23.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 319/26 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Areios Pagos (Griekenland) op 4 juli 2019 — AB/Olympiako Athlitiko Kentro Athinon — Spyros Louis
(Zaak C-511/19)
(2019/C 319/28)
Procestaal: Grieks
Verwijzende rechter
Areios Pagos
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: AB
Verwerende partij: Olympiako Athlitiko Kentro Athinon — Spyros Louis
Prejudiciële vragen
A) |
Vormt een wettelijke regeling van een lidstaat als artikel 34, lid 1, onder c), lid 3, onder a), en lid 4 van wet 4024/2011, die van toepassing is op de Staat, de lokale overheden, de publiekrechtelijke rechtspersonen en in het algemeen op alle tot de publieke sector behorende instanties (privaatrechtelijke rechtspersonen) in hun hoedanigheid van werkgever, waarbij werknemers die in een privaatrechtelijke arbeidsverhouding bij de bovengenoemde entiteiten zijn aangesteld, in de arbeidsreserve worden geplaatst voor ten hoogste vierentwintig (24) maanden, met als enig materieel criterium dat zij spoedig, namelijk binnen het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013, aan de voorwaarden voor een volledig ouderdomspensioen zullen voldoen, dat wil zeggen dat zij vijfendertig (35) jaar verzekerd zijn geweest, indirecte discriminatie wegens leeftijd in de zin van artikel 2, leden 1 en 2, onder b), en artikel 3, lid 1, onder c), van richtlijn 2000/78 (1), in aanmerking nemende dat de destijds geldende wettelijke regeling voor toekenning van een volledig ouderdomspensioen aan een werknemer in een arbeidsrechtelijke verhouding vereiste (naast andere, hier niet ter zake doende omstandigheden) dat deze ten minste 10 500 dagen (35 jaar) verzekerd was geweest bij IKA (algemeen pensioenfonds) of een andere instelling voor primaire verzekeringen voor werknemers en tevens de leeftijd van (ten minste) 58 jaar had bereikt, uiteraard zonder dat wordt uitgesloten dat in het concrete geval deze verzekeringsduur van 35 jaar op een andere leeftijd wordt bereikt? |
Β) |
Indien vraag A bevestigend wordt beantwoord, kan de plaatsing in de arbeidsreserve dan objectief en in redelijkheid gerechtvaardigd zijn in de zin van artikel 2, lid 2, onder b), i), en artikel 6, lid 1, onder a), van de richtlijn, in het licht van de dringende noodzaak van organisatorische, operationele en budgettaire resultaten, en met name van de dringende noodzaak van inkrimping van de overheidsuitgaven zodat vóór het einde van 2011 de specifieke getalsmatige doelen konden worden behaald, omschreven in de memorie van toelichting bij de wet en gespecificeerd in het budgettair-strategisch kader voor de middellange termijn, teneinde de verplichtingen na te komen die het land was aangegaan jegens de kredietverleners om de in het land heersende ernstige en langdurige budgettaire en economische crisis aan te pakken en tegelijkertijd de buitensporige openbare sector te rationaliseren en te beperken? |
C) |
Indien vraag B bevestigend wordt beantwoord:
|
(1) Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB 2000, L 303, blz. 16).