31.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 395/3


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN

Steun voor voorlichtingsmaatregelen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor 2019

(2018/C 395/03)

1.   INLEIDING — ACHTERGROND

Dit is een oproep tot het indienen van voorstellen voor voorlichtingsmaatregelen op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1).

Deze oproep tot het indienen van voorstellen valt ook onder Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (2) (Financieel Reglement).

Een voorlichtingsmaatregel bestaat uit een op zichzelf staand, samenhangend geheel van voorlichtingsactiviteiten met een eigen aparte begroting.

2.   DOELSTELLINGEN, THEMA’S EN DOELPUBLIEK

2.1.   Doelstellingen

Het algemene doel van de oproep is bouwen aan vertrouwen in de EU en bij de burger binnen en buiten de landbouwgemeenschap. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is een beleid voor alle EU-burgers en de baten ervan voor de burger moeten duidelijk worden aangetoond.

De hoofdthema’s en -boodschappen moeten volledig stroken met de door de Commissie gestelde wettelijke eis tot uitvoering van voorlichtingsmaatregelen op het gebied van het GLB in de zin van artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Voor het grote publiek bestaat het doel erin het publiek bewust te maken van het belang van de steun die de EU via het GLB verleent voor landbouw- en plattelandsontwikkeling.

Voor de belanghebbende partijen bestaat het doel erin contacten te leggen met deze partijen (voornamelijk landbouwers en andere partijen die actief zijn in plattelandsgebieden) zodat zij op hun beurt met hun achterban en het bredere publiek communiceren over het GLB.

2.2.   Thema’s

De voorstellen voor voorlichtingsmaatregelen moeten illustreren hoe het GLB nog steeds bijdraagt tot de verwezenlijking van de politieke prioriteiten van de Commissie.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is een van de belangrijkste beleidsterreinen van de EU. Het is een partnerschap tussen de landbouw en de samenleving en tussen Europa en de Europese landbouwers. Het is een gemeenschappelijk beleid voor alle lidstaten van de EU. Het GLB heeft een aantal doelstellingen, bijv. landbouwers ondersteunen, de landbouwproductie verbeteren, plattelandsgebieden en landschappen in stand houden, de plattelandseconomie leefbaar houden, de klimaatverandering helpen aanpakken en de natuurlijke hulpbronnen duurzaam beheren.

Gelet op deze doelstellingen en met name de steeds grotere focus op de duurzaamheid van de productie, het milieu en de plattelandsgebieden, moeten de voorstellen voor voorlichtingsmaatregelen specifiek gericht zijn op de economische, ecologische en sociale dimensie van een duurzaam gemeenschappelijk landbouwbeleid.

2.3.   Doelpubliek

Het doelpubliek voor de thema’s onder punt 2.2 is het brede publiek (vooral jonge mensen in stedelijke gebieden) en/of landbouwers en andere partijen die actief zijn in plattelandsgebieden. Door de focus van de voorlichting over het GLB komt de nadruk meer te liggen op het aanpakken van (verkeerde) percepties van de Europese landbouw, op de rol van de landbouw in de samenleving en op de noodzaak om meer inzicht te krijgen in hoe groot de bijdrage wel is die de agrovoedingssector in de EU levert aan de ruimere EU-economie.

Meer in het bijzonder:

Voor schoolkinderen, onderwijzend personeel en universiteitsstudenten: er moet een innovatieve aanpak worden gebruikt om jonge mensen te bereiken en hen bewust te maken van het GLB en de bijdrage ervan op tal van gebieden, zoals klimaatverandering, voeding, gezond en kwalitatief goed eten als levensstijlkeuze — ook in verband met de nieuwe EU-schoolregeling voor melk, groenten en fruit die op 1 augustus 2017 in werking is getreden (3).

Voor de belanghebbenden: zij moeten bewuster worden gemaakt van de bijdrage van het GLB als ondersteuning van de economische groei in de plattelandsgebieden.

3.   INDICATIEF TIJDSCHEMA

 

Fase

Datum of indicatieve periode

a)

Bekendmaking van de oproep

oktober 2018

b)

Uiterste datum voor indiening van aanvragen

14 december 2018

c)

Evaluatieperiode

februari 2019

d)

Kennisgeving aan de aanvragers

april 2019

e)

Ondertekening van de subsidieovereenkomsten

juni 2019

De maximale looptijd van de voorlichtingsmaatregelen is twaalf maanden.

4.   BESCHIKBARE BEGROTING

De totale begrotingsmiddelen die voor de medefinanciering van voorlichtingsmaatregelen worden geoormerkt, worden geraamd op 4 000 000 EUR.

Dit bedrag is afhankelijk van de beschikbaarheid van de kredieten die in de ontwerpbegroting 2019 worden opgenomen na de vaststelling van de begroting 2019 door de begrotingsautoriteit, of van de kredieten waarin wordt voorzien volgens het systeem van de voorlopige twaalfden.

Het subsidiebedrag bedraagt minimaal 75 000 EUR en maximaal 500 000 EUR.

De Commissie behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare middelen toe te wijzen.

5.   ONTVANKELIJKHEIDSVEREISTEN

Aanvragen moeten uiterlijk op de in punt 3 genoemde uiterste datum voor indiening van aanvragen zijn verstuurd.

Zij moeten worden verstuurd naar het adres voor indiening van aanvragen dat in punt 14 is vermeld.

De aanvragen moeten schriftelijk worden ingediend (zie punt 14) aan de hand van het aanvraagformulier en de bijlagen daarbij die beschikbaar zijn op http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/.

De aanvragen moeten in een van de officiële talen van de Europese Unie zijn opgesteld. De aanvragers worden er evenwel toe aangemoedigd om hun voorstel in het Engels in te dienen om de verwerking van de aanvraag te vergemakkelijken.

In het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen mag slechts één aanvraag per aanvrager worden ingediend.

Aanvragen die niet aan deze voorwaarden voldoen, kunnen worden afgewezen.

6.   SUBSIDIABILITEITSCRITERIA

6.1.   Subsidiabele aanvragers

De aanvrager (en eventuele met hem verbonden entiteiten) is een juridische entiteit die in een EU-lidstaat is gevestigd.

