerjarige prestatiemonitoring als bedoeld in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115, waaruit blijkt dat artikel 37 van Verordening (EU) 2021/2116 is nageleefd, correct was;

d) 

of de in artikel 33 van deze verordening bedoelde jaarrekeningen in overeenstemming waren met de boeken en registers van het betaalorgaan;

e) 

of de staten van de uitgaven en van de openbare-interventieverrichtingen een materieel waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld gaven van de aan de fondsen in rekening gebrachte verrichtingen;

f) 

of de financiële belangen van de Unie naar behoren werden beschermd wat de betaalde voorschotten, de verkregen zekerheden, de interventievoorraden en de te innen bedragen betreft.

Het verslag bevat tevens informatie over het aantal personeelsleden die de audit hebben uitgevoerd, en hun vakbekwaamheid, over de verrichte werkzaamheden, over de onderzochte systemen, over het materialiteitsniveau en het betrouwbaarheidsniveau die zijn bereikt, indien van toepassing, over de eventueel geconstateerde tekortkomingen en de ter verbetering gedane aanbevelingen, en over de activiteiten, niet alleen van de certificerende instantie, maar ook van andere auditorganisaties, binnen en buiten het betaalorgaan, waarop de zekerheid die de certificerende instantie ten aanzien van de gerapporteerde aangelegenheden heeft verkregen, geheel of ten dele is gebaseerd.

Artikel 6

Auditbeginselen

1.  
De certificeringsaudit wordt verricht volgens internationaal aanvaarde auditnormen.
2.  
De certificerende instantie stelt een auditstrategie op met betrekking tot de werkingssfeer, de termijnen en de opzet van de certificeringsaudit, de auditmethoden en de bemonsteringsmethode, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de interventietypen als bedoeld in Verordening (EU) 2021/2115 en de maatregelen die zijn vastgesteld in de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014. Op basis van het geraamde auditrisico wordt voor elk geauditeerd landbouwbegrotingsjaar een auditplan opgesteld. Op verzoek dient de certificerende instantie de auditstrategie en het auditplan in bij de Commissie.
3.  
Het aan de hand van auditing te verkrijgen redelijke niveau van auditzekerheid wordt bereikt ten aanzien van de behoorlijke werking van de governancesystemen, de juistheid van de prestatieverslaglegging, het juiste en getrouwe beeld van de jaarrekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties wat betreft de maatregelen die zijn vastgesteld in de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014 alsook voor de gewasspecifieke betaling voor katoen en steun voor vervroegde uittreding uit hoofde van titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 2, respectievelijk artikel 155, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115, waarvoor bij de Commissie om vergoeding is verzocht.

Dit gebeurt door middel van systeemaudits en een systeemgerichte toetsing met betrekking tot de werking van het governancesysteem, een volledigheids- en nauwkeurigheidstoetsing, en analytische procedures voor het prestatieverslagleggingssysteem.

Voor de audit van de jaarrekeningen wordt een gegevensgerichte toetsing van de uitgaven uitgevoerd, met inbegrip van een detailtoets. Voor de audit van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties als bedoeld in de eerste alinea omvat de toetsing een verificatie ter plaatse.

4.  

De Commissie stelt richtsnoeren op waarin zij met name:

a) 

nadere toelichtingen en leidraden verschaft met betrekking tot de te verrichten certificeringsaudit;

b) 

bepaalt welk redelijk niveau van auditzekerheid de auditing moet opleveren.

Artikel 7

Auditmethoden

1.  
De auditmethoden voor de certificeringsaudit worden vastgesteld in de in artikel 6, lid 2, bedoelde auditstrategie.
2.  
Om de auditdoelen te halen en het in artikel 12, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde advies te verstrekken, bestaat de audit onder meer uit systeemaudits, gegevensgerichte toetsing, waar nodig, en verificatie van de overeenstemming van financiële en beheersverklaringen.
3.  
Wat de auditing van governancesystemen betreft, voert de certificerende instantie systeemaudits uit, eventueel met inbegrip van systeemgerichte toetsing en toetsing van algemene IT-controles en applicatiecontroles, met het oog op de verificatie van het ontwerp en de uitvoering van het systeem.
4.  
De gegevensgerichte toetsing van de uitgaven heeft betrekking op de verificatie van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties op het niveau van de eindbegunstigden wat betreft de maatregelen die zijn vastgesteld in de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014, alsook wat betreft de gewasspecifieke betaling voor katoen en steun voor vervroegde uittreding uit hoofde van titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 2 respectievelijk artikel 155, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115. Hiertoe mag de certificerende instantie aanwezig zijn wanneer het betaalorgaan secundaire controles ter plaatse verricht. De certificerende instantie mag niet aanwezig zijn bij de initiële door het betaalorgaan verrichte controles, behalve wanneer herverificatie van die initiële controles fysiek onmogelijk zou zijn.
5.  
Wat de auditing van het prestatieverslagleggingssysteem betreft, voert de certificerende instantie tests uit van registers en databanken om na te gaan of de gerapporteerde prestatie-indicatoren voor output en resultaten correct zijn gerapporteerd en overeenstemmen met respectievelijk de door de Unie gefinancierde uitgaven of de interventiedoelstellingen. Redenen voor de verschillen tussen de voor een interventie gedeclareerde jaaruitgaven en het bedrag dat correspondeert met de relevante gerapporteerde outputindicator overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 worden geverifieerd en bevestigd door de certificerende instantie. De werkzaamheden van de certificerende instantie omvatten ook de verificatie van de berekening van de indicatoren.
6.  
De certificerende instantie kan zich voor de algemene zekerheid baseren op de auditresultaten van de externe auditors van de instanties die financieringsinstrumenten uitvoeren en kan op basis daarvan besluiten haar eigen auditwerkzaamheden te beperken.

In het kader van garantiefondsen mag de certificerende instantie alleen audits verrichten van de instanties die nieuwe onderliggende leningen verstrekken wanneer zich een of beide van de volgende situaties voordoen:

a) 

er zijn geen bewijsstukken ter staving van de steun uit het financieringsinstrument aan eindontvangers beschikbaar op het niveau van de beheerautoriteit of op het niveau van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren;

b) 

er is bewijs dat de documenten die beschikbaar zijn op het niveau van de beheerautoriteit of op het niveau van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren, geen waarheidsgetrouwe en nauwkeurige weergave van de verleende steun vormen.

De lidstaat stelt de regelingen ter waarborging van het auditspoor voor financieringsinstrumenten vast overeenkomstig het model in bijlage III, waaruit blijkt dat de voorwaarden zijn vervuld of de resultaten zijn gehaald.

7.  
De Europese Investeringsbank (EIB), of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is die financieringsinstrumenten uitvoert, verstrekken de lidstaten uiterlijk aan het einde van elk kalenderjaar het in artikel 12, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde jaarlijkse controleverslag dat door hun externe auditors is opgesteld met betrekking tot de in bijlage IV bij deze verordening opgenomen elementen.
8.  
Aan de hand van de in artikel 6, lid 4, bedoelde richtsnoeren voorziet de Commissie in nadere voorwaarden en leidraden voor het ontwerpen van de auditprocedures, het integreren van de bemonstering en het plannen en uitvoeren van herverificaties ter plaatse van de transacties, indien nodig.



HOOFDSTUK II

Financieel beheer van de fondsen



Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 8

Boekhouding van de betaalorganen

1.  
Elk betaalorgaan voert een boekhouding die uitsluitend bestemd is voor de boeking van de in artikel 5, lid 1, en de artikelen 6 en 45 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde uitgaven en ontvangsten en voor het gebruik van de financiële middelen die tot zijn beschikking worden gesteld om de betrokken uitgaven te betalen. Deze boekhouding moet het mogelijk maken de financiële gegevens betreffende de fondsen van elkaar te onderscheiden en afzonderlijk te verstrekken.

Op verzoek van de Commissie stellen de lidstaten haar de informatie over de verrichte uitgaven en ontvangen bestemmingsontvangsten ter beschikking.

2.  
De betaalorganen van de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, voeren een boekhouding waarin de bedragen van de uitgaven en de ontvangsten worden uitgedrukt in de valuta waarin ze zijn verricht of ontvangen. Om de groepering van al hun uitgaven en ontvangsten mogelijk te maken zijn zij evenwel in staat de betrokken gegevens in de nationale valuta en in euro’s te verstrekken.
3.  

Wat het Elfpo betreft, voert elk betaalorgaan een boekhouding die het mogelijk maakt alle verrichtingen per plan en per interventie te identificeren. Deze boekhouding bevat met name:

a) 

voor elke verrichting, het bedrag van de overheidsuitgaven en het bedrag van de Uniebijdrage die voor die verrichting zijn betaald;

b) 

de wegens geconstateerde onregelmatigheden of nalatigheden van begunstigden in te vorderen bedragen;

c) 

de ingevorderde bedragen met vermelding van de oorspronkelijke verrichting.



Afdeling 2

ELGF-boekhouding

Artikel 9

Opstelling van de uitgavendeclaratie

1.  
Het bedrag van de in het kader van het ELGF aan een begunstigde toe te kennen betaling wordt bepaald door de lidstaten in het kader van de controlesystemen als bedoeld in titel IV van Verordening (EU) 2021/2116.
2.  
Bij de berekening van de verrichte en bij het ELGF te declareren uitgaven wordt rekening gehouden met de sancties die in het kader van de controlesystemen van de lidstaten worden toegepast in geval van niet-naleving.
3.  
Het uit de toepassing van lid 2 resulterende bedrag dient voor interventietypen in de vorm van rechtstreekse betalingen als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2021/2115 en de programma’s voor de ultraperifere gebieden van de Unie en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee als bedoeld in respectievelijk Verordening (EU) nr. 228/2013 en Verordening (EU) nr. 229/2013, als basis voor de verlaging van de betalingen als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) 2021/2115 en voor de toepassing van de financiële discipline als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) 2021/2116.
4.  
Het bedrag dat resulteert uit de toepassing van lid 2 en, in het specifieke geval van rechtstreekse betalingen en de in lid 3 bedoelde programma’s, het bedrag dat resulteert uit de toepassing van de leden 2 en 3, vormen het bij de Commissie te declareren bedrag.
5.  
De bij het ELGF gedeclareerde uitgaven dienen als basis voor de verificatie van de in het Unierecht vastgestelde financiële maxima.
6.  
Het bedrag dat resulteert uit de toepassing van de leden 2 en 3 dient als basis voor de berekening van administratieve sancties in verband met de conditionaliteit als bedoeld in titel IV, hoofdstukken IV en V, van Verordening (EU) 2021/2116.
7.  
In afwijking van lid 3 kunnen de lidstaten aan begunstigden voor de steunaanvragen voor een bepaald jaar voorschotten voor rechtstreekse betalingen betalen zonder het in artikel 17 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde aanpassingspercentage voor financiële discipline toe te passen. Bij de betaling van het saldo die vanaf 1 december aan de begunstigden wordt toegekend, wordt rekening gehouden met het aanpassingspercentage in het kader van de financiële discipline die op dat moment van toepassing is op het totale bedrag aan rechtstreekse betalingen in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 10

Mededeling van informatie door de lidstaten

1.  
Overeenkomstig artikel 90, lid 1, punt c), i) en ii), van Verordening (EU) 2021/2116 zenden de lidstaten de Commissie uiterlijk op de zevende dag van elke maand langs elektronische weg de in de artikelen 11 en 12 van deze verordening bedoelde informatie en documenten over uitgaven en bestemmingsontvangsten toe, en met name de overeenkomstig lid 2 van dit artikel opgestelde uitgavendeclaratie.

De mededeling over de tussen 1 en 15 oktober verrichte uitgaven of geïnde bestemmingsontvangsten wordt evenwel uiterlijk op 25 oktober toegezonden.

Alle relevante informatie wordt verstrekt op basis van het model dat de Commissie via informatiesystemen aan de lidstaten ter beschikking stelt.

2.  

De in lid 1 bedoelde uitgavendeclaratie bestaat ten minste uit:

a) 

een door elk betaalorgaan opgestelde staat, uitgesplitst volgens de nomenclatuur van de Uniebegroting en naar uitgaven en bestemmingsontvangsten, op basis van een gedetailleerde nomenclatuur die in de informatiesystemen aan de lidstaten beschikbaar wordt gesteld, die betrekking heeft op:

i) 

de in de voorgaande maand verrichte uitgaven of ontvangen bestemmingsontvangsten;

ii) 

de gecumuleerde uitgaven en bestemmingsontvangsten die vanaf het begin van het landbouwbegrotingsjaar tot het einde van de voorgaande maand zijn verricht of ontvangen;

iii) 

ramingen van de uitgaven en de bestemmingsontvangsten die elk van de volgende drie maanden afzonderlijk betreffen en, naargelang van het geval, het totaal van de ramingen van de uitgaven en bestemmingsontvangsten tot het einde van het landbouwbegrotingsjaar.

Wanneer de in de eerste alinea, punt iii), bedoelde ramingen voor de volgende drie maanden in het volgende landbouwbegrotingsjaar vallen, hoeft alleen het totaal per maand te worden verstrekt;

b) 

rekeningen ter verantwoording van de uitgaven en de ontvangsten in het kader van de openbare interventie.

3.  
Alle financiële informatie die op grond van dit artikel moet worden verstrekt, wordt meegedeeld in euro’s.

Artikel 11

Algemene regels betreffende de declaratie van uitgaven en bestemmingsontvangsten

1.  
Onverminderd de bij artikel 12 vastgestelde specifieke bepalingen betreffende de declaratie van uitgaven en ontvangsten in verband met openbare opslag, komen de uitgaven en de bestemmingsontvangsten die de betaalorganen voor een bepaalde maand declareren, overeen met de daadwerkelijk in die maand betaalde en geïnde bedragen.

Deze uitgaven en bestemmingsontvangsten worden op de ELGF-begroting geboekt uit hoofde van het corresponderende landbouwbegrotingsjaar.

Echter:

a) 

de uitgaven die mogen worden betaald vóór het van toepassing worden van de bepaling die voorziet in de volledige of gedeeltelijke financiering ervan door het ELGF, mogen niet eerder worden gedeclareerd dan:

i) 

uit hoofde van de maand waarin die bepaling van toepassing is geworden, of

ii) 

uit hoofde van de maand na het van toepassing worden van die bepaling;

b) 

bestemmingsontvangsten voor het ELGF worden gedeclareerd uit hoofde van de maand waarin de bij de wetgeving van de Unie bepaalde termijn voor de betaling van de betrokken bedragen verstrijkt. Indien correcties van bestemmingsontvangsten op het niveau van een betaalorgaan tot het declareren van negatieve bestemmingsontvangsten voor een begrotingsonderdeel leiden, worden de correcties die te veel zijn om op een nulsaldo uit te komen, overgedragen naar de volgende maand.

2.  
De uitgaven en de bestemmingsontvangsten worden in aanmerking genomen op de datum waarop de rekening van het betaalorgaan is gedebiteerd of gecrediteerd. Voor de betalingen kan de in aanmerking te nemen datum evenwel de datum zijn waarop het betrokken betaalorgaan het betalingsdocument heeft opgesteld en aan een financiële instelling of aan de begunstigde heeft toegezonden. Elk betaalorgaan gebruikt gedurende het hele landbouwbegrotingsjaar dezelfde methode.
3.  
Niet-uitgevoerde betalingsopdrachten en betalingen waarvoor na de debitering van de rekening weer een creditering heeft plaatsgevonden, worden in mindering gebracht op de uitgaven voor de maand waarin de niet-uitvoering of de annulering ter kennis van het betaalorgaan is gebracht.
4.  

Ten laste van het ELGF te verrichten betalingen die worden verrekend met vorderingen, worden met het oog op de toepassing van lid 1 geacht in hun geheel te hebben plaatsgevonden:

a) 

op de datum van betaling van het aan de begunstigde verschuldigde bedrag indien de vordering lager is dan de betaalbaar gestelde uitgave;

b) 

op de datum van verrekening indien de uitgave niet hoger is dan de vordering.

Artikel 12

Specifieke regels betreffende de declaratie van uitgaven in verband met openbare opslag

1.  
De verrichtingen die in aanmerking moeten worden genomen om uitgavendeclaraties in verband met openbare opslag op te stellen, zijn de aan het einde van een maand in de rekeningen van het betaalorgaan vastgestelde verrichtingen die hebben plaatsgevonden vanaf het begin van het boekjaar in de zin van artikel 3, lid 3, eerste alinea, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 tot het einde van die maand.
2.  
Een dergelijke uitgavendeclaratie bevat de overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van deze verordening en artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie ( 2 ) bepaalde waarden en bedragen die de betaalorganen in rekening hebben gebracht in de maand na die waaraan de verrichtingen zijn toegerekend.

Echter:

a) 

voor de verrichtingen van de maand september worden de waarden en bedragen uiterlijk op 15 oktober door de betaalorganen in rekening gebracht;

b) 

de totaalbedragen van de in artikel 3, lid 1, punt e), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde afschrijving worden in rekening gebracht op de datum zoals bepaald bij het besluit tot vaststelling van die bedragen.

Artikel 13

Betalingsbesluit van de Commissie

1.  
Op basis van de overeenkomstig artikel 10, lid 1, van deze verordening verstrekte gegevens besluit de Commissie op grond van artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2116 om de maandelijkse betalingen te verrichten, onverminderd eventuele correcties in latere, in de artikelen 53, 54 en 55 van die verordening bedoelde besluiten en met inachtneming van overeenkomstig de artikelen 39 tot en met 42 van die verordening vastgestelde verlagingen en opschortingen.
2.  
Indien de door de lidstaten gedeclareerde uitgaven ten laste van het volgende begrotingsjaar in totaal meer bedragen dan driekwart van het totaal van de overeenkomstige ELGF-kredieten van het lopende begrotingsjaar, worden de in artikel 11, lid 2, punt b), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 bedoelde vervroegde vastleggingen en de bijbehorende maandelijkse betalingen binnen de grenzen van 75 % van de kredieten van het lopende begrotingsjaar toegekend in verhouding tot de uitgavendeclaraties. De Commissie houdt in de besluiten over de latere vergoedingen rekening met het nog niet aan de lidstaten vergoede saldo.

Artikel 14

Beschikbaarstelling van de financiële middelen aan de lidstaten

Door te besluiten tot het verrichten van de maandelijkse betalingen, stelt de Commissie in het kader van de begrotingskredieten de middelen die ter dekking van de door het ELGF te financieren uitgaven nodig zijn na aftrek van het bedrag dat overeenkomt met de bestemmingsontvangsten, aan de lidstaten beschikbaar op de door elke lidstaat geopende rekening.

Wanneer het door de Commissie voor de toepassing van artikel 13, lid 1, van deze verordening vastgestelde bedrag voor een lidstaat in totaal of voor een bepaald begrotingsonderdeel negatief is, kan de effectieve verrekening worden uitgesteld tot de volgende maanden.

Artikel 15

Mededelingen in het kader van openbare interventie

1.  

De betaalorganen verstrekken aan de Commissie:

a) 

op verzoek van de Commissie, de in artikel 3, lid 7, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 bedoelde documenten en informatie en de aanvullende nationale bestuursrechtelijke bepalingen die voor de toepassing en het beheer van de interventiemaatregelen zijn vastgesteld;

b) 

uiterlijk op de in artikel 10, lid 1, van deze verordening bedoelde dag, de informatie over de openbare opslag, volgens de modellen die de Commissie via informatiesystemen ter beschikking van de lidstaten stelt.

2.  
Voor de kennisgevingen en informatie-uitwisselingen en voor het opstellen van de documenten betreffende uitgaven voor openbare interventie wordt gebruikgemaakt van de betrokken informatiesystemen als bedoeld in artikel 25.

Artikel 16

Inhoud van de door de betaalorganen bij te houden boekhouding inzake de openbare opslag

1.  

In de in artikel 3, lid 3, eerste alinea, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 bedoelde voorraadboekhouding worden de volgende categorieën van elementen afzonderlijk opgevoerd:

a) 

de hoeveelheden producten die worden geconstateerd bij de inslag in en de uitslag uit de voorraden, met of zonder fysieke verplaatsing;

b) 

de hoeveelheden die worden gebruikt voor kosteloze verstrekking aan de meest behoeftigen in het kader van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, en die worden geboekt overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014, waarbij de aan een andere lidstaat overgedragen hoeveelheden afzonderlijk worden vermeld;

c) 

de hoeveelheden van de genomen monsters, waarbij de door kopers genomen monsters apart worden vermeld;

d) 

de hoeveelheden die na een controle door middel van een visueel onderzoek in het kader van de jaarlijkse inventarisatie of bij de inspectie na de overname voor interventieopslag, niet opnieuw kunnen worden verpakt en onderhands worden verkocht;

e) 

de hoeveelheden die door identificeerbare of niet-identificeerbare oorzaken ontbreken, inclusief die welke overeenstemmen met de in de voorschriften bepaalde toleranties;

f) 

de hoeveelheden die in kwaliteit zijn achteruitgegaan;

g) 

de overtollige hoeveelheden;

h) 

de ontbrekende hoeveelheden die de tolerantiegrenzen overschrijden;

i) 

de ingeslagen hoeveelheden die niet aan de gestelde voorwaarden blijken te voldoen en waarvan de overname daarom wordt geweigerd;

j) 

de nettohoeveelheden die zich aan het einde van elke maand of van het boekjaar in de voorraden bevinden en die worden overgeboekt naar de volgende maand of het volgende boekjaar.

