Voorlopige editie
ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)
17 oktober 2024 (*)
„ Prejudiciële verwijzing – Intellectuele eigendom – Auteursrecht en naburige rechten – Rechtsbescherming van computerprogramma’s – Richtlijn 2009/24/EG – Artikel 1 – Werkingssfeer – Uitdrukkingswijzen van een computerprogramma – Begrip – Artikel 4, lid 1, onder b) – Verandering van een computerprogramma – Wijziging van de inhoud van variabelen die zijn opgeslagen in het werkgeheugen van de computer en worden gebruikt bij de werking van het programma ”
In zaak C‑159/23,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bundesgerichtshof (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland) bij beslissing van 23 februari 2023, ingekomen bij het Hof op 15 maart 2023, in de procedure
Sony Computer Entertainment Europe Ltd
tegen
Datel Design and Development Ltd,
Datel Direct Ltd,
JS,
wijst
HET HOF (Eerste kamer),
samengesteld als volgt: T. von Danwitz, vicepresident van het Hof, waarnemend voor de president van de Eerste kamer, A. Arabadjiev en I. Ziemele (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: M. Szpunar,
griffier: N. Mundhenke, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 25 januari 2024,
gelet op de opmerkingen van:
– Sony Computer Entertainment Europe Ltd, vertegenwoordigd door B. Arnold, C. Rohnke en J. Wergin, Rechtsanwälte,
– Datel Design and Development Ltd, Datel Direct Ltd en JS, vertegenwoordigd door W. Scheuerl, C. Triebe en T. von Plehwe, Rechtsanwälte,
– de Europese Commissie, vertegenwoordigd door J. Samnadda en G. von Rintelen als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 april 2024,
het navolgende
Arrest
1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing heeft betrekking op de uitlegging van artikel 1, leden 1 tot en met 3, en artikel 4, lid 1, onder b), van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (PB 2009, L 111, blz. 16).
2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds Sony Computer Entertainment Europe Ltd (hierna: „Sony”), een onderneming die onder meer de videospelconsoles PlayStation en spelletjes voor deze consoles distribueert, en anderzijds Datel Design and Development Ltd en Datel Direct Ltd (hierna gezamenlijk: „Datel”), een groep ondernemingen die software ontwikkelt, vervaardigt en distribueert, alsook hun directeur, betreffende de gestelde schending door deze laatsten van het uitsluitende recht van Sony om toestemming te geven voor elke verandering die wordt aangebracht in een computerprogramma waarvan die onderneming de rechthebbende is.
Toepasselijke bepalingen
Internationaal recht
WIPO-verdrag inzake het auteursrecht
3 De Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) heeft op 20 december 1996 te Genève het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht vastgesteld, dat op 6 maart 2002 in werking is getreden. Dit verdrag is namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 2000/278/EG van de Raad van 16 maart 2000 (PB 2000, L 89, blz. 6).
4 Artikel 2 van dat verdrag luidt:
„De bescherming van het auteursrecht strekt zich uit tot uitingen en niet tot ideeën, procedures, werkwijzen of wiskundige concepten als zodanig.”
TRIPs-overeenkomst
5 De Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (hierna: „TRIPs-overeenkomst”), als bijlage 1 C gehecht aan de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), is op 15 april 1994 te Marrakesh ondertekend en is goedgekeurd bij besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986‑1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB 1994, L 336, blz. 1).
6 Artikel 10 van de TRIPs-overeenkomst, met het opschrift „Computerprogramma’s en verzamelingen van gegevens”, luidt:
„1. Computerprogramma’s, in bron‑ dan wel doelcode, worden beschermd als letterkundige werken krachtens de Berner Conventie [voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, ondertekend te Bern op 9 september 1886, zoals gewijzigd bij de Akte van Parijs van 24 juli 1971 (hierna: ‚Berner Conventie’)].
2. Verzamelingen van gegevens of ander materiaal, in machine-leesbare dan wel in andere vorm, die door de keuze of rangschikking van de stof een schepping van de geest vormen, worden als zodanig beschermd. Deze bescherming, die zich niet uitstrekt tot de gegevens of het materiaal zelf, laat de auteursrechten inherent aan de gegevens of het materiaal zelf onverlet.”
