ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

23 maart 2023 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Interne markt – Harmonisatie van de nationale wetgevingen betreffende machines, voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen bestemd elektrisch materiaal en drukapparatuur – Richtlijn 2006/42/EG – Richtlijn 2014/35/EU – Richtlijn 2014/68/EU – ‚CE-markering’ – Nationale regeling die aanvullende eisen stelt ten opzichte van de essentiële veiligheidseisen in die richtlijnen – Voorwaarden – Nationale regeling tegen brandgevaar en paniek in inrichtingen die toegankelijk zijn voor het publiek”

In zaak C‑653/21,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk) bij beslissing van 16 juli 2021, ingekomen bij het Hof op 27 oktober 2021, in de procedure

Syndicat Uniclima

tegen

Ministre de l’Intérieur,

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: M. Safjan, kamerpresident, N. Piçarra (rapporteur) en N. Jääskinen, rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Syndicat Uniclima, vertegenwoordigd door A. Le Mière, avocat,

de Franse regering, vertegenwoordigd door A.‑L. Desjonquères en N. Vincent als gemachtigden,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door P. Ondrůšek, E. Sanfrutos Cano en F. Thiran als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van richtlijn 95/16/EG (PB 2006, L 157, blz. 24), artikel 2, punt 14, en artikel 4 van richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB 2014, L 96, blz. 357), artikel 2, punt 31, en artikel 3, lid 2, van richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur (PB 2014, L 189, blz. 164), en verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van verordening (EG) nr. 842/2006 (PB 2014, L 150, blz. 195).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Syndicat Uniclima en de ministre de l’Intérieur (minister van Binnenlandse Zaken, Frankrijk) over de rechtmatigheid van het arrêté du 10 mai 2019 modifiant l’arrêté du 25 juin 1980 portant approbation des dispositions générales du règlement de sécurité contre les risques d’incendie et de panique dans les établissements recevant du public (ERP) (besluit van 10 mei 2019 tot wijziging van het besluit van 25 juni 1980 houdende goedkeuring van de algemene veiligheidsvoorschriften tegen brandgevaar en paniek in inrichtingen die toegankelijk zijn voor het publiek) (JORF van 17 mei 2019, tekst nr. 20).

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

Verordening nr. 517/2014

3

Artikel 1 van verordening nr. 517/2014 luidt:

„Doel van deze verordening is het milieu te beschermen door de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen te verminderen. Bijgevolg wordt in deze verordening het volgende vastgelegd:

a)

voorschriften betreffende de insluiting, het gebruik, de terugwinning en de vernietiging van gefluoreerde broeikasgassen, en hiermee verband houdende begeleidende maatregelen;

b)

voorwaarden betreffende het op de markt brengen van specifieke producten en apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of nodig hebben voor de werking ervan;

c)

voorwaarden voor specifieke wijzen van gebruik van gefluoreerde broeikasgassen, en

d)

kwantitatieve limieten voor het op de markt brengen van fluorkoolwaterstoffen.”

Richtlijn 2014/68

4

In de overwegingen 37 en 62 van richtlijn 2014/68 staat te lezen:

„(37)

Drukapparatuur en samenstellen moeten in de regel zijn voorzien van de CE-markering […], waarmee de conformiteit van drukapparatuur of samenstellen wordt aangegeven [en die] de zichtbare uitkomst van het proces van conformiteitsbeoordeling in brede zin [is]. […] In deze richtlijn moeten voorschriften met betrekking tot het aanbrengen van de CE-markering worden vastgesteld.

[…]

(62)

[D]e doelstelling van deze richtlijn [bestaat erin te] waarborgen dat drukapparatuur of samenstellen op de markt aan de eisen voldoen die een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen en van huisdieren of eigendommen bieden zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de werking van de interne markt, […].”

5

In artikel 1 van deze richtlijn is bepaald:

„1.   Deze richtlijn is van toepassing op het ontwerp, de fabricage en de conformiteitsbeoordeling van drukapparatuur en samenstellen waarvan de maximaal toelaatbare druk PS meer dan 0,5 bar bedraagt.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op:

[…]

f)

apparatuur die […] onder een van de volgende richtlijnen valt:

i)

[richtlijn 2006/42];

[…]

iii)

[richtlijn 2014/35];

[…]

[…]”

6

In artikel 2 van richtlijn 2014/68 staat te lezen:

„Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[…]

6.

‚samenstellen’: verschillende drukapparaten die een fabrikant tot een geïntegreerd en functioneel geheel heeft geassembleerd;

[…]

15.