2.  

De in artikel 3, lid 3, eerste alinea, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 bedoelde financiële rekeningen bevatten:

a) 

de waarde van de in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde hoeveelheden, waarbij de waarde van de aangekochte hoeveelheden en die van de verkochte hoeveelheden afzonderlijk worden vermeld;

b) 

de boekwaarde van de hoeveelheden die worden gebruikt of geboekt in het kader van de in lid 1, punt b), van dit artikel genoemde regeling voor kosteloze verstrekking;

c) 

de in artikel 3, lid 1, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde financieringskosten;

d) 

de in artikel 3, lid 1, punten b) en c), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde uitgaven voor materiële verrichtingen;

e) 

de bedragen die resulteren uit de in artikel 3, lid 1, punt e), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde afschrijving;

f) 

de bedragen die zijn ingevorderd van de verkopers, kopers en opslaghouders, met uitzondering van de in artikel 21 van deze verordening bedoelde bedragen;

g) 

het bedrag dat afkomstig is van de onderhandse verkopen als gevolg van de jaarlijkse inventarisatie of als gevolg van de controles na de overname van de producten in de interventievoorraden;

h) 

de verliezen en winsten op de uitgeslagen producten, met inachtneming van de in punt e) van dit lid bedoelde afschrijvingen;

i) 

de andere debet- en creditelementen, en met name die welke betrekking hebben op de in lid 1, punten c) tot en met g), van dit artikel bedoelde hoeveelheden;

j) 

de gemiddelde boekwaarde, uitgedrukt per ton.

Artikel 17

Boekhouding met betrekking tot openbare interventie

1.  
De in artikel 16 bedoelde elementen worden geboekt op basis van de door de betaalorganen daadwerkelijk geconstateerde hoeveelheden, waarden, bedragen en gemiddelden of op basis van de waarden en bedragen zoals berekend aan de hand van de door de Commissie vastgestelde forfaitaire bedragen.
2.  

Bij de in lid 1 bedoelde constateringen en berekeningen worden de volgende regels toegepast:

a) 

wat de hoeveelheden betreft waarvoor ontbrekende hoeveelheden of achteruitgang van de kwaliteit zijn geconstateerd die vallen onder de bijlagen VI en VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014, worden de uitslagkosten slechts geboekt voor de daadwerkelijk verkochte en uitgeslagen hoeveelheden;

b) 

de hoeveelheden waarvoor bij een overdracht tussen lidstaten wordt geconstateerd dat zij ontbreken, worden niet als ingeslagen in de lidstaat van bestemming beschouwd en komen niet in aanmerking voor de forfaitaire inslagkosten;

c) 

in het geval van vervoer of een overdracht worden de daarvoor vastgestelde forfaitaire inslagkosten en uitslagkosten slechts geboekt indien die kosten volgens de Unieregelgeving niet als een integrerend deel van de vervoerskosten worden beschouwd;

d) 

behoudens bijzondere bepalingen in de Unieregelgeving, worden de bedragen die afkomstig zijn van de verkoop van producten die in kwaliteit zijn achteruitgegaan, en eventuele andere in dat verband ontvangen bedragen niet in de ELGF-administratie geboekt;

e) 

de eventueel geconstateerde overtollige hoeveelheden worden in de tabel betreffende de stand en de mutaties van de voorraden negatief geboekt bij de ontbrekende hoeveelheden. Met deze overtollige hoeveelheden wordt rekening gehouden bij de bepaling van de hoeveelheden die de tolerantiegrens overschrijden;

f) 

andere dan door de kopers genomen monsters worden geboekt overeenkomstig punt 2, a), van bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014.

3.  
De correcties die door de Commissie voor het lopende boekjaar worden aangebracht in de in artikel 16 genoemde elementen, worden meegedeeld aan het Comité voor de Landbouwfondsen. Zij kunnen ter kennis van de lidstaten worden gebracht bij een besluit over de maandelijkse betalingen of, als daar geen gelegenheid toe is, bij het besluit over de boekhoudkundige goedkeuring. Zij worden door de betaalorganen geboekt onder de bij dat besluit vastgestelde voorwaarden.

Artikel 18

Datums waarop de uitgaven en ontvangsten en de verplaatsingen van producten in het kader van de openbare interventie worden geboekt

1.  
De verschillende elementen van de uitgaven en ontvangsten worden aan de hand van de in artikel 3, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde wisselkoers geboekt op de datum waarop de uit de openbare-interventiemaatregel voortvloeiende materiële verrichting plaatsvindt.

In de hierna genoemde gevallen zijn echter de volgende datums van toepassing:

a) 

de datum van ontvangst wat ontvangen of ingevorderde bedragen als bedoeld in artikel 16, lid 2, punten f) en g), van deze verordening betreft;

b) 

de datum van de feitelijke betaling van de kosten in verband met materiële verrichtingen, indien die kosten niet door forfaitaire bedragen worden gedekt.

2.  
De verschillende elementen betreffende de fysieke verplaatsingen van de producten en het voorraadbeheer worden geboekt op de datum waarop de uit de interventiemaatregel voortvloeiende materiële verrichting plaatsvindt.

In de hierna genoemde gevallen zijn echter de volgende datums van toepassing:

a) 

de datum van overname van de producten door het betaalorgaan, overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie ( 3 ), wat de hoeveelheden betreft die in openbare opslag worden ingeslagen zonder dat de plaats van opslag verandert;

b) 

wat de ontbrekende of in kwaliteit achteruitgegane hoeveelheden en de overtollige hoeveelheden betreft, de datum waarop de desbetreffende feiten worden geconstateerd;

c) 

de datum van de feitelijke uitslag van de producten in het geval van de onderhandse verkoop van producten die na een controle door middel van een visueel onderzoek in het kader van de jaarlijkse inventarisatie of bij de inspectie na de overname voor interventieopslag, niet opnieuw kunnen worden verpakt;

d) 

de laatste dag van het boekjaar voor eventuele verliezen die de in artikel 4, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 9119] bedoelde tolerantiegrens overschrijden.

Artikel 19

In het kader van openbare interventie gefinancierd bedrag

1.  
Het bedrag dat moet worden gefinancierd op grond van de in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde interventiemaatregelen, wordt bepaald op basis van de overeenkomstig artikel 3, lid 3, eerste alinea, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 door de betaalorganen opgestelde en bijgehouden rekeningen waarin aan de debet-, respectievelijk de creditzijde de verschillende elementen van de uitgaven en ontvangsten als bedoeld in artikel 16 van deze verordening worden geboekt, in voorkomend geval met inachtneming van de in het kader van de sectorale landbouwwetgeving vastgestelde bedragen van uitgaven.
2.  
De betaalorganen of, in voorkomend geval, de coördinerende instanties bezorgen de Commissie maandelijks en jaarlijks, langs elektronische weg en volgens het model dat de Commissie via informatiesystemen ter beschikking van de lidstaten stelt, de voor de financiering van de uitgaven voor openbare opslag benodigde informatie en de rekeningen ter verantwoording van de uitgaven en de ontvangsten in het kader van de openbare opslag, een en ander in de vorm van tabellen en uiterlijk op de in artikel 10, lid 1, en de in artikel 33, lid 2, vastgestelde datum.

Artikel 20

Declaraties van uitgaven en ontvangsten in het kader van de openbare interventie

1.  
De financiering door het ELGF op grond van de in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde interventiemaatregelen is gelijk aan de uitgaven zoals deze zijn berekend op basis van de door het betaalorgaan meegedeelde informatie, zijn verlaagd met de eventueel uit de interventiemaatregelen voortgevloeide ontvangsten, zijn gevalideerd via het door de Commissie opgezette informatiesysteem en door het betaalorgaan zijn opgenomen in zijn overeenkomstig artikel 12 van deze verordening opgestelde uitgavendeclaratie.
2.  
De op grond van artikel 53 van Verordening (EU) 2021/2116 ingevorderde bedragen en de van verkopers, kopers en opslaghouders ingevorderde bedragen die voldoen aan de in artikel 45 van die verordening vastgestelde criteria, worden ten gunste van de ELGF-begroting gedeclareerd overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt a), van deze verordening.



Afdeling 3

Elfpo-boekhouding

Artikel 21

Prognose van de financiële behoeften

Voor elk in artikel 118 van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad bedoeld strategisch GLB-plan verstrekken de lidstaten de Commissie, overeenkomstig artikel 90, lid 1, eerste alinea, punt c), ii), van Verordening (EU) 2021/2116, twee keer per jaar, uiterlijk op 31 januari en 31 augustus, hun raming van de bedragen die voor het landbouwbegrotingsjaar door het Elfpo moeten worden gefinancierd. Daarnaast zenden de lidstaten de Commissie een geactualiseerde raming toe van hun financieringsaanvragen voor het volgende landbouwbegrotingsjaar.

Die prognoses en de bijgewerkte raming worden verstrekt op basis van het model dat de Commissie via informatiesystemen aan de lidstaten ter beschikking stelt.

Artikel 22

Uitgavendeclaraties

1.  
De betaalorganen declareren uitgaven en ingevorderde bedragen voor elk plattelandsontwikkelingsinterventietype en voor technische bijstand in het kader van het strategische GLB-plan, als bedoeld in artikel 118 van Verordening (EU) 2021/2115, voor elk van de referentieperioden, als bedoeld in lid 2 van dit artikel, op basis van het door de Commissie via informatiesystemen aan de lidstaten ter beschikking gestelde model.

Voor elk strategisch GLB-plan vermelden de betaalorganen in een uitgavendeclaratie ten minste het volgende:

a) 

het bedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven, exclusief aanvullende nationale financiering als bedoeld in artikel 115, lid 5, van Verordening (EU) 2021/2115, waarvoor het betaalorgaan tijdens elk van de in lid 2 van dit artikel bedoelde referentieperioden daadwerkelijk de overeenkomstige Elfpo-bijdrage heeft betaald;

b) 

de informatie over financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 32, leden 4 en 5, van Verordening (EU) 2021/2116;

c) 

de aanvullende informatie over de in artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde voorschotten die aan de begunstigden zijn betaald;

d) 

het bedrag dat is ingevorderd in de lopende periode als bedoeld in lid 2 van dit artikel, met betrekking tot het strategisch GLB-plan;

e) 

het bedrag dat is ingevorderd in de lopende periode als bedoeld in lid 2 van dit artikel voor de Elfpo-plattelandsontwikkelingsprogramma’s vanaf 2007 waarvoor de lidstaten niet langer verplicht zijn tussentijdse uitgavendeclaraties in te dienen;

f) 

de bedragen in verband met technische bijstand.

Bij de berekening van de verrichte en bij het Elfpo te declareren uitgaven wordt rekening gehouden met de sancties die in het kader van het beheers- en controlesysteem van de lidstaten worden toegepast in geval van niet-naleving.

2.  

Zodra de Commissie een strategisch GLB-plan heeft goedgekeurd, zenden de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 90, lid 1, eerste alinea, punt c), i), van Verordening (EU) 2021/2116 hun uitgavendeclaraties binnen de volgende termijnen toe:

a) 

uiterlijk op 30 april voor de uitgaven in de periode van 1 januari tot en met 31 maart;

b) 

uiterlijk op 31 juli voor de uitgaven in de periode van 1 april tot en met 30 juni;

c) 

uiterlijk op 10 november voor de uitgaven in de periode van 1 juli tot en met 15 oktober;

d) 

uiterlijk op 31 januari voor de uitgaven in de periode van 16 oktober tot en met 31 december.

Indien in een lidstaat het strategisch GLB-plan door meer dan één betaalorgaan wordt uitgevoerd, zorgt de coördinerende instantie ervoor dat de uitgavendeclaraties op dezelfde dag worden ingediend.

Alle uitgaven die de betaalorganen tot het einde van de laatste periode, zoals omschreven in de eerste alinea van dit lid, overeenkomstig artikel 86 van Verordening (EU) 2021/2115 aan de begunstigden hebben betaald vóór de goedkeuring van een strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 118 van die verordening, worden echter onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten gedaan en worden aan de Commissie gedeclareerd in de eerste uitgavendeclaratie volgend op de goedkeuring van dat plan. De ingevorderde bedragen voor de overeenkomstige periode als bedoeld in lid 1, tweede alinea, punten d) en e), van dit artikel worden ook in die declaratie vermeld. Dezelfde regel is van overeenkomstige toepassing in geval van een wijziging van een strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 119 van Verordening (EU) 2021/2115, behalve wanneer het gaat om aanpassingen van een financieringsplan als bedoeld in artikel 23 van deze verordening.

Met betrekking tot de overeenkomstig artikel 58 van Verordening (EU) 2021/1060 en artikel 80 van Verordening (EU) 2021/2115 opgezette financieringsinstrumenten moeten de uitgaven worden gedeclareerd in het landbouwbegrotingsjaar waarin is voldaan aan de voorwaarden van artikel 32, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2021/2116 en waarin het betaalorgaan die uitgaven vóór het einde van het landbouwbegrotingsjaar heeft verricht.

Alle financiële informatie die op grond van dit artikel moet worden verstrekt, wordt meegedeeld in euro’s.

Artikel 23

Berekening van het te betalen bedrag

1.  

De bijdrage van de Unie die moet worden betaald voor de subsidiabele overheidsuitgaven, met uitzondering van aanvullende nationale financiering als bedoeld in artikel 115, lid 5, van Verordening (EU) 2021/2115, wordt vermeld in het financieringsplan dat van kracht is op de eerste dag van de referentieperiode, en wordt als volgt berekend met betrekking tot de in artikel 118 van die verordening bedoelde strategische GLB-plannen:

a) 

voor elke in artikel 22, lid 2, van deze verordening bedoelde referentieperiode, op basis van het Elfpo-bijdragepercentage als vastgesteld in artikel 91 van Verordening (EU) 2021/2115 en goedgekeurd door de Commissie overeenkomstig artikel 118 van die verordening;

b) 

voor bepaalde subsidiabele soorten uitgaven als bedoeld in artikel 155 van Verordening (EU) 2021/2115 in de periode 2023-2027, op basis van het in het strategisch GLB-plan vastgestelde bijdragepercentage van de interventie, onder de in dat artikel vastgestelde voorwaarden;

c) 

technische bijstand op basis van een vast percentage, als bedoeld in artikel 94, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115.

In de berekening wordt rekening gehouden met de correcties van de Uniebijdrage die in de uitgavendeclaratie voor die periode zijn gedeclareerd.

2.  
Onverminderd het in artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde maximum, wordt in het geval dat het gecumuleerde totaal van de aan het strategisch GLB-plan betaalde Uniebijdrage de bijdrage aan een interventietype, met betrekking tot het Elfpo, overschrijdt, het te betalen bedrag begrensd tot het voor dat interventietype geprogrammeerde bedrag. De hierdoor uitgesloten Uniebijdrage kan later worden betaald, mits ondertussen een aangepast financieringsplan door de lidstaat is ingediend en door de Commissie is goedgekeurd.

Artikel 24

Annulering ambtshalve

Indien een lidstaat niet uiterlijk op 30 juni een herzien financieringsplan, zoals bedoeld in artikel 34, lid 6, van Verordening (EU) 2021/2116, en de gerelateerde wijziging van het strategisch GLB-plan indient, verlaagt de Commissie de aan elk interventietype toegewezen bedragen pro rata door uiterlijk op 30 september het besluit tot goedkeuring van het strategisch GLB-plan van de lidstaat te wijzigen.



Afdeling 4

Gemeenschappelijke bepalingen voor de fondsen

Artikel 25

Elektronische uitwisseling van informatie en documenten

1.  
Ten behoeve van de mededeling en raadpleging van informatie overeenkomstig artikel 90 van Verordening (EU) 2021/2116 en de daartoe vereiste uitvoeringsbepalingen stelt de Commissie een omschrijving vast van de informatiesystemen die het mogelijk maken om langs elektronische weg documenten en informatie tussen haar en de lidstaten uit te wisselen. Zij stelt de lidstaten via het Comité voor de Landbouwfondsen in kennis van de algemene voorwaarden voor de implementatie van deze systemen.
2.  

De in lid 1 bedoelde informatiesystemen zijn geschikt voor de verwerking van met name:

a) 

de voor de financiële transacties benodigde gegevens, en met name de gegevens over de jaarrekeningen van de betaalorganen, de declaraties van de uitgaven en bestemmingsontvangsten en de andere te verstrekken gegevens en documenten als bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 en de artikelen 8, 10, 11, 12, 14, 18, 19, 21, 22, 23 en 32 van deze verordening;

b) 

documenten van gemeenschappelijk belang waardoor monitoring van de maandelijkse en tussentijdse uitgavendeclaraties en jaarrekeningen en raadpleging van de informatie en documenten die het betaalorgaan aan de Commissie beschikbaar moet stellen, mogelijk worden gemaakt;

c) 

de Unieteksten en de richtsnoeren van de Commissie over de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door tussenkomst van de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2116 geaccrediteerde en aangewezen autoriteiten, en de richtsnoeren voor een geharmoniseerde toepassing van de betrokken regelgeving.

3.  
De Commissie stelt de lidstaten via informatiesystemen modellen ter beschikking met betrekking tot de vorm en de inhoud van de documenten als bedoeld in de artikelen 10, 18, 19, 21, 22, 23 en 32.

Deze modellen worden door de Commissie aangepast en geactualiseerd nadat het Comité voor de Landbouwfondsen daarover is geïnformeerd.

4.  
De in lid 1 bedoelde informatiesystemen kunnen de nodige instrumenten bevatten voor het opslaan van de gegevens en voor het beheer van de rekeningen van de fondsen door de Commissie.
5.  
De gegevens over de financiële transacties worden onder verantwoordelijkheid van het betaalorgaan via de in lid 1 bedoelde informatiesystemen meegedeeld en in die systemen ingevoerd en geactualiseerd door het betaalorgaan zelf of door de instantie waaraan deze functie is gedelegeerd, in voorkomend geval via de overeenkomstig artikel 9, lid 4, en artikel 10 van Verordening (EU) 2021/2116 geaccrediteerde coördinerende instantie.
6.  
Wanneer voor een krachtens artikel 90, lid 1, punt c), i) en iii), van Verordening (EU) 2021/2116 verzonden document of een procedure in de informatiesystemen de handtekening of de goedkeuring van een gemachtigde persoon in een of meer fasen van die procedure vereist is, vindt die verplichte elektronische handtekening of goedkeuring plaats overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014.
7.  
De bewaring van de elektronische en gedigitaliseerde documenten wordt gedurende de hele in artikel 3, lid 3, eerste alinea, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 vastgestelde periode gegarandeerd.
8.  
Heeft een informatiesysteem met een storing te kampen of ontbreekt een stabiele verbinding, dan kan de lidstaat met voorafgaande toestemming van de Commissie de documenten in een andere vorm toezenden onder de voorwaarden die de Commissie bepaalt.

Artikel 26

Vereisten voor de vergoeding van uitgaven door de fondsen

1.  
De uitgavendeclaraties voor de fondsen worden door de geaccrediteerde betaalorganen of de geaccrediteerde coördinerende instantie in de vorm van gestructureerde gegevens ingevoerd op basis van het model dat de Commissie via informatiesystemen aan de lidstaten ter beschikking stelt.
2.  
De uit hoofde van een periode gedeclareerde ELGF- en Elfpo-uitgaven en ELGF-bestemmingsontvangsten kunnen correcties van de uit hoofde van de voorgaande declaratieperioden van hetzelfde landbouwbegrotingsjaar gedeclareerde gegevens omvatten.
3.  
ELGF- en Elfpo-uitgaven en bestemmingsontvangsten die ten laste moeten worden gebracht van het landbouwbegrotingsjaar en niet zijn ingevoerd in respectievelijk de maandelijkse en de tussentijdse declaraties mogen enkel worden gecorrigeerd in de jaarrekeningen die aan de Commissie dienen te worden toegezonden overeenkomstig artikel 90, lid 1, eerste alinea, punt c), iii), van Verordening (EU) 2021/2116.
4.  
De Uniebijdrage wordt, voor zover de nodige begrotingsmiddelen beschikbaar zijn, door de Commissie betaald op de door elke lidstaat geopende rekening of rekeningen.
5.  
De lidstaten delen de naam en het nummer van de rekening of rekeningen aan de Commissie mee in het hun door de Commissie beschikbaar gestelde formaat.

