22.3.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 71/26 |
Advies van het Comité van de Regio's over de volgende Commissiedocumenten:
— |
Mededeling „Voortzetting van de integratie van het Europese spoorwegsysteem: het derde spoorwegpakket”, |
— |
„Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap”, |
— |
„Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de certificering van het treinpersoneel belast met de besturing van locomotieven en treinen op het spoorwegnet van de Gemeenschap”, |
— |
„Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer”, |
— |
„Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende compensatie bij niet-naleving van contractuele kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor” |
(2005/C 71/07)
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
GEZIEN de Mededeling van de Commissie „Voortzetting van de integratie van het Europese spoorwegsysteem: het derde spoorwegpakket”, COM(2004) 140 def.; het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap”, COM(2004) 139 def. - 2004/0047 (COD); het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de certificering van het treinpersoneel belast met de besturing van locomotieven en treinen op het spoorwegnet van de Gemeenschap” COM(2004) 142 def. - 2004/0048 (COD); het „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer” COM(2004) 143 def. - 2004/0049 (COD); en het „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende compensatie bij niet-naleving van contractuele kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor” COM(2004) 144 def. - 2004/0050 (COD);
GEZIEN het besluit van de Raad van 28 april 2004 om het CvdR over dit onderwerp te raadplegen, overeenkomstig artikel 265, eerste alinea, en artikel 71 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;
GEZIEN het besluit van zijn voorzitter van 19 juni 2004 om de commissie „Beleid inzake territoriale samenhang” te belasten met het opstellen van een advies over dit onderwerp;
GEZIEN zijn eerdere advies over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het conventionele Trans-Europese spoorwegsysteem” (COM(1999) 617 def. - 1999/0252 COD) (CDR 94/2000 fin) (1);
GEZIEN zijn eerdere advies over de Mededeling van de Commissie „Naar een geïntegreerde Europese spoorverkeersruimte” (COM(2002) 18 def.) (tweede spoorwegpakket) (CDR 97/2002 fin) (2);
GEZIEN zijn eerdere advies over het Witboek „Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen” (COM(2001) 370 def.) (CDR 54/2001 fin) (3);
GEZIEN zijn eerdere advies over het „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren – „Marco Polo”” (COM(2002) 54 def. – 2002/0038 COD) (CDR 103/2002 fin) (4);
GEZIEN zijn eerdere advies over „Vervoerscorridors en TEN-T: aanjager van de groei en instrument van het Europese cohesiebeleid” en over de Mededeling van de Commissie „De ontwikkeling van een euro-mediterraan vervoersnetwerk” (COM(2003) 376 def.) (CDR 291/2003 fin) (5);
GEZIEN het ontwerpadvies (CDR 161/2004 rev. 2) dat op 24 september 2004 door de commissie „Beleid inzake territoriale samenhang” is goedgekeurd. Rapporteur was de heer Soulage, vice-voorzitter van de regioraad van Rhône-Alpes (FR/PSE);
OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:
1) |
De ontwikkeling van het reizigers- en goederenvervoer per spoor is een cruciale voorwaarde voor de integratie van Europa, en tegelijkertijd een belangrijke aanjager van economische groei; |
2) |
Het streven naar een gecontroleerde openstelling van de markten voor vervoer per spoor kan, met name op internationaal niveau, een extra troef voor de verwezenlijking van deze ontwikkelingsdoelstelling betekenen; |
3) |
Bij alle inspanningen om te komen tot integratie en liberalisering moet worden gestreefd naar kwaliteit van de service, naar veiligheid van de vervoerde personen en goederen, en naar inachtneming van de rechten van de gebruikers en de door de vervoersnetten bestreken regio's. |
heeft tijdens zijn 57e zitting op 17 en 18 november 2004 (vergadering van 17 november) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd:
1. Standpunten van het Comité van de Regio's
Naar de verwezenlijking van een interne spoorwegmarkt
De hoofdlijnen van de voorstellen zijn voor het Comité weliswaar aanvaardbaar, maar dit neemt niet weg dat tal van punten nog nadere verduidelijking behoeven: de mogelijkheden van de lidstaten en de betrokken decentrale overheden om op te treden, en de omvang, reikwijdte en aard van de door de Commissie voorgestelde regels. Het Comité wil zich er namelijk van verzekeren dat dit hervormingspakket zal leiden tot een beter treinvervoer, door het spoor concurrerender te maken ten opzichte van andere vervoerswijzen en de economische levensvatbaarheid van de spoorwegmaatschappijen te waarborgen.