De Berner Conventie
7 In artikel 2, leden 1 en 3, van de Berner Conventie is het volgende bepaald:
„1) De term ,werken van letterkunde en kunst’ omvat alle voortbrengselen op het gebied van letterkunde, wetenschap en kunst, welke ook de wijze of de vorm van uitdrukking zij, zoals boeken, brochures en andere geschriften; voordrachten, toespraken, preken en andere werken van dien aard; toneelwerken of dramatisch-muzikale werken; choreografische werken en pantomimes; muzikale composities met of zonder woorden; cinematografische werken, waarmee volgens een soortgelijke werkwijze uitgedrukte werken worden gelijkgesteld; werken van teken-, schilder-, bouw-, beeldhouw-, graveer‑ en lithografeerkunst; fotografische werken, waarmee volgens een soortgelijke werkwijze uitgedrukte werken worden gelijkgesteld; werken van toegepaste kunst; illustraties en aardrijkskundige kaarten; tekeningen, schetsen en plastische werken, betrekking hebbende op de aardrijkskunde, de topografie, de bouwkunde of de wetenschappen.
[...]
3) Als oorspronkelijke werken worden beschermd, onverminderd de rechten van de auteur van het oorspronkelijke werk: vertalingen, bewerkingen, muziekarrangementen en andere wijzigingen van een werk van letterkunde of kunst.”
Unierecht
Richtlijn 91/250
8 Artikel 1 van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (PB 1991, L 122, blz. 42) heeft als opschrift „Voorwerp van de bescherming” en luidt als volgt:
„1. Overeenkomstig deze richtlijn worden computerprogramma’s door de lidstaten auteursrechtelijk beschermd als werken van letterkunde in de zin van de [Berner Conventie]. De term ‚computerprogramma’ in de zin van deze richtlijn omvat ook het voorbereidend materiaal.
2. De bescherming overeenkomstig deze richtlijn wordt verleend aan de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma. De ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, worden niet krachtens deze richtlijn auteursrechtelijk beschermd.
3. Een computerprogramma wordt beschermd wanneer het in die zin oorspronkelijk is, dat het een eigen schepping van de maker is. Om te bepalen of het programma voor bescherming in aanmerking komt, mogen geen andere criteria worden aangelegd.”
9 Richtlijn 91/250 is vervangen door richtlijn 2009/24, die op 25 mei 2009 in werking is getreden.
Richtlijn 2009/24
10 De overwegingen 2, 7, 10, 11 en 15 van richtlijn 2009/24 luiden:
„(2) Voor de ontwikkeling van computerprogramma’s moeten belangrijk menselijk en technisch potentieel en aanzienlijke financiële middelen worden ingezet, terwijl zij kunnen worden gekopieerd voor een fractie van de kosten die moeten worden besteed om deze programma’s zelfstandig te ontwikkelen.
[...]
(7) Voor de toepassing van deze richtlijn moet de term ‚computerprogramma’ alle programma’s in gelijk welke vorm omvatten, met inbegrip van programma’s die in de apparatuur zijn ingebouwd. Deze term moet eveneens het desbetreffende voorbereidende ontwerp-materiaal omvatten dat tot het vervaardigen van een programma leidt, op voorwaarde dat dit voorbereidende materiaal van dien aard is dat het later tot zulk een programma kan leiden.
[...]
(10) Een computerprogramma moet de communicatie en wisselwerking met andere componenten van een computersysteem en met gebruikers ervan verzorgen en hiervoor is een logische en, waar nodig, fysieke koppeling en interactie vereist, waardoor tussen alle elementen van de programmatuur en apparatuur in alle door deze te vervullen functies enerzijds en andere programmatuur en apparatuur, alsmede de gebruikers anderzijds een passende wisselwerking mogelijk is. [...]