‚op de markt aanbieden’: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van drukapparatuur of samenstellen met het oog op distributie of gebruik op de markt van de [Europese] Unie;

[…]

17.

‚in bedrijf stellen’: het eerste gebruik van een drukapparaat of samenstel door de gebruiker ervan;

[…]

31.

‚CE-markering’: een markering waarmee de fabrikant aangeeft dat de drukapparatuur of het samenstel in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet;

[…]”

7

Artikel 3 van die richtlijn heeft als opschrift „Op de markt aanbieden en in bedrijf stellen” en bepaalt in de leden 1 en 2 het volgende:

„1.   De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat drukapparaten en samenstellen alleen op de markt aangeboden en in bedrijf gesteld worden indien zij, op passende wijze geïnstalleerd en onderhouden en bij een gebruik overeenkomstig hun bestemming, aan de eisen van deze richtlijn voldoen.

2.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om de eisen vast te stellen die zij noodzakelijk achten voor de bescherming van personen en, in het bijzonder, werknemers die gebruikmaken van de betrokken drukapparaten of samenstellen, voor zover zulks niet inhoudt dat die apparaten of samenstellen veranderingen moeten ondergaan ten opzichte van de bepalingen van deze richtlijn.”

8

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2014/68 luidt:

„De lidstaten mogen het op de markt aanbieden of het onder de door de fabrikant voorgeschreven voorwaarden in bedrijf stellen van drukapparatuur of samenstellen die voldoen aan deze richtlijn niet verbieden, beperken of belemmeren op grond van risico’s in verband met de druk.”

9

Artikel 40 van deze richtlijn, met als opschrift „Procedure voor drukapparaten of samenstellen die op nationaal niveau een risico vertonen”, is als volgt verwoord:

„1.   Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat onder deze richtlijn vallende drukapparaten of samenstellen een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor huisdieren of goederen vormen, voeren zij een beoordeling van het drukapparaat of samenstel in kwestie uit in het licht van alle relevante eisen die bij deze richtlijn zijn vastgesteld. […]

Wanneer de markttoezichtautoriteiten bij de in de eerste alinea bedoelde beoordeling vaststellen dat het apparaat of samenstel niet aan deze richtlijn voldoet, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij passende corrigerende maatregelen neemt om het drukapparaat of samenstel met deze eisen conform te maken of binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

[…]

4.   Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van de apparatuur of het samenstel te verbieden of te beperken, dan wel de apparatuur of het samenstel in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de [Europese] Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze maatregelen op de hoogte.

[…]”

10

Artikel 41 van die richtlijn draagt het opschrift „Vrijwaringsprocedure van de Unie” en bepaalt in lid 2:

„Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om het niet-conforme apparaat of samenstel uit de handel te nemen, en zij stellen de Commissie daarvan in kennis. Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat die maatregel in.”

Nationaal recht

11

Artikel CH 35 van het arrêté du 25 juin 1980 portant approbation des dispositions générales du règlement de sécurité contre les risques d’incendie et de panique dans les établissements recevant du public (ERP) (besluit van 25 juni 1980 houdende goedkeuring van de algemene veiligheidsvoorschriften tegen brandgevaar en paniek in inrichtingen die toegankelijk zijn voor het publiek; JORF van 14 augustus 1980), zoals gewijzigd bij het besluit van 10 mei 2019 (hierna: „besluit van 25 juni 1980”), heeft betrekking op apparatuur of installaties waarin koelmiddelen worden gebruikt. Lid 3 van dit besluit, met als opschrift „Toepasselijke bepalingen bij gebruik van ontvlambare koelmiddelen”, bepaalt in de eerste alinea dat de overige alinea’s van dat lid „[niet] gelden voor hermetisch afgesloten apparatuur die voorzien is van de CE-markering”.

12

Die overige alinea’s bepalen onder meer dat geen demonteerbare aansluitingen mogen worden geïnstalleerd op buizen waarin ontvlambare koelmiddelen worden vervoerd, behalve om de onderdelen aan elkaar te verbinden, dat die buizen moeten worden beschermd tegen elk risico op knapbreuk en moeten worden geïnstalleerd op een minimumhoogte van de grond, dat de inwendige diameter van de buizen waarin die vloeistoffen in vloeibare vorm worden vervoerd moet worden beperkt, dat apparatuur die deze vloeistoffen bevat thermisch moet worden geïsoleerd met materialen van bepaalde klassen, en hoeveel ontvlambaar koelmiddel er in de koelcircuits van de apparatuur mag circuleren.