Entiteiten die volgens de toepasselijke nationale wetgeving geen rechtspersoonlijkheid hebben, kunnen subsidiabele aanvragers zijn mits hun vertegenwoordigers bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan, en zij garanties voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie bieden die gelijkwaardig zijn aan de door rechtspersonen geboden garanties.

De bewijsstukken moeten samen met het aanvraagformulier worden ingediend.

Natuurlijke personen en entiteiten die zijn opgericht met als enige doel de uitvoering van een voorlichtingsmaatregel in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen, zijn geen subsidiabele aanvragers.

Voorbeelden van subsidiabele organisaties:

(particuliere of openbare) non-profitorganisaties,

(nationale, regionale of lokale) overheden,

Europese verenigingen,

universiteiten,

onderwijsinstellingen,

onderzoekscentra,

particuliere bedrijven (die bijvoorbeeld actief zijn op het gebied van communicatiemedia).

Verbonden entiteiten

Juridische entiteiten die met de aanvrager een juridische of financiële band hebben die niet beperkt blijft tot de voorlichtingsmaatregel noch tot stand is gebracht met als enige doel de uitvoering van de maatregel (zoals leden van netwerken, federaties, vakverenigingen), mogen als met de aanvrager verbonden entiteiten aan de voorlichtingsmaatregel deelnemen en mogen subsidiabele kosten declareren overeenkomstig punt 11.1.

De juridische en de financiële band mogen niet beperkt blijven tot de voorlichtingsmaatregel of alleen voor de uitvoering ervan tot stand zijn gebracht.

Om het bestaan van een juridische en een financiële band na te gaan, moet rekening worden gehouden met drie elementen:

i)

zeggenschap, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (4).

Met de begunstigde verbonden entiteiten zijn onder meer:

entiteiten waarover de begunstigde direct of indirect zeggenschap heeft (dochterondernemingen of filialen van het eerste niveau). Het kan ook gaan om entiteiten waarover de zeggenschap wordt uitgeoefend door een entiteit waarover de begunstigde zeggenschap heeft (kleindochterondernemingen of filialen van het tweede niveau). Dit geldt eveneens voor verdere niveaus van zeggenschap;

entiteiten die direct of indirect zeggenschap over de begunstigde hebben (moederondernemingen). Zo kan het ook gaan om entiteiten die zeggenschap hebben over een entiteit die zeggenschap heeft over de begunstigde;

entiteiten die onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staan als de begunstigde (zusterondernemingen);

ii)

lidmaatschap, d.w.z. de begunstigde is juridisch gedefinieerd als bijv. een netwerk, federatie of vereniging waarin ook de voorgestelde verbonden entiteiten deelnemen, of de begunstigde neemt deel in dezelfde entiteit (bijv. netwerk, federatie, vereniging) als de voorgestelde verbonden entiteiten;

iii)

specifieke gevallen: overheidsinstanties en overheidsbedrijven.

Overheidsbedrijven en overheidsinstanties (entiteiten die als dusdanig zijn opgericht volgens nationaal, Europees of internationaal recht) worden niet altijd als verbonden entiteiten beschouwd (bijv. openbare universiteiten of onderzoekscentra).

In het publieke domein wordt onder het begrip „verbonden” het volgende verstaan:

in het geval van een gedecentraliseerd bestuur (bijv. nationale, regionale of lokale ministeries, in het geval van afzonderlijke juridische entiteiten) kunnen de verschillende niveaus van de bestuurlijke structuur worden beschouwd als zijnde verbonden met de Staat;

een overheidsinstantie die met een bestuurlijk doel door een overheid is opgericht en die onder toezicht van die overheid staat. Deze voorwaarde moet worden geverifieerd aan de hand van de statuten of andere handelingen tot oprichting van de overheidsinstantie. Dat betekent niet noodzakelijk dat de overheidsinstantie geheel of gedeeltelijk wordt gefinancierd uit de overheidsbegroting (bijv. nationale scholen die met de Staat verbonden zijn).

Volgende entiteiten zijn niet met de begunstigde verbonden:

entiteiten die een aanbestedingscontract of uitbestedingscontract met de begunstigde hebben gesloten en die voor de begunstigde optreden als concessiehouders of delegatiehouders voor overheidsdiensten,

entiteiten die financiële steun van de begunstigde ontvangen,

entiteiten die op regelmatige basis met de begunstigde samenwerken op grond van een memorandum van overeenstemming of die bepaalde activa delen,

entiteiten die in het kader van de subsidieovereenkomst een consortiumovereenkomst hebben getekend,

entiteiten die een samenwerkingsovereenkomst voor twinningprojecten hebben getekend.

Aanvragers met entiteiten die met hen verbonden zijn en aan de voorlichtingsmaatregel deelnemen, moeten in hun aanvraag:

dergelijke verbonden entiteiten vermelden in het formulier;

de schriftelijke instemming van deze verbonden entiteiten opnemen;

de bewijsstukken opnemen aan de hand waarvan kan worden nagegaan of deze entiteiten voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria en de niet-uitsluitingscriteria.

Om de geschiktheid van de aanvrager te kunnen beoordelen, moeten voor de aanvrager en de met hem verbonden entiteiten de volgende bewijsstukken worden ingediend.

privaatrechtelijke entiteit: uittreksel uit het staatsblad, kopie van de statuten, uittreksel uit het handels- of verenigingenregister, bewijs van btw-plicht (indien het nummer in het handelsregister en het btw-nummer identiek zijn, zoals in sommige landen het geval is, is slechts een van die documenten vereist);

publiekrechtelijke entiteit: kopie van de resolutie, het besluit of ander officieel document tot oprichting van de publiekrechtelijke entiteit;

entiteit zonder rechtspersoonlijkheid: documenten die aantonen dat de vertegenwoordiger(s) van de entiteit bevoegd is (zijn) namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan.

Voor Britse aanvragers: gelieve er rekening mee te houden dat gedurende het hele subsidietijdvak aan de subsidiabiliteitscriteria dient te worden voldaan. Indien het Verenigd Koninkrijk tijdens het subsidietijdvak uit de EU treedt zonder dat een overeenkomst met de EU is gesloten waarin met name wordt gegarandeerd dat Britse aanvragers in aanmerking blijven komen, wordt uw financiering door de EU stopgezet (waarbij u indien mogelijk zal kunnen blijven deelnemen), of moet u het project overeenkomstig artikel II.17 (Opzegging van de overeenkomst door de Commissie) van de subsidieovereenkomst verlaten.