(11) Onzekerheid dient te worden vermeden en er moet dus duidelijk worden gesteld dat alleen de uitdrukkingswijze van een computerprogramma wordt beschermd, en dat ideeën en beginselen die aan enig element van een programma – inclusief de bijhorende interfaces – ten grondslag liggen, niet overeenkomstig deze richtlijn door het auteursrecht worden beschermd. Ideeën en beginselen worden overeenkomstig dat principe van het auteursrecht niet uit hoofde van deze richtlijn beschermd, in zoverre logica, algoritmen en programmeertalen uit deze ideeën en beginselen zijn opgebouwd. De uitdrukking van die ideeën en beginselen moet overeenkomstig de wetgeving en de rechtspraak van de lidstaten en de internationale auteursrechtconventies door het auteursrecht worden beschermd.
[...]
(15) De ongeoorloofde reproductie, vertaling, bewerking en omzetting van de codevorm waarin een kopie van een computerprogramma ter beschikking wordt gesteld, vormt een inbreuk op de exclusieve rechten van de auteur. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarin een dergelijke reproductie van de code en vertaling van de vorm van die code onmisbaar is om de noodzakelijke gegevens te verkrijgen voor het tot stand brengen van de interoperabiliteit van een onafhankelijk gemaakt programma met andere programma’s. Alleen in deze zeldzame gevallen moet de uitvoering van de handelingen van reproductie en vertaling door of voor een persoon die het recht heeft een kopie van het programma te gebruiken als rechtmatig worden beschouwd en in overeenstemming met normale praktijken, en daarom moet worden geacht geen toestemming van de rechthebbende te vereisen. [...]”
11 In artikel 1, leden 1 tot en met 3, van deze richtlijn is bepaald:
„1. Overeenkomstig deze richtlijn worden computerprogramma’s door de lidstaten auteursrechtelijk beschermd als werken van letterkunde in de zin van de [Berner Conventie]. De term ‚computerprogramma’ in de zin van deze richtlijn omvat ook het voorbereidend materiaal.
2. De bescherming overeenkomstig deze richtlijn wordt verleend aan de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma. De ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, worden niet krachtens deze richtlijn auteursrechtelijk beschermd.
3. Een computerprogramma wordt beschermd wanneer het in die zin oorspronkelijk is, dat het een eigen schepping van de maker is. Om te bepalen of het programma voor bescherming in aanmerking komt, mogen geen andere criteria worden aangelegd.”
12 Artikel 4, lid 1, van die richtlijn bepaalt:
„Onverminderd de artikelen 5 en 6 omvatten de exclusieve rechten van de rechthebbende in de zin van artikel 2 het recht de volgende handelingen te verrichten of het verrichten daarvan toe te staan:
[...]
b) het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproductie van het resultaat daarvan, onverminderd de rechten van degene die het programma verandert;
[...]”
Duits recht
13 § 69a van het Gesetz über Urheberrecht und verwandte Schutzrechte – Urheberrechtsgesetz (wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten) van 9 september 1965 (BGBl. 1965 I, blz. 1273), zoals gewijzigd bij de wet van 23 juni 2021 (BGBl. 2021 I, blz. 1858) (hierna: „UrhG”) bepaalt:
„1. Computerprogramma’s in de zin van deze wet zijn programma’s in eender welke vorm, met inbegrip van voorbereidend materiaal.
2. De verleende bescherming geldt voor de uitdrukkingswijze van een computerprogramma, in welke vorm dan ook. De ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, worden niet beschermd.
3. Een computerprogramma wordt beschermd wanneer het in die zin oorspronkelijk is, dat het een eigen schepping van de maker is. Om te bepalen of het programma voor bescherming in aanmerking komt, mogen geen andere criteria – met name kwalitatieve of esthetische criteria – worden toegepast.”
14 § 69c UrhG luidt:
„De rechthebbende heeft het uitsluitend recht om de volgende handelingen te verrichten of het verrichten daarvan toe te staan:
[...]
2. het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een computerprogramma en de reproductie van het resultaat daarvan. De rechten van degenen die het computerprogramma aanpassen, blijven onverlet.”
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
15 Sony verkoopt als exclusieve licentiehouder voor Europa Playstation-spelconsoles en spelletjes voor deze consoles. Tot 2014 verkocht Sony onder meer de PlayStationPortable-console (hierna: „PSP-console”) en de daarbij behorende spelletjes, waaronder het spelletje MotorStorm: Arctic Edge (hierna: „betrokken spelletje”).