Artikel 27

Opschorting van betalingen

In de uitvoeringshandelingen betreffende de in artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde maandelijkse betalingen of betreffende de in artikel 32 van die verordening bedoelde tussentijdse betalingen wordt rekening gehouden met de overeenkomstig artikel 40, leden 1 en 2, artikel 41, lid 2, en artikel 42, lid 2, van die verordening vastgestelde opschorting van betalingen.

Artikel 28

Actieplannen naar aanleiding van de meerjarige prestatiemonitoring

1.  
Na de beoordeling van de door de lidstaat ingediende motivering in het kader van de in artikel 135 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde prestatiebeoordeling kan de Commissie de betrokken lidstaat verzoeken een actieplan als bedoeld in artikel 41 van Verordening (EU) 2021/2116 in te dienen. De lidstaat dient binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie een actieplan in. In dat actieplan stelt de lidstaat concrete corrigerende acties voor om de tekortkomingen aan te pakken en de interventies te identificeren die van invloed zijn op de prestaties van het strategisch GLB-plan, met name wat betreft afwijkingen van de mijlpalen die zijn vastgesteld om de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2115 vastgestelde specifieke doelstellingen te verwezenlijken. De corrigerende acties worden voldoende gedetailleerd beschreven om de Commissie in staat te stellen te beoordelen of het actieplan geschikt is om deze tekortkomingen te verhelpen, met inbegrip van, in voorkomend geval, de acties om de prestaties van de betrokken interventies te verbeteren.
2.  
Voor elk van de acties stelt de lidstaat de geplande uitvoeringstermijn vast, die niet later is dan twee jaar na de start van het actieplan. Om de evaluatie mogelijk te maken van het verwachte tijdschema voor de uitvoering van het actieplan voorziet de lidstaat in voortgangsindicatoren voor die termijn, gedurende de gehele looptijd van het actieplan ten minste voor perioden van drie maanden.
3.  
Binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het actieplan van de betrokken lidstaat stelt de Commissie die lidstaat in voorkomend geval schriftelijk in kennis van haar bezwaren tegen het ingediende actieplan en verzoekt zij om wijziging ervan. De betrokken lidstaat verstrekt verdere verduidelijkingen of dient een bijgewerkt actieplan in binnen twee maanden na ontvangst van de opmerkingen van de Commissie.
4.  
Na de in lid 3 bedoelde periode deelt de Commissie de lidstaat binnen een periode van twee maanden schriftelijk mee of zij van oordeel is dat het actieplan volstaat voor het aanpakken van de tekortkomingen die van invloed zijn op de prestaties van het strategisch GLB-plan. In geval van een positieve beoordeling wordt de ontvangst van die beoordeling door de lidstaat beschouwd als de datum waarop met de uitvoering van het actieplan wordt begonnen. De begindatum doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de betrokken lidstaat om eerder met de uitvoering van corrigerende acties te beginnen. In geval van een negatieve beoordeling stelt de Commissie de betrokken lidstaat in kennis van haar voornemen tot opschorting van betalingen als bedoeld in artikel 41, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116.
5.  
De lidstaten stellen de actieplannen op en brengen verslag uit over de voortgang bij de uitvoering ervan op basis van het respectieve door de Commissie op het moment van de indiening van het jaarlijkse prestatieverslag verstrekte model, overeenkomstig artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU) 2021/2116. Het model wordt in elektronische vorm ter beschikking gesteld en gebruikt.

Artikel 29

Actieplannen met betrekking tot tekortkomingen in de governancesystemen

1.  
Binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie dient de lidstaat het actieplan als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) 2021/2116 in. In zijn actieplan stelt de betrokken lidstaat concrete acties voor om elk van de door de Commissie gesignaleerde ernstige tekortkomingen aan te pakken. De corrigerende acties worden voldoende beschreven zodat de Commissie kan beoordelen of het actieplan toereikend is om de tekortkomingen te verhelpen.
2.  
Voor elk van de acties stelt de lidstaat de geplande uitvoeringstermijn vast, die niet later is dan twee jaar na de begindatum van het actieplan. Om de evaluatie van de voortgangsindicatoren mogelijk te maken, voorziet de lidstaat ook in mijlpalen voor die termijn, gedurende de gehele looptijd van het actieplan ten minste voor perioden van drie maanden.
3.  
Binnen twee maanden na ontvangst van het actieplan van de betrokken lidstaat stelt de Commissie die lidstaat in voorkomend geval schriftelijk in kennis van haar bezwaren tegen het ingediende actieplan en verzoekt zij om wijziging ervan. De betrokken lidstaat verstrekt verdere verduidelijkingen of dient een bijgewerkt actieplan in binnen twee maanden na ontvangst van de opmerkingen van de Commissie. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan deze termijn worden verlengd.
4.  
Na de in lid 3 bedoelde uitwisselingen, en uiterlijk twee maanden na ontvangst van de laatste mededeling van de lidstaat, stelt de Commissie de lidstaat schriftelijk in kennis van haar beoordeling. In geval van een positieve beoordeling wordt de ontvangst van die beoordeling door de lidstaat beschouwd als de datum waarop met de uitvoering van het actieplan wordt begonnen. De begindatum doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de betrokken lidstaat om eerder met de uitvoering van corrigerende acties te beginnen. In geval van een negatieve beoordeling vanwege een manifest ontoereikend actieplan stelt de Commissie de betrokken lidstaat in kennis van haar voornemen tot opschorting van betalingen als bedoeld in artikel 42, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116.
5.  
Indien er onvoldoende vooruitgang is geboekt bij de uitvoering van het actieplan of indien het niet is ingediend overeenkomstig het schriftelijke verzoek van de Commissie, stelt de Commissie de betrokken lidstaat in kennis van haar voornemen tot opschorting van betalingen als bedoeld in artikel 42, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116.
6.  
Voor terugkerende ernstige tekortkomingen die aan het licht komen in de kwaliteitsbeoordelingsverslagen als bedoeld in artikel 68, lid 3, artikel 69, lid 6, en artikel 70, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116, verzoekt de Commissie overeenkomstig artikel 42, lid 1, van die verordening om een actieplan indien in het tweede opeenvolgende jaar dezelfde tekortkomingen zonder enige verbetering worden gedetecteerd.
7.  
De lidstaten stellen de actieplannen op en brengen verslag uit over de voortgang bij de uitvoering ervan overeenkomstig het respectieve, door de Commissie verstrekte model. Het model wordt in elektronische vorm ter beschikking gesteld en gebruikt.



HOOFDSTUK III

Goedkeuring van de rekeningen



Afdeling 1

Invordering van schulden

Artikel 30

Invordering van onverschuldigde betalingen

1.  
Voor onverschuldigde betalingen die verband houden met onregelmatigheden of nalatigheden zetten de lidstaten een systeem op dat zorgt voor een verzoek tot terugbetaling door de begunstigden binnen een redelijke termijn na, indien van toepassing, de ontvangst door het betaalorgaan of het voor de invordering verantwoordelijke orgaan van een controlerapport of een soortgelijk document waarin wordt verklaard dat er een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. Het systeem waarborgt dat de desbetreffende bedragen op het moment van het verzoek tot terugbetaling worden opgenomen in het debiteurenboek van het betaalorgaan.
2.  
De lidstaten beschikken over een systeem om ervoor te zorgen dat de invorderingsprocedures, met inbegrip van de berekening van rente overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen als bedoeld in artikel 59, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116, de verrekening van en handhavingsmaatregelen in verband met onverschuldigd betaalde bedragen, tijdig worden ingeleid en opgevolgd. De follow-up van een schuld volgens de toepasselijke nationale invorderingsperiode wordt gewaarborgd en de ingevorderde bedragen worden tijdig aan de fondsen terugbetaald.
3.  
De correctie van een schuld jegens de fondsen vindt alleen plaats indien in een administratief of gerechtelijk besluit met een definitief karakter wordt geconstateerd dat er geen sprake is van een onregelmatigheid.
4.  
De lidstaten motiveren naar behoren de afschrijving van een schuld en het besluit om de invordering van een schuld niet voort te zetten overeenkomstig de toepasselijke nationale voorschriften.

Artikel 31

Invordering door middel van verrekening

Onverminderd andere handhavingsmaatregelen waarin het nationale recht voorziet, verrekenen de lidstaten elk onverschuldigd betaald bedrag dat voortvloeit uit een hangende onregelmatigheid van een begunstigde die overeenkomstig het nationale recht vast is komen te staan, met welke betaling dan ook ten gunste van die begunstigde die het voor de invordering van de schuld verantwoordelijke betaalorgaan in de toekomst moet doen.



Afdeling 2

Goedkeuring

Artikel 32

Inhoud van de jaarrekeningen

1.  

De in artikel 90, lid 1, eerste alinea, punt c), iii), van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde jaarrekeningen omvatten:

a) 

de in artikel 45 van die verordening bedoelde bestemmingsontvangsten;

b) 

de per post en subpost van de Uniebegroting samengevatte uitgaven ten laste van het ELGF nadat alle aan het einde van het landbouwbegrotingsjaar nog niet ingevorderde onverschuldigd betaalde bedragen, andere dan die bedoeld in punt f) van dit lid, inclusief eventuele rente over die bedragen, daarop in mindering zijn gebracht;

c) 

de Elfpo-uitgaven per programma, per maatregel of interventietype, naargelang van het geval, en per specifiek bijdragepercentage. De jaarlijkse uitgavenstaat bevat tevens informatie over de ingevorderde bedragen. Bij het afsluiten van een programma of strategisch GLB-plan worden alle nog niet ingevorderde onverschuldigd betaalde bedragen, andere dan die bedoeld in punt f) van dit lid, inclusief eventuele rente over die bedragen, in mindering gebracht op de uitgaven in het betrokken landbouwbegrotingsjaar;

d) 

een tabel van de verschillen per post en subpost of, in het geval van het Elfpo per programma, maatregel of interventietype, naargelang van het geval, en per specifiek bijdragepercentage en aandachtgebied, waar van toepassing, tussen de in de jaarrekeningen gedeclareerde uitgaven en bestemmingsontvangsten en die welke voor dezelfde periode zijn gedeclareerd in de documenten als bedoeld in artikel 10, lid 2, van deze verordening wat het ELGF betreft en in artikel 22, lid 2, van deze verordening wat het Elfpo betreft, vergezeld van een verklaring voor elk verschil;

e) 

apart, de bedragen die overeenkomstig artikel 54, lid 2, eerste alinea, en lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) ten laste van de betrokken lidstaat, respectievelijk de Unie komen in verband met:

i) 

uitgaven en betalingen voor steunregelingen in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) voor het kalenderjaar 2022 en eerder;

ii) 

in de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014 vastgestelde maatregelen tot en met 31 december 2022;

iii) 

steun voor operationele programma’s van erkende producentenorganisaties of unies daarvan in de sector groenten en fruit en steunprogramma’s in de wijnsector als bedoeld in respectievelijk lid 6 en lid 7 van artikel 5 van Verordening (EU) 2021/2117 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) met betrekking tot uitgaven en betalingen voor verrichtingen die na 31 december 2022 op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn uitgevoerd, tot het einde van de operationele programma’s of de steunprogramma’s overeenkomstig artikel 5, lid 6, punt c), respectievelijk lid 7, van Verordening (EU) 2021/2117;

iv) 

ontvangsten gedeclareerd in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s die door de Commissie zijn goedgekeurd op grond van Verordening (EU) nr. 1305/2013, Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad ( 7 ) en Verordening (EG) nr. 27/2004 van de Commissie ( 8 );

f) 

een in een tabel overeenkomstig het model in bijlage V bij deze verordening te presenteren uittreksel van de onverschuldigd betaalde bedragen die aan het einde van het landbouwbegrotingsjaar alsnog moeten worden ingevorderd wegens onregelmatigheden in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad ( 9 ), inclusief eventuele sancties als bedoeld in de vigerende sectorale Unieregelgeving en rente over die bedragen. Voor de in punt e) van dit lid bedoelde uitgaven wordt een uittreksel van de onverschuldigde betalingen gepresenteerd in een tabel overeenkomstig het model in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014;

g) 

een uittreksel uit de debiteurenadministratie dat de bedragen bevat die nog moeten worden ingevorderd en aan het ELGF of het Elfpo moeten worden gecrediteerd, andere dan in de punten b), c), e) en f) van dit lid bedoelde bedragen, inclusief eventuele sancties en rente over die bedragen, waarbij de in punt e) van dit lid bedoelde uitgaven worden gepresenteerd in een tabel overeenkomstig het model in bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014;

h) 

een samenvatting van de interventieverrichtingen en een overzicht van de omvang en de plaats van opslag van de voorraden aan het einde van het landbouwbegrotingsjaar;

i) 

een bevestiging dat de gegevens inzake uitgaven, bestemmingsontvangsten en bijzonderheden over elke mutatie bij de interventieopslag worden bewaard in de dossiers en de boekhouding van het betaalorgaan;

j) 

het aan het einde van het landbouwbegrotingsjaar resterende eindsaldo van niet gebruikte/niet boekhoudkundig goedgekeurde gecumuleerde voorschotten die de lidstaten aan de begunstigden hebben betaald, uitgesplitst naar interventie voor het ELGF, en naar programma of naar interventietype, al naargelang van het geval, voor het Elfpo, en met vermelding van de financieringsinstrumenten, voor het Elfpo. Voor de financieringsinstrumenten betreft het eindsaldo de bedragen die door de Commissie zijn betaald als voorschotten overeenkomstig artikel 32, lid 4, punt a), van Verordening (EU) 2021/2116 en die noch door de lidstaten zijn gebruikt voor betalingen aan of ten gunste van eindontvangers, noch zijn vastgelegd voor garantiecontracten of zijn betaald als beheervergoedingen en -kosten overeenkomstig artikel 80, lid 5, van Verordening (EU) 2021/2115.

2.  
De jaarrekeningen vormen de basis voor het jaarlijkse prestatieverslag dat moet worden ingediend overeenkomstig artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115.

Artikel 33

Toezending van informatie

1.  

Met het oog op de goedkeuring van de rekeningen overeenkomstig de artikelen 53 en 54 van Verordening (EU) 2021/2116 doet elke lidstaat aan de Commissie toekomen:

a) 

de in de jaarrekeningen opgenomen elementen als bedoeld in artikel 32 van deze verordening;

b) 

het jaarlijkse prestatieverslag als bedoeld in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU)2021/2116 en artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115;

c) 

de door de certificerende instantie of instanties opgestelde adviezen en verslagen als bedoeld in artikel 5, leden 3 en 4, van deze verordening;

d) 

de in artikel 3 van deze verordening bedoelde beheersverklaringen;

e) 

een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de verrichte controles, met inbegrip van een analyse van de aard en de omvang van de in de systemen geconstateerde fouten en tekortkomingen, alsook van de genomen of geplande corrigerende actie, als bedoeld in artikel 63, lid 5, punt b), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt c), van Verordening (EU) 2021/2116, die zijn ingediend met de in artikel 3 van deze verordening bedoelde beheersverklaring van het betaalorgaan.

Op verzoek van de Commissie verstrekt de lidstaat de volledige voor statistische en controledoeleinden vereiste boekhoudkundige informatie met betrekking tot de uitgaven in het kader van de maatregelen die zijn vastgesteld in de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014. De vorm en inhoud van de boekhoudkundige informatie wordt gespecificeerd door de Commissie.

2.  
De in lid 1 bedoelde documenten worden aan de Commissie toegezonden uiterlijk op 15 februari van het jaar na het landbouwbegrotingsjaar waarop ze betrekking hebben. De documenten worden langs elektronische weg toegezonden in de vorm en onder de voorwaarden zoals door de Commissie vastgesteld overeenkomstig artikel 25.

Deze documenten dragen een verplichte elektronische handtekening in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014.

3.  
Op verzoek van de Commissie of op initiatief van een lidstaat kan verdere informatie met betrekking tot de goedkeuring van de rekeningen aan de Commissie worden toegezonden binnen een termijn die door de Commissie wordt bepaald met inachtneming van de voor het verstrekken van die informatie benodigde hoeveelheid werk. Bij ontstentenis van die informatie kan de Commissie de rekeningen goedkeuren op basis van de informatie die op dat moment wel in haar bezit is.
4.  
In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie een verzoek om informatie later te mogen indienen, inwilligen indien dat verzoek aan haar wordt gericht voordat de betrokken indieningstermijn is verstreken.

Artikel 34

Bewaring van de boekhoudkundige informatie

1.  
De bewijsstukken betreffende de door het ELGF gefinancierde uitgaven en de door dit fonds te innen bestemmingsontvangsten worden ter beschikking van de Commissie gehouden gedurende ten minste drie jaar na het jaar waarin de Commissie de rekeningen over het betrokken landbouwbegrotingsjaar op grond van artikel 53 van Verordening (EU) 2021/2116 heeft goedgekeurd.
2.  
De bewijsstukken betreffende de door het Elfpo gefinancierde uitgaven en de door dit fonds te innen bestemmingsontvangsten worden ter beschikking van de Commissie gehouden gedurende ten minste drie jaar na het jaar waarin de eindbetaling door het betaalorgaan heeft plaatsgevonden.
3.  
In geval van onregelmatigheden of nalatigheid worden de in de leden 1 en 2 bedoelde bewijsstukken ter beschikking van de Commissie gehouden gedurende ten minste drie jaar na het jaar waarin de betrokken bedragen volledig van de begunstigde zijn ingevorderd en aan de fondsen zijn gecrediteerd.
4.  
De bewijsstukken met betrekking tot de outputs die corresponderen met de uitgaven die zijn gedeclareerd in het kader van het ELGF op grond van Verordening (EU) 2021/2115 en in het kader van het Elfpo, worden ter beschikking van de Commissie gehouden gedurende ten minste drie jaar na het jaar waarin de definitieve uitgaven in het kader van de strategische GLB-plannen uit hoofde van Verordening (EU) 2021/2115 worden gedeclareerd.
5.  
In het geval van een conformiteitsprocedure als bedoeld in artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 worden de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bewijsstukken ter beschikking van de Commissie gehouden gedurende ten minste één jaar na het jaar waarin die procedure wordt beëindigd, of, indien een conformiteitsbesluit het voorwerp is van een gerechtelijke procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, gedurende ten minste één jaar na het jaar waarin die gerechtelijke procedure wordt beëindigd.
6.  
De in de leden 1 tot en met 5 bedoelde bewijsstukken worden op papier, in elektronische vorm of in beide vormen ter beschikking van de Commissie gehouden.

Deze bewijsstukken mogen alleen in uitsluitend elektronische vorm worden bewaard indien de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat het gebruik van elektronische documenten als bewijs van onderliggende transacties in de nationale rechtsgang toestaat.

Als de bewijsstukken uitsluitend in elektronische vorm worden bewaard, moet het daartoe gebruikte systeem voldoen aan afdeling 3, punt B), van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127.

Artikel 35

Financiële goedkeuring

1.  
In het in artikel 53 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde besluit van de Commissie over de goedkeuring van de rekeningen wordt bepaald welke bedragen aan gedurende het betrokken landbouwbegrotingsjaar in elke lidstaat verrichte uitgaven als ten laste van de fondsen komend worden erkend op basis van de in artikel 32 van deze verordening bedoelde rekeningen en eventuele verlagingen en opschortingen op grond van de artikelen 39, 40 en 41 van Verordening (EU) 2021/2116.

Voor het Elfpo zijn in het bij het besluit tot goedkeuring van de rekeningen bepaalde bedrag de financiële middelen begrepen die de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 57 van Verordening (EU) 2021/2116 opnieuw mag toewijzen.

2.  
Wat het ELGF betreft, wordt het bedrag dat als gevolg van het besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden ingevorderd van of betaald aan elke lidstaat, vastgesteld door de maandelijkse betalingen voor het betrokken landbouwbegrotingsjaar af te trekken van de overeenkomstig lid 1 voor hetzelfde jaar erkende uitgaven. Dit bedrag wordt door de Commissie afgetrokken van of opgeteld bij de maandelijkse betaling voor de uitgaven die zijn gedaan in de tweede maand na het besluit tot goedkeuring van de rekeningen.