6.2.   Activiteiten die in het kader van deze oproep subsidiabel zijn/Uitvoeringsperiode

A.

De voorlichtingsmaatregelen moeten een of meer van de volgende activiteiten bevatten:

productie en distributie van multimedia- of audiovisueel materiaal;

webcampagnes en campagnes via sociale media;

media-evenementen;

conferenties, seminars, workshops en studies over onderwerpen in verband met het GLB.

B.

De voorlichtingsmaatregelen moeten worden uitgevoerd:

op multiregionaal of nationaal niveau binnen een EU-lidstaat, of

op het niveau van de Europese Unie (in ten minste twee lidstaten).

C.

De volgende activiteiten zijn niet subsidiabel:

wettelijk opgelegde maatregelen;

algemene of statutaire vergaderingen;

financiële steun aan derden.

D.

Periode voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregelen

De maximale looptijd van de voorlichtingsmaatregelen is twaalf maanden.

Aanvragen voor projecten die langer lopen dan de in deze oproep vermelde periode, worden niet aanvaard.

7.   UITSLUITINGSCRITERIA

7.1.   Uitsluiting

In de volgende gevallen sluit de ordonnateur een aanvrager uit van deelname aan procedures voor oproepen tot het indienen van voorstellen:

a)

de aanvrager is failliet, onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een rechtbank, hij heeft een regeling met schuldeisers getroffen, zijn werkzaamheden zijn gestaakt of hij verkeert in een andere vergelijkbare toestand als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

b)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de aanvrager niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen volgens het recht van het land waar hij is gevestigd, van het land waar de ordonnateur is gevestigd, dan wel van het land waar de opdracht wordt uitgevoerd;

c)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de aanvrager een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij behoort, heeft overtreden of doordat hij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat invloed heeft op zijn professionele geloofwaardigheid wanneer dit gedrag voortvloeit uit kwaad opzet of grove nalatigheid, met name:

i)

het op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen over de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van selectiecriteria of bij de uitvoering van een opdracht, een subsidieovereenkomst of een subsidiebesluit;

ii)

het sluiten van een overeenkomst met andere aanvragers met als doel de mededinging te vervalsen;

iii)

het schenden van intellectuele-eigendomsrechten;

iv)

het pogen het besluitvormingsproces van de Commissie tijdens de toekenningsprocedure te beïnvloeden;

v)

het pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die de persoon of entiteit onrechtmatige voordelen kan opleveren in de toekenningsprocedure;

d)

in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de aanvrager zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:

i)

fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 juli 1995;

ii)

corruptie, als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei 1997, en in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad (5), alsook corruptie als omschreven in het recht van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, het land waar de aanvrager is gevestigd, dan wel het land waar de opdracht wordt uitgevoerd;

iii)

deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad (6);

iv)

witwassen van geld of financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (7);

v)

terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk artikel 1 en artikel 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (8), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, als bedoeld in artikel 4 van genoemd besluit;

vi)

kinderarbeid of andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (9);

e)

de aanvrager is aanzienlijk tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van uit de begroting van de Unie gefinancierde opdrachten, subsidieovereenkomsten of subsidiebesluiten, hetgeen tot vroegtijdige beëindiging ervan of tot oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid of na toetsen, audits of onderzoek door een ordonnateur, OLAF of de Rekenkamer aan het licht is gekomen;

f)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de aanvrager een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (10) heeft begaan;

g)

in het geval van een ernstige beroepsfout, fraude, corruptie of andere strafbare feiten, ernstige tekortkomingen bij de uitvoering van een opdracht of bij een onregelmatigheid, is er ten aanzien van de aanvrager sprake van:

i)

feiten die zijn vastgesteld in het kader van audits of onderzoek door de Rekenkamer, OLAF, of van een interne audit, of enige andere toets, audit of controle uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een ordonnateur van een EU-instelling, een Europees bureau of een EU-agentschap of -orgaan;

ii)

niet-definitieve administratieve besluiten die tuchtmaatregelen kunnen omvatten welke zijn genomen door het bevoegde toezichthoudende orgaan dat verantwoordelijk is voor de verificatie van de toepassing van normen inzake beroepsethiek;

iii)

besluiten van de ECB, de EIB, het Europees Investeringsfonds of internationale organisaties;

iv)

besluiten van de Commissie betreffende schending van de mededingingsregels van de Unie of van een nationale bevoegde instantie betreffende de schending van het mededingingsrecht van de Unie of van het nationale mededingingsrecht;

v)

besluiten houdende uitsluiting genomen door een ordonnateur van een EU-instelling, een Europees bureau of een EU-agentschap of -orgaan.

7.2.   Corrigerende maatregelen

Indien een aanvrager verklaart dat hij zich in een van de bovengenoemde uitsluitingssituaties bevindt (zie punt 7.1), moet hij zijn betrouwbaarheid aantonen door aan te geven welke maatregelen hij heeft genomen om de uitsluitingssituatie te corrigeren. Het kan bijvoorbeeld gaan om technische, organisatorische en personeelsgerelateerde maatregelen om herhaling te voorkomen, de vergoeding van schade of de betaling van boeten. Relevante bewijsstukken betreffende de genomen corrigerende maatregelen moeten worden opgenomen in een bijlage bij de verklaring. Dit geldt niet voor de in punt 7.1, onder d), bedoelde gevallen.

7.3.   Verwerping van het voorstel

De ordonnateur mag geen subsidie toekennen aan een aanvrager die:

a.

in een uitsluitingssituatie verkeert overeenkomstig punt 7.1;

b.

valse verklaringen heeft afgelegd in de informatie die wordt verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure of die informatie niet heeft verstrekt;

c.

voorheen betrokken was bij het opstellen van documenten in verband met oproepen tot het indienen van voorstellen, indien zulks leidt tot vervalsing van de mededinging die niet op een andere wijze kan worden verholpen.

Dezelfde uitsluitingscriteria zijn van toepassing op met de aanvrager verbonden entiteiten.

Tegen aanvragers of, in voorkomend geval, tegen met hen verbonden entiteiten die valse verklaringen hebben afgelegd, kunnen administratieve en financiële sancties worden getroffen.

