17.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 231/40


Beroep ingesteld op 16 mei 2017 — Stavytskyi/Raad

(Zaak T-290/17)

(2017/C 231/49)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Edward Stavytskyi (België) (vertegenwoordigers: J. Grayston, Solicitor, P. Gjørtler, G. Pandey en D. Rovetta, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit (GBVB) 2017/381 van de Raad van 3 maart 2017 tot wijziging van besluit 2014/119/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB 2017, L 58, blz. 34), en uitvoeringsverordening (EU) 2017/374 van de Raad van 3 maart 2017 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB 2017, L 58, blz. 1), nietig verklaren, voor zover die handelingen verzoekers naam handhaven op de lijst van personen en entiteiten op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan.

1.

De wettelijke regeling inzake de plaatsing op een lijst is in strijd met het evenredigheidsbeginsel aangezien iemand op grond van die regeling op een lijst kan worden geplaatst louter omdat tegen hem strafvervolging is ingesteld. De bestreden handelingen zijn dus op een onrechtmatige grondslag gebaseerd.

2.

De Raad heeft blijk gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling aangezien hij niet over een voldoende solide feitelijke grondslag beschikte om verzoeker op een lijst te plaatsen op grond dat door de Oekraïense autoriteiten tegen verzoeker strafvervolging was ingesteld wegens het verduisteren van overheidsmiddelen en activa.

3.

De motivering is ontoereikend, aangezien de Raad in de bestreden handelingen een ontoereikende en stereotiepe motivering heeft gegeven. Hij heeft namelijk gewoonweg de tekst overgenomen die was vermeld in de wettelijke regeling inzake plaatsing op een lijst.

4.

De in aanmerking genomen rechtsgrondslag is onjuist aangezien de door de Raad vastgestelde maatregelen, wat verzoeker betreft, geen handelingen op het gebied van het buitenlands beleid zijn, doch handelingen op het gebied van de internationale samenwerking in strafzaken, zodat die handelingen dus op een onjuiste rechtsgrondslag berusten.