Wat het Elfpo betreft, wordt het bedrag dat als gevolg van het besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden ingevorderd van of betaald aan elke lidstaat, vastgesteld door de tussentijdse betalingen voor het betrokken landbouwbegrotingsjaar af te trekken van de overeenkomstig lid 1 voor datzelfde jaar erkende uitgaven.

Dit bedrag wordt door de Commissie afgetrokken van of opgeteld bij de eerstvolgende betaling waarvoor de uitgavendeclaratie door de lidstaat is ingediend nadat het besluit overeenkomstig artikel 53 van Verordening (EU) 2021/2116 is goedgekeurd.

3.  
De Commissie deelt de resultaten van haar verificatie van de verstrekte informatie, samen met de wijzigingen die zij eventueel voorstelt, aan de betrokken lidstaat mee uiterlijk op 30 april na afloop van het landbouwbegrotingsjaar.
4.  
Indien de Commissie de rekeningen van een lidstaat om redenen die aan die lidstaat zijn toe te schrijven, niet vóór 31 mei van het volgende jaar kan goedkeuren, stelt de Commissie de lidstaat in kennis van de aanvullende onderzoeken die zij zich voorneemt overeenkomstig artikel 49 van Verordening (EU) 2021/2116 in te stellen.
5.  
De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 45 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde bestemmingsontvangsten.

Artikel 36

Prestatiegoedkeuring

1.  
Bij het bepalen van de te verlagen Uniefinancieringsbedragen gebruikt de Commissie, wanneer zij vaststelt dat de uitgaven geen corresponderende output hebben zoals gerapporteerd in het jaarlijkse prestatieverslag als bedoeld in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 en in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115, haar eigen bevindingen en de bevindingen van de certificerende instantie, en houdt zij rekening met de door de lidstaten ter beschikking gestelde informatie, op voorwaarde dat die informatie wordt verstrekt binnen de termijnen die door de Commissie zijn vastgesteld in het kader van de jaarlijkse prestatiegoedkeuringsprocedure die wordt verricht overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EU) 2021/2116 en in overeenstemming met dit artikel.
2.  
Wanneer de Commissie op grond van de door de lidstaat in het kader van de jaarlijkse goedkeuring ingediende documenten en bij ontstentenis van voldoende motivering van oordeel is dat de uitgaven geen corresponderende output hebben, deelt zij haar bevindingen mee aan de betrokken lidstaat, met vermelding van het geconstateerde verschil. In de mededeling wordt naar dit artikel verwezen.

De lidstaat antwoordt binnen een in de mededeling vast te stellen termijn, die niet korter is dan dertig kalenderdagen na ontvangst van de mededeling. De lidstaat wordt in de gelegenheid gesteld om in zijn antwoord met name:

a) 

de vastgestelde verschillen van opmerkingen en motiveringen te voorzien;

b) 

aan de Commissie aan te tonen dat het geconstateerde werkelijke verschil of het bedrag dat geen corresponderende outputs heeft, lager is dan wat door de Commissie werd aangegeven;

c) 

de Commissie in kennis te stellen van de corrigerende maatregelen die hij heeft genomen om te zorgen voor een correcte verslaglegging over de outputs of om ervoor te zorgen dat de uitgaven een corresponderende output hebben, en van de effectieve datum van uitvoering ervan.

De in de eerste en tweede alinea bedoelde mededeling kan langs elektronische weg worden gedaan.

3.  
Na de motiveringen van de lidstaten overeenkomstig lid 2 van dit artikel te hebben beoordeeld, stelt de Commissie, in voorkomend geval, op grond van artikel 54 van Verordening (EU) 2021/2116 een besluit vast om uitgaven die voor het betrokken landbouwbegrotingsjaar geen corresponderende output hebben, van Uniefinanciering uit te sluiten.
4.  
Wat het ELGF betreft, past de Commissie de verlagingen van de Uniefinanciering toe op de maandelijkse betalingen voor de uitgaven die zijn gedaan in de tweede maand nadat het in artikel 54 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde besluit is vastgesteld.
5.  
Wat het Elfpo betreft, past de Commissie de verlagingen van de Uniefinanciering toe op de volgende betaling waarvoor de uitgavendeclaratie door de lidstaat is ingediend nadat het in artikel 54 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde besluit is vastgesteld.
6.  
De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 45 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde bestemmingsontvangsten.

Artikel 37

Conformiteitsprocedure

1.  
Wanneer de Commissie constateert dat uitgaven niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, bepaalt zij de aan Uniefinanciering te onttrekken uitgaven aan de hand van haar eigen bevindingen en met inachtneming van door de lidstaten beschikbaar gestelde informatie, op voorwaarde dat die laatstbedoelde informatie wordt verstrekt binnen de termijnen die de Commissie heeft vastgesteld in het kader van de conformiteitsprocedure die wordt toegepast overeenkomstig artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 en in overeenstemming met dit artikel. Voor interventies in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem als bedoeld in artikel 65 van die verordening houdt de Commissie ook rekening met de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van het systeem voor de identificatie van landbouwpercelen, de geospatiale toepassing en het areaalmonitoringsysteem.
2.  
Indien de Commissie als gevolg van een onderzoek van mening is dat uitgaven niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, deelt zij haar bevindingen aan de betrokken lidstaat mee en geeft zij daarbij aan welke corrigerende maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat die voorschriften in de toekomst worden nageleefd, en welk voorlopig niveau van financiële correctie zij in die fase van de procedure als conform haar bevindingen beschouwt. In deze mededeling wordt ook vermeld wanneer een bilaterale vergadering zal worden gehouden gedurende de periode van vijf maanden na afloop van de voor de lidstaat vastgestelde antwoordtermijn. In de mededeling wordt naar dit artikel verwezen.

De lidstaat antwoordt uiterlijk twee maanden na de mededeling te hebben ontvangen. De lidstaat wordt in de gelegenheid gesteld om in zijn antwoord met name:

a) 

ten genoegen van de Commissie aan te tonen dat de werkelijke omvang van de niet-naleving of van het risico voor het fonds geringer is dan door de Commissie is aangegeven;

b) 

de Commissie in kennis te stellen van de corrigerende maatregelen die hij heeft genomen om ervoor te zorgen dat de Unievoorschriften worden nageleefd, en van de feitelijke datum van uitvoering van deze maatregelen.

In naar behoren gemotiveerde gevallen, en op verzoek van de lidstaat, kan de Commissie instemmen met een verlenging van de termijn van twee maanden met maximaal twee maanden. De gegronde reden kan de beoordeling door de certificerende instantie van de berekening door de lidstaat zijn. Het verzoek wordt vóór het verstrijken van die termijn tot de Commissie gericht.

Lidstaten die een bilaterale vergadering niet nodig achten, stellen de Commissie daarvan in kennis in hun antwoord op de mededeling.

3.  
Tijdens de bilaterale vergadering pogen beide partijen tot overeenstemming te komen over de te nemen maatregelen en over de beoordeling van de ernst van de overtreding en van de aan de Uniebegroting toegebrachte financiële schade.

De Commissie stelt binnen 30 werkdagen na de bilaterale vergadering de notulen op en zendt deze toe aan de lidstaat. De lidstaat heeft met ingang van de ontvangst van de notulen 15 werkdagen de tijd om eventuele opmerkingen in te dienen bij de Commissie.

Uiterlijk zes maanden na toezending van de notulen van de bilaterale vergadering deelt de Commissie haar conclusies formeel aan de lidstaat mee op basis van de in het kader van de conformiteitsprocedure ontvangen informatie. Deze mededeling bevat een evaluatie van de uitgaven die aan Uniefinanciering moeten worden onttrokken krachtens artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 en de artikelen 14 en 15 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127. In de mededeling wordt verwezen naar artikel 43, lid 1, van deze verordening.

Indien een lidstaat de Commissie ervan in kennis stelt dat een bilaterale vergadering niet noodzakelijk is, vangt de termijn van zes maanden aan op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Commissie.

4.  

Indien een lidstaat gebruik heeft gemaakt van de in artikel 43 bedoelde bemiddelingsprocedure, deelt de Commissie deze lidstaat haar conclusies mee uiterlijk zes maanden na:

a) 

het verslag van het bemiddelingsorgaan te hebben ontvangen, of

b) 

van de lidstaat aanvullende informatie te hebben ontvangen binnen de in artikel 43, lid 3, tweede alinea, bedoelde termijn, mits aan de voorwaarden van lid 6 van dit artikel is voldaan.

5.  

Om de leden 3 en 4 binnen de respectieve termijnen te kunnen toepassen, moet de Commissie de beschikking hebben over alle informatie die in dat specifieke stadium van de procedure relevant is. Vindt de Commissie dat zij niet over voldoende informatie beschikt, dan kan zij op elk moment binnen de in die leden bedoelde termijnen:

a) 

een verzoek om aanvullende informatie aan de lidstaat richten, waar deze uiterlijk twee maanden na de mededeling te hebben ontvangen, op moet antwoorden; en/of

b) 

de lidstaat in kennis stellen van haar voornemen om een aanvullend auditbezoek af te leggen teneinde de nodige verificaties te verrichten.

In dat geval gaan de in de leden 3 en 4 bedoelde termijnen opnieuw in hetzij zodra de Commissie de gevraagde aanvullende informatie ontvangt, hetzij op de laatste dag van het aanvullende auditbezoek.

Indien de in de leden 2, 3 en 4 en dit lid bedoelde termijnen de maand augustus volledig of gedeeltelijk omvatten, worden die termijnen tijdens die maand opgeschort.

6.  

Bij de evaluatie van de aan Uniefinanciering te onttrekken uitgaven mag de informatie die de lidstaat na de in lid 3, derde alinea, bedoelde formele mededeling van de Commissie meedeelt, alleen in aanmerking worden genomen:

a) 

wanneer die nodig is om een grove overschatting van de financiële schade aan de Uniebegroting te voorkomen; en

b) 

indien de late toezending van informatie vanwege externe factoren gerechtvaardigd is en niet belet dat het besluit van de Commissie op grond van artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 tijdig wordt vastgesteld.

7.  
Na haar conclusies overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel aan de lidstaten te hebben meegedeeld, stelt de Commissie zo nodig een of meer besluiten op grond van artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 vast om door de niet-naleving van Unievoorschriften beïnvloede uitgaven uit te sluiten van Uniefinanciering. De Commissie kan opeenvolgende conformiteitsprocedures voeren totdat de lidstaat de corrigerende maatregelen daadwerkelijk heeft uitgevoerd.
8.  
Wat het ELGF betreft, brengt de Commissie de aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen in mindering op de maandelijkse betalingen voor de uitgaven die zijn gedaan in de tweede maand nadat het in artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde besluit is vastgesteld.

Wat het Elfpo betreft, brengt de Commissie de aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen in mindering op de maandelijkse betalingen voor de uitgaven die zijn gedaan in de tweede maand nadat het in artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde besluit is vastgesteld.

Op verzoek van de lidstaat en na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen kan de Commissie echter een uitvoeringsbesluit vaststellen waarin een andere datum voor het in mindering brengen van de bedragen wordt vastgesteld of de terugbetaling daarvan in maximaal drie tranches wordt toegestaan wanneer dit gerechtvaardigd is op grond van de hoogte van de in mindering te brengen bedragen die zijn opgenomen in een op basis van artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 vastgestelde uitvoeringshandeling. Dit verzoek om tranches wordt door de lidstaat bij de Commissie ingediend uiterlijk vijf dagen na de raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen over het besluit op grond van artikel 55 van die verordening.

9.  
Voor lidstaten die financiële bijstand krijgen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad ( 10 ), Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad ( 11 ) en het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme, kan de Commissie, op verzoek van de lidstaat en na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen, een uitvoeringsbesluit vaststellen tot verlening van uitstel van de uitvoering van besluiten die na 1 mei 2025 zijn vastgesteld op grond van artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116, met een periode van niet meer dan 24 maanden vanaf de datum van de vaststelling ervan (“besluit tot uitstel”).

Bij het besluit tot uitstel wordt toegestaan dat de bedragen na afloop van de uitstelperiode in drie jaarlijkse tranches in mindering worden gebracht. Wanneer het totale bedrag waarop het besluit tot uitstel betrekking heeft, meer dan 0,02 % van het bruto binnenlands product van de lidstaat uitmaakt, kan de Commissie een terugbetaling in ten hoogste vijf jaarlijkse tranches toestaan.

De Commissie kan, op verzoek van de lidstaat en na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen, de in de eerste alinea bedoelde uitstelperiode éénmaal verlengen met een periode van niet meer dan twaalf maanden.

De lidstaat waarvoor een besluit tot uitstel is goedgekeurd, zorgt ervoor dat de tekortkomingen waarop de onttrekking aan financiering is gebaseerd en die ten tijde van de goedkeuring van het besluit tot uitstel nog bestaan, worden verholpen op basis van een in overleg met de Commissie vastgesteld actieplan met uiterste termijnen en duidelijke voortgangsindicatoren. Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel gaat de Commissie in een van de volgende gevallen over tot de wijziging of intrekking van het besluit tot uitstel:

a) 

de lidstaat slaagt er niet in de nodige maatregelen te nemen die in het actieplan zijn vastgesteld om de tekortkomingen te verhelpen;

b) 

de voortgang van de corrigerende acties is onvoldoende volgens de voortgangsindicatoren; of

c) 

de uitkomst van de maatregelen is niet bevredigend.

10.  
De in de leden 8 en 9 bedoelde uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld volgens de in artikel 102, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde raadplegingsprocedure.
11.  
In naar behoren gemotiveerde gevallen, die aan de betrokken lidstaat moeten worden gemeld, kan de Commissie de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde termijnen verlengen.
12.  
De in dit artikel bedoelde mededelingen mogen langs elektronische weg worden gedaan.
13.  
De leden 1 tot en met 11 zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 45 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde bestemmingsontvangsten.

Artikel 38

Het besluit om niet te beginnen of niet door te gaan met een conformiteitsonderzoek

1.  
De Commissie kan besluiten om niet te beginnen of niet door te gaan met een conformiteitsonderzoek overeenkomstig artikel 55 van Verordening (EU) nr. 2021/2116 indien zij verwacht dat de eventuele financiële correctie voor een niet-naleving die naar aanleiding van een in artikel 37, lid 2, van deze verordening bedoeld onderzoek wordt vastgesteld, niet meer dan 50 000  EUR en niet meer dan 2 % van de betrokken uitgaven of de in te vorderen bedragen zou bedragen.
2.  
Indien de Commissie de maandelijkse betalingen overeenkomstig artikel 39, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/2116 verlaagt, kan zij besluiten om niet te beginnen of niet door te gaan met een conformiteitsonderzoek overeenkomstig artikel 55 van die verordening, op voorwaarde dat de betrokken lidstaat geen bezwaar tegen de toepassing van dit lid heeft gemaakt in het kader van de in artikel 39, leden 1 en 2, van die verordening bedoelde procedure.

Artikel 39

Bemiddelingsorgaan

Voor de toepassing van de in artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde conformiteitsprocedure wordt een bemiddelingsorgaan ingesteld. Het bemiddelingsorgaan vervult de volgende taken:

a) 

het onderzoekt elke aangelegenheid die aan het bemiddelingsorgaan wordt voorgelegd door een lidstaat die op grond van artikel 37, lid 3, derde alinea, van deze verordening een formele mededeling van de Commissie heeft ontvangen waarin een beoordeling is opgenomen van de uitgaven die de Commissie voornemens is aan Uniefinanciering te onttrekken;

b) 

het poogt de uiteenlopende standpunten van de Commissie en de betrokken lidstaat met elkaar in overeenstemming te brengen;

c) 

het stelt aan het einde van zijn onderzoek een verslag over de resultaten van zijn bemiddelingspogingen op en neemt daarin alle opmerkingen op die het nuttig acht indien alle of sommige geschilpunten onopgelost zijn gebleven.

Artikel 40

Samenstelling van het bemiddelingsorgaan

1.  
Het bemiddelingsorgaan bestaat uit ten minste vijf leden die zijn gekozen uit vooraanstaande personen die alle garanties inzake onafhankelijkheid bieden en zeer deskundig zijn hetzij in aangelegenheden die verband houden met de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, inclusief plattelandsontwikkeling, hetzij wat de praktijk van financiële audit betreft.

De leden moeten onderdanen van verschillende lidstaten zijn.

2.  
De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden worden door de Commissie na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen benoemd voor een eerste ambtstermijn van drie jaar.

De ambtstermijn kan telkens met maximaal één jaar worden verlengd nadat het Comité voor de Landbouwfondsen daarover is geïnformeerd. Is de te benoemen voorzitter echter reeds lid van het bemiddelingsorgaan, dan bedraagt de duur van zijn eerste ambtstermijn als voorzitter drie jaar.

De naam van de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden wordt bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.  
De leden van het bemiddelingsorgaan worden beloond met inachtneming van de tijd die zij aan de functie moeten besteden. De kosten worden vergoed overeenkomstig de vigerende voorschriften voor het personeel van de Commissie.
4.  
De voorzitter en de leden blijven na het verstrijken van hun ambtstermijn in functie totdat zij worden vervangen of hun ambtstermijn wordt verlengd.
5.  
De ambtstermijn van een lid dat niet langer aan de voorwaarden voor de vervulling van zijn taken bij het bemiddelingsorgaan voldoet, of dat om welke reden dan ook voor onbepaalde tijd niet beschikbaar is, kan door de Commissie na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen worden beëindigd.

In dat geval wordt het betrokken lid voor het resterende deel van de periode waarvoor dat lid was benoemd, vervangen door een plaatsvervangend lid en wordt het Comité voor de Landbouwfondsen in kennis gesteld van de vervanging.

Indien de ambtstermijn van de voorzitter wordt beëindigd, wordt het lid dat de taken van de voorzitter moet vervullen gedurende het resterende deel van de periode waarvoor de voorzitter was benoemd, door de Commissie benoemd na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen.

Artikel 41

Onafhankelijkheid van het bemiddelingsorgaan

1.  
De leden van het bemiddelingsorgaan vervullen hun taken op onafhankelijke wijze en vragen noch aanvaarden instructies van de Commissie, van enige regering of van enige instantie.

Een lid neemt niet aan de werkzaamheden van het bemiddelingsorgaan deel en ondertekent evenmin een verslag indien dat lid in een vorige functie persoonlijk betrokken was bij de aan de orde zijnde aangelegenheid.

2.  
Onverminderd artikel 287 van het Verdrag maken de leden geen informatie openbaar waarvan zij bij hun werkzaamheden voor het bemiddelingsorgaan kennis hebben genomen. Dergelijke informatie is vertrouwelijk en valt onder de geheimhoudingsplicht.

Artikel 42

Werkregelingen

1.  
De vergaderingen van het bemiddelingsorgaan vinden plaats in de zetel van de Commissie. De werkzaamheden worden door de voorzitter voorbereid en georganiseerd. Is de voorzitter verhinderd, dan wordt onverminderd artikel 40, lid 5, eerste alinea, het voorzitterschap waargenomen door het langstzittende lid.

Het secretariaat van het bemiddelingsorgaan wordt verzorgd door de Commissie.

2.  
Onverminderd artikel 41, lid 1, tweede alinea, worden de verslagen aangenomen bij volstrekte meerderheid van de aanwezige leden met een quorum van drie leden.

De verslagen worden ondertekend door de voorzitter en de leden die aan de beraadslagingen hebben deelgenomen. Zij worden medeondertekend door het secretariaat.

Artikel 43

Bemiddelingsprocedure

1.  
Een lidstaat kan binnen dertig werkdagen na ontvangst van de in artikel 37, lid 3, derde alinea, bedoelde formele mededeling van de Commissie een aangelegenheid aan het bemiddelingsorgaan voorleggen door een met redenen omkleed verzoek om bemiddeling toe te zenden aan het secretariaat van het bemiddelingsorgaan.
2.  
De te volgen procedure en het adres van het secretariaat worden ter kennis van de lidstaten gebracht via het Comité voor de Landbouwfondsen.
3.  

Een bemiddelingsverzoek is slechts ontvankelijk indien het bedrag waarvoor volgens de mededeling van de Commissie onttrekking aan Uniefinanciering wordt overwogen:

a) 

hoger is dan 1 miljoen EUR,

of

b) 

ten minste 25 % uitmaakt van de totale jaarlijkse uitgaven van de lidstaat in het kader van de betrokken begrotingsposten.

Bovendien kan de voorzitter van het bemiddelingsorgaan een bemiddelingsverzoek ontvankelijk verklaren indien de betrokken lidstaat tijdens de voorafgaande besprekingen heeft gesteld en aangetoond dat het gaat om een principekwestie betreffende de toepassing van de Unievoorschriften. Een dergelijk verzoek is echter niet ontvankelijk indien het uitsluitend een zaak van juridische interpretatie betreft.