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
1.1 |
is ingenomen met de geleverde inspanningen voor het bevorderen en realiseren van een geïntegreerde Europese spoorverkeersruimte; deze vormt een absolute voorwaarde voor het weer dynamisch maken van deze vervoersmodus, die onmisbaar is voor een duurzaam gemeenschappelijk vervoersbeleid, zoals dit in het Witboek wordt uiteengezet; |
1.2 |
stemt op hoofdlijnen in met de door de Commissie ondernomen pogingen om vooruitgang te boeken door middel van de verwezenlijking van een interne spoorwegmarkt en door middel van verbeteringen inzake het vervoer van reizigers en goederen, overeenkomstig de besluiten van het Europees Parlement. Met de in het kader van het derde spoorwegpakket gedane voorstellen wordt gestreefd naar verbetering van de kwaliteit van het goederenvervoer en naar een geleidelijke openstelling van de markt voor reizigersvervoer in alle lidstaten van de Unie, in de eerste plaats het internationale reizigersvervoer; |
1.3 |
stelt vast dat binnen het internationale reizigersvervoer de ontwikkeling van hogesnelheidsverbindingen tussen regio's vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling moet worden aangemoedigd; dit dient echter zodanig te geschieden dat de internationale vervoersdiensten worden geïntegreerd in een regionaal stelsel van kwaliteitsdiensten dat aansluit op de dienstregeling; |
1.4 |
streeft vanwege het aanzienlijke aantal forensen naar de ontwikkeling van grensoverschrijdende spoordiensten. Met het oog op de kwaliteit en rendabiliteit van dergelijke diensten moeten afspraken tussen de betrokken regio's worden aangemoedigd; |
1.5 |
hecht sterk aan een goede ruimtelijke ordening en aan gelijke toegang tot de verschillende gebieden. Alles moet in het werk worden gesteld om te voorkomen dat de opkomst van nieuwe spoorwegondernemingen leidt tot het schrappen van onrendabele treinverbindingen die in stand worden gehouden dankzij tariefnivellering. Het Comité wijst op twee gevaren:
|
1.6 |
wijst erop dat de veiligheid op het spoor van cruciaal belang is, zoals de Commissie ook al in de toelichting stelt. Het verschijnen van goedkope ondernemingen op de markt mag niet gepaard gaan met aantasting van de veiligheidsvoorschriften (opleiding van machinisten, rijbewijzen, staat van het rollend materieel en onderhoudsvoorschriften). Dit is des te belangrijker omdat het toestaan van cabotage een heterogeen treinverkeer zal opleveren, met name op regionale verbindingen, waar op grond van openbare-dienstcontracten meestal een hoog veiligheidsniveau vereist is. Daarnaast betekent het toestaan van cabotage in feite dat het goederenvervoer op bepaalde binnenlandse segmenten wordt geliberaliseerd; dit mag niet ten koste gaan van de rendabiliteit van binnenlandse verbindingen waarop geen openbare-dienstcontracten van toepassing zijn; |
1.7 |
benadrukt dat het sterk hecht aan procedures voor het evalueren van de hervormingen die in het railvervoer zijn doorgevoerd, om na te gaan of deze inderdaad tot een beter treinvervoer leiden (aanbod en kwaliteit van de diensten, veiligheid, kosten). Het Comité heeft dan ook zijn twijfels over het tijdschema, dat geen ruimte biedt voor dergelijke onontbeerlijke evaluaties van eerdere hervormingen. |
Certificering van machinisten op het spoor in de Gemeenschap
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
1.8 |
steunt het initiatief van de Commissie om een certificeringssysteem voor machinisten in te voeren dat uit twee delen bestaat: 1) een EU-rijbewijs dat op het hele grondgebied geldig is, door de nationale bevoegde instantie of een door haar daartoe gemachtigd orgaan wordt afgegeven en eigendom is van de machinist, en 2) een geharmoniseerde aanvullende verklaring als bewijs dat de machinist voldoet aan de specifieke eisen in verband met de desbetreffende dienst; dit getuigschrift heeft een beperkte geldigheidsduur en wordt afgegeven door de spoorwegmaatschappij waar de machinist in dienst is; |