7.4.   Bewijsstukken

Aanvragers en met hen verbonden entiteiten moeten een verklaring op erewoord afleggen waarin zij bevestigen niet in een van de in artikel 136, lid 1, en artikel 141 van het Financieel Reglement bedoelde situaties te verkeren en dienen daartoe gebruik te maken van het desbetreffende formulier dat bij het aanvraagformulier voor deze oproep is gevoegd en beschikbaar is op: http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/.

Aan deze verplichting kan op een van de volgende wijzen worden voldaan:

i)

de aanvrager ondertekent een verklaring in eigen naam en voor rekening van zijn verbonden entiteiten, OF

ii)

de aanvrager en de met hem verbonden entiteiten ondertekenen elk een afzonderlijke aangifte op eigen naam.

8.   SELECTIECRITERIA

8.1.   Financiële draagkracht

Aanvragers moeten over stabiele en toereikende financieringsbronnen beschikken om hun activiteiten gedurende de hele duur van de subsidie te kunnen uitvoeren en het project mee te kunnen financieren. De financiële draagkracht van de aanvragers wordt beoordeeld aan de hand van de volgende bewijsstukken die zij bij hun aanvraag moeten voegen:

een verklaring op erewoord en

HETZIJ

de winst- en verliesrekening en de balans voor het laatste afgesloten begrotingsjaar;

voor nieuw opgerichte entiteiten kan het bedrijfsplan voornoemde documenten vervangen;

HETZIJ

de tabel in het aanvraagformulier met de relevante wettelijk vereiste boekhoudkundige gegevens om de in het formulier vermelde ratio’s te berekenen.

Indien de bevoegde ordonnateur op basis van de ingediende documenten concludeert dat de financiële draagkracht zwak is, kan hij om aanvullende informatie verzoeken.

Indien de bevoegde ordonnateur concludeert dat de financiële draagkracht niet volstaat, zal hij de aanvraag afwijzen.

8.2.   Operationele capaciteit

De aanvragers moeten de vereiste beroepsbekwaamheden en de juiste kwalificaties hebben om de voorgestelde voorlichtingsmaatregel tot een goed einde te brengen. In dit verband moeten de aanvragers een verklaring op erewoord en de volgende bewijsstukken indienen:

het curriculum vitae of de beschrijving van het profiel van de personen die eerstverantwoordelijk zijn voor het beheer en de uitvoering van de verrichting (waar van toepassing, bijv. op het gebied van onderwijs, vergezeld van een lijst van relevante publicaties). Meer bepaald moet de manager van de voorlichtingsmaatregel minstens vijf jaar ervaring met soortgelijke projecten hebben opgedaan;

de activiteitenverslagen van de organisatie;

een lijst van eerder uitgevoerde projecten en activiteiten die verband houden met het beleidsterrein van deze oproep of de uit te voeren voorlichtingsmaatregelen (zie aanvraagformulier 1: maximaal 4 projecten/activiteiten).

9.   TOEKENNINGSCRITERIA

De communicatie-instrumenten en -activiteiten die deel uitmaken van de voorlichtingsmaatregel, moeten onderling samenhangend zijn, en bovendien duidelijk zijn qua conceptuele aanpak en beoogde resultaten.

Met de activiteiten in het kader van een voorlichtingsmaatregel moeten tijdens de looptijd van de maatregel concrete outputs worden verwezenlijkt.

In de aanvraagfase moet worden omschreven welke outputs worden verwacht (zie aanvraagformulier 3).

In het voorstel moet een lijst worden opgenomen met relevante (kwalitatieve/kwantitatieve) indicatoren aan de hand waarvan kan worden gemeten of de voorlichtingsmaatregel de verwachte outputs heeft verwezenlijkt/impact heeft gehad (zie aanvraagformulier 3).

De in aanmerking komende aanvragen worden beoordeeld op grond van de volgende criteria:

1.

De relevantie van de maatregel: voorafgaande analyse van de behoeften en de specifieke, meetbare, haalbare en relevante doelstelling en het innoverende karakter (25 punten; minimaal 12,5 punten vereist).

2.

De doeltreffendheid van de maatregel: thema’s, boodschappen en doelpubliek, gedetailleerd programma, tijdschema en methode voor de evaluatie achteraf (25 punten; minimaal 12,5 punten vereist).

3.

De efficiëntie van de maatregel: kosteneffectiviteit uit het oogpunt van de voorgestelde middelen (25 punten; minimaal 12,5 punten vereist).

4.

De kwaliteit van het projectbeheer: de kwaliteit van de procedures, de takentoewijzing met het oog op de uitvoering van de verschillende activiteiten in het kader van de voorgestelde maatregel (25 punten; minimaal 12,5 punten vereist).

Voor de kwaliteit van het voorstel worden maximaal 100 punten toegekend. Het voorstel moet in totaal minimaal 60 punten halen, met een score van ten minste 50 % per criterium.

10.   JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Indien de Commissie een subsidie toekent, wordt aan de aanvrager een subsidieovereenkomst (met opgave van de bedragen in euro) toegezonden met daarin de voorwaarden, het niveau van de financiering en informatie over de procedure voor het formaliseren van de overeenkomst tussen de partijen.

De twee kopieën van het origineel van de overeenkomst moeten eerst door de begunstigde worden ondertekend en vervolgens onmiddellijk naar de Commissie worden teruggestuurd. De Commissie zal de overeenkomst als laatste ondertekenen.

De toekenning van een subsidie houdt geen recht op subsidie voor de volgende jaren in.

11.   FINANCIËLE BEPALINGEN

11.1.   Subsidiabele kosten

Om subsidiabel te zijn moeten de kosten voldoen aan de volgende criteria:

zij worden gemaakt door de begunstigde;

zij worden gemaakt tijdens de looptijd van de voorlichtingsmaatregel, met uitzondering van de kosten die betrekking hebben op eindverslagen en controlecertificaten; De periode waarbinnen gemaakte kosten subsidiabel zijn, gaat in op de datum die in de subsidieovereenkomst is aangegeven.