4.  
Het bemiddelingsorgaan verricht zijn onderzoekingen zo informeel en zo snel mogelijk en baseert zich daarbij uitsluitend op het bewijsmateriaal waarover de Commissie ten tijde van de mededeling van de formele conclusies overeenkomstig artikel 37, lid 3, derde alinea, beschikt en op billijk hoor en wederhoor van de Commissie en de betrokken nationale autoriteiten.

Indien de lidstaat het echter noodzakelijk acht om in zijn bemiddelingsverzoek informatie op te nemen die nog niet aan de Commissie is meegedeeld, kan het bemiddelingsorgaan de Commissie slechts vragen deze nieuwe informatie te beoordelen indien aan de voorwaarden van artikel 37, lid 6, is voldaan. De informatie wordt aan de Commissie meegedeeld uiterlijk twee maanden nadat het in artikel 39, punt c), bedoelde verslag is verzonden.

5.  
Indien het bemiddelingsorgaan er niet in slaagt om binnen vier maanden nadat het een zaak voorgelegd heeft gekregen, de standpunten van de Commissie en de lidstaat met elkaar in overeenstemming te brengen, wordt de bemiddelingsprocedure als mislukt beschouwd.
6.  
In het in artikel 39, punt c), bedoelde verslag wordt aangegeven om welke redenen de standpunten niet met elkaar in overeenstemming konden worden gebracht. Tevens wordt erin vermeld of in de loop van de procedure gedeeltelijke overeenstemming is bereikt en of het bemiddelingsorgaan de Commissie vraagt nieuwe informatie te beoordelen overeenkomstig lid 4, tweede alinea.
7.  

Het verslag wordt toegezonden aan:

a) 

de betrokken lidstaat;

b) 

de Commissie, die dit onderzoekt alvorens haar conclusies aan de lidstaat mee te delen;

c) 

de andere lidstaten in het kader van het Comité voor de Landbouwfondsen.

8.  
Indien de in lid 1, lid 4, tweede alinea, en lid 5 bedoelde termijnen de maand augustus volledig of gedeeltelijk omvatten, worden die termijnen tijdens die maand opgeschort.



HOOFDSTUK IV

Controles



Afdeling 1

Algemene regels

Artikel 44

Over de identificatie van begunstigden te verzamelen informatie

1.  

De lidstaten zorgen ervoor dat de begunstigden in de steunaanvragen en betalingsaanvragen de informatie verstrekken die nodig is voor hun identificatie, in voorkomend geval met inbegrip van de identificatie van de groep als omschreven in artikel 2, lid 11, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ) waaraan zij deelnemen vanaf een door de lidstaat vast te stellen datum. Deze informatie omvat ten minste:

a) 

naam van de entiteit;

b) 

btw- of fiscaal identificatienummer;

c) 

naam van de moedermaatschappij en btw- of fiscaal identificatienummer;

d) 

uiteindelijke moedermaatschappij en btw- of fiscaal identificatienummer;

e) 

dochterondernemingen en btw- of fiscale identificatienummers.

De in de eerste alinea bedoelde informatie kan worden gebruikt voor het samenstellen van de in artikel 60, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde te controleren groep. De informatie kan met name worden gebruikt om controles uit te voeren met betrekking tot ontwijking als bedoeld in artikel 62 van die verordening.

▼M1

2.  
De informatie over de identificatie van groepen als bedoeld in lid 1, eerste alinea, punt c), van dit artikel wordt achteraf door de lidstaat bekendgemaakt overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) 2021/2116.

▼B

Artikel 45

Vereisten voor het datamininginstrument

1.  

Om op vrijwillige basis gebruik te kunnen maken van het in artikel 59, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde datamininginstrument dat door de Commissie beschikbaar moet worden gesteld voor de controles uit hoofde van artikel 60 van die verordening, zorgen de lidstaten ervoor dat:

a) 

de beheers- en controlesystemen, met inbegrip van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem als bedoeld in artikel 65, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116, elektronisch aan het instrument kunnen worden gekoppeld en om de administratieve lasten en handmatige interventie tot een minimum te beperken, de uitwisseling van gegevens automatisch en in machineleesbare vorm plaatsvindt;

b) 

de informatie van het datamininginstrument en de ermee uitgevoerde controles automatisch kunnen worden teruggekoppeld naar de beheers- en controlesystemen en daar kunnen worden geregistreerd en opgeslagen.

2.  
Wanneer de lidstaat besluit de overeenkomstig artikel 44 van deze verordening verzamelde informatie te gebruiken bij het samenstellen van de in artikel 60, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde te controleren groep, kan die informatie worden geverifieerd door middel van dat datamininginstrument.



Afdeling 2

Doorlichting van transacties

Artikel 46

Doorlichting door de lidstaten

1.  
De in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde systematische doorlichting van de handelsdocumenten van de ondernemingen wordt voor elke in lid 4 van dit artikel bedoelde doorlichtingsperiode toegepast op minstens de helft van de ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, in het kader van het ELGF-financieringssysteem voor het ELGF-begrotingsjaar voorafgaande aan het begin van de betrokken doorlichtingsperiode meer dan 150 000  EUR bedroegen.
2.  
Onverminderd hun in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 vastgestelde verplichtingen, selecteren de lidstaten, op basis van een risicoanalyse voor alle maatregelen waarvoor deze uitvoerbaar is, de voor elke doorlichtingsperiode door te lichten ondernemingen. De lidstaten delen aan de Commissie de risicoanalyse mee als onderdeel van het in artikel 80, lid 1, van die verordening bedoelde controleplan.
3.  
Voor maatregelen waarvoor een risicoanalyse volgens een lidstaat niet uitvoerbaar is, is een doorlichting verplicht bij ondernemingen die voor meer dan 350 000  EUR betalingen ontvangen binnen het ELGF-financieringssysteem en die in geen van de twee voorgaande doorlichtingsperioden overeenkomstig deze verordening en titel IV, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2116 zijn doorgelicht.
4.  
De doorlichtingsperiode loopt van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar.

Artikel 47

Wederzijdse bijstand

De lidstaten zenden een verzoek om wederzijdse bijstand als bedoeld in artikel 79 van Verordening (EU) 2021/2116 toe aan elke lidstaat waar een onderneming als bedoeld in dat artikel is gevestigd. Het verzoek bevat alle gegevens om de lidstaat van bestemming in staat te stellen deze ondernemingen te identificeren en zijn doorlichtingsverplichtingen na te komen. De lidstaat van bestemming is, overeenkomstig artikel 77 van die verordening, verantwoordelijk voor de doorlichting van deze ondernemingen.

Artikel 48

Jaarlijkse controleplannen en -verslagen

1.  
Het controleplan voor doorlichting en het verslag als bedoeld in artikel 80 van Verordening (EU) 2021/2116 worden opgesteld overeenkomstig het modelformulier in de bijlagen VI en VII bij deze verordening.
2.  
De op grond van dit artikel te verstrekken informatie wordt in elektronische vorm meegedeeld.
3.  
De Commissie stelt de lidstaten jaarlijks in kennis van de resultaten van de doorlichting.



HOOFDSTUK V

Zekerheden



Afdeling 1

Toepassingsgebied, informatietechnologie, overmacht

Artikel 49

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing in alle gevallen waarin de landbouwwetgeving een zekerheid oplegt, ongeacht of de specifieke term “zekerheid” wordt gebruikt.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op zekerheden die worden gesteld als garantie voor de betaling van invoer- en uitvoerrechten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 13 ).

Artikel 50

e-Administratie

Mededelingen, documenten en zekerheden mogen aan de hand van IT-systemen worden geproduceerd, verwerkt en beheerd, op voorwaarde dat de gebruikte systemen worden beheerd overeenkomstig de officieel goedgekeurde kwaliteits- en beveiligingsprotocollen die geschikt zijn voor dergelijke systemen.

Indien de bevoegde autoriteit vanwege verschillen tussen IT-systemen geen toegang heeft tot voor verificatiedoeleinden vereiste documenten, worden deze documenten afgedrukt en als authentiek gecertificeerd door de voor het beheer van die IT-systemen bevoegde autoriteit (“de autoriteit van afgifte”) of door een autoriteit die bevoegd is om documenten als eensluidend afschrift te waarmerken.

Deze uitdraaien mogen worden vervangen door een elektronisch bericht tussen de autoriteit van afgifte en de begunstigde of de bevoegde autoriteit, op voorwaarde dat de autoriteit van afgifte een officieel goedgekeurd waarmerkingsprotocol verstrekt dat borg staat voor de authenticiteit van de boodschap.

Artikel 51

Termijnen in geval van overmacht

1.  
Dit artikel is van toepassing wanneer in een specifieke verordening ernaar verwezen wordt.
2.  
Een verzoek om erkenning van een geval van overmacht is niet ontvankelijk indien de bevoegde autoriteit dit later ontvangt dan dertig kalenderdagen na de datum waarop de bevoegde autoriteit de marktdeelnemer in kennis heeft gesteld van de vastgestelde niet-nakoming van de betrokken verplichting als bedoeld in artikel 24, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127, het verstrijken van de termijn voor nakoming van de betrokken verplichting als bedoeld in artikel 24, lid 3, van die verordening, of het verstrijken van de termijn voor overlegging van het bewijs van nakoming van de betrokken verplichting als bedoeld in artikel 24, lid 4, van die verordening.
3.  
De marktdeelnemers dienen uiterlijk 181 kalenderdagen na het verstrijken van de periode waarin de verplichting volledig moet zijn nagekomen, ten genoegen van de bevoegde autoriteit het bewijsmateriaal in voor de omstandigheden die zij als overmacht beschouwen. De marktdeelnemers kunnen extra tijd krijgen indien zij met gepaste zorgvuldigheid hebben gehandeld, maar desondanks het bewijsmateriaal niet binnen die termijn kunnen leveren.
4.  
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de gevallen van overmacht die zij hebben erkend en verstrekken voor elk geval de ter zake relevante informatie.



Afdeling 2

Vorm van de zekerheid

Artikel 52

Vorm

1.  

Een zekerheid kan worden gesteld:

a) 

als een deposito in contanten als bedoeld in artikel 20, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127; en/of

b) 

door middel van een zekerheidssteller overeenkomstig artikel 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127.

2.  

De bevoegde autoriteit kan bepalen dat de zekerheid ook kan worden gesteld via:

a) 

het verpanden van deposito’s in contanten bij een bank;

b) 

het verpanden van erkende vorderingen op overheidsinstanties of staatsfondsen, op voorwaarde dat zij opeisbaar en betaalbaar zijn en daarop geen andere vordering voorrang heeft, en/of

c) 

het verpanden van een in de betrokken lidstaat verhandelbaar onderpand, op voorwaarde dat de lidstaat dit als zekerheid verstrekt of waarborgt.

3.  
De bevoegde autoriteit kan aanvullende voorwaarden stellen voor het aanvaarden van in lid 2 bedoelde soorten zekerheden.

Artikel 53

Verhandelbaar onderpand

1.  
Een onderpand dat overeenkomstig artikel 52, lid 2, punt c), wordt verpand, heeft op het ogenblik waarop de zekerheid wordt gesteld, een realiseerbare waarde die overeenkomt met ten minste 115 % van de waarde van de vereiste zekerheid.
2.  
Een bevoegde autoriteit mag een in artikel 52, lid 2, punt c), bedoelde zekerheid alleen aanvaarden wanneer de partij die deze zekerheid aanbiedt, zich er schriftelijk toe verbindt hetzij te zorgen voor een aanvullende zekerheid, hetzij de oorspronkelijke zekerheid te vervangen, wanneer de realiseerbare waarde van de zekerheid in kwestie gedurende drie maanden beneden 105 % van de vereiste zekerheid ligt. Deze schriftelijke verbintenis is niet vereist als de nationale wetgeving dit reeds voorschrijft. De bevoegde autoriteit toetst regelmatig de waarde van dergelijke zekerheden.
3.  
De realiseerbare waarde van een zekerheid als bedoeld in artikel 52, lid 2, punt c), wordt bepaald door de bevoegde autoriteit met inachtneming van de kosten van realisatie.
4.  
De realiseerbare waarde van de zekerheid wordt op basis van de laatst beschikbare notering bepaald.
5.  
De partij die de zekerheid stelt, levert op verzoek van de bevoegde autoriteit het bewijs van de realiseerbare waarde ervan.

Artikel 54

Vervanging en bestemming van de zekerheid

1.  
Iedere zekerheid mag worden vervangen door een andere.

Goedkeuring van de bevoegde autoriteit is echter vereist in de volgende gevallen:

a) 

wanneer de oorspronkelijke zekerheid is verbeurd doch nog niet is gerealiseerd, of

b) 

wanneer de vervangende zekerheid er een is als bedoeld in artikel 52, lid 2.

2.  
Een algemene zekerheid kan worden vervangen door een andere algemene zekerheid op voorwaarde dat deze nieuwe algemene zekerheid ten minste het gedeelte van de oorspronkelijke algemene zekerheid dekt dat, op het tijdstip van de vervanging, bestemd is ter verzekering van de nakoming van een of meer nog uitstaande verplichtingen.
3.  
Zodra een gedeelte van een algemene zekerheid is bestemd om als garantie te dienen voor een specifieke verplichting, wordt het beschikbare saldo van de algemene zekerheid opnieuw berekend.



Afdeling 3

Vrijgeven en verbeuren van de zekerheid

Artikel 55

Gedeeltelijk vrijgeven van de zekerheid

Indien er geen minimumhoeveelheid is bepaald in specifieke Unievoorschriften mag de bevoegde autoriteit het aantal gedeelten waarin een zekerheid wordt vrijgegeven, beperken en een minimumbedrag per gedeelte bepalen.

De bevoegde autoriteit kan bepalen dat de zekerheid alleen geheel of gedeeltelijk wordt vrijgegeven nadat een schriftelijk verzoek daartoe is ingediend.

In het geval van zekerheden die meer dan 100 % dekken van het bedrag ten belope waarvan een zekerheid dient te worden gesteld, wordt het gedeelte van de zekerheid dat 100 % overschrijdt, vrijgegeven wanneer het saldo van de zekerheid definitief wordt vrijgegeven of verbeurd.

Artikel 56

Verbeuren van de zekerheid

1.  
Wanneer de bevoegde autoriteit op de hoogte is van omstandigheden die tot volledige of gedeeltelijke verbeurdverklaring van de zekerheid leiden, eist zij onverwijld dat de betrokkene het bedrag van de verbeurde zekerheid betaalt binnen een maximumtermijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de eis tot betaling is ontvangen.

Wanneer de betaling niet binnen die voorgeschreven termijn is verricht, moet de bevoegde autoriteit:

a) 

onverwijld de in artikel 52, lid 1, punt a), bedoelde zekerheid innen;

b) 

onverwijld eisen dat de in artikel 52, lid 1, punt b), bedoelde zekerheidssteller tot betaling overgaat binnen een maximumtermijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de eis tot betaling is ontvangen;

c) 

onverwijld de nodige maatregelen nemen:

i) 

om de in artikel 52, lid 2, punten b) en c), bedoelde zekerheden om te zetten in een geldbedrag dat toereikend is om het verschuldigde bedrag te dekken;

ii) 

om de in artikel 52, lid 2, punt a), bedoelde kasdeposito’s te innen.

De bevoegde autoriteit kan, zonder vooraf van de betrokkene betaling te eisen, onverwijld de in artikel 52, lid 1, punt a), bedoelde vormen van zekerheid innen.

2.  

Onverminderd lid 1 geldt het volgende:

a) 

wanneer het besluit tot verbeuring van een zekerheid is genomen, maar achteraf wegens een beroep op grond van het nationaal recht wordt opgeschort, betaalt de betrokkene over het werkelijk verbeurde bedrag rente over de periode die dertig dagen na de ontvangst van de in lid 1 bedoelde eis tot betaling ingaat en op de dag vóór die waarop het werkelijk verbeurde bedrag wordt betaald, eindigt;

b) 

wanneer als gevolg van de uitkomst van een beroepsprocedure de betrokkene wordt verzocht het verbeurde bedrag te betalen binnen dertig dagen, mag de lidstaat er voor de berekening van de rente van uitgaan dat de betaling plaatsvindt op de twintigste dag na dit verzoek;

c) 

de toe te passen rente wordt berekend overeenkomstig nationaal recht, maar is in geen geval lager dan die welke bij de invordering van bedragen in nationaal verband wordt toegepast;

d) 

de betaalorganen brengen de betaalde rente in mindering op de uitgaven van de fondsen overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2116;

e) 

de lidstaten kunnen voor de betrokken rente geregeld aanvulling van de zekerheid eisen.

3.  
Wanneer een zekerheid is verbeurd en het bedrag reeds ten gunste van de fondsen is gecrediteerd en, volgens de uitkomst van een beroepsprocedure, het verbeurde bedrag geheel of gedeeltelijk moet worden terugbetaald, met inbegrip van de overeenkomstig nationaal recht toegepaste rente, komt het terug te betalen bedrag ten laste van de fondsen, tenzij het feit dat de zekerheid moet worden terugbetaald te wijten is aan nalatigheid of ernstig verzuim van de overheidsdiensten of andere instanties van de lidstaten.



Afdeling 4

Informatie

Artikel 57

Informatie over het verbeuren van zekerheden, soorten zekerheden en zekerheidsstellers

1.  
De lidstaten houden voor elk jaar het totale aantal en het totale bedrag van de verbeurde zekerheden, in alle fasen van de procedure van artikel 56, ter beschikking van de Commissie, met aparte opgave van de zekerheden waarvoor de nationale begroting, en die waarvoor de begroting van de Unie is gecrediteerd. De informatie wordt bijgehouden voor alle zekerheden die zijn verbeurd voor meer dan 1 000  EUR en voor elke bepaling van de Unie op grond waarvan een zekerheid moet worden gesteld. De informatie omvat zowel de rechtstreeks door de betrokken partij betaalde bedragen, als de via de zekerheid ingevorderde bedragen.
2.  

De lidstaten houden voor de Commissie een lijst ter beschikking van:

a) 

de soorten instellingen die gemachtigd zijn om als zekerheidssteller op te treden en de ter zake geldende voorwaarden;

b) 

de overeenkomstig artikel 52, lid 2, aanvaarde soorten zekerheden en de ter zake geldende voorwaarden.



HOOFDSTUK VI

Transparantie

Artikel 58

Vorm en wijze van presentatie

▼M1

1.  
De informatie als bedoeld in artikel 98 van Verordening (EU) 2021/2116 in verband met artikel 49, lid 3, eerste alinea, punten a), b), d), en f) tot en met l), van Verordening (EU) 2021/1060, en de informatie als bedoeld in artikel 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voor de maatregelen als bedoeld in artikel 104, lid 1, tweede alinea, punt a), i) tot en met iv), van Verordening (EU) 2021/2116, worden bekendgemaakt in open, machineleesbare formaten, zoals CSV of XLXS, en bevatten de in bijlage VIII bij de onderhavige verordening gespecificeerde informatie, met inbegrip van de code van de verrichting en maatregelen als aangegeven in bijlage IX bij de onderhavige verordening.

▼B

2.  
De lidstaten kunnen besluiten de in artikel 49, lid 3, eerste alinea, punten f) en g), van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde informatie niet bekend te maken met betrekking tot de interventietypen in de vorm van rechtstreekse betalingen als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2021/2115, de interventietypen voor plattelandsontwikkeling als bedoeld in artikel 69, punten b) en c), van Verordening (EU) 2021/2115 en de in de Verordeningen (EU) nr. 228/2013 en (EU) nr. 229/2013 vastgestelde maatregelen.
3.  
De informatie is toegankelijk via een webzoekmachine waarmee de gebruiker begunstigden kan zoeken op naam, groep van begunstigden, gemeente, ontvangen bedragen of verrichting, of een combinatie daarvan, en alle corresponderende informatie als een enkele gegevensreeks kan extraheren.

▼M1

4.  
De in lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt in de officiële taal of talen van de lidstaat en in een van de drie werktalen van de Commissie.

▼B

5.  
De in lid 1 bedoelde informatie wordt uitgedrukt in euro’s. Een lidstaat die de euro niet heeft ingevoerd, drukt de bedragen zowel in euro’s als in zijn nationale valuta uit, met gebruikmaking van twee afzonderlijke tabellen in open, machineleesbare formaten.
6.  
De in artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 gespecificeerde wisselkoers is van toepassing op de nationale valuta’s.
7.  
De informatie als bedoeld in artikel 98, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 in verband met artikel 49, lid 3, eerste alinea, punt e), van Verordening (EU) 2021/1060 wordt bekendgemaakt in een afzonderlijk document, dat ten minste de in bijlage IX bij deze verordening vermelde informatie bevat.

