201807060491993942018/C 259/653352018TC25920180723NL01NLINFO_JUDICIAL20180531484922

Zaak T-335/18: Beroep ingesteld op 31 mei 2018 — Mubarak e.a./Raad


C2592018NL4820120180531NL0065482492

Beroep ingesteld op 31 mei 2018 — Mubarak e.a./Raad

(Zaak T-335/18)

2018/C 259/65Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak (Caïro, Egypte), Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak (Caïro), Heidy Mahmoud Magdy Hussein Rasekh (Caïro), Khadiga Mahmoud El Gammal (Caïro) (vertegenwoordigers: B. Kennelly QC, J. Pobjoy, Barrister, G. Martin en C. Enderby Smith, Solicitors)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit (GBVB) 2018/466 van de Raad van 21 maart 2018 tot wijziging van besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte, en uitvoeringsverordening (EU) 2018/465 van de Raad van 21 maart 2018 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 270/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte nietig verklaren, voor zover zij betrekking hebben op verzoekers;

vaststellen dat artikel 1, lid 1, van besluit 2011/172/GBVB van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte, en artikel 2, lid 1, van verordening (EU) nr. 270/2011 van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte niet van toepassing zijn, voor zover zij betrekking hebben op verzoekers;

de Raad verwijzen in de kosten van verzoekers.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekers drie middelen aan.

1.

Eerste middel: de Raad heeft beoordelingsfouten gemaakt door vast te stellen dat was voldaan aan het criterium voor plaatsing van verzoekers op een lijst, vastgelegd in artikel 1, lid 1, van het besluit en artikel 2, lid 1, van de verordening.

2.

Tweede middel: artikel 1, lid 1, van het besluit en artikel 2, lid 1, van de verordening zijn onwettig omdat zij (a) geen geldige rechtsgrondslag hebben en/of (b) het evenredigheidsbeginsel schenden.

3.

Derde middel: de Raad heeft de rechten van verzoekers uit hoofde van artikel 6 VEU, gelezen in samenhang met de artikelen 2 en 3 VEU, en de artikelen 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie geschonden door aan te nemen dat de gerechtelijke procedures in Egypte de fundamentele mensenrechten eerbiedigen.