Indien een begunstigde kan aantonen dat met de voorlichtingsmaatregel moet worden begonnen voordat de overeenkomst is ondertekend, kan de subsidiabiliteitsperiode vóór die ondertekening aanvangen. De periode waarbinnen gemaakte kosten subsidiabel zijn, mag in geen geval ingaan vóór de datum waarop de subsidieaanvraag is ingediend.

zij worden aangegeven in de geraamde begroting;

zij zijn noodzakelijk voor de uitvoering van de gesubsidieerde voorlichtingsmaatregel;

zij zijn aanwijsbaar en verifieerbaar, zijn met name opgenomen in de boekhouding van de begunstigde en zijn vastgesteld overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de begunstigde is gevestigd en overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde;

zij zijn in overeenstemming met de vereisten van de geldende sociale en belastingwetgeving;

zij zijn redelijk en gerechtvaardigd en voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer, met name wat zuinigheid en efficiëntie betreft.

De interne boekhoud- en auditprocedures van de begunstigde moeten het mogelijk maken een rechtstreekse overeenstemming te constateren tussen de voor de voorlichtingsmaatregel gedeclareerde kosten en ontvangsten en de overeenkomstige boekhoudrekeningen en bewijsstukken.

Deze criteria gelden tevens voor de kosten die zijn gemaakt door met de aanvrager verbonden entiteiten.

De subsidiabele kosten kunnen direct of indirect zijn.

11.1.1.   Subsidiabele directe kosten

De subsidiabele directe kosten van de voorlichtingsmaatregel zijn die welke:

gelet op de hierboven vermelde subsidiabiliteitsvoorwaarden aangemerkt kunnen worden als specifieke kosten die direct verband houden met de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel en die daarom direct aan die maatregel toegerekend en dienovereenkomstig geboekt kunnen worden, zoals:

a)

de kosten van personeel dat op grond van een arbeidsovereenkomst of een soortgelijk aanstellingsdocument voor de begunstigde werkt en ten behoeve van de voorlichtingsmaatregel wordt ingezet, voor zover deze kosten vergelijkbaar zijn met hetgeen de begunstigde normaliter gemiddeld betaalt.

Deze kosten omvatten de feitelijke salarissen plus socialezekerheidsbijdragen en andere wettelijke loonkosten. Zij kunnen ook aanvullende bezoldigingen omvatten, met inbegrip van betalingen op basis van aanvullende contracten, ongeacht de aard van die contracten, mits deze bezoldigingen consequent en ongeacht de gebruikte financieringsbron worden betaald telkens wanneer soortgelijk werk of soortgelijke expertise vereist is.

De kosten van natuurlijke personen die op grond van een andere overeenkomst dan een arbeidsovereenkomst met de begunstigde werken of die tegen betaling door een derde bij de begunstigde zijn gedetacheerd, kunnen ook onder dergelijke personeelskosten worden opgenomen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)

de persoon werkt onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die van een werknemer (met name wat betreft de wijze waarop het werk wordt georganiseerd, de taken die worden uitgevoerd en de plaats waar zij worden verricht);

ii)

het resultaat van de werkzaamheden is eigendom van de begunstigde (tenzij bij wijze van uitzondering anders is overeengekomen); en

iii)

de kosten verschillen niet wezenlijk van de kosten van personeel dat soortgelijke werkzaamheden in het kader van een arbeidsovereenkomst voor de begunstigde verricht.

De aanbevolen methoden voor het berekenen van de directe personeelskosten zijn in een aanhangsel opgenomen;

b)

de reiskosten en de bijbehorende verblijfkosten, mits deze kosten overeenkomen met hetgeen de begunstigde normaliter als reiskosten betaalt;

c)

de kosten van het huren van lokalen of van apparatuur;

d)

de kosten van uitbesteding, mits is voldaan aan de specifieke voorwaarden inzake uitbesteding die in de subsidieovereenkomst zijn vastgesteld;

e)

de kosten die direct voortvloeien uit de vereisten van de overeenkomst (verspreiding van informatie, specifieke evaluatie van de voorlichtingsmaatregel, audits, vertalingen, reproducties), inclusief de kosten van de verlangde financiële garanties, mits de desbetreffende diensten zijn aangekocht overeenkomstig de regels inzake uitvoeringsopdrachten die in de subsidieovereenkomst zijn vastgesteld;

f)

door de begunstigde betaalde belastingen, heffingen en rechten, met name de belasting over de toegevoegde waarde (btw), mits deze onder de subsidiabele directe kosten zijn begrepen en behoudens andersluidende bepaling in de subsidieovereenkomst.

11.1.2.   Subsidiabele indirecte kosten (algemene kosten)

Indirecte kosten zijn kosten die niet rechtstreeks met de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel samenhangen en derhalve niet direct aan de maatregel kunnen worden toegerekend.

Een forfaitair bedrag van 7 % van de totale subsidiabele directe kosten van de voorlichtingsmaatregel komt in aanmerking als indirecte kosten; dit bedrag vertegenwoordigt de algemene administratieve onkosten van de begunstigde die aan de voorlichtingsmaatregel kunnen worden toegerekend.

Indirecte kosten mogen geen kosten omvatten die onder een ander begrotingsonderdeel zijn opgenomen.

De aandacht van de aanvragers wordt erop gevestigd dat zij, indien zij een door de EU- of Euratombegroting gefinancierde exploitatiesubsidie ontvangen, geen indirecte kosten kunnen declareren die in de door de exploitatiesubsidie gedekte periode(n) vallen, tenzij zij kunnen aantonen dat de exploitatiesubsidie in het geheel geen kosten van de voorlichtingsmaatregel dekt.

Om dit aan te tonen, moet de begunstigde in principe:

a.

gebruikmaken van een analytisch systeem voor kostenberekening waarin onderscheid kan worden gemaakt tussen alle kosten (met inbegrip van de algemene kosten) die kunnen worden toegerekend aan de exploitatiesubsidie en de subsidie voor de voorlichtingsmaatregel. Daartoe moet de begunstigde gebruikmaken van betrouwbare boekhoudkundige codes en verdeelsleutels die ervoor zorgen dat de toewijzing van de kosten op een eerlijke, objectieve en realistische wijze geschiedt;

b.

zorgen voor een aparte registratie van:

alle kosten die verband houden met de exploitatiesubsidies (d.w.z. personeel, algemene beheerskosten en andere exploitatiekosten in verband met dit deel van zijn gebruikelijke jaarlijkse activiteiten); en

alle kosten die verband houden met de subsidies voor de voorlichtingsmaatregel (inclusief de daadwerkelijk gemaakte indirecte kosten in verband met de voorlichtingsmaatregel).

