24.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 58/12


Beroep tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, ingesteld door het Vorstendom Liechtenstein op 22 december 2010

(Zaak E-17/10)

2011/C 58/06

Op 22 december 2010 is bij het EVA-Hof tegen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA beroep ingesteld door het Vorstendom Liechtenstein, vertegenwoordigd door dr. Andrea Entner-Koch, optredend als gemachtigde van het Vorstendom Liechtenstein, coördinatie-eenheid EER, Austrasse 79/Europark, 9490 Vaduz, Fürstentum Liechtenstein.

Het Vorstendom Liechtenstein verzoekt het EVA-Hof:

1.

Besluit nr. 416/10/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 3 november 2010 betreffende de belasting op beleggingsmaatschappijen die onder de Liechtensteinse belastingwet vallen, nietig te verklaren;

2.

subsidiair, de artikelen 3 en 4 van Besluit nr. 416/10/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 3 november 2010 nietig te verklaren voor zover daarin de terugbetaling wordt bevolen van de steun waarnaar in artikel 1 van dat besluit wordt verwezen;

en

3.

de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in de kosten van de procedure te verwijzen.

Feiten en argumenten:

In Besluit nr. 416/10/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 3 november 2010 werd verklaard dat de belastingvrijstellingen die gelden voor beleggingsmaatschappijen, en die met ingang van 30 juni 2006 waren ingetrokken, onverenigbaar waren met artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA besloot voorts dat de vermeende steun onrechtmatige steun vormde die moest worden teruggevorderd van de beleggingsmaatschappijen die steun hebben ontvangen, en dit vanaf 15 maart 1997 tot het tijdstip waarop de begunstigden voor de laatste maal voor de vrijstellingen in aanmerking kwamen, nadat deze in 2006 waren ingetrokken.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA verklaarde dat de terugvordering onverwijld, en in ieder geval vóór 3 maart 2011, dient te geschieden, in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures, voor zover deze procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het besluit toelaten.

Verzoeker stelt dat de desbetreffende belastingvoorschriften geen staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst vormen.

Verzoeker voert aan dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA:

ten onrechte artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst toepaste op het belasten van beleggingsmaatschappijen krachtens de Liechtensteinse belastingwetgeving en ten onrechte de terugbetaling door de beleggingsmaatschappijen van de beweerdelijk onrechtmatige steun, vanaf 15 maart 1997, beval:

de algemene beginselen van de EER-wetgeving heeft geschonden door de terugbetaling van de beweerdelijk onrechtmatige steun te bevelen;

haar betwiste besluit ontoereikend heeft gemotiveerd, zoals door artikel 16 van de Toezichtsovereenkomst wel is vereist.