ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)
17 mei 2023 ( *1 )
„Prejudiciële verwijzing – Consumentenbescherming – Richtlijn 2011/83/EU – Artikel 14, lid 4, onder a), i), en lid 5 – Herroepingsrecht voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten – Informatieverplichting van de betrokken handelaar – Verzuim van deze handelaar om de consument te informeren – Verplichtingen van de consument bij herroeping – Herroeping na uitvoering van de overeenkomst – Gevolgen”
In zaak C‑97/22,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landgericht Essen (rechter in eerste aanleg Essen, Duitsland) bij beslissing van 27 december 2021, ingekomen bij het Hof op 10 februari 2022, in de procedure
DC
tegen
HJ,
wijst
HET HOF (Achtste kamer),
samengesteld als volgt: M. Safjan, kamerpresident, N. Piçarra (rapporteur) en N. Jääskinen, rechters,
advocaat-generaal: G. Pitruzzella,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
– |
DC, vertegenwoordigd door M. Höffken, Rechtsanwalt, |
– |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door B.‑R. Killmann en I. Rubene als gemachtigden, |
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 14, lid 5, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2011, L 304, blz. 64). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen DC en HJ over de betaling voor een dienst die aan HJ is verleend ter uitvoering van een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst door een onderneming die al haar rechten op grond van deze overeenkomst heeft overgedragen aan DC. |
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3 |
De overwegingen 4, 5, 7, 21 en 57 van richtlijn 2011/83 luiden als volgt:
[…]
[…]
[…]
|
4 |
Artikel 1 van deze richtlijn, met als opschrift „Onderwerp”, bepaalt: „Het doel van deze richtlijn is om door de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming bij te dragen aan de goede werking van de interne markt door bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake tussen consumenten en handelaren gesloten overeenkomsten onderling aan te passen.” |
5 |
Artikel 2 van genoemde richtlijn bevat in de punten 1, 2, 6 en 8 de volgende definities:
[…]
[…]
[…]” |
6 |
In artikel 4 van dezelfde richtlijn, met als opschrift „Niveau van harmonisatie”, staat te lezen: „De lidstaten behouden in hun nationale wetgeving geen bepalingen die afwijken van de bepalingen opgenomen in deze richtlijn, met inbegrip van meer of minder strikte bepalingen die een ander niveau van consumentenbescherming waarborgen, of voeren dergelijke bepalingen niet in, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.” |
7 |
Artikel 6 van richtlijn 2011/83, met als opschrift „Informatievoorschriften voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten”, bepaalt in lid 1: „Voordat de consument door een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, dan wel een daarmee overeenstemmend aanbod daartoe is gebonden, verstrekt de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie: […]
[…]
[…]” |
8 |
Artikel 9 van deze richtlijn, met als opschrift „Herroepingsrecht”, bepaalt in lid 1: „Behoudens wanneer de in artikel 16 bepaalde uitzonderingen van toepassing zijn, beschikt de consument over een termijn van 14 dagen om de overeenkomst op afstand of de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst zonder opgave van redenen te herroepen, en zonder andere kosten te moeten dragen dan die welke in artikel 13, lid 2, en artikel 14 zijn vastgesteld.” |
9 |
Artikel 10 van genoemde richtlijn, met als opschrift „Weglating van informatie over het herroepingsrecht”, preciseert in lid 1: „Indien de handelaar de consument niet de ingevolge artikel 6, lid 1, onder h), verplichte informatie over het herroepingsrecht heeft verstrekt, loopt de herroepingstermijn af twaalf maanden na het einde van de oorspronkelijke, overeenkomstig artikel 9, lid 2, vastgestelde herroepingstermijn.” |
10 |
Artikel 14 van die richtlijn, met het opschrift „Verplichtingen van de consument bij herroeping”, bepaalt in de leden 3 tot en met 5: „3. Indien een consument het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een verzoek overeenkomstig artikel 7, lid 3, […] heeft gedaan, betaalt de consument de handelaar een bedrag dat evenredig is aan hetgeen reeds is geleverd op het moment dat de consument de handelaar ervan in kennis heeft gesteld dat hij zijn herroepingsrecht uitoefent, vergeleken met de volledige uitvoering van de overeenkomst. […] 4. De consument draagt geen kosten voor:
[…] 5. Tenzij anders bepaald in artikel 13, lid 2, en in onderhavig artikel, kan de consument in geen enkel opzicht aansprakelijk worden gesteld ingevolge de uitoefening van zijn herroepingsrecht.” |
Duits recht
11 |