Als de exploitatiesubsidie betrekking heeft op alle gebruikelijke jaarlijkse activiteiten en op de volledige begroting van de begunstigde, mag deze laatste in het kader van de subsidie voor een voorlichtingsmaatregel geen indirecte kosten inbrengen.

11.2.   Niet-subsidiabele kosten

a)

Door de begunstigde betaald rendement op kapitaal en dividenden;

b)

schulden en schuldendienstlasten;

c)

voorzieningen voor verliezen of schulden;

d)

debetrente;

e)

dubieuze schuldvorderingen;

f)

wisselkoersverliezen;

g)

kosten van overmakingen door de Commissie die in rekening worden gebracht door de bank van de begunstigde;

h)

kosten die door de begunstigde zijn gedeclareerd in het kader van een andere voorlichtingsmaatregel die een subsidie uit de begroting van de Unie ontvangt. Dergelijke subsidies omvatten subsidies toegekend door een lidstaat en gefinancierd uit de begroting van de Unie, en subsidies toegekend door andere instanties dan de Commissie met het oog op de uitvoering van de begroting van de Unie. Als de begunstigde een door de EU- of Euratombegroting gefinancierde exploitatiesubsidie ontvangt, kan hij met name geen indirecte kosten declareren voor de periode(n) die door de exploitatiesubsidie wordt (worden) gedekt, tenzij hij kan aantonen dat de exploitatiesubsidie in het geheel geen kosten van de voorlichtingsmaatregel dekt;

i)

bijdragen in natura van derden;

j)

buitensporige of ondoordachte kosten;

k)

aftrekbare btw;

l)

aankoop van apparatuur.

11.3.   Vorm van de subsidie

11.3.1.   Terugbetaling van de werkelijk gemaakte kosten

De omvang van de subsidie wordt bepaald door toepassing van een maximaal medefinancieringspercentage van 60 % op de subsidiabele kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt en door de begunstigde en de met hem verbonden entiteiten zijn gedeclareerd.

11.3.2.   Forfaitair bedrag

Een forfaitair bedrag van 7 % van de subsidiabele directe kosten ter dekking van de indirecte kosten; dit bedrag vertegenwoordigt de algemene administratieve onkosten van de begunstigde die aan de voorlichtingsmaatregel kunnen worden toegerekend. Het forfaitaire bedrag wordt betaald na aanvaarding van de kosten op basis waarvan het is berekend.

Voorwaarden waaraan de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde moeten voldoen:

De begunstigde moet ervoor zorgen dat de kostenberekeningsmethoden die worden toegepast voor het declareren van de subsidiabele kosten, voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

de toegepaste kostenberekeningsmethoden moeten de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde zijn. De begunstigde moet die methoden op consistente wijze toepassen, op basis van objectieve criteria, ongeacht de financieringsbron (EU-financiering of andere);

b)

er kan een rechtstreekse overeenstemming worden geconstateerd tussen de gedeclareerde kosten en de in zijn algemene boekhouding opgenomen bedragen; en

c)

de kostencategorieën gebruikt voor de vaststelling van de gedeclareerde kosten omvatten geen niet-subsidiabele kosten of kosten die reeds worden gedekt door andere subsidievormen.

11.4.   Begroting in evenwicht

De geraamde begroting voor de voorlichtingsmaatregel dient bij het aanvraagformulier te worden gevoegd. Inkomsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.

De begroting moet in euro zijn opgesteld.

Aanvragers die hun uitgaven niet in euro zullen doen, moeten de wisselkoers toepassen die wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie of op de Infor-euro-website: http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/inforeuro/inforeuro_en.cfm.

De aanvrager moet ervoor zorgen dat voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel naast de EU-subsidie ook middelen uit andere bronnen worden benut.

Medefinanciering voor een voorlichtingsmaatregel kan afkomstig zijn uit:

de eigen middelen van de begunstigde;

inkomsten die door de voorlichtingsmaatregel worden gegenereerd;

financiële bijdragen van derden.

De algehele medefinanciering kan ook bijdragen in natura van derden omvatten, d.w.z. niet-financiële middelen die door derden kosteloos ter beschikking van de begunstigde worden gesteld. De overeenkomstige kosten van derden zijn niet subsidiabel in het kader van de subsidie, bijv. vrijwilligerswerk, het gratis ter beschikking stellen van vergaderruimte enz.

De waarde van bijdragen in natura mag niet hoger liggen dan:

hetzij de werkelijk gedragen kosten, naar behoren gestaafd door boekhoudstukken;

of, wanneer dergelijke stukken ontbreken, de kosten die op de desbetreffende markt als algemeen aanvaard worden beschouwd.

Bijdragen in natura worden in de begrotingsraming afzonderlijk vermeld om een beeld te geven van de totale middelen die aan de voorlichtingsmaatregel zijn toegewezen. Hun eenheidswaarde wordt in de voorlopige begroting beoordeeld en wordt achteraf niet meer gewijzigd.

Bijdragen in natura moeten voldoen aan de nationale bepalingen inzake belastingen en sociale zekerheid.

11.5.   Berekening van het definitieve subsidiebedrag

Het definitieve subsidiebedrag wordt door de Commissie berekend op het moment van de eindbetaling. Bij de berekening moeten de volgende stappen worden toegepast:

Stap 1 — Toepassing van het terugbetalingspercentage op de subsidiabele kosten en toevoeging van de forfaitaire bijdrage

Het bedrag van stap 1 wordt verkregen door toepassing van het in punt 11.3.1 vastgestelde terugbetalingspercentage op de door de Commissie goedgekeurde subsidiabele kosten en de toevoeging van de forfaitaire bijdrage overeenkomstig punt 11.3.2.

Stap 2 — Beperking tot het maximumbedrag van de subsidie

In geen geval mag het door de Commissie aan de begunstigde betaalde totaalbedrag meer bedragen dan het in de subsidieovereenkomst aangegeven maximumbedrag van de subsidie. Als het bedrag dat na stap 1 wordt verkregen hoger is dan het maximumbedrag van de subsidie, wordt het definitieve bedrag van de subsidie begrensd tot het maximumbedrag.

