7.7.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/13 |
Beroep ingesteld op 25 april 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk der Nederlanden
(Zaak C-217/07)
(2007/C 155/24)
Procestaal: Nederlands
Partijen
Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: W. Wils en P. Dejmek, gemachtigden)
Verwerende partij: Koninkrijk der Nederlanden
Conclusies
— |
Vast te stellen dat Nederland, door niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te treffen om te voldoen aan richtlijn 2004/49/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad, van 29 april 2004, betreffende de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering, en aan Richtlijn 2004/50/EG (2) van het Europees Parlement en de Raad, van 29 april 2004, houdende wijziging van richtlijn 96/48/EG van de Raad betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem en van richtlijn 2001/16/EG van de Raad en van het Europees Parlement betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem, of althans deze de Commissie niet mede te delen, de krachtens deze richtlijnen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen; |
— |
het Koninkrijk der Nederlanden te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
De termijn voor omzetting van de richtlijnen in nationaal recht is op 30 april 2006 verstreken.
(1) PB L 164, blz. 44.
(2) PB L 164, blz. 114.