§ 357 van het Bürgerliche Gesetzbuch (Duits burgerlijk wetboek), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie (hierna: „burgerlijk wetboek”), heeft als opschrift „Rechtsgevolgen van de herroeping van buiten verkoopruimten en op afstand gesloten overeenkomsten, met uitzondering van overeenkomsten voor financiële diensten” en bepaalt in lid 8: „Wanneer een consument een overeenkomst voor het verrichten van diensten […] herroept, betaalt hij een schadevergoeding voor de prestatie die reeds is verricht vóór de herroeping, wanneer hij de handelaar uitdrukkelijk heeft verzocht om met de uitvoering van de prestatie te beginnen vóór het einde van de herroepingstermijn. Het uit de eerste volzin voortvloeiende recht bestaat alleen als de handelaar de consument naar behoren heeft geïnformeerd overeenkomstig artikel 246a […] van het [Einführungsgesetz zum Bürgerlichen Gesetzbuche (wet tot invoering van het burgerlijk wetboek) van 21 september 1994 (BGBl. 1994 I, blz. 2494, met rectificatie in BGBl. 1997 I, blz. 1061), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie (hierna: „EGBGB”)]. […]” |
12 |
Artikel 246a „EGBGB” heeft als opschrift „Informatieverplichtingen betreffende buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten en overeenkomsten op afstand, met uitzondering van overeenkomsten inzake financiële diensten” en bepaalt in § 1 (Informatieverplichtingen), lid 2, eerste volzin, punten 1 en 3: „Wanneer de consument over een herroepingsrecht beschikt […], is de handelaar verplicht hem te informeren: 1. over de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van dat recht overeenkomstig § 355, lid 1, van het burgerlijk wetboek, alsmede over het modelformulier voor herroeping dat is opgenomen in bijlage 2, […] 3. over het feit dat de consument de handelaar bij een overeenkomst voor de verrichting van diensten […] overeenkomstig § 357, lid 8, van het burgerlijk wetboek billijke kosten verschuldigd is voor de prestatie die reeds is verricht, wanneer hij zijn herroepingsrecht uitoefent nadat hij de handelaar, op verzoek van laatstgenoemde, uitdrukkelijk heeft verzocht om met de uitvoering van de prestatie te beginnen vóór het einde van de herroepingstermijn.” |
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
13 |
Op 6 oktober 2020 heeft HJ een mondelinge overeenkomst met een onderneming gesloten voor de renovatie van de elektrische installatie van zijn huis, zonder dat deze onderneming hem overeenkomstig artikel 246a EGBGB in kennis had gesteld van zijn herroepingsrecht. |
14 |
Na uitvoering van deze overeenkomst heeft die onderneming op 21 december 2020 de desbetreffende factuur overgelegd aan HJ. HJ heeft deze factuur niet betaald. |
15 |
Op 15 maart 2021 heeft de betrokken onderneming al haar rechten die ontstaan zijn uit genoemde overgedragen aan DC. |
16 |
Nadat HJ op 17 maart 2021 had gemeld die overeenkomst te herroepen, heeft DC bij het Landgericht Essen (rechter in eerste aanleg Essen, Duitsland), de verwijzende rechter, een vordering ingesteld tot betaling voor de verrichte dienst. DC betoogt dat de overdragende onderneming – ondanks de herroeping door HJ – recht heeft op die betaling, ook al is niet voldaan aan de daartoe in § 357, lid 8, van het burgerlijk wetboek gestelde voorwaarden. De uitsluiting van een dergelijk recht wegens niet-nakoming van de op de betrokken handelaar rustende informatieplicht vormt volgens DC een „onevenredige sanctie” die in strijd is met overweging 57 van richtlijn 2011/83. |
17 |
HJ voert zijnerzijds aan dat DC geen recht heeft op betaling van de prijs voor de dienst die ter uitvoering van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde overeenkomst werd verricht, aangezien de overdragende onderneming heeft nagelaten hem in kennis te stellen van zijn herroepingsrecht. |
18 |
Volgens de verwijzende rechter hangt de beslechting van het hoofdgeding af van de uitlegging van artikel 14, lid 5, van richtlijn 2011/83. Hij erkent dat een consument volgens de ter omzetting van deze richtlijn vastgestelde bepalingen van het burgerlijk wetboek geen kosten draagt met betrekking tot de vóór het verstrijken van de herroepingstermijn verrichte dienst als de betrokken handelaar de consument niet op de hoogte heeft gebracht van zijn herroepingsrecht. |
19 |
De verwijzende rechter vraagt zich echter af of artikel 14, lid 5, van die richtlijn elk recht van die handelaar op een „schadeloosstelling of vergoeding” uitsluit, ook wanneer die consument zijn herroepingsrecht pas heeft uitgeoefend nadat een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst reeds was uitgevoerd en hij aldus een meerwaarde heeft verkregen, hetgeen indruist tegen het beginsel van het verbod van ongerechtvaardigde verrijking, dat door het Hof is erkend als algemeen beginsel van Unierecht. |
20 |