Stap 3 — Verlaging in verband met het non-profitbeginsel

Onder „winst” wordt verstaan het positieve verschil tussen het bedrag dat na toepassing van de stappen 1 en 2 wordt verkregen, verhoogd met de totale ontvangsten van de voorlichtingsmaatregel, en de totale subsidiabele kosten van de voorlichtingsmaatregel.

De totale subsidiabele kosten van de voorlichtingsmaatregel zijn de geconsolideerde totale subsidiabele kosten die door de Commissie zijn goedgekeurd. De totale ontvangsten van de voorlichtingsmaatregel zijn de geconsolideerde totale ontvangsten die zijn vastgesteld, gegenereerd of bevestigd op de dag waarop de begunstigde het verzoek om betaling van het saldo opstelt.

Onder „ontvangsten” wordt verstaan inkomsten die door de voorlichtingsmaatregel worden gegenereerd.

Indien er winst is gemaakt, wordt de winst in mindering gebracht naar evenredigheid van het definitieve percentage van terugbetaling van de werkelijke subsidiabele kosten van de voorlichtingsmaatregel die door de Commissie zijn goedgekeurd.

Stap 4 — Verlaging in verband met onjuiste uitvoering of niet-nakoming van andere verplichtingen

De Commissie kan het maximumbedrag van de subsidie verlagen indien de voorlichtingsmaatregel niet naar behoren is uitgevoerd (d.w.z. indien de actie niet, slecht, onvolledig of niet tijdig is uitgevoerd) of indien een andere verplichting uit hoofde van de overeenkomst niet is nagekomen.

Het bedrag van de verlaging is evenredig aan de mate waarin de voorlichtingsmaatregel onjuist is uitgevoerd of de ernst van de schending.

11.6.   Regels inzake verslaglegging en wijze van betaling

11.6.1.   De begunstigde mag verzoeken om betaling mits aan de voorwaarden van de subsidieovereenkomst is voldaan (bijv. betalingstermijnen, maxima enz.). Het betalingsverzoek moet vergezeld gaan van de hierna genoemde en in de subsidieovereenkomst toegelichte stukken:

Betalingsverzoek

Begeleidende documenten

Betaling van het saldo

 

De Commissie zal het te betalen saldo vaststellen op basis van de berekening van het definitieve subsidiebedrag (zie punt 11.5).

a)

technisch eindverslag;

b)

financieel eindverslag.

11.7.   Andere financiële voorwaarden

a)   Beginsel van niet-cumuleerbaarheid en verbod op dubbele financiering

Een voorlichtingsmaatregel komt slechts in aanmerking voor één subsidie uit de EU-begroting.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting van de Unie gefinancierd. De aanvrager vermeldt in de subsidieaanvraag de bronnen en bedragen van Uniefinanciering die hij tijdens hetzelfde begrotingsjaar voor dezelfde voorlichtingsmaatregel of een deel van de voorlichtingsmaatregel of voor zijn werking (van de aanvrager) heeft ontvangen of aangevraagd, evenals alle andere voor dezelfde voorlichtingsmaatregel ontvangen of aangevraagde financiering.

b)   Verbod op terugwerkende kracht

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide voorlichtingsmaatregelen is niet toegestaan.

Subsidiëring van een reeds begonnen voorlichtingsmaatregel kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager in de subsidieaanvraag kan aantonen dat het noodzakelijk was met de voorlichtingsmaatregel te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst.

In dat geval mogen de voor financiering in aanmerking komende uitgaven evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan.

c)   Uitvoeringsopdrachten/uitbesteding

Wanneer voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel een overheidsopdracht moet worden geplaatst (hier uitvoeringsopdracht genoemd), gunnen de begunstigden de opdracht aan de indiener van de offerte die de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs biedt of die het goedkoopst is (naargelang van het geval). Zij vermijden hierbij belangenconflicten.

Wanneer de waarde van een uitvoeringsopdracht meer dan 60 000 EUR bedraagt, dient de begunstigde zich te houden aan de aanvullende voorschriften in de modelsubsidieovereenkomst die bij de oproep is gevoegd.

De begunstigden moeten de aanbestedingsprocedure duidelijk documenteren en de documenten met het oog op een eventuele audit bewaren.

Entiteiten die optreden als aanbestedende diensten in de zin van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (11) of als aanbestedende instanties in de zin van Richtlijn 2014/25/EU (12), moeten de geldende nationale voorschriften inzake overheidsopdrachten toepassen.

Begunstigden mogen taken die deel uitmaken van de voorlichtingsmaatregel uitbesteden. Indien zij dat doen, moeten zij ervoor zorgen dat, naast de bovengenoemde voorwaarden van de beste prijs-kwaliteitsverhouding en de afwezigheid van belangenconflicten, ook de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

de uitbesteding heeft geen betrekking op de kerntaken van de voorlichtingsmaatregel;

b)

de uitbesteding is te verantwoorden gezien de aard van de voorlichtingsmaatregel en de eisen die de uitvoering ervan stelt;

c)

de geraamde kosten van de uitbesteding zijn duidelijk aanwijsbaar in de geraamde begroting;

d)

elke uitbesteding die niet in de beschrijving van de voorlichtingsmaatregel is gespecificeerd, wordt meegedeeld door de begunstigde en goedgekeurd door de Commissie. De Commissie kan haar goedkeuring verlenen:

i)

vóór de uitbesteding, indien de begunstigden verzoeken om een wijziging;

ii)

na de uitbesteding, indien de uitbesteding:

specifiek wordt verantwoord in het technisch eindverslag; en

geen wijzigingen in de subsidieovereenkomst met zich meebrengt die het besluit tot toekenning van de subsidie op losse schroeven zouden kunnen zetten of inbreuk zouden kunnen maken op de gelijke behandeling van aanvragers;

e)

de begunstigden garanderen dat bepaalde in de subsidieovereenkomst vermelde voorwaarden die aan begunstigden worden gesteld (bijv. zichtbaarheid, vertrouwelijkheid enz.), ook gelden voor de subcontractanten.

d)   Financiële steun aan derden

De voorstellen mogen niet voorzien in financiële steun aan derden.

12.   PUBLICITEIT

12.1.   Door de begunstigden

In alle publicaties of in samenhang met activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend, moeten de begunstigden duidelijk aangeven dat de Europese Unie heeft bijgedragen.