16 Datel ontwikkelt, produceert en distribueert software, met name producten die complementair zijn aan de spelconsoles van Sony, waaronder de software Action replay PSP en een toestel, de Tilt FX, met software met dezelfde naam, waarmee de PSP-console door ruimtelijke bewegingen kan worden bediend. Deze software werkt uitsluitend met de originele spelletjes van Sony.
17 De software Action replay PSP wordt uitgevoerd door de PSP-console aan te sluiten op een computer en een USB-stick in de console te plaatsen waarmee deze software wordt geladen. Na het opnieuw starten van deze console beschikt de gebruiker in de interface over een extra tabblad „Action Replay” dat de gebruiker spelopties biedt die Sony in dit stadium van het spelletje niet heeft voorzien. Onder dat tabblad staan voor het betrokken spelletje bijvoorbeeld opties waarmee het mogelijk wordt de beperkingen voor het gebruik van de „turbo” (booster) op te heffen of ervoor te zorgen dat niet alleen een deel van de bestuurders beschikbaar is, maar ook de bestuurders die anders pas bij het behalen van bepaalde scores zouden worden vrijgegeven.
18 Wat betreft de Tilt FX beschikt de gebruiker over een sensor die is aangesloten op de PSP-console en waarmee de PSP-console door ruimtelijke beweging kan worden bediend. Om het gebruik van de bewegingssensor voor te bereiden moet tevens een USB-stick in die console worden gestoken. Daardoor komt in de interface een extra tabblad beschikbaar waarmee met name bepaalde restricties worden verwijderd. Voor het betrokken spelletje maakt deze functionaliteit dus een onbeperkt gebruik van de turbo mogelijk.
19 In het hoofdgeding heeft Sony met name aangevoerd dat gebruikers met de toestellen en de softwareproducten van Datel de aan haar spelletjes ten grondslag liggende programma’s op een wijze veranderen die in strijd is met het auteursrecht. In dit verband heeft zij met name gevorderd dat de verkoop van deze toestellen en software wordt gestaakt en dat de schade die zij stelt te hebben geleden, wordt vergoed.
20 Het Landgericht Hamburg (rechter in eerste aanleg Hamburg, Duitsland) heeft de vorderingen van Sony gedeeltelijk toegewezen bij vonnis van 24 januari 2012. Dat vonnis is echter in hoger beroep vernietigd door het Oberlandesgericht Hamburg (rechter in tweede aanleg Hamburg, Duitsland), dat het hoger beroep van Sony in zijn geheel heeft verworpen.
21 De verwijzende rechter, bij wie beroep in Revision is ingesteld tegen het arrest van het Oberlandesgericht Hamburg, wijst erop dat het slagen van dat beroep afhangt van het antwoord op de vraag of het gebruik van de software van Datel inbreuk maakt op het exclusieve recht – waarvan Sony rechthebbende is – tot verandering van een computerprogramma in de zin van § 69c, punt 2, UrhG. De vraag of die bepaling van toepassing is in het hoofdgeding hangt echter af van de uitlegging van artikel 1, leden 1 tot en met 3, en artikel 4, lid 1, onder b), van richtlijn 2009/24.
22 Bijgevolg rijst dus ten eerste de vraag of het gebruik van de Datel-software invloed heeft op de omvang van de bescherming van het computerprogramma wanneer de bron‑ of doelcode van dat programma of de reproductie ervan niet wordt gewijzigd, maar een gelijktijdig met het beschermde computerprogramma werkend computerprogramma de inhoud van variabelen wijzigt die het beschermde computerprogramma in het werkgeheugen heeft geplaatst en tijdens de werking van dat programma gebruikt. De verwijzende rechter vraagt zich af of de inhoud van dergelijke variabelen binnen de werkingssfeer van de bescherming van de auteursrechten op het computerprogramma valt.
