19.6.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/21


Arrest van het Hof (Negende kamer) van 4 mei 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven administrativen sad — Bulgarije) — “Balgarska telekomunikatsionna kompania” EAD / Direktor na Direktsia “Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” — Sofia

(Zaak C-127/22 (1), Balgarska telekomunikatsionna kompania)

(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 185 - Herziening van de aftrek van voorbelasting - Afgedankte goederen - Latere verkoop als afval - Naar behoren bewezen en aangetoonde vernietiging of verwijdering)

(2023/C 216/28)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Varhoven administrativen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij:“Balgarska telekomunikatsionna kompania” EAD

Verwerende partij: Direktor na Direktsia “Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” — Sofia

Dictum

1)

Artikel 185, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

moet aldus worden uitgelegd dat

de afdanking van een goed dat volgens de belastingplichtige niet langer kon worden gebruikt in het kader van zijn gebruikelijke economische activiteiten en dat vervolgens als afval is verkocht, waarbij belasting over de toegevoegde waarde (btw) in rekening is gebracht, niet gelijkstaat met een “[wijziging] in de elementen die voor het bepalen van het bedrag van de aftrek in aanmerking zijn genomen” in de zin van deze bepaling.

2)

Artikel 185 van richtlijn 2006/112

moet aldus worden uitgelegd dat

de afdanking van een goed dat volgens de belastingplichtige niet langer kon worden gebruikt in het kader van zijn gebruikelijke economische activiteiten en dat vervolgens vrijwillig is vernietigd, gelijkstaat met een “[wijziging] in de elementen die voor het bepalen van het bedrag van de aftrek in aanmerking zijn genomen” in de zin van lid 1 van dat artikel. Een dergelijke situatie vormt evenwel een “vernietiging” in de zin van artikel 185, lid 2, eerste alinea, van die richtlijn, ongeacht het vrijwillige karakter ervan, zodat deze wijziging geen verplichting tot herziening met zich meebrengt, voor zover die vernietiging naar behoren is bewezen of aangetoond en dat goed objectief gezien ieder nut voor de economische activiteiten van de belastingplichtige heeft verloren. De naar behoren bewezen verwijdering van een goed moet worden gelijkgesteld met de vernietiging ervan, voor zover zij concreet leidt tot de onomkeerbare verdwijning van dat goed.

3)

Artikel 185 van richtlijn 2006/112

moet aldus worden uitgelegd dat

het zich verzet tegen bepalingen van nationaal recht die voorzien in herziening van de bij de verwerving van een goed in aftrek gebrachte voorbelasting, wanneer dat goed is afgedankt omdat de belastingplichtige van mening was dat het niet langer kon worden gebruikt in het kader van zijn gebruikelijke economische activiteiten, en dat goed vervolgens ofwel het voorwerp was van een aan de btw onderworpen verkoop, ofwel is vernietigd of verwijderd op een wijze die concreet leidt tot de onomkeerbare verdwijning ervan, voor zover die vernietiging naar behoren is bewezen of aangetoond en dat goed objectief gezien ieder nut voor de economische activiteiten van de belastingplichtige heeft verloren.


(1)  PB C 191 van 10.5.2022.