22.6.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/5


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 24 februari 2020 — LW / Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-91/20)

(2020/C 209/09)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: LW

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 3 van richtlijn 2011/95/EU (1) van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming, aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een bepaling van een lidstaat op grond waarvan aan het minderjarige ongehuwde kind van een persoon die de vluchtelingenstatus heeft verkregen, een van deze persoon afgeleide vluchtelingenstatus (bescherming van vluchtelingengezinnen) ook kan worden toegekend, indien dit kind — door de andere ouder — in ieder geval ook de nationaliteit heeft van een ander land, dat niet het land van herkomst is van de vluchteling, en het de bescherming van dat land kan inroepen?

2)

Moet artikel 23, lid 2, van richtlijn 2011/95/EU aldus worden uitgelegd dat de beperking volgens welke de gezinsleden enkel aanspraak kunnen maken op de in de artikelen 24 tot en met 35 van die richtlijn bedoelde voordelen voor zover dat verenigbaar is met de persoonlijke juridische status van het gezinslid, verhindert dat onder de in de eerste vraag bedoelde omstandigheden aan een minderjarig kind de vluchtelingenstatus die is afgeleid van die van de erkende vluchteling, wordt toegekend?

3)

Is het voor de beantwoording van de eerste en tweede vraag van belang of het voor het kind en zijn ouders mogelijk is en van hen kan worden gevergd dat zij verblijven in het land dat niet het land van herkomst is van de vluchteling (de vader), waarvan het kind en haar moeder de nationaliteit bezitten en de bescherming kunnen inroepen, of volstaat het dat de eenheid van het gezin in Duitsland op grond van het verblijfsrecht in stand kan worden gehouden?


(1)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB 2011, L 337, blz. 9).