23 Ten tweede moet de draagwijdte worden verduidelijkt van het begrip „verandering” in de zin van artikel 4, lid 1, onder b), van richtlijn 2009/24, in het bijzonder om te weten of dat begrip de situatie omvat waarin niet de doel‑ of broncode van een computerprogramma of de reproductie ervan wordt gewijzigd, maar een ander programma gelijktijdig met het beschermde computerprogramma de inhoud van variabelen wijzigt die het beschermde computerprogramma in het werkgeheugen heeft opgeslagen en tijdens de werking van dat programma gebruikt.
24 Tegen deze achtergrond heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
„1) Is er sprake van een inbreuk op de omvang van de bescherming van een computerprogramma volgens artikel 1, leden 1 tot en met 3, van richtlijn 2009/24 wanneer niet de doel‑ of broncode van een computerprogramma of de reproductie ervan wordt gewijzigd, maar een gelijktijdig met het beschermde computerprogramma gebruikt ander programma de inhoud van variabelen wijzigt die het beschermde computerprogramma in het werkgeheugen heeft opgeslagen en tijdens de werking van dat programma gebruikt?
2) Is er sprake van een verandering in de zin van artikel 4, lid 1, onder b), van [richtlijn 2009/24] wanneer niet de doel‑ of broncode van een computerprogramma of de reproductie ervan wordt gewijzigd, maar een gelijktijdig met het beschermde computerprogramma gebruikt ander programma de inhoud van variabelen wijzigt die het beschermde computerprogramma in het werkgeheugen heeft opgeslagen en tijdens de werking van dat programma gebruikt?”
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste vraag
25 Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, leden 1 en 3, van richtlijn 2009/24 aldus moet worden uitgelegd dat de door deze richtlijn geboden bescherming geldt voor de inhoud van de variabele gegevens die door een beschermd computerprogramma in het werkgeheugen van een computer worden opgeslagen en die door dat programma tijdens de werking ervan worden gebruikt.
26 Vooraf dient te worden vermeld dat de Europese Commissie in haar opmerkingen stelt dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling niet alleen moet worden beoordeeld in het licht van richtlijn 2009/24, maar eveneens van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz.10), en op grond daarvan betoogt dat software als de in het hoofdgeding aan de orde zijnde software de reproductie van een werk is in de zin van artikel 2, onder a), van deze richtlijn.
27 In dit verband zij gepreciseerd dat het Hof in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof tot taak heeft de nationale rechter een antwoord te geven dat nuttig is voor de oplossing van het bij hem aanhangige geding. Daartoe kan het Hof uit alle door de nationale rechter verschafte gegevens, met name uit de motivering van de verwijzingsbeslissing, de normen en beginselen van het Unierecht putten die, gelet op het voorwerp van het hoofdgeding, uitlegging behoeven, teneinde de gestelde vragen te herformuleren en alle Unierechtelijke bepalingen uit te leggen die noodzakelijk zijn voor de beslechting van bij de nationale rechterlijke instanties aanhangige gedingen, ook wanneer die bepalingen niet uitdrukkelijk worden genoemd in die vragen (arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland, C‑390/18, EU:C:2019:1112, punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
28 Het staat evenwel uitsluitend aan de nationale rechter om het voorwerp te bepalen van de vragen die hij aan het Hof wil stellen. Wanneer de noodzaak van herformulering niet uit het verzoek zelf blijkt, kan het Hof zich dus niet op verzoek van een van de belanghebbenden vermeld in artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie buigen over vragen die de nationale rechter niet heeft gesteld. Wanneer de nationale rechter wegens het verloop van het geding meent aanvullende gegevens over de uitlegging van het Unierecht nodig te hebben, staat het aan hem om zich opnieuw tot het Hof te wenden (arrest van 19 december 2019, Airbnb Ireland, C‑390/18, EU:C:2019:1112, punt 37).
29 In casu is het bij gebrek aan enige vermelding, in de eerste prejudiciële vraag, van richtlijn 2001/29 of van enige andere toelichting in de verwijzingsbeslissing waardoor het voor het Hof noodzakelijk zou worden om zich te buigen over de uitlegging van deze richtlijn teneinde de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven, voor het Hof niet nodig deze vraag in het licht van die richtlijn te onderzoeken. Dit geldt temeer daar de verwijzende rechter in zijn verwijzingsbeslissing uitdrukkelijk en zonder naar deze richtlijn te verwijzen heeft opgemerkt dat de vraag naar een eventuele reproductie in het hoofdgeding niet aan de orde is.