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

13

Syndicat Uniclima verzoekt de verwijzende rechter onder meer om artikel CH 35, lid 3, eerste alinea, van het besluit van 25 juni 1980 nietig te verklaren en betoogt dat de in deze bepaling vastgestelde voorwaarde dat de machines, de elektrische apparatuur en de drukapparatuur hermetisch afgesloten zijn, een aanvullende voorwaarde vormt ten aanzien van die welke zijn neergelegd in richtlijn 2006/42, richtlijn 2014/35 en richtlijn 2014/68, terwijl die apparatuur voorzien is van de CE-markering en dus voldoet aan de vereisten van deze richtlijnen. Bijgevolg is die voorwaarde niet alleen in strijd met die richtlijnen, maar ook met de artikelen 34 tot en met 36 VWEU.

14

Volgens de verwijzende rechter volgt met name uit artikel 2, punt 31, en artikel 3, lid 2, van richtlijn 2014/68 dat wanneer binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallende apparatuur voldoet aan de essentiële veiligheidseisen die bij deze richtlijn worden opgelegd, hetgeen blijkt uit het aanbrengen van de CE-markering, deze apparatuur vrij op de markt van de Unie mag circuleren.

15

Tevens merkt de verwijzende rechter op dat volgens artikel CH 35, lid 3, eerste alinea, van het besluit van 25 juni 1980 de veiligheidsvoorschriften die op grond van deze bepaling in acht moeten worden genomen bij het gebruik van ontvlambare koelmiddelen in apparatuur die is geïnstalleerd in inrichtingen die toegankelijk zijn voor het publiek, niet gelden voor apparatuur met de CE-markering, mits deze apparatuur „hermetisch afgesloten” is.

16

In deze omstandigheden heeft de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Verdraagt het zich met de harmonisatie waarin [richtlijn 2006/42], [richtlijn 2014/35] en [richtlijn 2014/68] voorzien, dat de lidstaten veiligheidseisen opleggen voor onder deze richtlijnen vallende apparatuur, wanneer die eisen niet inhouden dat apparatuur die blijkens de aangebrachte CE-markering voldoet aan de eisen van die richtlijnen, veranderingen moet ondergaan, en, zo ja, onder welke voorwaarden en binnen welke grenzen?

2)

Verdraagt het zich met de harmonisatie waarin voornoemde richtlijnen voorzien, dat de lidstaten, uitsluitend voor het gebruik van dergelijke apparatuur in ruimten die toegankelijk zijn voor het publiek en gelet op de specifieke brandveiligheidsrisico’s, veiligheidseisen opleggen die kunnen inhouden dat apparatuur veranderingen moet ondergaan hoewel zij voldoet aan de eisen van die richtlijnen, hetgeen blijkt uit de aangebrachte ‚CE-markering’?

3)

Indien het antwoord op de vorige vraag ontkennend luidt, kan die vraag dan bevestigend worden beantwoord als de betreffende veiligheidseisen alleen gelden wanneer die apparatuur overeenkomstig de doelstellingen van [verordening nr. 517/2014] ontvlambare koelmiddelen gebruikt ter vervanging van gefluoreerde broeikasgassen, en die veiligheidseisen bovendien alleen betrekking hebben op apparatuur die weliswaar voldoet aan de eisen van de hierboven genoemde richtlijnen maar die, gelet op het brandgevaar dat het gebruik van ontvlambare koelmiddelen met zich meebrengt, niet dezelfde veiligheid biedt als hermetisch afgesloten apparatuur?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

17

De prejudiciële vragen van de verwijzende rechter hebben betrekking op de uitlegging van richtlijn 2006/42, richtlijn 2014/35 en richtlijn 2014/68, die alle zijn vastgesteld op de grondslag van artikel 114 VWEU en die gelijkwaardige bepalingen bevatten die ertoe strekken de voorwaarden te harmoniseren waaronder apparatuur met CE-markering op de markt wordt aangeboden en in bedrijf wordt gesteld, opdat niet alleen het vrije verkeer van deze apparatuur binnen de Unie maar tevens een hoog niveau van bescherming van met name de gezondheid en de veiligheid van personen wordt gewaarborgd.

18

Voorts blijkt uit artikel 1, lid 2, onder f), i) en iii), van richtlijn 2014/68 dat die drie richtlijnen niet cumulatief kunnen worden toegepast. Wanneer apparatuur onder een richtlijn valt die specifiek op deze apparatuur betrekking heeft, zijn de overige richtlijnen dus niet van toepassing.

19

Gelet op het voorgaande dienen de prejudiciële vragen te worden onderzocht uit het oogpunt van richtlijn 2014/68, met dien verstande dat de uitlegging van de bepalingen van deze richtlijn mutatis mutandis geldt voor de overeenkomstige bepalingen van richtlijn 2006/42 en richtlijn 2014/35.