In die omstandigheden heeft het Landgericht Essen de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: „Moet artikel 14, lid 5, van richtlijn [2011/83] […] aldus worden uitgelegd dat in het geval dat de klant zijn wilsverklaring tot het sluiten van een bouwovereenkomst buiten verkoopruimten pas herroept nadat de betrokken handelaar zijn prestatie reeds (volledig) heeft geleverd, elk recht van de handelaar op schadeloosstelling of vergoeding ook is uitgesloten wanneer weliswaar niet is voldaan aan de voorwaarden voor een recht op schadeloosstelling volgens de bepalingen die de rechtsgevolgen van de herroeping regelen, maar het vermogen van de klant door de bouwprestaties van de handelaar is toegenomen, dat wil zeggen dat hij is verrijkt?” |
Beantwoording van de prejudiciële vraag
21 |
Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 14, lid 5, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat het een consument vrijstelt van elke verplichting tot betaling van de prestaties die zijn verricht ter uitvoering van een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst wanneer de betrokken handelaar hem niet de in artikel 14, lid 4, onder a), i), van deze richtlijn bedoelde informatie heeft verstrekt en deze consument zijn herroepingsrecht heeft uitgeoefend nadat die overeenkomst reeds was uitgevoerd. |
22 |
Vooraf zij opgemerkt dat de verwijzende rechter bij brief van 29 september 2022, ingekomen bij het Hof op 13 oktober 2022, na kennis te hebben genomen van de twijfels die de Europese Commissie in haar schriftelijke opmerkingen had geuit over de aard van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, heeft verduidelijkt dat deze overeenkomst moest worden aangemerkt als een „dienstenovereenkomst” in de zin van artikel 2, punt 6, van richtlijn 2011/83. |
23 |
Na deze precisering moet eraan worden herinnerd dat artikel 14, lid 5, van richtlijn 2011/83 bepaalt dat een consument die gebruikmaakt van zijn herroepingsrecht voor een „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” in de zin van artikel 2, punt 8, van deze richtlijn, gelezen in samenhang met de punten 1 en 2 van dat artikel 2, in geen enkel opzicht aansprakelijk kan worden gesteld ingevolge de uitoefening van dat recht, tenzij anders bepaald in artikel 13, lid 2, en artikel 14 van die richtlijn. |
24 |
Een van deze bepalingen is artikel 14, lid 3, van richtlijn 2011/83, dat erin voorziet dat een consument die gedurende de in artikel 9 van deze richtlijn vastgestelde herroepingstermijn van 14 dagen zijn herroepingsrecht uitoefent nadat hij de betrokken handelaar heeft verzocht een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst uit te voeren, aan deze handelaar een bedrag dient te betalen dat wordt berekend op grondslag van de totale prijs zoals vastgelegd in de overeenkomst en evenredig is aan hetgeen reeds is geleverd op het moment dat de consument de handelaar ervan in kennis heeft gesteld dat hij zijn herroepingsrecht uitoefent, vergeleken met de volledige uitvoering van de overeenkomst. |
25 |
Voornoemd artikel 14, lid 3, moet echter worden gelezen in samenhang met artikel 14, lid 4, onder a), i), van richtlijn 2011/83. Daaruit volgt dat indien de handelaar heeft nagelaten om, alvorens een overeenkomst buiten verkoopruimten te sluiten, aan de consument de in artikel 6, lid 1, onder h) of j), van die richtlijn genoemde informatie te verstrekken betreffende ten eerste de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten van de uitoefening van het herroepingsrecht en ten tweede de verplichting tot betaling van het in artikel 14, lid 3, bedoelde bedrag, deze consument geen kosten draagt voor de diensten die geheel of ten dele tijdens de herroepingstermijn zijn verricht. Bovendien leidt volgens artikel 10, lid 1, van die richtlijn het verzuim om de in artikel 6, lid 1, onder h), bedoelde informatie te verstrekken tot een verlenging van de oorspronkelijke herroepingstermijn met twaalf maanden vanaf het einde van deze termijn. |
26 |
Het herroepingsrecht waarnaar artikel 14, lid 5, van richtlijn 2011/83 verwijst, strekt ertoe de consument te beschermen in de bijzondere context van een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, waarbij deze consument, zoals in overweging 21 van deze richtlijn in herinnering wordt gebracht, onder mogelijke psychologische druk kan staan of te maken kan krijgen met een verrassingselement, ongeacht of hij nu zelf om het bezoek van de handelaar gevraagd heeft of niet. De precontractuele informatie over dit herroepingsrecht is voor die consument dus van wezenlijk belang en stelt hem in staat om met kennis van zaken te beslissen of hij al dan niet de overeenkomst met de handelaar wil aangaan (zie naar analogie arrest van 23 januari 2019, Walbusch Walter Busch, C‑430/17, EU:C:2019:47, punten 45 en 46). |
27 |