30 Betreffende de beantwoording van de gestelde vraag moet in herinnering worden gebracht dat volgens vaste rechtspraak bij de uitlegging van een bepaling van Unierecht niet alleen rekening moet worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en de doelstellingen van de regeling waarvan deze bepaling deel uitmaakt en, in voorkomend geval, de ontstaansgeschiedenis ervan (arrest van 23 november 2023, Seven.One Entertainment Group, C‑260/22, EU:C:2023:900, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
31 Wat in de eerste plaats de bewoordingen van de betrokken bepalingen betreft, moet worden opgemerkt dat artikel 1 van richtlijn 2009/24 volgens het opschrift ervan het voorwerp van de bescherming van computerprogramma’s omschrijft.
32 Volgens lid 1 van dit artikel worden computerprogramma’s auteursrechtelijk beschermd als werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie. Lid 2 van dit artikel breidt deze bescherming uit tot „de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma” en preciseert dat de ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, niet krachtens deze richtlijn auteursrechtelijk worden beschermd. Lid 3 van dat artikel bepaalt voorts dat een computerprogramma wordt beschermd wanneer het in die zin oorspronkelijk is dat het een eigen schepping van de maker is, en preciseert dat geen andere criteria mogen worden toegepast om te bepalen of het programma voor bescherming in aanmerking komt.
33 Aldus blijkt uit de bewoordingen van artikel 1 van richtlijn 2009/24, in het bijzonder uit de leden 2 en 3 ervan, dat alle „uitdrukkingswijzen” van een computerprogramma, met uitzondering van de ideeën en beginselen die aan de elementen ervan ten grondslag liggen, worden beschermd, mits een dergelijk programma oorspronkelijk is, in die zin dat het de eigen intellectuele schepping van de auteur is.
34 Wat de inhoud van dit begrip betreft, heeft het Hof met betrekking tot artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250, waarvan de bewoordingen identiek zijn aan die van artikel 1, lid 2, van richtlijn 2009/24 en waarvan de uitlegging dus op laatstgenoemde bepaling kan worden toegepast, reeds geoordeeld dat de „uitdrukkingswijze” van een computerprogramma de uitdrukkingswijze is voor zover deze de mogelijkheid biedt om het computerprogramma te reproduceren in verschillende computertalen, zoals de bron‑ en de doelcode (arrest van 22 december 2010, Bezpečnostní softwarová asociace, C‑393/09, EU:C:2010:816, punt 35).
35 Het Hof heeft echter geoordeeld dat de grafische gebruikersinterface van een computerprogramma, waarmee het programma niet kan worden gereproduceerd maar die louter een element van dat programma vormt dat de gebruikers de mogelijkheid biedt om dit programma optimaal te gebruiken, geen uitdrukkingswijze van een computerprogramma in de zin van deze bepaling vormt (zie in die zin arrest van 22 december 2010, Bezpečnostní softwarová asociace, C‑393/09, EU:C:2010:816, punten 41 en 42).
36 Evenzo heeft het Hof geoordeeld dat noch de functionaliteit van een computerprogramma, noch de programmeertaal of de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt teneinde de functies daarvan te benutten, een uitdrukkingswijze van dit programma vormt in de zin van die bepaling. Erkennen dat een functionaliteit van een computerprogramma als zodanig kan worden beschermd door het auteursrecht, zou immers erop neerkomen dat de mogelijkheid wordt geboden om ideeën te monopoliseren ten koste van de technische vooruitgang en de industriële ontwikkeling (zie in die zin arrest van 2 mei 2012, SAS Institute, C‑406/10, EU:C:2012:259, punten 39 en 40).
37 Zoals de advocaat-generaal in punt 37 van zijn conclusie heeft opgemerkt, blijkt dus uit de bewoordingen van artikel 1, lid 2, van richtlijn 2009/24 dat de bron‑ en de doelcode onder het begrip „uitdrukkingswijze” van een computerprogramma in de zin van deze bepaling vallen, voor zover het daarmee mogelijk is om dat programma te reproduceren of later te vervaardigen, terwijl andere elementen, zoals met name de functionaliteiten ervan, niet door deze richtlijn worden beschermd. Deze richtlijn beschermt evenmin de elementen waarmee de gebruikers dergelijke functionaliteiten optimaal gebruiken zonder dat daarmee een dergelijke reproductie van dat programma of een latere vervaardiging ervan mogelijk wordt.