20

Met zijn vragen, die gezamenlijk moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 3, lid 2, van richtlijn 2014/68, gelezen in samenhang met artikel 2, punt 31, en artikel 5, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling waarbij met het oog op de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen tegen brandrisico’s in ruimten die toegankelijk zijn voor het publiek, aan drukapparaten en samenstellen waarin ontvlambare koelmiddelen worden gebruikt, eisen worden gesteld die niet behoren tot de in die richtlijn neergelegde essentiële veiligheidseisen voor het op de markt aanbieden of het in bedrijf stellen van de apparatuur in kwestie, terwijl deze is voorzien van de CE-markering.

21

Richtlijn 2014/68 is volgens artikel 1, lid 1, van toepassing op het ontwerp, de fabricage en de conformiteitsbeoordeling van drukapparatuur en samenstellen waarvan de maximaal toelaatbare druk PS meer dan 0,5 bar bedraagt. Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2014/68 bepaalt in wezen dat de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat die drukapparaten en samenstellen alleen op de markt worden aangeboden en in bedrijf worden gesteld in de zin van artikel 2, punten 15 en 17, van deze richtlijn indien zij aan de eisen van die richtlijn voldoen. In bijlage I bij richtlijn 2014/68 worden dan ook de „essentiële veiligheidseisen” vastgesteld waaraan moet worden voldaan.

22

In artikel 5, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2014/68 wordt verduidelijkt dat de lidstaten het op de markt aanbieden of het onder de door de fabrikant voorgeschreven voorwaarden in bedrijf stellen van drukapparaten of samenstellen die voldoen aan deze richtlijn en die de CE-markering dragen, niet mogen verbieden, beperken of belemmeren op grond van risico’s die verband houden met de druk, teneinde geen afbreuk te doen aan de met die richtlijn nagestreefde en in overweging 62 ervan geformuleerde doelstelling van harmonisatie van de nationale bepalingen [zie, met betrekking tot richtlijn 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PB 1997, L 181, blz. 1), die is ingetrokken bij richtlijn 2014/68, arrest van 10 februari 2022, DIMCO Dimovasili M.I.K.E., C‑499/20, EU:C:2022:93, punten 22 en 25].

23

Volgens artikel 2, punt 31, van richtlijn 2014/68, gelezen in het licht van overweging 37 van deze richtlijn, geeft de fabrikant met de ‚CE-markering’ aan dat de drukapparatuur of het samenstel van drukapparaten in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorzien. Die markering bevestigt dus dat die drukapparaten en samenstellen voldoen aan die eisen en is de zichtbare uitkomst van een omvattend proces dat bestaat in de conformiteitsbeoordeling in brede zin.

24

Hieruit volgt dat de lidstaten voor het op de markt aanbieden en in bedrijf stellen van apparatuur en samenstellen met de CE-markering geen eisen aan deze apparatuur en samenstellen mogen stellen die de in bijlage I bij richtlijn 2014/68 vermelde essentiële veiligheidseisen aanvullen.

25

Niettemin biedt artikel 3, lid 2, van richtlijn 2014/68 de lidstaten de mogelijkheid om eisen op te leggen die zij noodzakelijk achten voor de bescherming van personen en met name van werknemers die gebruikmaken van de drukapparaten of samenstellen in kwestie, voor zover dit niet inhoudt dat die apparaten of samenstellen veranderingen moeten ondergaan ten opzichte van de bepalingen van die richtlijn. Deze bepaling moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale regeling waarbij met het oog op het waarborgen van de veiligheid van personen bepaalde eisen worden gesteld die in acht moeten worden genomen bij de installatie of het gebruik van drukapparaten of samenstellen, waaronder drukapparaten of samenstellen die zijn voorzien van de CE-markering, mits deze regeling niet leidt tot een verandering van die apparaten of samenstellen en geen belemmering vormt die verboden is krachtens de artikelen 34 en 36 VWEU (zie in die zin arrest van 10 februari 2022, DIMCO Dimovasili M.I.K.E., C‑499/20, EU:C:2022:93, punten 2628).

26

In de onderhavige zaak blijkt uit de gegevens waarover het Hof beschikt, dat het besluit van 25 juni 1980 het gebruik van apparatuur met ontvlambare koelmiddelen in voor het publiek toegankelijke inrichtingen afhankelijk stelt van de naleving van een aantal in punt 12 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte voorschriften. Artikel CH 35, lid 3, eerste alinea, van het besluit van 25 juni 1980 stelt voor de niet-toepassing van deze voorschriften op apparatuur met de CE-markering waarin ontvlambare koelmiddelen worden gebruikt, evenwel als voorwaarde dat die apparatuur hermetisch afgesloten is.