1.9 |
stelt vast dat de betrokken partners (Gemeenschap van Europese spoorwegen, Europese Federatie van Transportwerknemers) overleg hebben gevoerd over deze regeling, die het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap waarborgt; |
1.10 |
beklemtoont dat strikte veiligheidsvoorschriften onontbeerlijk zijn voor interoperabele netwerken. Gezien de zeer uiteenlopende regels van de lidstaten op het gebied van certificering van machinisten is de voorgestelde harmonisatie noodzakelijk. Het controleren van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid, periodieke keuringen en toetsing van de vaardigheden en basiskennis van een gemeenschappelijke taal zijn essentieel om de veiligheid van het treinverkeer te garanderen; |
1.11 |
is het ermee eens dat de nieuwe voorschriften geleidelijk worden ingevoerd: in eerste instantie zullen zij alleen gelden voor machinisten op internationale treinen, later - na evaluatie - ook voor alle andere machinisten. |
Rechten en plichten van internationale treinreizigers
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
1.12 |
is ingenomen met het initiatief van de Commissie om de rechten en plichten van internationale treinreizigers wettelijk vast te leggen, naar het voorbeeld van de luchtvaartsector; zo wordt een stap gezet in de richting van een gezonde concurrentie tussen de verschillende vervoerswijzen; |
1.13 |
zou graag zien dat de voorgestelde maatregelen tevens gaan gelden voor de op grond van onderhavige wetgeving in het leven geroepen cabotage binnen de lidstaten; |
1.14 |
merkt op dat in de procedures die kunnen worden toegepast nog veel te weinig rekening wordt gehouden met de vertegenwoordigers van gebruikers en lokale overheden. |
Compensatie bij niet-naleving van de kwaliteitseisen in het goederenvervoer per spoor
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
1.15 |
stelt vast dat het marktaandeel van het vrachtvervoer per spoor is afgenomen, terwijl de verwachtingen van de consumenten ten aanzien van goede kwaliteit, stipte leveringen etc. zijn toegenomen; |
1.16 |
is van mening dat er maatregelen moeten worden genomen om de kwaliteit van de dienstverlening van de spoorwegondernemingen te verbeteren, omdat het marktaandeel van het vrachtvervoer per spoor anders verder blijft dalen; |
1.17 |
neemt kennis van de inspanningen van de Commissie om het marktaandeel van het vrachtvervoer per spoor in de huidige moeilijke omstandigheden te helpen vergroten. Een betere dienstverlening is zeker een manier om meer nieuwe en vaste klanten te krijgen; |
1.18 |
vraagt zich af of de Commissie überhaupt dergelijke voorschriften moet opstellen, omdat in de contracten zelf tussen spoorwegmaatschappijen en klanten al kwaliteitseisen zijn vastgelegd. Het risico bestaat dat een averechts effect wordt bereikt, vooral wanneer wettelijk voorgeschreven kwaliteitseisen het railvervoer duurder maken, terwijl wegvervoerders zelf kwaliteitseisen met klanten kunnen blijven afspreken. Dit is beslist ook voor spoorwegmaatschappijen in de nieuwe lidstaten een belangrijk punt van zorg, met name indien de Commissie nalaat om voor alle vervoerswijzen op dezelfde grondslag kwaliteitseisen vast te leggen. |
2. Aanbevelingen van het Comité van de Regio's
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
2.1 |
dringt erop aan dat het vastgestelde tijdschema zodanig wordt gewijzigd dat ruimte wordt gemaakt voor de noodzakelijke evaluaties van eerdere hervormingen, en dat hierbij met name rekening wordt gehouden met de noodzakelijkerwijs uit deze hervormingen voortvloeiende aanpassingen in de nieuwe lidstaten en de perifere regio's; |
2.2 |