Artikel 59

Bekendmaking van begunstigden in geval van kleine bedragen

1.  
Wanneer het steunbedrag dat een begunstigde in één jaar ontvangt, 1 250  EUR of minder bedraagt, wordt die begunstigde met een code aangeduid. De lidstaten bepalen zelf de vorm van de code.
2.  
Wanneer aan de hand van de in lid 1 bedoelde informatie over begunstigden, natuurlijke personen als begunstigde kunnen worden geïdentificeerd omdat in hun gemeente slechts een beperkt aantal begunstigden hun woonplaats hebben of zijn ingeschreven, maken de betrokken lidstaten voor de toepassing van artikel 49, lid 3, eerste alinea, punt l), van Verordening (EU) 2021/1060 de eerstvolgende grotere administratieve eenheid bekend waarvan de betrokken gemeente deel uitmaakt.

Artikel 60

Datum van bekendmaking

De in dit hoofdstuk bedoelde informatie wordt uiterlijk op 31 mei van elk jaar bekendgemaakt voor het voorgaande landbouwbegrotingsjaar.

▼M1

Artikel 61

Informeren van de begunstigde

Het in artikel 99 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde informeren van de begunstigden wordt gedaan door de betrokken informatie in de formulieren voor het aanvragen van steun uit het ELGF of het Elfpo op te nemen, of wanneer de gegevens worden verzameld.

▼B

Artikel 62

Samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten

1.  
Een via het centrale internetadres van de Commissie toegankelijke website van de Unie die de links naar de websites van de lidstaten als bedoeld in artikel 98, lid 4, van Verordening (EU) 2021/2116 bevat, wordt door de Commissie opgezet en onderhouden. De Commissie zorgt voor geactualiseerde internetlinks aan de hand van de door de lidstaten verstrekte informatie.
2.  
De lidstaten verstrekken de Commissie het internetadres van hun website zodra deze is opgezet, evenals de eventuele latere wijzigingen daarvan die van invloed zijn op de toegankelijkheid van hun website vanaf de website van de Unie.
3.  
De lidstaten wijzen een instantie aan die wordt belast met het opzetten en onderhouden van de website. Zij delen de Commissie de naam en de adresgegevens van deze instantie mee.



HOOFDSTUK VII

Gegevens voor WTO-kennisgeving van binnenlandse steun

Artikel 63

Gegevens en toezending

1.  
Op dezelfde datum als de datum waarop de jaarrekeningen bij de Commissie worden ingediend, geven de lidstaten gegevens door over de bedragen die uit nationale bronnen zijn betaald voor alle uitgaven in verband met de fondsen, zoals aangegeven in artikel 32, lid 1, punten b) en c).
2.  
De krachtens lid 1 vereiste gegevens worden ingediend in dezelfde structuur als de krachtens artikel 32, lid 1, punten b) en c), in te dienen gegevens. Deze informatie wordt verstrekt op basis van het model dat de Commissie via informatiesystemen aan de lidstaten ter beschikking stelt.



HOOFDSTUK VIII

Slotbepalingen

Artikel 64

Intrekking

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2023.

Echter:

▼M1

a) 

artikel 2, artikel 3, lid 1, eerste alinea, en lid 2, artikel 4, lid 1, punt b), de artikelen 5, 6, 7, 21 tot en met 25, 27, 28 en 29, artikel 30, lid 1, punten a), b) en c), artikel 30, leden 2, 3 en 4, en de artikelen 31 tot en met 40 en 42 tot en met 47 van die uitvoeringsverordening blijven van toepassing:

i) 

op de uitgaven en betalingen voor steunregelingen in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013 met betrekking tot het kalenderjaar 2022 en eerder;

ii) 

op maatregelen die tot en met 31 december 2022 zijn uitgevoerd in het kader van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014;

iii) 

wat de in artikel 5, lid 6, eerste alinea, punt c), en lid 7, van Verordening (EU) 2021/2117 genoemde steunregelingen betreft, op de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor verrichtingen die na 31 december 2022 en tot het einde van die steunregelingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden uitgevoerd, en

iv) 

wat het Elfpo betreft, op de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013;

b) 

de artikelen 57 en 59 van die uitvoeringsverordening blijven van toepassing op alle betalingen op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voor alle landbouwbegrotingsjaren tot en met 2022;

▼B

c) 

de bijlagen II en III bij die verordening blijven van toepassing voor de doeleinden van artikel 32, punten f) en g), van deze verordening.

Artikel 65

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

Echter:

a) 

de artikelen 9, 10 en 11 zijn van toepassing op met ingang van 16 oktober 2022 door de lidstaten verrichte uitgaven en ontvangen bestemmingsontvangsten;

b) 

artikel 22, lid 1, tweede alinea, punt e), is van toepassing op de met ingang van 1 januari 2026 ingevorderde bestemmingsontvangsten voor de op grond van Verordening (EU) nr. 1305/2013 door de Commissie goedgekeurde plattelandsontwikkelingsprogramma’s;

▼M1

c) 

artikel 60 is van toepassing met ingang van landbouwbegrotingsjaar 2023.

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M1




BIJLAGE I

Beheersverklaring — Betaalorgaan als bedoeld in artikel 4

Ik, …, directeur van het betaalorgaan …, leg hierbij de rekeningen over die voor dit betaalorgaan zijn opgesteld over het landbouwbegrotingsjaar van 16.10.xx tot en met 15.10.xx+1.

Op basis van mijn eigen inschatting en van de tot mijn beschikking staande informatie, die onder meer de resultaten van de werkzaamheden van de interneauditdienst omvat, verklaar ik dat:

— 
de overgelegde rekeningen naar mijn beste weten een waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld geven van de uitgaven en ontvangsten in het hierboven bedoelde landbouwbegrotingsjaar. Met name zijn alle vorderingen, voorschotten, zekerheden en voorraden waarvan ik kennis heb, in de rekeningen geboekt en zijn alle voor het ELGF en het Elfpo geïnde ontvangsten naar behoren aan de passende Fondsen gecrediteerd;
— 
ik een systeem heb opgezet dat redelijke zekerheid biedt:
i) 

dat de betalingen wettig en regelmatig zijn met betrekking tot uitgaven en betalingen voor steunregelingen in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013 over kalenderjaar 2022 en eerder, wat betreft maatregelen die tot en met 31 december 2022 in het kader van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014 zijn uitgevoerd; voor de in artikel 5, lid 6, eerste alinea, punt c), en lid 7, van Verordening (EU) 2021/2117 bedoelde steunregelingen met betrekking tot de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor verrichtingen die na 31 december 2022 en tot het einde van die steunregelingen op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden uitgevoerd; en wat het Elfpo betreft, met betrekking tot de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013;

ii) 

dat de governancesystemen als bedoeld in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt d), ii), van Verordening (EU) 2021/2116 naar behoren functioneren en waarborgen dat de uitgaven overeenkomstig artikel 37 van die verordening zijn gedaan;

iii) 

omtrent de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het rapportagesysteem en van de indicatorgegevens met betrekking tot de interventietypen als bedoeld in Verordening (EU) 2021/2115, en dat de uitgaven overeenstemmen met de corresponderende gerapporteerde output en zijn gedaan in overeenstemming met de toepasselijke governancesystemen.

De in de rekeningen opgenomen uitgaven zijn gebruikt voor het beoogde doel als omschreven in Verordening (EU) 2021/2116.

Voorts bevestig ik dat de in artikel 59 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde doeltreffende en evenredige fraudebestrijdingsmaatregelen zijn ingevoerd waarbij rekening is gehouden met de vastgestelde risico’s.

Ten aanzien van deze zekerheid gelden evenwel de volgende punten van voorbehoud:

Tot slot bevestig ik dat mij geen niet-meegedeelde zaken bekend zijn die de financiële belangen van de Unie zouden kunnen schaden.

Handtekening

▼B




BIJLAGE II

Beheersverklaring — Coördinerende instantie als bedoeld in artikel 4

Ik, …, directeur van de coördinerende instantie…, leg hierbij het jaarlijkse prestatieverslag over dat voor ……… (lidstaat) is opgesteld voor het landbouwbegrotingsjaar van 16.10.xx tot en met 15.10.xx+1.

Op basis van mijn eigen inschatting en van de tot mijn beschikking staande informatie, die onder meer de resultaten van de werkzaamheden van de certificerende instantie omvat, verklaar ik dat:

— 
het jaarlijkse prestatieverslag als bedoeld in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 en artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115 is opgesteld volgens de geaccrediteerde procedure en systemen bij de coördinerende instantie en is gebaseerd op de gecertificeerde gegevens die zijn verstrekt door de betaalorganen (…..lijst) in ……… (lidstaat).

Ten aanzien van deze zekerheid gelden evenwel de volgende punten van voorbehoud:

Tot slot bevestig ik dat mij geen niet-meegedeelde zaken bekend zijn die de financiële belangen van de Unie zouden kunnen schaden.

Handtekening




BIJLAGE III

Elementen voor het auditspoor voor financieringsnstrumenten als bedoeld in artikel 7, lid 6

1. documenten betreffende de vaststelling van het financieringsinstrument, zoals financieringsovereenkomsten enz.;

2. documenten waarin de bedragen zijn vastgesteld die door het strategisch GLB-plan en in het kader van elk interventietype aan het financieringsinstrument zijn bijgedragen, de uit hoofde van de strategische GLB-plannen subsidiabele uitgaven en de rente en andere voordelen die voortvloeien uit de steun van het Elfpo en het hergebruik van de middelen die aan het Elfpo toe te rekenen zijn overeenkomstig de artikelen 60 en 62 van Verordening (EU) 2021/1060;

3. documenten over de werking van het financieringsinstrument, waaronder die met betrekking tot monitoring, verslaglegging en controle;

4. documenten over de beëindiging van bijdragen van het strategische GLB-plan en de afwikkeling van het financieringsinstrument;

5. documenten over de beheerskosten en -vergoedingen;

6. aanvraagformulieren of vergelijkbare formulieren, die door de eindontvangers zijn ingediend met bewijsstukken, zoals bedrijfsplannen en, indien relevant, eerdere jaarrekeningen;

7. checklists en verslagen van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren;

8. verklaringen met betrekking tot de-minimissteun, indien van toepassing;

9. overeenkomsten die met het oog op de steun van het financieringsinstrument zijn ondertekend, met inbegrip van investeringen in eigen vermogen, kredieten, garanties of andere vormen van investering die aan eindontvangers worden verstrekt;

10. bewijs dat de via het financieringsinstrument verstrekte steun voor het beoogde doel zal worden ingezet;

11. bescheiden van de geldstromen tussen het betaalorgaan en het financieringsinstrument, en binnen het financieringsinstrument op alle niveaus tot aan de eindontvangers, en voor garanties het bewijs dat onderliggende leningen werden uitgekeerd;

12. afzonderlijke bescheiden of boekhoudkundige codes voor een door het financieringsinstrument betaalde bijdrage aan een strategisch GLB-plan of een gegeven garantie ten behoeve van de eindontvanger.




BIJLAGE IV

Model voor het jaarlijkse auditverslag over financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 7, lid 7

1.    Inleiding

1.1. Gegevens van de externe auditonderneming die betrokken was bij het opstellen van het verslag

1.2. Referentieperiode (16 oktober N-1 tot en met 15 oktober N)

1.3 Gegevens van het (de) financieringsinstrument(en)/manda(a)t(en) en het (de) strategisch GLB-plan(nen) waarop het auditverslag betrekking heeft; Gegevens van de financieringsovereenkomst waarop het verslag betrekking heeft (“financieringsovereenkomst”)

2.    Audit van interne controlesystemen toegepast door de EIB/het EIF of andere internationale financiële instellingen

Resultaten van de externe audit van het interne controlesysteem van de EIB of andere internationale financiële instellingen (IFI’s) waarvan een lidstaat aandeelhouder is, waarin de opzet en doeltreffendheid van dit interne controlesysteem zijn beoordeeld en de volgende elementen zijn opgenomen:

2.1 

Proces voor de aanvaarding van het mandaat

2.2. 

Proces voor de beoordeling en selectie van financiële intermediairs: formele en kwalitatieve beoordeling

2.3 

Proces voor de goedkeuring van transacties met financiële intermediairs en ondertekening van de betrokken financieringsovereenkomsten

2.4 

Processen voor de monitoring van financiële intermediairs in verband met:

2.4.1 

verslaglegging door financiële intermediairs

2.4.2 

bijhouden van gegevens

2.4.3 

uitbetalingen aan eindontvangers

2.4.4 

subsidiabiliteit van steun aan eindontvangers

2.4.5 

beheerkosten en kosten die door de financiële intermediairs in rekening worden gebracht

2.4.6 

vereisten inzake zichtbaarheid, transparantie en communicatie

2.4.7 

uitvoering van staatssteun en vereisten inzake cumulering van steun door de financiële intermediairs;

2.4.8 

gedifferentieerde behandeling van investeerders, indien relevant

2.4.9 

naleving van het toepasselijke Unierecht met betrekking tot het witwassen van geld, de financiering van terrorisme, belastingontwijking, belastingfraude of belastingontduiking

2.5 

Systemen voor de verwerking van betalingen die zijn ontvangen van het betaalorgaan

2.6 

Systemen voor de berekening en uitbetaling van bedragen in verband met beheerskosten en -vergoedingen

2.7 

Systemen voor de verwerking van betalingen aan financiële intermediairs

2.8 

Systemen voor de verwerking van rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de strategische GLB-plannen voor financieringsinstrumenten

2.9 

Voor het jaarlijkse auditverslag betreffende het laatste boekjaar wordt ook informatie over de volgende elementen opgenomen, naast die van de punten 2.1 tot en met 2.8:

2.9.1 

Gedifferentieerde behandeling van investeerders

2.9.2 

Bereikte multiplicatorratio vergeleken met de overeengekomen multiplicatorratio in de garantieovereenkomsten voor financieringsinstrumenten die garanties bieden

2.9.3 

Gebruik van de rente en andere voordelen die kunnen worden toegeschreven aan steun uit de GLB-plannen die wordt uitbetaald aan financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 60 van Verordening (EU) 2021/1060

2.9.4 

Gebruik van aan financieringsinstrumenten terugbetaalde kapitaalmiddelen, die kunnen worden toegeschreven aan steun uit het Elfpo, tot het einde van de subsidiabiliteitsperiode, en regelingen die zijn ingesteld voor het gebruik van die middelen na het einde van de subsidiabiliteitsperiode overeenkomstig artikel 62 van Verordening (EU) 2021/1060

Voor de punten 2.1, 2.2 en 2.3 hoeft na de indiening van het eerste jaarlijkse auditverslag alleen informatie te worden verstrekt over actualiseringen of wijzigingen van de bestaande procedures of regelingen.

3.    Auditconclusies

3.1. Conclusie over de vraag of de externe auditonderneming redelijke zekerheid kan bieden over de opzet en de doeltreffendheid van het interne controlesysteem van de EIB of andere IFI’s waarvan een lidstaat aandeelhouder is, overeenkomstig de toepasselijke regels, op basis van de in afdeling 2 genoemde elementen

3.2. Bevindingen en aanbevelingen die voortvloeien uit de verrichte auditwerkzaamheden

Bij de punten 3.1 en 3.2 wordt uitgegaan van de resultaten van de auditwerkzaamheden als bedoeld in afdeling 2 en in voorkomend geval rekening worden gehouden met de resultaten van andere nationale of EU-auditwerkzaamheden die zijn verricht met betrekking tot dezelfde instantie die financieringsinstrumenten uitvoert en/of hetzelfde mandaat voor de financieringsinstrumenten.




BIJLAGE V

In artikel 32, lid 1, punt f), bedoelde modeltabel betreffende onregelmatigheden

De in artikel 32, lid 1, punt f), bedoelde gegevens worden voor elk betaalorgaan verstrekt aan de hand van de volgende tabel:



a

b

c

d

e

f

g

h

i

j

Betaalorgaan

Fonds

Munteenheid

Saldo 15 oktober jaar N-1

Totaal “nieuwe gevallen” (landbouwbegrotingsjaar N)

Totaal “correcties” (landbouwbegrotingsjaar N)

Totaal “rente” (landbouwbegrotingsjaar N)

Totale “invorderingen” (landbouwbegrotingsjaar N)

Totaal “oninvorderbare” bedragen (jaar N)

Bedrag waarvoor de invorderingsprocedure lopende is (saldo 15 oktober N)




BIJLAGE VI

Controleplan voor de doorlichting als bedoeld in artikel 80, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 en artikel 48 van deze verordening

VOORGESTELD CONTROLEPLAN VOOR DE DOORLICHTINGSPERIODE …

Deel 1.    Procedures en risicoanalyse

1.1.    Selectieprocedure

Er wordt een beschrijving verstrekt van de procedure voor de selectie van de door te lichten ondernemingen.

Voorts wordt met betrekking tot het gebruik van de risicoanalyse duidelijk aangegeven of een dergelijke procedure wordt aangevuld met aselecte en/of handmatige selectie.

Daarnaast wordt toegelicht hoe de verschillende sectoren/maatregelen en regio’s in aanmerking zullen worden genomen bij de selectie van de ondernemingen.

1.2.    Toe te passen risicofactoren, risicowaarden en wegingsfactoren

In gevallen waarin een risicoanalyse wordt toegepast, worden gegevens verstrekt over alle in aanmerking genomen risicofactoren en de vervolgens aan deze risicofactoren toegekende mogelijke waarden. Die informatie wordt opgenomen in de onderstaande tabellen.

In voorkomend geval wordt een beschrijving verstrekt van de voor de weging van de risicofactoren toe te passen procedure.



Risicofactoren en risicowaarden voor alle sectoren/maatregelen waarvoor een risicoanalyse wordt toegepast

Weging van risicofactoren

Risicofactoren

Risicowaarden

Beschrijving

Waarden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



Specifieke risicofactoren en risicowaarden voor … (sector/maatregel)

Weging van risicofactoren

Risicofactoren

Risicowaarden

Beschrijving

Waarden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Indien van toepassing worden extra vakken voor risicofactoren en risicowaarden voor sectoren/maatregelen toegevoegd.

1.3.    Resultaten van de selectieprocedure

Er wordt informatie verstrekt over de wijze waarop de resultaten van de risicoanalyse en de vastgestelde procedures hebben geleid tot de selectie van ondernemingen in het definitieve doorlichtingscontroleplan.

Sectoren/maatregelen die van controles worden uitgesloten, worden duidelijk aangegeven, met een beschrijving van de redenen hiervoor.

Er worden redenen opgegeven voor de selectie van ondernemingen waarvan de ontvangsten of betalingen, of de som daarvan, minder dan 40 000  EUR bedroegen.

Deel 2.    Controleplan

2.1.    Overzicht van de selectie



Berekening van het minimumaantal ondernemingen:

A)  Aantal ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, voor het ELGF-begrotingsjaar … meer bedroegen dan 150 000  EUR

 

B)  Het minimumaantal (1/2 van A)

 

Populatie waaruit de selectie is gemaakt:

C)  Totaal aantal

 

D)  Totaal aantal ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, meer dan 350 000  EUR bedroegen

 

E)  Totaal aantal ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, 350 000  EUR of minder, maar niet minder dan 40 000  EUR bedroegen

 

F)  Totaal aantal ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, minder dan 40 000  EUR bedroegen

 

Voorgesteld aantal door te lichten ondernemingen:

G)  Totaal aantal

 

H)  Totaal aantal op basis van een risicoanalyse*

 

I)  Totaal aantal ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, meer dan 350 000  EUR bedroegen

 

J)  Totaal aantal ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, 350 000  EUR of minder, maar niet minder dan 40 000  EUR bedroegen

 

K)  Totaal aantal ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, minder dan 40 000  EUR bedroegen

 

Opmerking bij de tabel:

*  Ondernemingen in deze categorie omvatten alleen de ondernemingen die door middel van risicoanalyse zijn geselecteerd, met uitsluiting van de ondernemingen die aselect en/of handmatig aan het controleplan zijn toegevoegd en die niet aan een risicoanalyse zijn onderworpen.

2.2.    Selectie van de door te lichten ondernemingen



A)  ELGF-begrotingspost nr.

B)  ELGF-begrotingsartikel

C)  Totale uitgaven per ELGF-begrotingsonderdeel (EUR)

D)  Totale uitgaven per ELGF-begrotingsonderdeel betreffende ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, meer bedroegen dan 40 000  EUR (EUR)

E)  Totale uitgaven per ELGF-begrotingsonderdeel betreffende ondernemingen die deel uitmaakten van het doorlichtingscontroleplan (EUR)

F)  Aantal ondernemingen per ELGF-begrotingsonderdeel dat deel uitmaakt van het doorlichtingscontroleplan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totalen:

 

 

 

 

 

Opmerking bij de tabel:

In voorkomend geval worden extra rijen toegevoegd.




