28.11.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 441/10 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 19 september 2016 — Maximilian Schrems/Facebook Ireland Limited
(Zaak C-498/16)
(2016/C 441/14)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Oberste Gerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Maximilian Schrems
Verwerende partij: Facebook Ireland Limited
Prejudiciële vragen
1) |
Dient artikel 15 van verordening (EG) nr. 44/2001 (1) van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken [hierna: „verordening (EG) nr. 44/2001”] aldus te worden uitgelegd dat een „consument” in de zin van deze bepaling die hoedanigheid verliest indien hij — na langdurig gebruik van een particuliere Facebookaccount om zijn rechten uit te oefenen — boeken publiceert, lezingen houdt (soms ook tegen betaling), websites exploiteert, giften inzamelt om de rechten te kunnen uitoefenen, en de rechten van talrijke consumenten aan zich laat cederen onder de belofte dat een mogelijke procesopbrengst, na aftrek van de proceskosten, aan hen zal worden overgemaakt? |
2) |
Dient artikel 16 van verordening (EG) nr. 44/2001 aldus te worden uitgelegd dat een consument in een lidstaat tezamen met zijn eigen rechten uit een consumententransactie bij het forum actoris ook gelijklopende rechten van andere consumenten met woonplaats
geldend kan maken, indien deze uit consumententransacties met dezelfde verwerende partij in dezelfde juridische context voortvloeiende rechten aan hem werden gecedeerd, en de cessietransactie geen deel uitmaakt van een handels- of beroepsactiviteit van verzoeker maar de gezamenlijke uitoefening van de rechten tot doel heeft? |