In dit verband moeten de begunstigden de naam en het logo van de Europese Commissie duidelijk vermelden op al hun publicaties, posters, programma’s en andere producten die in het kader van het medefinancieringsproject tot stand zijn gekomen.

Zij moeten hiervoor gebruikmaken van de tekst, het logo en de verklaring die beschikbaar zijn op http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/.

Indien niet volledig aan deze eis wordt voldaan, kan de subsidie voor de begunstigde worden verlaagd overeenkomstig de bepalingen in de subsidieovereenkomst.

12.2.   Door de Commissie

Alle informatie over subsidies die in de loop van een begrotingsjaar zijn toegekend (met uitzondering van beurzen voor natuurlijke personen en andere directe steun aan natuurlijke personen in grote nood), wordt uiterlijk op 30 juni van het jaar na het begrotingsjaar waarin de subsidies zijn toegekend op een internetsite van de instellingen van de Europese Unie bekendgemaakt.

De Commissie zal de volgende informatie publiceren:

de naam van de begunstigde;

het adres van de begunstigde wanneer die een rechtspersoon is, en de regio wanneer de begunstigde een natuurlijke persoon is, zoals gedefinieerd op NUTS 2-niveau indien hij/zij is gedomicilieerd in de EU of gelijkwaardig indien gedomicilieerd buiten de EU;

het voorwerp van de subsidie;

het toegekende bedrag.

Indien de begunstigde daartoe een gemotiveerd en naar behoren gestaafd verzoek indient, wordt afgezien van bekendmaking wanneer deze bekendmaking afbreuk zou doen aan de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten en vrijheden van personen of wanneer deze bekendmaking de commerciële belangen van de begunstigden zou schaden.

13.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

Naar aanleiding van reacties op een oproep tot het indienen van voorstellen moeten persoonsgegevens (zoals naam, adres en cv) worden geregistreerd en verwerkt. Deze gegevens worden verwerkt met inachtneming van Verordening (EG) nr. 45/2001 van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (13). Tenzij anders vermeld, zijn de vragen en de gevraagde persoonsgegevens noodzakelijk om de aanvraag overeenkomstig de oproep tot het indienen van voorstellen te beoordelen en worden zij uitsluitend voor dat doel verwerkt door het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling, eenheid R5.

Als de begunstigde in een van de situaties verkeert als genoemd in artikel 136, lid 1, en artikel 141 van het Financieel Reglement (Verordening 2018/1046), kunnen persoonsgegevens in het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting van de Commissie worden geregistreerd (zie voor meer informatie de privacyverklaring op:

http://ec.europa.eu/budget/library/explained/management/protecting/privacy_statement_edes_en.pdf).

14.   PROCEDURE VOOR DE INDIENING VAN VOORSTELLEN

De voorstellen moeten uiterlijk op 14 december 2018 zijn ingediend.

Na de uiterste datum voor indiening mag de aanvraag niet meer worden gewijzigd. Indien er echter bepaalde aspecten moeten worden verduidelijkt of schrijffouten moeten worden gecorrigeerd, kan de Commissie tijdens de evaluatieprocedure contact opnemen met de aanvrager.

De uiterste datum voor het stellen van vragen is 4 december 2018.

De aanvragers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de resultaten van de selectieprocedure.

Indiening op papier

Aanvraagformulieren zijn beschikbaar op http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/.

De aanvragen moeten worden ingediend op het juiste formulier, volledig ingevuld en gedateerd. Zij moeten ondertekend zijn door een persoon die bevoegd is wettelijk bindende verbintenissen voor de aanvragende organisatie aan te gaan.

Eventuele aanvullende informatie die de aanvrager noodzakelijk acht, kan op afzonderlijke vellen worden verstrekt.

De aanvragen moeten naar het volgende adres worden verstuurd:

Europese Commissie — Eenheid AGRI B.1

Oproep tot het indienen van voorstellen 2018/C 395/03

Ter attentie van het hoofd van de eenheid

L130 4/053

1049 Brussel

BELGIË

per post (datum poststempel geldt als bewijs);

per koerierdienst (datum van afgifte aan de koerierdienst geldt als bewijs).

door persoonlijke afgifte (datum van afgifte geldt als bewijs) op het volgende adres:

Persoonlijke afgifte/Exprespost:

Europese Commissie

Centrale postkamer (Courrier central)

Bourgetlaan 1

B-1140 Brussel

Als bewijs van afgifte wordt een ontvangstbewijs verstrekt dat is ondertekend en gedateerd door de ambtenaar van de centrale postkamer van de Commissie die de stukken in ontvangst neemt. Deze dienst is open van 8.00 uur tot 17.00 uur van maandag tot en met donderdag, en van 8.00 uur tot 16.00 uur op vrijdag. De dienst is gesloten op zaterdag, zondag en op feestdagen van de Commissie.

Per fax of per e-mail verstuurde aanvragen worden niet aanvaard.

Bovendien moet de aanvrager, in dezelfde enveloppe als de papieren versie, een elektronisch exemplaar van het voorstel en de bijlagen indienen op een cd-rom of een USB-stick. De papieren versie is maatgevend. De ontvankelijkheid van de aanvragen wordt beoordeeld op basis van de papieren versie.

Contactgegevens

Met vragen kunt u terecht op agri-grants@ec.europa.eu

Veelgestelde vragen en de bijbehorende antwoorden zullen worden bekendgemaakt op: https://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/.

Bijlagen

Het aanvraagformulier met begrotingstabellen (met de controlelijst van te verstrekken documenten) is beschikbaar op

http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

Een model voor de subsidieovereenkomst, met een template voor het financieel en het technisch verslag, is beschikbaar op

http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

Het formulier Juridische entiteit is beschikbaar op

http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/legal_entities/legal_entities_en.cfm

Het financieel identificatieformulier is beschikbaar op

http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/financial_id/financial_id_en.cfm


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.

(3)  Verordening (EU) 2016/791 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1306/2013 wat betreft de steunregeling voor de verstrekking van groenten, fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 1).

(4)  PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19.

(5)  PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54.

(6)  PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42.

(7)  PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.

(8)  PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.

(9)  PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1.

(10)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(11)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(12)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(13)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.