38 Zoals de advocaat-generaal in de punten 38 en 40 van zijn conclusie heeft opgemerkt, is de door richtlijn 2009/24 geboden waarborg beperkt tot de intellectuele schepping zoals deze is weergegeven in de tekst van de bron‑ en de doelcode, en dus tot de letterlijke uitdrukking van het computerprogramma in de vorm van deze codes, die elk een reeks instructies zijn volgens welke de computer de door de maker van het programma uiteengezette taken moet uitvoeren.
39 In de tweede plaats wordt een dergelijke uitlegging die gebaseerd is op de bewoordingen van de betrokken bepalingen ondersteund door de context, met name het internationale recht, waarin deze bepalingen zijn geplaatst.
40 In dit verband bepaalt artikel 10, lid 1, van de TRIPs-overeenkomst ten eerste, net als artikel 1, lid 1, van richtlijn 2009/24, dat computerprogramma’s, in bron‑ dan wel doelcode, als letterkundige werken krachtens de Berner Conventie worden beschermd.
41 Wat betreft artikel 2, lid 1, van deze conventie, alsook artikel 2 van het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht en artikel 9, lid 2, van de TRIPs-overeenkomst heeft het Hof echter reeds in herinnering gebracht dat alleen de uitdrukkingswijzen en niet de ideeën, procedures, werkwijzen of mathematische concepten als zodanig auteursrechtelijk worden beschermd (arrest van 13 november 2018, Levola Hengelo, C‑310/17, EU:C:2018:899, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
42 Ten tweede vindt deze uitlegging steun in de considerans van richtlijn 2009/24.
43 Om te beginnen stelt overweging 7 van deze richtlijn dat het begrip „computerprogramma” ook het voorbereidende ontwerpmateriaal omvat dat tot het vervaardigen van een programma leidt, op voorwaarde evenwel dat dit voorbereidende materiaal van dien aard is dat het later tot een computerprogramma kan leiden.
44 Vervolgens blijkt uit overweging 11 van die richtlijn dat ideeën en beginselen waaruit de verschillende elementen van een programma zijn opgebouwd, zoals de ideeën en beginselen waaruit de logica, algoritmen en programmeertalen zijn opgebouwd, niet door deze richtlijn worden beschermd, aangezien alleen de uitdrukkingswijze van die ideeën en beginselen door het auteursrecht worden beschermd.
45 Hieruit volgt ten slotte dat volgens overweging 15 van richtlijn 2009/24 betreffende de exclusieve rechten van de rechthebbende de ongeoorloofde reproductie, vertaling, bewerking en omzetting „van de codevorm waarin een kopie van een computerprogramma ter beschikking wordt gesteld” een inbreuk vormt op de exclusieve rechten van de auteur.
46 Ten derde is de in punt 37 van het onderhavige arrest bedoelde uitlegging in overeenstemming met de doelstellingen die worden nagestreefd met de rechtsbescherming van computerprogramma’s op grond van richtlijn 2009/24.
47 Zoals de advocaat-generaal in punt 41 van zijn conclusie heeft benadrukt, is het doel van de regeling van de bescherming van computerprogramma’s die is ingevoerd door de Uniewetgever blijkens overweging 2 van richtlijn 2009/24 om de makers van de programma’s te beschermen tegen het ongeoorloofd reproduceren van deze programma’s, wat in de digitale omgeving bijzonder eenvoudig en goedkoop is geworden, alsmede tegen de verspreiding van kopieën ervan die zijn verkregen door „piraterij”. In deze overweging wordt namelijk erop gewezen dat voor de ontwikkeling van computerprogramma’s belangrijk menselijk en technisch potentieel en aanzienlijke financiële middelen moeten worden ingezet, terwijl zij kunnen worden gekopieerd voor een fractie van de kosten die moeten worden besteed om deze programma’s zelfstandig te ontwikkelen.