BIJLAGE VII

Doorlichtingsverslag als bedoeld in artikel 80, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2021/2116 en artikel 48 van deze verordening

VERSLAG OVER DE DOORLICHTINGSPERIODE …

1.    Overzicht van de controles



A)  Totaal aantal door te lichten ondernemingen:

 

B)  Totaal aantal doorgelichte ondernemingen:

 

C)  Totaal aantal ondernemingen waar doorlichting aan de gang is:

 

D)  Totaal aantal nog niet doorgelichte ondernemingen:

 

2.    Overzicht van controles (per begrotingsartikel of -post nr.)



A)  ELGF-begrotingspost nr.

B)  ELGF-begrotingsartikel

C)  Totale uitgaven met betrekking tot voor doorlichting geselecteerde ondernemingen…

(EUR) (C = E + F + G)

Doorgelichte ondernemingen

F)  Ondernemingen waar doorlichting aan de gang is — totale uitgaven met betrekking tot deze ondernemingen

(EUR)

G)  Niet doorgelichte ondernemingen — totale uitgaven met betrekking tot deze ondernemingen

(EUR)

D)  Daadwerkelijk doorgelichte uitgaven

(EUR)*

E)  Totale uitgaven met betrekking tot deze ondernemingen

(EUR)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totalen:

 

 

 

 

 

 

Opmerking bij de tabel:

*  Heeft alleen betrekking op de uitgaven van de facturen die daadwerkelijk zijn doorgelicht (d.w.z. de facturen die zijn geselecteerd voor verificatie en/of aan kruiscontroles onderworpen zijn).

In voorkomend geval worden extra rijen toegevoegd.

3.    Vastgestelde potentiële onregelmatigheden



A)  ELGF-begrotingsartikel

B)  ELGF-begrotingspost nr.

C)  Referentienummer van de betrokken onderneming

D)  Beschrijving en aard van elke vastgestelde potentiële onregelmatigheid

E)  Aantal geconstateerde potentiële onregelmatigheden

F)  Geraamde waarde van de potentiële onregelmatigheden

G)  OLAF-referentienummer(s) (IMS-meldingsnummers)

H)  Doorlichtingsperiode waarin doorlichting is gepland *

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totalen:

 

 

 

 

 

 

 

Opmerking bij de tabel:

*  Voor voorgaande doorlichtingsperioden, alleen die welke niet in eerdere verslagen zijn gerapporteerd.

Elke onderneming met een onregelmatigheid/onregelmatigheden moet in een afzonderlijke rij worden gerapporteerd.

In voorkomend geval moeten extra rijen worden toegevoegd.

4.    Uitvoering van doorlichtingen met betrekking tot voorgaande doorlichtingscontroleplannen



Uitvoering van doorlichtingen met betrekking tot voorgaande doorlichtingscontroleplannen

A)  Aantal ondernemingen

B)  Betrokken uitgaven

C)  Daadwerkelijk doorgelichte uitgaven met betrekking tot ondernemingen*

4.1.  Ondernemingen waar volgens het vorige verslag doorlichting aan de gang was (4.1. = 4.2. + 4.3.)

 

 

x

4.2.  Ondernemingen in 4.1 waarvoor de doorlichting is afgerond

 

 

 

4.3.  Ondernemingen in 4.1 waar nog doorlichting aan de gang is

 

 

x

4.4.  Ondernemingen waarvoor volgens het vorige verslag nog geen doorlichting was gestart (4.4 = 4.5. + 4.6. + 4.7.)

 

 

x

4.5.  Ondernemingen in 4.4 waarvoor de doorlichting is afgerond

 

 

 

4.6.  Ondernemingen in 4.4 waar nog doorlichting aan de gang is

 

 

x

4.7.  Ondernemingen in 4.4 waarvoor de doorlichting nog niet is gestart

 

 

x

Opmerking bij de tabel:

*  Heeft alleen betrekking op de uitgaven van de facturen die daadwerkelijk zijn doorgelicht (d.w.z. de facturen die zijn geselecteerd voor verificatie en/of aan kruiscontroles onderworpen zijn).

5.    Wederzijdse bijstand

Er wordt een samenvatting verstrekt van de verzoeken om wederzijdse bijstand die zijn gedaan en ontvangen uit hoofde van titel IV, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2116.

Informatie over de verzonden verzoeken en de ontvangen antwoorden wordt opgenomen in de onderstaande tabellen:



A)  Lidstaat waaraan het verzoek is gericht

B)  Datum van het verzoek

C)  Datum van het antwoord en samenvatting van de resultaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmerking bij de tabel:

In voorkomend geval worden extra rijen toegevoegd.

6.    Middelen

Het voor doorlichtingen toegewezen aantal personeelsleden per controleorgaan en, voor zover relevant, per regio, uitgedrukt in mensjaren.

7.    Moeilijkheden en suggesties voor verbeteringen

De moeilijkheden die bij de toepassing van titel IV, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2116 zijn ondervonden, en de genomen maatregelen of de voorstellen voor de oplossing daarvan.

In voorkomend geval worden suggesties gedaan om de toepassing van titel IV, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2116 te verbeteren.

▼M1




BIJLAGE VIII

INFORMATIE MET HET OOG OP TRANSPARANTIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 58



Naam van de begunstigde/juridische entiteit/vereniging

Achternaam begunstigde

Indien behorend tot een groep, naam van de moederentiteit en btw- of fiscaal identificatie-nummer

Gemeente

Code van de maatregel/het interventie-type/de sector als bedoeld in bijlage IX

Specifieke doelstelling (1)

Start-datum (2)

Eind-datum (3)

Bedrag per verrichting in het kader van het ELGF

Totaal ELGF-bedrag voor die begunstigde

Bedrag per verrichting in het kader van het Elfpo

Totaal Elfpo-bedrag voor die begunstigde

Bedrag per verrichting in het kader van cofinanciering

Totaal gecofinancierd bedrag voor die begunstigde

Totale Elfpo- en gecofinancierde bedragen

Totaal EU-bedrag en gecofinancierd bedrag voor die begunstigde

 

 

 

 

 

 

 

 

 

50

 

70

 

40

110

160

 

 

 

 

Code A

 

 

 

20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Code B

 

 

 

 

 

40

 

25

 

 

 

 

 

 

 

Code C

 

 

 

30

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Code D

 

 

 

 

 

30

 

15

 

 

 

(1)   

De specifieke doelstelling van de verrichting moet overeenkomen met een of meer doelstellingen die zijn vastgesteld in de desbetreffende wetgeving van de Unie die op de betrokken verrichting van toepassing is, zoals beschreven in bijlage IX. Met name moet(en) de specifieke doelstelling(en) van een verrichting in het kader van Verordening (EU) 2021/2115 in overeenstemming zijn met de specifieke doelstellingen van artikel 6 van die verordening en in overeenstemming zijn met het GLB-plan van de lidstaat. Voorts moet(en) de specifieke doelstelling(en) van een verrichting in het kader van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 overeenstemmen met de doelstellingen van artikel 110, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (voor verdere richtsnoeren kunnen de lidstaten het technisch handboek voor het monitoring- en evaluatiekader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid 2014-2020 (“Technical Handbook on the Monitoring and Evaluation Framework of the Common Agricultural Policy 2014-2020”) raadplegen.

(2)   

De informatie over de startdatum van de interventietypen in de vorm van rechtstreekse betalingen, de interventietypen voor plattelandsontwikkeling met betrekking tot natuurlijke of andere gebiedsspecifieke beperkingen en gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten alsook van de maatregelen in het kader van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013 en (EU) nr. 229/2013 is niet relevant aangezien die maatregelen en interventietypen jaarlijks zijn.

(3)   

De informatie over de einddatum van de interventietypen in de vorm van rechtstreekse betalingen, de interventietypen voor plattelandsontwikkeling met betrekking tot natuurlijke of andere gebiedsspecifieke beperkingen en gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten alsook van de maatregelen in het kader van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013 en (EU) nr. 229/2013 is niet relevant aangezien die maatregelen en interventietypen jaarlijks zijn.


Voor de bekendmaking van de informatie over:


a)  de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor steunregelingen in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013 over kalenderjaar 2022 en eerder,

b)  de maatregelen die tot en met 31 december 2022 in het kader van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014 zijn uitgevoerd,

c)  de in artikel 5, lid 6, eerste alinea, punt c), en lid 7, van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde steunregelingen met betrekking tot de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor verrichtingen die na 31 december 2022 en tot het einde van die steunregelingen op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden uitgevoerd, en

d)  de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013,

moet in deze tabel alleen de in artikel 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voorgeschreven informatie bekend worden gemaakt en moeten de andere kolommen leeg blijven of worden voorzien van de vermelding “N.v.t.”.




BIJLAGE IX



MAATREGEL/INTERVENTIETYPE/SECTOR ALS BEDOELD IN ARTIKEL 58 (1)

Code van de maatregel/het interventietype/de sector

Naam van de maatregel/het interventietype/de sector

Doel van de maatregel/het interventietype/de sector

 

Verrichtingen in de vorm van interventietypen voor rechtstreekse betalingen als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2021/2115

 

 

1.   Ontkoppelde inkomenssteun

 

I.1

Basisinkomenssteun voor duurzaamheid

De basisinkomenssteun is een van de productie losgekoppelde areaalbetaling. Doel ervan is steun bieden met het oog op een leefbaar landbouwinkomen en veerkracht in de hele Unie om de voedselzekerheid te vergroten.

I.2

Aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid

De aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid is een van de productie losgekoppelde areaalbetaling. Doel ervan is de rechtstreekse betalingen beter te verdelen door de steun te herverdelen van grotere naar kleinere of middelgrote landbouwbedrijven.

I.3

Aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers

De aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers is een van de productie losgekoppelde betaling die betere inkomenssteun biedt aan jonge landbouwers die zich voor het eerst vestigen. Doel ervan is de landbouwsector te moderniseren door jongeren aan te trekken en hun bedrijfsontwikkeling te verbeteren.

I.4

Regelingen voor klimaat en milieu

Ecoregelingen voorzien in van de productie losgekoppelde betalingen. Doel ervan is de inkomenssteun te richten op landbouwpraktijken die gunstig zijn voor het milieu, het klimaat en het dierenwelzijn.

I.5

Betalingen voor kleine landbouwers (artikel 28)

De betalingen voor kleine landbouwers zijn losgekoppeld van de productie en komen in de plaats van alle andere rechtstreekse betalingen voor de betrokken begunstigden. Het doel van de betalingen voor kleine landbouwers is een evenwichtigere verdeling van de steun te bevorderen en de administratieve lasten voor zowel begunstigden van kleine bedragen als beheersautoriteiten te verminderen.

 

2.   Gekoppelde rechtstreekse betalingen

 

I.6

Gekoppelde inkomenssteun

Gekoppelde inkomenssteun omvat betalingen per hectare of per hoofd die verband houden met specifieke soorten productie. Doel ervan is het concurrentievermogen, de duurzaamheid en/of de kwaliteit te verbeteren met betrekking tot bepaalde sectoren en producten die om sociale, economische of milieuredenen van bijzonder belang zijn en bepaalde moeilijkheden ondervinden.

I.7

Gewasspecifieke betaling voor katoen

De gewasspecifieke betaling voor katoen is een gekoppelde betaling die wordt toegekend per hectare subsidiabel katoenareaal. Het is een verplichte regeling voor de lidstaten met katoenproducenten om de katoenproductie te ondersteunen in regio’s waar ze belangrijk is voor de landbouweconomie.

 

Maatregelen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013

 

II.1

Basisbetalingsregeling (titel III, hoofdstuk 1, afdelingen 1, 2, 3 en 5)

De basisbetalingsregeling is een van de productie losgekoppelde areaalbetaling die berust op de aan landbouwers toegewezen betalingsrechten. Doel ervan is het ondersteunen van het inkomen van landbouwers, dat gemiddeld aanzienlijk lager is dan het gemiddelde inkomen in de rest van de economie.

II.2

Regeling inzake een enkele areaalbetaling (artikel 36)

De regeling inzake een enkele areaalbetaling is een van de productie losgekoppelde areaalbetaling voor de subsidiabele hectaren die door een landbouwer zijn aangegeven. Doel ervan is het ondersteunen van het inkomen van landbouwers, dat gemiddeld aanzienlijk lager is dan het gemiddelde inkomen in de rest van de economie.

II.3

Herverdelingsbetaling (titel III, hoofdstuk 2)

De herverdelingsbetaling is een ontkoppelde areaalbetaling. Doel ervan is kleinere landbouwbedrijven te steunen door aanvullende steun te verlenen voor de eerste hectaren die zij in het kader van de basisbetaling aangeven.

II.4

Betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken (titel III, hoofdstuk 3)

Vergroening is een ontkoppelde areaalbetaling per betaalde hectare. Doel ervan is drie landbouwpraktijken ten gunste van het klimaat en het milieu in acht te nemen: gewasdiversificatie, instandhouding van blijvend grasland en de aanwezigheid van ecologisch aandachtsgebied op het landbouwareaal.

II.5

Betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen (titel III, hoofdstuk 4)

De betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen is een areaalgebonden, ontkoppelde betaling die naast de basisbetaling wordt toegekend aan landbouwers. Doel ervan is steun te verlenen aan landbouwers die zich in gebieden met natuurlijke beperkingen bevinden.

II.6

Betaling voor jonge landbouwers (titel III, hoofdstuk 5)

De betaling voor jonge landbouwers is een van de productie losgekoppelde betaling die betere inkomenssteun biedt aan jonge landbouwers die zich onlangs voor het eerst hebben gevestigd. Doel ervan is het bevorderen van de totstandbrenging en ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten in de landbouwsector, wat van essentieel belang is voor het concurrentievermogen van de landbouwsector in de Unie.

II.7

Vrijwillige gekoppelde steun (titel IV, hoofdstuk 1)

De vrijwillige gekoppelde steun omvat betalingen per hectare of per hoofd die verband houden met specifieke soorten productie. Doel ervan is het concurrentievermogen en de duurzaamheid te verbeteren van sectoren die om sociale, economische of milieuredenen van bijzonder belang zijn en bepaalde moeilijkheden ondervinden.

II.8

Gewasspecifieke betaling voor katoen (titel IV, hoofdstuk 2)

De gewasspecifieke betaling voor katoen is een gekoppelde betaling die wordt toegekend per hectare subsidiabel katoenareaal. Het is een verplichte regeling voor katoenproducerende lidstaten om de katoenproductie te ondersteunen in regio’s waar ze belangrijk is voor de landbouweconomie.

II.9

Regeling voor kleine landbouwbedrijven (titel V)

De regeling voor kleine landbouwbedrijven is losgekoppeld van de productie en komen in de plaats van alle andere rechtstreekse betalingen voor de betrokken begunstigden. Doel ervan is een evenwichtigere verdeling van de steun te bevorderen en de administratieve lasten voor zowel begunstigden van kleine bedragen als beheersautoriteiten te verminderen.

II.10

Maatregelen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (2)

Het doel van deze rechtstreekse betalingen bestaat erin steun los te koppelen van de productie van gewassen en vee om de inkomenssteun van de landbouwers te verbeteren.

 

Verrichtingen in de vorm van sectorale interventies als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) 2021/2115

 

III.1

In de sector groenten en fruit (artikelen 49 tot en met 53)

Het doel is de concentratie van het aanbod, het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de sector groenten en fruit te ondersteunen. Dit gebeurt via producentenorganisaties (PO’s) of unies daarvan (UPO’s) die zijn erkend op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en die operationele programma’s uitvoeren overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115. Begunstigden zijn PO’s en UPO’s. De programma’s hebben een looptijd van drie tot zeven jaar en worden beheerd op landbouwbegrotingsjaarbasis. Elk programma moet afzonderlijk door de lidstaten worden goedgekeurd.

III.2

In de sector producten van de bijenteelt (artikelen 54, 55 en 56)

Het doel is bijenhouders en de kwaliteit en de markt voor bijenteeltproducten te ondersteunen.

III.3

In de wijnsector (artikelen 57 tot en met 60)

Het doel is het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de wijnsector te ondersteunen. De programma’s worden door de lidstaten op nationaal niveau uitgevoerd als onderdeel van hun strategisch plan en worden op landbouwbegrotingsjaarbasis beheerd. De begunstigden zijn wijnbouwers, wijnmakers en wijnhandelaren of hun unies/organisaties. De door de lidstaten goed te keuren verrichtingen kunnen jaarlijks of meerjarig zijn.

III.4

In de hopsector (artikelen 61 en 62)

Het doel is de concentratie van het aanbod, het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de hopsector te ondersteunen via producentenorganisaties (PO’s) of unies daarvan (UPO’s) die zijn erkend op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en die operationele programma’s uitvoeren overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115. Begunstigden zijn PO’s en UPO’s. De programma’s hebben een looptijd van drie tot zeven jaar en worden beheerd op landbouwbegrotingsjaarbasis. Elk programma moet afzonderlijk door de lidstaten worden goedgekeurd.

III.5

Steun in de sector olijfolie en tafelolijven (artikelen 63, 64 en 65)

Het doel is de concentratie van het aanbod, het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de sector olijfolie en tafelolijven te ondersteunen via producentenorganisaties (PO’s) en unies daarvan (UPO’s) die zijn erkend op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en die operationele programma’s uitvoeren overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115. Begunstigden zijn PO’s en UPO’s. De programma’s hebben een looptijd van drie tot zeven jaar en worden beheerd op landbouwbegrotingsjaarbasis. Elk programma moet afzonderlijk door de lidstaten worden goedgekeurd.

III.6

In andere sectoren als bedoeld in artikel 1, lid 2, punten a) tot en met h), k), m), o) tot en met t) en w), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en in sectoren die producten omvatten die zijn opgenomen in bijlage XIII bij Verordening (EU) 2021/2115 (artikelen 66, 67 en 68)

Het doel is de concentratie van het aanbod, het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de gerelateerde sectoren te ondersteunen via producentenorganisaties (PO’s), unies daarvan (UPO’s) die zijn erkend op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013, alsook tijdelijk door de lidstaten erkende productengroeperingen (PG’s), die operationele programma’s uitvoeren overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115. Begunstigden zijn PO’s, UPO’s of PG’s. De programma’s hebben een looptijd van drie tot zeven jaar en worden beheerd op landbouwbegrotingsjaarbasis. Elk programma moet afzonderlijk door de lidstaten worden goedgekeurd.

 

Maatregelen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1308/2013

 

IV.1

Openbare interventie (hoofdstuk I, afdeling 2)

Als de marktprijs van bepaalde landbouwproducten onder een vooraf bepaald niveau daalt, is een interventie door de overheidsinstanties van de lidstaten toegestaan om de markt te stabiliseren door overschotten op te kopen. Die overschotten kunnen dan worden opgeslagen totdat de marktprijs weer stijgt. De entiteiten die moeten worden bekendgemaakt, zijn de begunstigden van de steun, d.w.z. de entiteiten waarvan het product is aangekocht.

IV.2

Steun voor particuliere opslag (hoofdstuk I, afdeling 3)

Doel van de verleende steun is producenten van bepaalde producten tijdelijk te ondersteunen in verband met de kosten van particuliere opslag.

IV.3

De EU-regelingen voor schoolgroenten, schoolfruit en schoolmelk (hoofdstuk II, afdeling 1)

De steun is bedoeld als stimulans voor de verdeling van landbouwproducten aan kinderen in kleuterscholen, basisscholen en middelbare scholen, om hun consumptie van groenten, fruit en melk te stimuleren en hun eetgewoonten te verbeteren.

IV.4

Uitzonderlijke maatregelen (hoofdstuk I, afdelingen 1, 2 en 3)

Het doel van de uitzonderlijke maatregelen die krachtens artikel 219, lid 1, artikel 220, lid 1, en artikel 221, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden genomen, is de ondersteuning van landbouwmarkten overeenkomstig artikel 5, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2021/2116.

IV.5

Steun in de sector groenten en fruit (hoofdstuk II, afdeling 3)

Telers worden aangemoedigd zich aan te sluiten bij producentenorganisaties (PO’s). Die ontvangen steun voor het uitvoeren van operationele programma’s, op basis van een nationale strategie. Doel van de verleende steun is ook inkomensschommelingen als gevolg van crises te beperken. Er wordt steun geboden voor crisispreventie- en crisisbeheersingsmaatregelen in het kader van operationele programma’s, d.w.z. het uit de markt nemen van producten, groen oogsten/niet oogsten, afzetbevorderings- en communicatie-instrumenten, opleiding, oogstverzekeringen, hulp om bankleningen te verkrijgen en het dekken van de administratieve kosten voor het opzetten van onderlinge fondsen (door landbouwers beheerde stabilisatiefondsen).

