7.11.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 401/9 |
OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN — EACEA 37/2018
in het kader van het programma Erasmus+
KA3 — Ondersteuning van beleidshervormingen
Netwerken en partnerschappen van aanbieders van beroepsonderwijs en –opleiding
(2018/C 401/09)
1. Doelstelling
Deze oproep heeft tot doel projecten te ondersteunen voor de totstandkoming van (trans)nationale netwerken en partnerschappen van aanbieders van zowel initieel als voortgezet beroepsonderwijs/initiële als voortgezette beroepsopleiding (Vocational Education and Training — VET) ten behoeve van beleidsdiscussies op Europees niveau, alsook meer bekendheid te geven aan Europees VET-beleid en dit op nationaal en regionaal niveau ten uitvoer te brengen.
Het algemene doel van deze oproep is de indiening van voorstellen voor bottom-up partnerschappen die moeten aanzetten tot de vorming van (trans)nationale netwerken en partnerschappen van VET-aanbieders die op nationaal en Europees niveau samenwerken.
De projecten moeten de kwaliteit en efficiëntie van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding verbeteren, het effect en de relevantie ervan voor leerlingen en werkgevers vergroten en grensoverschrijdende samenwerking ten behoeve van de kwaliteit en aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding tot stand brengen.
De in het kader van deze uitnodiging gefinancierde voorstellen moeten ook de communicatie, verspreiding en ondersteuning van de uitvoering van de VET-agenda op EU- en nationaal niveau bevorderen, alsook kennis, feedback en ervaring op het gebied van beleidsuitvoering, en uitwisseling van beste praktijken ten behoeve van toonaangevend(e) beroepsonderwijs en -opleiding uitwisselen.
Voorstellen moeten in het kader van een van de volgende twee partijen worden ingediend:
— Partij 1: Nationale, regionale of sectorale organisaties van VET-aanbieders
Onder partij 1 zullen gesteunde projecten vestigen of versterken netwerken en partnerschappen van VET-aanbieders op nationaal, regionaal of sectoraal niveau. Dit geschiedt via transnationale projecten voor capaciteitsopbouw en het uitwisselen van beste ervaringen onder deze organisaties van VET-aanbieders, in het bijzonder in landen waar hun organisatiegraad nog beperkt is.
— Partij 2: Europese overkoepelende organisaties van VET-aanbieders
Projecten onder partij 2 zullen de samenwerking tussen Europese overkoepelende organisaties van VET-aanbieders versterken, terwijl ze aan beleidsdiscussies op Europees niveau steunen, alsook aan hun capaciteit om de nationale leden of aangesloten organisaties te bereiken. Europese overkoepelende organisaties spelen ook een cruciale rol bij het geven van grotere bekendheid aan Europees VET-beleid en de implementatie ervan via de nationale, regionale en sectorale organisaties van VET-aanbieders.
2. In aanmerking komende partnerschappen
— Partij 1: Nationale, regionale of sectorale organisaties van VET-aanbieders
Het partnerschap moet bestaan uit minstens twee nationale, regionale of sectorale netwerken of verenigingen van VET-aanbieders uit minstens twee landen die deelnemen aan het programma Erasmus+ (ten minste één land moet een lidstaat van de Europese Unie zijn). Een van de partners is de coördinerende organisatie, die namens het partnerschap een aanvraag doet voor de Erasmus+-subsidie.
Indien een netwerk/vereniging nog geen rechtspersoonlijkheid heeft, kan de aanvraag worden ingediend door een VET-aanbieder die het/haar vertegenwoordigt.
De samenstelling van het partnerschap dient de in deze oproep bedoelde specifieke activiteiten te weerspiegelen.
— Partij 2: Europese overkoepelende organisaties van VET-aanbieders
Het partnerschap moet bestaan uit minstens twee Europese overkoepelende organisaties van VET-aanbieders, die elk leden of aangesloten organisaties hebben uit minstens vijf landen die deelnemen aan het programma Erasmus+ (ten minste één land moet een lidstaat van de Europese Unie zijn). Een van de Europese overkoepelende organisaties is de coördinerende organisatie, die namens het partnerschap een aanvraag doet voor de Erasmus+-subsidie.
De samenstelling van het partnerschap dient de in deze oproep bedoelde specifieke activiteiten te weerspiegelen.
Landen die deelnemen aan het programma Erasmus+:
— de 28 lidstaten van de Europese Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk (1), Zweden;
— bij het programma aangesloten landen buiten de Europese Unie: de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Servië (2), Turkije.
3. Activiteiten
De activiteiten moeten van start gaan tussen 1 september 2019 en 1 november 2019.
De projecten mogen maximaal 24 maanden duren.
Hoofddoel van de activiteiten is de ondersteuning van de totstandkoming en/of versterking van netwerken en partnerschappen van VET-aanbieders, waarmee capaciteit aan de basis wordt opgebouwd om Europese programma's, initiatieven en prioriteiten op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding — waaronder de priorititen in het kader van het proces van Kopenhagen — daadwerkelijk te kunnen uitvoeren.
Voor beide partijen dienen de begunstigden de volgende activiteit te ondernemen:
de samenwerking onder VET-aanbieders versterken door zich in te zetten voor wederzijds leren, collegiale advisering en capaciteitsopbouw, teneinde de kwaliteit en aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding te verbeteren. De netwerken en partnerschappen moeten ook een doeltreffend gebruik van de EU-financieringsinstrumenten bevorderen en de implementatie en verbreiding van relevante EU-tools en -initiatieven op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding ondersteunen, zo mogelijk in hun eigen taal/talen. Er dient tevens gestreefd te worden naar betrokkenheid van VET-aanbieders die nog niet bijdragen aan, noch profiteren van de Europese samenwerking.
