8.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 86/7 |
ARREST VAN HET HOF
(Tweede kamer)
van 25 oktober 2005
in zaak C-229/04 (verzoek van het Hanseatische Oberlandesgericht in Bremen om een prejudiciële beslissing): Crailsheimer Volksbank eG tegen Klaus Conrads, Frank Schulzke en Petra Schulzke-Lösche, Joachim Nitschke (1)
(Consumentenbescherming - Buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten - Via huis-aan-huisverkoop afgesloten leningsovereenkomst die is verbonden aan aankoop van onroerend goed - Recht van opzegging)
(2006/C 86/12)
Procestaal: Duits
In zaak C-229/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht in Bremen (Duitsland) bij beslissing van 27 mei 2004, ingekomen bij het Hof op 2 juni 2004, in de procedures Crailsheimer Volksbank eG tegen Klaus Conrads, Frank Schulzke en Petra Schulzke-Lösche, Joachim Nitschke, heeft het Hof (Tweede kamer), samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, J. Makarczyk, C. Gulmann (rapporteur), R. Silva de Lapuerta en P. Kūris, rechters; advocaat-generaal: P. Léger; griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur, op 25 oktober 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
1) |
De artikelen 1 en 2 van richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, dienen aldus te worden uitgelegd dat indien een derde namens of voor rekening van een handelaar bij de onderhandeling of de sluiting van een overeenkomst wordt ingeschakeld, de toepassing van de richtlijn niet afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde dat de handelaar wist of had moeten weten dat de overeenkomst werd gesloten in een situatie van huis-aan-huisverkoop zoals bedoeld in artikel 1 van deze richtlijn. |
2) |
Richtlijn 85/577, en met name artikel 5, lid 2, ervan, verzet zich niet ertegen dat:
In een situatie waarin de consument, indien de bank de verplichting was nagekomen om hem mededeling te doen van zijn recht van opzegging, had kunnen voorkomen dat hij zou worden blootgesteld aan de risico's die inherent zijn aan kapitaalbeleggingen zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn, verplicht artikel 4 van richtlijn 85/577 de lidstaten echter om erop toe te zien dat hun wetgeving bescherming biedt voor de consumenten die niet hebben kunnen voorkomen dat zij aan dergelijke risico's werden blootgesteld, door maatregelen vast te stellen die voorkomen dat zij de gevolgen van het intreden van die risico's moeten dragen. |