27

Deze voorwaarde is echter niet een van de essentiële veiligheidseisen die worden opgelegd bij richtlijn 2014/68, met name in bijlage I bij deze richtlijn. Zoals in de punten 24 en 25 van dit arrest is geconstateerd, vallen aanvullende eisen voor het op de markt aanbieden en het in bedrijf stellen van apparaten en samenstellen die voorzien zijn van de CE-markering niet onder artikel 3, lid 2, van richtlijn 2014/68. Derhalve mogen de lidstaten dergelijke aanvullende eisen niet opleggen, ongeacht of zij leiden tot een wijziging van de apparatuur of samenstellen in kwestie.

28

Anders dan de Franse regering betoogt, mogen de lidstaten voor het op de markt aanbieden en in bedrijf stellen van voornoemde apparatuur dan ook geen eisen aan deze apparatuur stellen die de bij richtlijn 2014/68 opgelegde eisen aanvullen, ook niet „uitsluitend voor het gebruik van dergelijke apparatuur in ruimten die toegankelijk zijn voor het publiek en gelet op de specifieke brandveiligheidsrisico’s”. Dergelijke nationale eisen zouden er immers op neerkomen dat de harmonisatiemaatregelen waarin deze richtlijn voorziet, hun nuttig effect verliezen.

29

Bovendien staat de vrijwaringsprocedure – die met name is neergelegd in de artikelen 40 en 41 van richtlijn 2014/68 en waarop de Franse regering zich in dit verband beroept – de lidstaten weliswaar toe om maatregelen voor apparaten en samenstellen met de CE-markering vast te stellen wanneer zij merken dat deze apparaten en samenstellen niet in overeenstemming zijn met de toepasselijke Unierechtelijke bepalingen of wanneer die apparaten en samenstellen een gebrek blijken te vertonen dat de veiligheid van personen in gevaar dreigt te brengen, waarbij de lidstaten dit onverwijld ter kennis moeten brengen van de Commissie opdat deze beoordeelt of die maatregelen gerechtvaardigd zijn, maar die procedure vindt per definitie plaats nadat de apparatuur in kwestie op de markt is aangeboden en in bedrijf is gesteld, zodat zij geen bepaling als artikel CH 35, lid 3, eerste alinea, van het besluit van 25 juni 1980 kan omvatten.

30

Tot slot moet worden beklemtoond dat aan de uit punt 27 van dit arrest voortvloeiende uitlegging van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2014/68 niet wordt afgedaan door de omstandigheid dat het besluit van 25 juni 1980 de bestaande nationale regeling wijzigt om rekening te houden met de bepalingen van verordening nr. 517/2014, die een verminderd gebruik van fluorkoolwaterstoffen in onder meer koelapparatuur, airconditioningsystemen en warmtepompen voorschrijven om de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen terug te dringen. Deze verordening legt volgens artikel 1, onder b), ervan weliswaar voorwaarden op voor het op de markt brengen van bepaalde producten en apparaten die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of nodig hebben, maar regelt niet het ontwerp, de fabricage en de conformiteitsbeoordeling van drukapparatuur en samenstellen, wat onder richtlijn 2014/68 valt.

31

Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vragen te worden geantwoord dat artikel 3, lid 2, van richtlijn 2014/68, gelezen in samenhang met artikel 2, punt 31, en artikel 5, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling waarbij met het oog op de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen tegen brandrisico’s in ruimten die voor het publiek toegankelijk zijn, aan drukapparaten en samenstellen waarin ontvlambare koelmiddelen worden gebruikt, eisen worden gesteld die niet behoren tot de in die richtlijn neergelegde essentiële veiligheidseisen voor het op de markt aanbieden of het in bedrijf stellen van de drukapparaten en samenstellen in kwestie, terwijl deze zijn voorzien van de CE-markering.

Kosten

32

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 3, lid 2, van richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur, gelezen in samenhang met artikel 2, punt 31, en artikel 5, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn,

 

moet aldus worden uitgelegd dat

 

het zich verzet tegen een nationale regeling waarbij met het oog op de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen tegen brandrisico’s in ruimten die voor het publiek toegankelijk zijn, aan drukapparaten en samenstellen waarin ontvlambare koelmiddelen worden gebruikt, eisen worden gesteld die niet behoren tot de in die richtlijn neergelegde essentiële veiligheidseisen voor het op de markt aanbieden of het in bedrijf stellen van de drukapparaten en samenstellen in kwestie, terwijl deze zijn voorzien van de CE-markering.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Frans.