29.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 111/29


Beroep ingesteld op 22 januari 2016 — Griekenland/Commissie

(Zaak T-26/16)

(2016/C 111/35)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: G. Kanellopoulos, O. Tsirkinidou en A. Vasilopoulou)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietig verklaren het bestreden uitvoeringsbesluit van de Commissie van 13 november 2015 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), ter kennis gebracht onder nummer C(2015) 7716) en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie L 303 van 20 november 2015, blz. 35 e. v., voor zover aan de Helleense Republiek ten vervolge op de controles IR/2009/004/GR en IR/2009/0017/GR eenmalige forfaitaire correcties worden opgelegd wegens vertragingen bij de terugvorderingsprocedures, het niet verstrekken van gegevens en, in het algemeen, tekortkomingen in de procedures voor schuldenbeheer voor een totaalbedrag van 11 534 827,97 EUR, met de lijst van bijlagen daarbij, en

de Commissie in de kosten verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van het beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

Voor de forfaitaire correctie van 10 % die is opgelegd voor het boekjaar 2011 legt de Helleense Republiek aan haar beroep vier middelen ten grondslag.

1.

Het eerste middel is ontleend aan het ontbreken van een rechtsgrondslag voor het opleggen van forfaitaire correcties.

2.

Met het tweede middel, betreffende de beweerde vertragingen in de terugvorderingsprocedures, klaagt verzoekster dat de oplegging van een correctie voor 2015 voor een gebrekkig controlesysteem in verband met feiten die mede dateren van vóór 2000 — naar aanleiding van onderzoek dat voor het eerst in 2011 is uitgevoerd, een en ander in strijd met de rechten van verweer van de Griekse autoriteiten, en waaraan de Commissie onevenredig groot belang hecht — in strijd is met het algemene beginsel van rechtszekerheid en met het beginsel dat de Commissie tijdig en hoe dan ook binnen een redelijke termijn dient op te treden.

3.

Met het derde middel, betreffende de beweerde tekortkomingen in de terugvorderingsprocedures, klaagt verzoekster dat het besluit van de Commissie ontoereikend is gemotiveerd en hoe dan ook is vastgesteld op basis van een onjuiste beoordeling.

4.

Met het vierde middel, betreffende de naar het oordeel van de Commissie onjuiste berekening van de interesten overeenkomstig de 50/50-regel van artikel 3[2], lid 5, van verordening (EG) nr. 1290/2005 (1) en de daaruit voortvloeiende niet-vermelding ervan in bijlage III, voert verzoekster aan dat het besluit van de Commissie op een onjuiste uitlegging en toepassing van het bepaalde in artikel 32, leden 1 en 5, van verordening nr. 1290/2005 berust.

Aangaande tot slot de overige onderdelen van het bestreden uitvoeringsbesluit van de Commissie, betreffende de oplegging van eenmalige correcties voor individuele gevallen, voert verzoekster met het vijfde middel aan dat het besluit van de Commissie berust op schending van artikel 32 van verordening nr. 1290/2005, onnauwkeurigheid, ontoereikende en onnauwkeurige motivering, kennelijk onjuiste beoordeling door de Commissie, schending van de beginselen van goed bestuur en evenredigheid en overschrijding door de Commissie van de grenzen van haar discretionaire bevoegdheden.


(1)  Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.