Hieruit volgt dat wanneer de betrokken handelaar nalaat, vóórdat een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst in de zin van artikel 2, punt 8, van richtlijn 2011/83 wordt gesloten, de consument de in artikel 6, lid 1, onder h) of j), van deze richtlijn bedoelde informatie te verstrekken en deze consument zijn herroepingsrecht uitoefent, artikel 14, lid 4, onder a), i), juncto lid 5, van deze richtlijn die consument vrijstelt van elke verplichting om aan die handelaar de prijs te betalen voor de dienst die deze laatste gedurende de herroepingstermijn heeft verricht. |
28 |
De verwijzende rechter vraagt zich echter af of de aldus door de consument gerealiseerde meerwaarde niet in strijd is met het beginsel van het verbod van ongerechtvaardigde verrijking. |
29 |
In dit verband zij eraan herinnerd dat richtlijn 2011/83 volgens artikel 1 ervan een hoog niveau van consumentenbescherming beoogt, zoals dit is vastgelegd in artikel 169 VWEU en artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (zie in die zin arrest van 10 juli 2019, Amazon EU, C‑649/17, EU:C:2019:576, punt 39). |
30 |
Zoals uit de overwegingen 4, 5 en 7 van deze richtlijn volgt, voorziet deze richtlijn ter bereiking van dat doel in een volledige harmonisatie van bepaalde cruciale onderdelen van overeenkomsten tussen consumenten en handelaren (arrest van 13 september 2018, Starman, C‑332/17, EU:C:2018:721, punt 27). In deze context legt artikel 4 van deze richtlijn de lidstaten de verplichting op om in hun nationale recht geen bepalingen te handhaven of in te voeren die afwijken van het in deze richtlijn vastgestelde niveau van consumentenbescherming, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald. |
31 |
Het door richtlijn 2011/83 vastgestelde doel zou evenwel gevaar lopen indien artikel 14, lid 5, van deze richtlijn aldus zou moeten worden uitgelegd dat de duidelijke bepalingen van artikel 9, lid 1, en artikel 14, lid 4, onder a), i), van die richtlijn buiten toepassing kunnen worden gelaten, waardoor een consument, nadat hij een buiten verkoopruimten gesloten dienstenovereenkomst heeft herroepen, kan worden geconfronteerd met kosten waarin die richtlijn niet uitdrukkelijk voorziet. |
32 |
Deze oplossing strookt met het in punt 26 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte fundamentele belang dat richtlijn 2011/83 hecht aan precontractuele informatie betreffende het herroepingsrecht voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten. Wanneer de betrokken handelaar heeft nagelaten de consument die informatie mee te delen, moet deze handelaar dan ook de kosten dragen die hij voor de uitvoering van de buiten verkoopruimten gesloten dienstenovereenkomst heeft gemaakt gedurende de herroepingstermijn waarover deze consument krachtens artikel 9, lid 1, van die richtlijn beschikt. DC kan zich dus niet met succes beroepen, teneinde aan die kosten te ontkomen, op het in overweging 57 van die richtlijn genoemde beginsel dat sancties evenredig moeten zijn. |
33 |
Ten slotte laten deze vaststellingen de mogelijkheid onverlet dat het nationale recht er eventueel in voorziet dat DC – voor zover deze niet aansprakelijk kan worden gesteld voor het feit dat HJ niet in kennis is gesteld van zijn recht om de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst te herroepen – een regresvordering instelt tegen de verkoper die in een dergelijke situatie alle rechten die ontstaan zijn op grond van deze overeenkomst aan haar heeft overgedragen (zie naar analogie arrest van 17 oktober 2019, Comida paralela 12, C‑579/18, EU:C:2019:875, punt 44). |
34 |
Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 14, lid 4, onder a), i), en lid 5, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat het een consument vrijstelt van elke verplichting tot betaling van de prestaties die zijn verricht ter uitvoering van een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst wanneer de betrokken handelaar hem niet de in dit artikel 14, lid 4, onder a), i), bedoelde informatie heeft verstrekt en deze consument zijn herroepingsrecht heeft uitgeoefend nadat die overeenkomst reeds was uitgevoerd. |
Kosten
35 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht: |
Artikel 14, lid 4, onder a), i), en lid 5, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, |
moet aldus worden uitgelegd dat |
het een consument vrijstelt van elke verplichting tot betaling van de prestaties die zijn verricht ter uitvoering van een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst wanneer de betrokken handelaar hem niet de in dit artikel 14, lid 4, onder a), i), bedoelde informatie heeft verstrekt en deze consument zijn herroepingsrecht heeft uitgeoefend nadat die overeenkomst reeds was uitgevoerd. |
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Duits.