IV.6

Steun in de wijnsector (hoofdstuk II, afdeling 4)

De verschillende steunmaatregelen hebben tot doel het marktevenwicht te waarborgen en het concurrentievermogen van wijn van de Unie te vergroten: steun voor de afzetbevordering van wijn op markten van derde landen en voorlichting over verantwoorde wijnconsumptie en het Uniesysteem van beschermde oorsprongsbenamingen (BOB’s) en beschermde geografische aanduidingen (BGA’s); cofinanciering van de kosten voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden, voor investeringen in wijnmakerijen en in afzetfaciliteiten en voor innovatie; steun voor groen oogsten, onderlinge fondsen, oogstverzekeringen en distillatie van bijproducten.

IV.7

Steun in de sector olijfolie en tafelolijven (hoofdstuk II, afdeling 2)

Steun voor de driejarige activiteitenprogramma’s die worden opgesteld door producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties of brancheorganisaties met betrekking tot: monitoring en beheer van de markt in de sector olijfolie en tafelolijven; verbetering van de milieueffecten van de olijventeelt; verbetering van het concurrentievermogen van de olijventeelt door middel van modernisering; verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven; het traceerbaarheidssysteem, en de certificering en bescherming van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven; de verspreiding van informatie over de activiteiten die producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties of brancheorganisaties ontplooien ter verbetering van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven.

IV.8

Steun in de bijenteeltsector (hoofdstuk II, afdeling 5)

Doel van de verleende steun bestaat erin deze sector te ondersteunen via bijenteeltprogramma’s ter bevordering van de productie en de afzet van producten van de bijenteelt.

IV.9

Steun in de hopsector (hoofdstuk II, afdeling 6)

Steun voor producentenorganisaties in de hopsector.

 

Verrichting in de vorm van interventietypen voor plattelandsontwikkeling als bedoeld in artikel 69 van Verordening (EU) 2021/2115

 

V.1

Milieu-, klimaat- en andere beheersverbintenissen

Doel van de verleende steun is landbouwers, bosbezitters en andere grondbeheerders te vergoeden voor de extra kosten en gederfde inkomsten in verband met vrijwillige milieu-, klimaat- en andere beheersverbintenissen die verder gaan dan verplichte normen en die bijdragen tot de specifieke doelstellingen van het GLB, met name op het gebied van milieu, klimaat en dierenwelzijn.

V.2

Natuurlijke of andere gebiedsspecifieke beperkingen

De verleende steun heeft tot doel landbouwers geheel of gedeeltelijk te vergoeden voor de extra kosten en gederfde inkomsten die verband houden met de natuurlijke of andere gebiedsspecifieke beperkingen in het betrokken gebied, zoals berggebieden.

V.3

Gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten

Doel van de verleende steun is landbouwers, bosbezitters en andere grondbeheerders te vergoeden voor alle of een deel van de extra kosten en gederfde inkomsten in verband met bepaalde gebiedsspecifieke nadelen in het betrokken gebied die voortvloeien uit vereisten die resulteren uit de uitvoering van de Natura 2000-richtlijnen (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (3) en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (4)) of, voor landbouwgebieden, de kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (5)).

V.4

Investeringen, met inbegrip van investeringen in irrigatie

Doel van de verleende steun is het ondersteunen van investeringen in materiële of immateriële activa, met inbegrip van investeringen in irrigatie, die bijdragen tot de verwezenlijking van een of meer van de specifieke doelstellingen van het GLB.

V.5

Vestiging van jonge landbouwers, nieuwe landbouwers en start-up van plattelandsbedrijven

Doel van de verleende steun is de vestiging van jonge landbouwers, nieuwe landbouwers en, onder bepaalde voorwaarden, de start-up van plattelandsbedrijven te ondersteunen teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van een of meer van de specifieke doelstellingen van het GLB.

V.6

Risicobeheersinstrumenten

Doel van de verleende steun is het bevorderen van risicobeheerinstrumenten die landbouwers helpen bij het beheer van de met hun landbouwactiviteiten verband houdende productie- en inkomensrisico’s waarover zij geen controle hebben.

V.7

Samenwerking

Doel van de verleende steun is het ondersteunen van samenwerking om bij te dragen tot de verwezenlijking van een of meer van de specifieke doelstellingen van het GLB. Dit omvat samenwerkingssteun voor:

a)  de voorbereiding en uitvoering van verrichtingen van operationele groepen van het Europees innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw;

b)  de voorbereiding en uitvoering van Leader;

c)  de bevordering en ondersteuning van erkende kwaliteitsregelingen van de Unie en de lidstaten en het gebruik ervan door landbouwers;

d)  de ondersteuning van producentengroeperingen, producentenorganisaties of brancheorganisaties;

e)  de ontwikkeling en uitvoering van strategieën voor slimme dorpen;

f)  de ondersteuning van andere vormen van samenwerking.

V.8

Uitwisseling van kennis en verspreiding van informatie

Doel van de verleende steun is het ondersteunen van acties op het gebied van kennisuitwisseling en voorlichting die bijdragen tot een of meer van de specifieke doelstellingen van het GLB, met name gericht op de bescherming van natuur, milieu en klimaat, met inbegrip van acties op het gebied van milieueducatie en -bewustmaking en de ontwikkeling van plattelandsbedrijven en -gemeenschappen. Dergelijke acties kunnen acties omvatten ter bevordering van innovatie, opleiding en advies, alsook de uitwisseling en verspreiding van kennis en informatie.

 

Maatregelen als bedoeld in titel III, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1305/2013

 

VI.1

Acties inzake kennisoverdracht en voorlichting (artikel 14)

Deze maatregel heeft betrekking op opleiding en andere soorten activiteiten, zoals workshops, coaching, demonstratieactiviteiten, voorlichtingsacties, regelingen voor korte landbouw- en bosbouwuitwisselingen en bezoeken. Doel is het menselijk potentieel te vergroten van personen die actief zijn in de landbouw-, levensmiddelen- en bosbouwsector, grondbeheerders en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) die actief zijn in plattelandsgebieden.

VI.2

Bedrijfsadviesdiensten, bedrijfsbeheersdiensten en bedrijfsverzorgingsdiensten (artikel 15)

Deze maatregel is erop gericht het duurzame beheer en de economische en ecologische prestaties van landbouw- en bosbouwbedrijven en kmo’s in plattelandsgebieden te verbeteren door het gebruik van adviesdiensten en de oprichting van advies-, bedrijfsbeheer- en bedrijfsverzorgingsdiensten. Met de maatregel wordt ook beoogd de opleiding van adviseurs te bevorderen.

VI.3

Kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (artikel 16)

Doel van deze maatregel is het ondersteunen van al wie toetreedt tot een nationale of vrijwillige kwaliteitsregeling of tot een kwaliteitsregeling op het niveau van de Unie. In het kader van deze maatregel kan ook steun worden verleend voor de kosten die voortvloeien uit voorlichtings- en afzetbevorderingsactiviteiten om de consumenten meer vertrouwd te maken met het bestaan en de kenmerken van producten die worden geproduceerd overeenkomstig op nationaal niveau en op het niveau van de Unie ingestelde kwaliteitsregelingen.

VI.4

Investeringen in materiële activa (artikel 17)

Het doel van deze maatregel bestaat erin de economische en de milieuprestaties van landbouwbedrijven en plattelandsondernemingen te verbeteren, de efficiënte werking van de sectoren verwerking en afzet van landbouwproducten te intensiveren, de voor de ontwikkeling van de landbouw en de bosbouw vereiste infrastructuur ter beschikking te stellen en de voor de verwezenlijking van de milieudoelstellingen vereiste niet-productieve investeringen te ondersteunen.

VI.5

Herstel van door een natuurramp beschadigd agrarisch productiepotentieel en invoering van passende preventieve acties (artikel 18)

Het doel van deze maatregel bestaat erin de economische en de milieuprestaties van landbouwbedrijven en plattelandsondernemingen te verbeteren, de efficiënte werking van de sectoren verwerking en afzet van landbouwproducten te intensiveren, de voor de ontwikkeling van de landbouw en de bosbouw vereiste infrastructuur ter beschikking te stellen en de voor de verwezenlijking van de milieudoelstellingen vereiste niet-productieve investeringen te ondersteunen.

VI.6

Ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen (artikel 19)

Het doel van deze maatregel bestaat erin steun te verlenen voor het creëren en ontwikkelen van nieuwe, rendabele economische bedrijvigheid, zoals nieuwe, door jonge landbouwers geleide bedrijven of nieuwe bedrijven in plattelandsgebieden, en voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven. Er wordt ook steun verleend aan nieuwe of bestaande ondernemingen voor investeringen in het opzetten en ontwikkelen van niet-agrarische activiteiten die van essentieel belang zijn voor de ontwikkeling en het concurrentievermogen van plattelandsgebieden en van alle landbouwers die hun landbouwactiviteiten diversifiëren. In het kader van deze maatregel worden betalingen toegekend aan landbouwers die in aanmerking komen voor de regeling voor kleine landbouwbedrijven en die hun bedrijf definitief aan een andere landbouwer overdragen.

VI.7

Basisdiensten en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden (artikel 20)

Deze maatregel heeft tot doel steun te verlenen voor interventies waarmee groei wordt gestimuleerd en de ecologische en sociaal-economische stabiliteit van plattelandsgebieden wordt bevorderd, met name door de ontwikkeling van de plaatselijke infrastructuur (zoals breedband, hernieuwbare energie en sociale infrastructuur) en van de plaatselijke basisdiensten en door de vernieuwing van dorpen en activiteiten die gericht zijn op het herstel en de opwaardering van het culturele en natuurlijke erfgoed. Met de maatregel wordt ook steun geboden voor het verplaatsen van activiteiten en het verbouwen van voorzieningen, met als doel de levenskwaliteit in of de milieuprestatie van deze woongebieden te verbeteren.

VI.8

Investeringen in de ontwikkeling van het bosareaal en verbetering van de levensvatbaarheid van bossen (artikel 21, artikelen 22 tot en met 26)

Deze maatregel is erop gericht investeringen in de ontwikkeling van beboste gebieden, bosbescherming, innovatie in bosbouw, bosbouwtechnologieën en bosproducten te bevorderen, om bij te dragen tot het groeipotentieel van plattelandsgebieden.

VI.9

Bebossing en aanleg beboste gronden (artikel 22)

Deze submaatregel is erop gericht steun te bieden voor concrete acties in het kader van bebossing en de aanleg van beboste gebieden op landbouw- en andere grond.

VI.10

Invoering, regeneratie of renovatie van boslandbouwsystemen (artikel 23)

Deze submaatregel heeft tot doel steun te verlenen voor de invoering van boslandbouwsystemen en de bewuste combinatie van meerjarige houtgewassen met gewassen en/of veehouderij op dezelfde grondeenheid.

VI.11

Preventie en herstel van schade aan bossen door bosbranden en natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen (artikel 24)

Deze submaatregel is gericht op de preventie en het herstel (opruimen en opnieuw beplanten) van het bosbouwpotentieel na een bosbrand, een andere natuurramp (met inbegrip van uitbraken van plagen en ziekten) of een klimaatgerelateerde bedreiging.

VI.12

Investeringen ter verbetering van veerkracht en milieuwaarde van bosecosystemen (artikel 25)

Deze submaatregel is gericht op de ondersteuning van acties waarmee de milieuwaarde van de bossen wordt vergroot, klimaatmitigatie en -adaptatie door bossen worden vergemakkelijkt, ecosysteemdiensten worden verleend en de maatschappelijke belevingswaarde van bossen wordt verhoogd. Doel is ervoor te zorgen dat de milieuwaarde van bossen toeneemt.

VI.13

Investeringen in bosbouwtechnologieën en in de verwerking, mobilisering en afzet van bosproducten (artikel 26)

Deze submaatregel is erop gericht steun te bieden voor investeringen in machines en/of installaties voor het winnen, snijden, mobiliseren en verwerken van hout voordat het industrieel wordt gezaagd. Met deze submaatregel wordt voornamelijk beoogd de milieuwaarde van bossen te doen toenemen.

VI.14

Oprichting van producentengroeperingen en -organisaties (artikel 27)

Het doel van deze maatregel is de ondersteuning van de oprichting van producentengroeperingen en -organisaties, vooral in de eerste jaren wanneer extra kosten worden gemaakt, zodat het mogelijk wordt gezamenlijk marktuitdagingen aan te gaan en een sterkere onderhandelingspositie te bereiken op het vlak van productie en afzet, ook op plaatselijke markten.

VI.15

Agromilieu- en klimaatsteun (artikel 28)

Het doel van deze maatregel is grondbeheerders te stimuleren om landbouwpraktijken toe te passen die bijdragen aan de bescherming van het milieu, het landschap, natuurlijke hulpbronnen en klimaatmitigatie en -adaptatie. Het kan zowel gaan om milieuvriendelijke verbeteringen van landbouwpraktijken als om het behoud van bestaande milieuvriendelijke praktijken.

VI.16

Biologische landbouw (artikel 29)

Deze maatregel is erop gericht steun te bieden voor de omschakeling naar en/of het behoud van biologische landbouwpraktijken en -methoden opdat landbouwers worden gestimuleerd aan dergelijke regelingen deel te nemen en zo te voldoen aan de vraag van de samenleving naar het gebruik van milieuvriendelijke landbouwpraktijken.

VI.17

Betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water (artikel 30)

Het doel van deze maatregel bestaat erin begunstigden te vergoeden die, in vergelijking met land- en bosbouwers in andere gebieden, bepaalde nadelen ondervinden ten gevolge van specifieke dwingende voorschriften in de betrokken gebieden die voortvloeien uit de uitvoering van de Richtlijnen 92/43/EEG, 2009/147/EG en 2000/60/EG.

VI.18

Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen (artikel 31)

Het doel van deze maatregel bestaat erin steun te verlenen aan begunstigden die bijzondere beperkingen ondervinden doordat zij gevestigd zijn in berggebieden of andere gebieden met ernstige natuurlijke beperkingen of specifieke beperkingen.

VI.19

Dierenwelzijn (artikel 33)

Doel van deze maatregel is het verlenen van betalingen aan landbouwers die zich er op vrijwillige basis toe verbinden concrete acties uit te voeren die bestaan uit een of meer dierenwelzijnsverbintenissen.

VI.20

Bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding (artikel 34)

Met deze maatregel wordt beoogd tegemoet te komen aan de noodzaak om het duurzaam beheer en de duurzame verbetering van bossen en beboste gebieden te bevorderen, onder meer door het behoud en de verbetering van de biodiversiteit en van water- en bodemrijkdommen en door de strijd tegen de klimaatverandering. De maatregel komt ook tegemoet aan de noodzaak om de genetische hulpbronnen in de bosbouw in stand te houden, onder meer door verschillende bossoorten te ontwikkelen die zijn aangepast aan specifieke plaatselijke omstandigheden.

VI.21

Samenwerking (artikel 35)

Het doel van deze maatregel is het bevorderen van vormen van samenwerking waarbij ten minste twee entiteiten betrokken zijn en die gericht zijn op de ontwikkeling van onder meer: proefprojecten; nieuwe producten, praktijken, processen en technologieën in de landbouw-, de levensmiddelen- en de bosbouwsector; toeristische diensten; korte toeleveringsketens en plaatselijke markten; gezamenlijke projecten of praktijken op het gebied van milieu of klimaatverandering; projecten voor de duurzame levering van biomassa; lokale ontwikkelingsstrategieën andere dan Leader; bosbeheerplannen; en diversificatie naar “sociale landbouw”-activiteiten.

VI.22

Risicobeheer (artikel 36)

Met deze maatregel wordt een nieuw instrumentarium voor risicobeheer beschikbaar gesteld en worden nog meer mogelijkheden gecreëerd om voor verzekeringen en onderlinge fondsen gebruik te maken van de nationale middelen voor rechtstreekse betalingen, zodat hulp kan worden geboden aan landbouwers die worden blootgesteld aan steeds grotere economische en ecologische risico’s. De maatregel voert eveneens een inkomensstabiliseringsinstrument in voor het vergoeden van landbouwers van wie het inkomen ernstig gedaald is.

VI.22a

Uitzonderlijke tijdelijke steun voor zwaar door de COVID-19-crisis getroffen landbouwers en kmo’s (artikel 39 ter)

Het doel van deze maatregel is het verlenen van tijdelijke steun aan landbouwers en aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in verband met de COVID-19-crisis.

VI.22b

Uitzonderlijke tijdelijke steun voor zwaar door de Russische invasie van Oekraïne getroffen landbouwers en kmo’s (artikel 39 quater)

Het doel van deze maatregel is het verlenen van tijdelijke steun aan landbouwers en aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in verband met de Russische inval in Oekraïne.

VI.23

Financiering van aanvullende nationale rechtstreekse betalingen voor Kroatië (artikel 40)

Doel van deze maatregel is aan landbouwers in Kroatië die voor aanvullende nationale rechtstreekse betalingen in aanmerking komen, een aanvullende betaling in het kader van het Elfpo te verlenen.

VI.24

Steun voor lokale ontwikkeling in het kader van Leader (vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling) (artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6))

Deze maatregel is erop gericht Leader te behouden als een instrument voor geïntegreerde territoriale ontwikkeling op subregionaal (“plaatselijk”) niveau, waardoor een rechtstreekse bijdrage wordt geleverd aan een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandsgebieden. Dit is een van de brede doelstellingen van het plattelandsontwikkelingsbeleid.

VI.25

Technische bijstand (artikelen 51 tot en met 54)

Deze maatregel is erop gericht de lidstaten de mogelijkheid te bieden om technische bijstand te verlenen voor acties ter ondersteuning van de administratieve capaciteit voor het beheer van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen). Deze acties kunnen gericht zijn op voorbereiding, beheer, monitoring, evaluatie, voorlichting en communicatie, netwerkvorming, afhandelen van klachten en controles en audits in het kader van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s.

VII.1

Maatregelen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 228/2013

Posei-maatregelen zijn specifieke regelingen op landbouwgebied die bedoeld zijn om overeenkomstig artikel 349 van het Verdrag rekening te houden met de beperkingen van de ultraperifere gebieden. Ze bestaan uit twee hoofdelementen: de specifieke voorzieningsregeling en de maatregelen ter ondersteuning van de lokale productie. De eerste is gericht op verlichting van de extra kosten voor de voorziening met essentiële producten die worden veroorzaakt door het afgelegen karakter van die gebieden (via steun voor producten uit de Unie en de vrijstelling van invoerrechten voor producten uit derde landen); de steunmaatregelen voor de lokale productie zijn erop gericht de ontwikkeling van de lokale landbouwsector te steunen (via rechtstreekse betalingen en marktmaatregelen). Posei maakt ook de financiering van fytosanitaire programma’s mogelijk.

VIII.1

Maatregelen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 229/2013

De regeling voor de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee is vergelijkbaar met Posei, maar heeft niet dezelfde rechtsgrondslag in het Verdrag en is kleinschaliger dan Posei. Zij omvat zowel de specifieke voorzieningsregeling (maar dan beperkt tot steun voor producten uit de Unie) als steunmaatregelen voor de lokale landbouwactiviteiten, bestaande uit extra betalingen voor specifiek omschreven lokale producten.

IX.1

Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1144/2014

De Unie kan overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1144/2014 middelen uit haar begroting gebruiken voor de volledige of gedeeltelijke financiering van op de interne markt of in derde landen uitgevoerde en in die verordening genoemde voorlichtings- en afzetbevorderingacties voor landbouwproducten en bepaalde op basis van landbouwproducten geproduceerde levensmiddelen. Deze acties worden uitgevoerd in de vorm van voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s.

(1)   

En verdere, op grond van artikel 39, lid 2, van het Verdrag en/of Verordening (EU) nr. 1308/2013 vast te stellen steunmaatregelen.

(2)   

Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).

(3)   

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(4)   

Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(5)   

Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(6)   

Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).



( 1 ) Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).

( 2 ) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat uitgaven voor openbare interventie betreft (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 1).

( 3 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (PB L 206 van 30.7.2016, blz. 71).

( 4 ) Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).

( 5 ) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

( 6 ) Verordening (EU) 2021/2117 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, (EU) nr. 251/2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en (EU) nr. 228/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 262).

( 7 ) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

( 8 ) Verordening (EG) nr. 27/2004 van de Commissie van 5 januari 2004 houdende overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad met betrekking tot de financiering door het EOGFL, afdeling Garantie, van de maatregelen voor plattelandsontwikkeling in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 36).

( 9 ) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

( 10 ) Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).

( 11 ) Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1).

( 12 ) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

( 13 ) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).