48 Zoals blijkt uit de punten 3.6 en 3.12 van de toelichting bij het op 5 januari 1989 ingediende voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (PB 1989, C 91, blz. 4), dat aan de basis ligt van richtlijn 91/250, verleent de rechtsregeling van de bescherming van computerprogramma’s daarentegen geen monopolierechten die de onafhankelijke ontwikkeling van producten in de weg staan en houdt zij de technische vooruitgang dus niet tegen. Bovendien hebben concurrenten van de auteur van een computerprogramma, zodra zij op basis van een onafhankelijke analyse de gebruikte ideeën, regels of beginselen hebben kunnen bepalen, alle vrijheid om hun eigen toepassing te ontwerpen teneinde compatibele producten te vervaardigen. Ze mogen bovendien hetzelfde idee gebruiken, mits ze niet dezelfde uitdrukkingswijze hanteren als bij andere beschermde programma’s.
49 Overigens moet een computerprogramma, zoals blijkt uit overweging 10 van richtlijn 2009/24, de communicatie en wisselwerking met andere componenten van een computersysteem en met gebruikers ervan verzorgen en is hiervoor een logische en, waar nodig, fysieke koppeling en interactie vereist, waardoor tussen alle elementen van de programmatuur en apparatuur in alle door deze te vervullen functies enerzijds en andere programmatuur en apparatuur, alsmede de gebruikers anderzijds een passende wisselwerking mogelijk is.
50 In casu merkt de verwijzende rechter op dat de software van Datel door de gebruiker op de PSP-console wordt geïnstalleerd en tegelijk met de spelsoftware wordt uitgevoerd. Hij voegt daaraan toe dat deze software noch de doelcode, noch de broncode, noch de interne structuur of de organisatie van de software van Sony die op de PSP-console wordt gebruikt wijzigt of reproduceert, maar enkel de inhoud wijzigt van de variabelen die tijdelijk door de spelletjes van Sony in het werkgeheugen van de PSP-console worden opgeslagen en die tijdens het verloop van het spelletje worden gebruikt, zodat het spelletje op basis van deze variabelen met de gewijzigde inhoud wordt uitgevoerd.
51 Bovendien blijkt uit de motivering van de verwijzingsbeslissing dat de software van Datel, aangezien daarmee alleen de inhoud van de variabelen wordt gewijzigd die door een beschermd computerprogramma in het werkgeheugen van een computer zijn opgeslagen en die door dit programma tijdens de werking ervan worden gebruikt, als zodanig niet de mogelijkheid biedt om dit programma of een deel ervan te reproduceren, maar integendeel veronderstelt dat dit programma tegelijkertijd wordt uitgevoerd. Zoals de advocaat-generaal in punt 48 van zijn conclusie in wezen heeft benadrukt, vormt de inhoud van de variabelen dus een programmaelement dat gebruikers de mogelijkheid biedt optimaal gebruik te maken van een dergelijk programma en dat niet wordt beschermd als „uitdrukkingswijze” van een computerprogramma in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 2009/24, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.
52 Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 1, leden 1 tot en met 3, van richtlijn 2009/24 aldus moet worden uitgelegd dat de door deze richtlijn geboden bescherming niet geldt voor de inhoud van de variabele gegevens die door een beschermd computerprogramma in het werkgeheugen van een computer worden opgeslagen en door dat programma bij de werking ervan worden gebruikt, voor zover het met die inhoud niet mogelijk is om een dergelijk computerprogramma te reproduceren of later te vervaardigen.
Tweede vraag
53 Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.
Kosten
54 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:
Artikel 1, leden 1 tot en met 3, van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s
moet aldus worden uitgelegd dat
de door deze richtlijn geboden bescherming niet geldt voor de inhoud van de variabele gegevens die door een beschermd computerprogramma in het werkgeheugen van een computer worden opgeslagen en door dat programma bij de werking ervan worden gebruikt, voor zover het met die inhoud niet mogelijk is om een dergelijk computerprogramma te reproduceren of later te vervaardigen.
ondertekeningen
* Procestaal: Duits.