10.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/14


Hogere voorziening ingesteld op 2 mei 2017 door Holistic Innovation Institute, SLU tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 16 februari 2017 in zaak T-706/14, Holistic Innovation Institute/REA

(Zaak C-241/17 P)

(2017/C 221/18)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirante: Holistic Innovation Institute, SLU (vertegenwoordiger: J. J. Marín López, abogado)

Andere partij in de procedure: Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA)

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 16 februari 2017, Holistic Innovation Institute/REA, T-706/14, EU:T:2017:89;

nietigverklaring van het besluit van de directeur van het REA van 24 juli 2014 [ARES (2014) 2461172] tot beëindiging van de onderhandelingen met verzoekster en tot uitsluiting van haar deelname aan de Europese projecten Inachus en ZONeSEC;

toekenning aan Holistic Innovation Institute, SLU van een schadevergoeding zoals die wordt gevorderd in punt 177 van het verzoekschrift in hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het in het bestreden arrest heeft geoordeeld dat het REA bevoegd was om de geschiktheid van Holistic Innovation Institute te beoordelen en het de grenzen van de aan het REA op het gebied van het zevende kaderprogramma toevertrouwde taken niet had overschreden doordat het verzoekster had uitgesloten van de onderhandelingen in het kader van de projecten Inachus en ZONeSEC (punt 39 van het bestreden arrest).

2.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting aangezien het afdeling 2.2.2, punt 1, van de bijlage bij besluit 2012/838 aldus heeft uitgelegd dat het REA op basis daarvan Holistic Innovation Institute kon uitsluiten van de onderhandelingen in het kader van de projecten Inachus en ZONeSEC (punt 126 van het bestreden arrest).

3.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het in het bestreden arrest heeft geoordeeld dat het litigieuze besluit toereikend was gemotiveerd (punt 67 van het bestreden arrest), ofschoon in dit besluit als wezenlijk bestanddeel van de motivering ervan louter werd verwezen naar enerzijds het besluit van de Commissie van 13 maart 2014 (ARES [2014] 710158), wat de uitsluiting van rekwirante aan het project eDIGIREGION betreft (punten 57 en 60 tot en met 62 van het bestreden arrest), en anderzijds de eindrapporten van de audits 11-INFS-025 en 11-BA119016 (punten 63 en 64 van het bestreden arrest), terwijl zowel tegen voornoemd besluit van de Commissie van 13 maart 2014 (ARES [2014] 710158) als tegen die eindrapporten van de audits 11-INFS-025 en 11-BA119-016 vorderingen tot nietigverklaring waren ingesteld.

4.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting doordat het in het bestreden arrest de overgelegde bewijzen heeft verdraaid waar het heeft verklaard dat het REA verzoekster „meermaals” om bepaalde inlichtingen had verzocht (punt 75 van het bestreden arrest), het bij brief van 14 mei 2014„zijn verzoek had herhaald” (punt 78 van het bestreden arrest), en er „een uitvoerige correspondentie tussen het REA en verzoekster had plaatsgevonden” (punt 118 van het bestreden arrest).

5.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting doordat het de overgelegde bewijzen heeft verdraaid waar het in de punten 8, 77 en 78 van het bestreden arrest heeft verwezen naar een niet bestaand document dat niet tot de stukken behoort.

6.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het in het bestreden arrest heeft geooordeeld dat het litigieuze besluit toereikend was gemotiveerd (punten 80, 84, 94, 108 en 127 van het bestreden arrest), hoewel dit besluit schending opleverde van afdeling 2.2.2 van de bijlage bij besluit 2012/838, aangezien daarin werd afgeweken van de positieve beoordeling door externe onafhankelijke deskundigen van de operationele prestaties van rekwirante, zonder dat „die vaststelling [in dat besluit] toereikend werd gemotiveerd en gerechtvaardigd”.

7.

Het bestreden arrest gaat mank door een rechtens ontoereikende motivering waar het Gerecht heeft vastgesteld dat „verzoekster geen bewijzen heeft overgelegd die kunnen afdoen aan het betoog van [het REA]” (punt 58 van het bestreden arrest) en dat verzoeksters brief van 2 juni 2014, die als bijlage A26 bij het verzoekschrift was gevoegd, „een deel weergaf van de informatie die in de hierboven in punt 8 vermelde toelichting was opgenomen, zonder dat daarmee echter de hierboven in de punten 7, 9 en 10 genoemde specifieke informatie werd verstrekt waarom het REA had verzocht” (punt 78 van het bestreden arrest).

8.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het in het bestreden arrest heeft geooordeeld dat het in het onderhandelingschema voorziene tijdstip voor de beëindiging van de onderhandelingen „indicatief van aard” was (punt 130 van het bestreden arrest).

9.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het in het bestreden arrest heeft geooordeeld dat geen vergoeding voor de materiële en evenmin voor de immateriële schade diende te worden verleend wegens de vaststelling van het litigieuze besluit (punten 147, 148 en 150 van het bestreden arrest).