zou graag zien dat de definitie van het begrip „internationale dienst” wordt verduidelijkt in die zin dat de internationale trein in elk land waar hij rijdt in minstens één belangrijke stad moet stoppen. De definitie van „internationale passagiersvervoersdienst” in artikel 1 van de voorgestelde richtlijn (COM(2004) 139 def.) wordt nu namelijk beperkt tot slechts één criterium, namelijk dat „alle rijtuigen ten minste één grens oversteken”. Een dergelijk eenvoudige definitie kan leiden tot misbruik („free riders”); er zou immers al sprake zijn van een internationale dienst wanneer alleen het eerste station na de grens aangedaan wordt, ook al zou vrijwel de gehele omzet binnen één en dezelfde lidstaat gegenereerd worden. Dergelijke praktijken zouden in feite leiden tot de openstelling van de binnenlandse markt van het desbetreffende land; |
2.3 |
dringt erop aan dat de rol van de lidstaten en van de decentrale overheden bij de omschrijving van de internationale dienst (aantal diensten, aantal stopplaatsen, frequentie, periodiciteit, tarieven op de binnenlandse trajecten) wordt gepreciseerd; |
2.4 |
stelt voor om in de voorgestelde richtlijn duidelijk te maken dat het opleggen van beperkingen aan cabotagediensten een zaak is van de territoriale overheid die verantwoordelijk is voor de lijn waarop een openbare-dienstverleningscontract van toepassing is, én van de in artikel 30 van Richtlijn 2001/14/EG genoemde toezichthoudende instantie. |
2.5 |
doet de aanbeveling om de exploitatievoorwaarden voor internationale treindiensten te specificeren aan de hand van het soort dienst. De eisen ten aanzien van rendabiliteit, tarieven en kwaliteit van de dienstverlening zijn immers afhankelijk van het soort dienst. Je kunt dus eigenlijk niet op voorhand dezelfde regels opstellen voor bijvoorbeeld een internationale treindienst tussen twee aan elkaar grenzende regio's, een treindienst over een hogesnelheidslijn tussen bijvoorbeeld Londen en Marseille, een nachttrein tussen Hamburg en Zürich, en een trein die in het seizoen tussen Parijs en Venetië rijdt; |
2.6 |
stelt voor om te wijzen op de gevolgen van de liberalisering van het internationale treinverkeer voor het internationale touringcarvervoer, waarbij vooral gedacht moet worden aan de tariefvrijheid op deze routes (krijgen deze bedrijven ook toegang tot binnenlands cabotagevervoer?); |
2.7 |
wijst er met klem op dat nader moet worden aangegeven in hoeverre de spoorwegmaatschappijen zelf hun tarieven voor de nieuwe internationale treindiensten kunnen vaststellen, omdat oneerlijke concurrentievoorwaarden ten opzichte van nationale maatschappijen die geen tariefvrijheid hebben, voorkomen moet worden. Dit geldt met name voor de cabotagetarieven; |
2.8 |
stelt voor om voor de nieuwe diensten een exploitatieduur vast te stellen die in verhouding staat tot het rendement op de investeringen. Om te voorkomen dat het aanbod al te sterk fluctueert, moeten de verschillende belanghebbende partijen garanties krijgen; |
2.9 |
pleit ervoor dat de geharmoniseerde aanvullende verklaring bij het personeelscertificaat alleen wordt afgegeven indien de machinist de taal beheerst van elk land waar hij rijdt; |
2.10 |
wijst er met klem op dat de vergoedingsvoorwaarden die voor het railvervoer gelden, met name ten aanzien van vertragingen, identiek moeten zijn aan de voorwaarden in de luchtvaart (geldigheidsduur en hoogte van de vergoeding); |
2.11 |
wijst erop dat steeds meer decentrale overheden met bovengenoemde vraagstukken te maken krijgen, en dat het derhalve van cruciaal belang is dat hun vertegenwoordigers zitting krijgen in alle instanties op nationaal of communautair niveau die belast zijn met de tenuitvoerlegging van de betreffende maatregelen. |
Brussel, 17 november 2004
De voorzitter
van het Comité van de Regio's
Peter STRAUB
(1) PB C 317 van 6.11.2000, blz. 22.
(2) PB C 66 van 19.3.2003, blz. 5.
(3) PB C 192 van 12.8.2002, blz. 8.
(4) PB C 278 van 14.11.2002, blz. 15.
(5) PB C 109 van 30.4.2004, blz. 10.