91997E1934

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1934/97 van Jan MULDER aan de Commissie. Exportheffing op granen

Publicatieblad Nr. C 060 van 25/02/1998 blz. 0069


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1934/97 van Jan Mulder (ELDR) aan de Commissie (4 juni 1997)

Betreft: Exportheffing op granen

Volgens recente persberichten zou de Commissie overwegen wederom een exportheffing in te stellen op granen.

1. Berusten deze persberichten op waarheid, en als dit het geval zou zijn, wat waren de exacte beweegredenen van de Commissie om reeds op dit vroege tijdstip over te gaan tot een dergelijke maatregel, zeker nu ongeveer tegelijkertijd de Commissie vooruitzichten publiceerde die wezen op grote graanoverschotten in de komende jaren?

2. Hoe beoordeelt de Commissie haar reputatie als betrouwbare handelspartners in WTO-verband wanneer ze haar onderhandelingspartners aldaar met onverwachte, kunstmatige prijsverhogingen confronteert?

3. Is in dit verband de Commissie nog steeds van plan vast te houden aan een braakpercentage van 17,5%?

4. Hoe valt dit besluit, het aan de Europese boeren onthouden van hogere graanprijzen, te rijmen met het voorstel van de Commissie de ha-toeslagen te verlagen?

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie (22 juli 1997)

1. De Commissie heeft inderdaad met ingang van 15 mei 1997 invoerbelastingen ingesteld voor zachte tarwe (15 ecu per ton), meel van zachte tarwe (20 ecu per ton), harde tarwe (10 ecu per ton) en gries en griesmeel van harde tarwe (15 ecu per ton) (Verordening (EG) nr. 865/97 ((PB L 123 van 15.5.1997. ))). Met ingang van 1 juni 1997 (Verordening (EG) nr. 978/97 ((PB L 141 van 31.5.1997. ))) zijn de invoerbelastingen voor zachte tarwe en meel verlaagd (tot 5 ecu per ton voor zachte tarwe en tot 7 ecu per ton voor meel).

Als gevolg van het prijsverloop op de wereld- en de interne markt voor zachte tarwe konden per 13 juni 1997 alle invoerbelastingen weer worden afgeschaft. Deze belastingen zijn dus slechts gedurende één maand (van 15 mei tot en met 13 juni 1997) daadwerkelijk van toepassing geweest.

In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1766/92 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen ((PB L 181 van 1.7.1992. )) is bepaald dat, wanneer de noteringen of prijzen op de wereldmarkt voor bepaalde producten het peil van de communautaire prijzen bereiken en wanneer deze toestand kan voortduren en ernstiger kan worden en hierdoor de markt van de Gemeenschap wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, passende maatregelen kunnen worden getroffen. In Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie inzake de toekenning van uitvoerrestituties en de bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen ((PB L 147 van 30.6.1995. )) is bepaald dat, indien de voorwaarden zijn vervuld, een uitvoerbelasting kan worden toegepast.

In deze context heeft de Commissie, die tot taak heeft zorg te dragen voor het beheer van de graanmarkt, na onderzoek van de situatie op de interne en de wereldmarkt geoordeeld dat op het betrokken moment de voorwaarden waren vervuld voor toepassing van een uitvoerbelasting voor zachte en harde tarwe en de producten van de eerste verwerking daarvan. Het is de bedoeling dat een dergelijke uitvoerbelasting schommelt of verdwijnt naargelang van het marktverloop, wat de wijziging en afschaffing ervan verklaart.

Op te merken valt dat er eind april en begin mei 1997 ongerustheid heerste over de slechte stand van de graangewassen in de Gemeenschap, die te wijten was aan onvoldoende regen in een aantal zeer belangrijke productiegebieden van de Gemeenschap. Voorts was in de Verenigde Staten sprake geweest van onverwachte vorst in met name gebieden met zachte tarwe. Het ontbreken van een betrouwbare raming van de schade had toen een ongelegen komende stijging van de tarweprijzen op de wereldmarkt tot gevolg. Er is geen sprake van enige rechtstreekse samenhang tussen de tijdelijke instelling van een uitvoerbelasting, die een maatregel van dagelijks beheer is, en prognoses die voortvloeien uit een analyse op lange termijn op basis van de tendensen van productie en verbruik. In het algemeen geven de tarweprijzen momenteel zowel op de wereldmarkt, en vooral in de Verenigde Staten, als op de communautaire markt een dalende tendens te zien. De Commissie blijft het marktverloop nauwlettend en objectief volgen.

2. De Gemeenschap is een betrouwbare partner als exporteur in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), aangezien zij in 1996/1997 via de afgegeven certificaten het aangaan van uitvoerverbintenissen voor 28 à 29 miljoen ton mogelijk heeft gemaakt, bij welke hoeveelheid het gaat om alle graansoorten tezamen niet alleen in de vorm van korrels in ongewijzigde staat, maar ook in de vorm van producten van diverse bewerkingen. Aan het einde van het verkoopseizoen 1996/1997 was de omvang van de interventievoorraden beperkt. Voor alle graansoorten samen bedroegen zij 2,4 miljoen ton, waarvan slechts circa 0,4 miljoen tarwe. De Gemeenschap was overduidelijk niet in staat een grotere hoeveelheid uit te voeren zonder haar eigen markt te verstoren en in te gaan tegen het doel van de hervorming van 1992, dat er feitelijk in bestaat het interne verbruik zoveel mogelijk te vergroten. De uitvoerbelasting maakt deel uit van de gemeenschappelijke marktordening en betekent geen uitvoerverbod, maar is een prijscorrigerend mechanisme. Uitvoerbelastingen worden toegepast in overeenstemming met de verplichtingen in WTO-verband. Tot "onverwachte, kunstmatige prijsverhogingen¨ heeft het optreden van de Commissie niet geleid, maar wel heeft de Commissie zich genoodzaakt gezien te reageren op stijgende prijzen op de Amerikaanse beurzen.

3. en 4. 17,5 % is het basispercentage voor de verplichte braaklegging zoals vastgesteld bij de basisverordening (EEG) nr. 1765/92 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen ((PB L 131 van 1.7.1992. )).

De Commissie heeft zich ertoe verbonden voor het verkoopseizoen 1998/1999 een voorstel tot afwijking van dit basispercentage te doen. De Raad heeft verklaard op grond van zijn beoordeling van de huidige situatie van mening te zijn dat de verplichte braaklegging op 5 % dient te worden gehandhaafd.

Over het algemeen zijn de marktprijzen voor granen hoger geweest dan werd verwacht toen het besluit tot hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid werd genomen. De compensatiebedragen voor granen zijn niet aangepast om met dit marktverloop rekening te houden. De hoogte van de compensatiebedragen zal echter deel uitmaken van de onderwerpen die aan de orde zullen worden gesteld bij de discussie over de toekomstige ordening voor de akkerbouwsector.