8.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 88/402


(2004/C 88 E/0408)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2357/03

van Maurizio Turco (NI) aan de Commissie

(17 juli 2003)

Betreft:   Schending van de godsdienstvrijheid van moslims in Oezbekistan

Gezien de volgende feiten:

Op 17 juni 2003 zijn in Namangan ongeveer vijftig vrouwen bijeengekomen om de vrijlating te eisen van hun echtgenoten, die „gewetensgevangenen” zijn omdat zij het islamitische geloof aanhangen.

Misor Oebaidoelaeva, een betoogster, laakt de omstandigheden waaronder haar man gevangen wordt gehouden. Hij wordt elke dag geslagen en is doof geworden ten gevolge van de mishandelingen.

De plaatselijke politie ontkent niet dat zij druk op Misor Oebaidoelaeva heeft uitgeoefend, opdat zij een verklaring ondertekent waarin zij belooft niet aan andere „illegale bijeenkomsten” te zullen deelnemen.

Kan de Commissie, gezien de uitstekende samenwerkingsbetrekkingen op economisch en handelsgebied tussen de Europese Unie en Oezbekistan, mededelen:

of zij van de uiteengezette feiten op de hoogte is?

Welke initiatieven in het kader van de samenwerkingsbetrekkingen denkt zij te ontplooien als een serieus en doeltreffend middel om Oezbekistan ertoe te bewegen de vrijheid van godsdienst te eerbiedigen?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(14 augustus 2003)

De Commissie is zeer zeker op de hoogte van de bijzonder moeilijke omstandigheden voor moslims in Oezbekistan. Zij is bekend met de genoemde bijeenkomst te Namangan en volgt de toestand aldaar nauwlettend.

De Overeenkomst voor partnerschap en samenwerking tussen de EU en Oezbekistan biedt voor het bespreken van dit soort zaken het geëigende raamwerk.

Bij elke bilaterale bijeenkomst zal de Commissie het punt van de godsdienstvrijheid bij de Oezbeekse instanties te berde blijven brengen.