Bovendien dienen begunstigden minstens drie van onderstaande activiteiten uit te voeren:
1. |
bijdragen aan de Europese Week van beroepsvaardigheden, door de organisatie van gecoördineerde innoverende evenementen en activiteiten op nationaal niveau, die onder ouders, leerlingen, docenten, bedrijven en vooral het mkb/de kmo's grotere aandacht moeten vestigen op de aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding. |
2. |
Steun geven aan de ontwikkeling van een beleid van internationalisering op het niveau van de aanbieders, door de mobiliteit van schooldirecteuren, docenten en leerlingen in het beroepsonderwijs te bevorderen, alsook samenwerkingspartnerschappen tot stand te brengen. |
3. |
De kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding verbeteren door terugkoppelingsmechanismen teneinde dit onderwijs aan te passen in de lijn van de Aanbeveling inzake het volgen van afgestudeerden en de Aanbeveling inzake een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (Eqavet). Zo nodig systemen voor het volgen van afgestudeerden ontwikkelen door onder meer nationale of regionale statistische gegevens te combineren met gegevens van de VET-aanbieders, of door gebruik te maken van gegevens van dergelijke volgsystemen ter verbetering van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding. |
4. |
Steun bieden aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen bij de ontwikkeling van menselijk kapitaal door werknemers bij- en om te scholen. Daarbij valt te denken aan vaststelling van hun behoeften aan vaardigheden en/of beoordeling van vaardigheden, en/of validering en erkenning van vaardigheden en/of specifieke cursussen en opleidingen, daarbij rekening houdend met de conclusies van de Werkgroep voor volwasseneneducatie voor 2016-2018 in het kader van ET20. |
5. |
Innoverend leren van sleutelcompetenties in beroepsonderwijs en -opleiding bevorderen (bijvoorbeeld flexibiliteit en aanpassing aan individuele leerbehoeften) door de opzet en beoordeling van programma's aan te passen. |
6. |
Instrumenten en mogelijkheden voor professionele ontwikkeling van leraren, trainers, mentoren en/of schooldirecteuren bevorderen om hen beter toe te rusten voor nieuwe opgaven (zoals digitalisering), in de lijn van de Werkgroep voor volwasseneneducatie voor 2016-2018 in het kader van ET20. |
4. Toekenningscriteria
In aanmerking komende aanvragen worden op grond van de volgende criteria beoordeeld:
1. |
relevantie van het project (maximaal 30 punten — minimumdrempel 16 punten); |
2. |
kwaliteit van het ontwerp en de uitvoering van het project (maximaal 20 punten — minimumdrempel 11 punten); |
3. |
kwaliteit van het projectconsortium en de samenwerkingsregelingen (maximaal 30 punten — minimumdrempel 16 punten); |
4. |
impact en verspreiding (maximaal 20 punten — minimumdrempel 11 punten). |
Om voor financiering in aanmerking te komen moeten aanvragen minimaal 60 punten (van in totaal 100 punten) behalen, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzakelijke drempel voor elk van de vier toekenningscriteria.
5. Begroting
De totale begroting die bestemd is voor de medefinanciering van projecten wordt geraamd op maximaal 6 miljoen EUR. Ter indicatie zal 4 miljoen EUR worden toegekend aan partij 1, en 2 miljoen EUR aan partij 2. De EU zal maximaal 80 % van de projectkosten medefinancieren.
De subsidie per project bedraagt tussen 300 000 en 500 000 EUR voor partij 1 en tussen 600 000 en 800 000 EUR voor partij 2.
Het Agentschap behoudt zich het recht voor om niet alle beschikbare middelen te verdelen.
6. Termijn voor het indienen van aanvragen
Aanvragen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
— |
de aanvragen moeten uiterlijk op 31 januari 2019 om 12.00 uur 's middags (Brusselse tijd) worden ingediend; |
— |
zij moeten online worden ingediend met gebruikmaking van het juiste officiële aanvraagformulier (eForm); |
— |
subsidieaanvragen moeten worden opgesteld in een van de officiële EU-talen; |
— |
bij de aanvragen moeten een gedetailleerde beschrijving van het project, een verklaring op erewoord en een sluitende geraamde begroting, met gebruikmaking van de officiële formulieren, worden gevoegd. |
Het niet nakomen van deze voorwaarden zal leiden tot afwijzing van de aanvraag.
7. Volledige informatie
De richtlijnen en het elektronische aanvraagformulier zijn beschikbaar op het volgende internetadres:
https://eacea.ec.europa.eu/erasmus-plus/funding/ka3-networks-and-partnerships-of-VET-providers_en
Aanvragen moeten aan alle voorwaarden van de richtlijnen voldoen.
(1) Voor Britse aanvragers: Gelieve er rekening mee te houden dat u alleen in aanmerking komt als u gedurende het volledige subsidietijdvak aan de relevante criteria voldoet. Als het Verenigd Koninkrijk tijdens het subsidietijdvak uit de EU treedt zonder een overeenkomst met de EU te sluiten die waarborgt dat Britse aanvragers in aanmerking blijven komen voor financiële steun, ontvangt u geen financiële steun van de EU meer (maar kunt u — waar mogelijk — aan het project blijven deelnemen) of moet u het project verlaten overeenkomstig de bepalingen van de subsidieovereenkomst inzake beëindiging van de overeenkomst.
(2) Erkenning van Servië als een aan Erasmus+ deelnemend land is afhankelijk van de volgende voorwaarden:
i) |
beschikbaarheid van de in de ontwerpbegroting 2019 voorziene kredieten na de vaststelling van de begroting 2019 voor Servië; |
ii) |
een wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Servië betreffende de deelname van Servië aan Erasmus+: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport. |