|
2.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/5 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Eurocostruzioni Srl / Regione Calabria
(Zaak C-31/21 (1), Eurocostruzioni)
(Prejudiciële verwijzing - Structuurfondsen - Verordening (EG) nr. 1685/2000 - Subsidiabiliteit van de uitgaven - Verplichting tot overlegging van betalingsbewijzen - Vereffende facturen - Boekingsstukken met gelijkwaardige bewijskracht - Bouwwerkzaamheden die rechtstreeks door de eindbegunstigde zijn uitgevoerd)
(2023/C 155/06)
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Corte suprema di cassazione
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Eurocostruzioni Srl
Verwerende partij: Regione Calabria
Dictum
|
1) |
Punt 2.1 van regel nr. 1 van de bijlage bij verordening (EG) nr. 1685/2000 van de Commissie van 28 juli 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad met betrekking tot de subsidiabiliteit van de uitgaven voor door de structuurfondsen medegefinancierde verrichtingen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 448/2004 van de Commissie van 10 maart 2004, moet aldus worden uitgelegd dat het de eindbegunstigde van een financiering voor het optrekken van een gebouw die de bouwwerkzaamheden met eigen middelen heeft uitgevoerd, niet toestaat om de verrichte uitgaven te staven door overlegging van andere documenten dan die welke in deze bepaling uitdrukkelijk worden genoemd. |
|
2) |
Punt 2.1 van regel nr. 1 van de bijlage bij verordening nr. 1685/2000, zoals gewijzigd bij verordening nr. 448/2004, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer de eindbegunstigde van een financiering voor het optrekken van een gebouw de bouwwerkzaamheden met eigen middelen heeft verricht, een dagboek der werken en een boekhoudregister enkel als “boekingsstukken met vergelijkbare bewijskracht” in de zin van deze bepaling kunnen worden aangemerkt indien deze bescheiden, gelet op de specifieke inhoud ervan en in het licht van de relevante nationale bepalingen, van dien aard zijn dat zij het bewijs opleveren dat de betreffende uitgaven daadwerkelijk zijn verricht aangezien zij een getrouw en nauwkeurig beeld daarvan geven. |