18.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 309/5


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 juli 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Europa Way Srl, Persidera SpA/Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni, Ministero dello Sviluppo Economico, Presidenza del Consiglio dei Ministri, Ministero dell’Economia e delle Finanze

(Zaak C-560/15) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Elektronischecommunicatienetwerken en diensten - Telecommunicatiediensten - Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/77/EG - Toewijzing van gebruiksrechten voor radiofrequenties voor terrestrische digitale radio en televisie-uitzendingen - Annulering van een lopende kosteloze selectieprocedure (‚beauty contest’) en vervanging daarvan door een veilingprocedure - Ingreep van de nationale wetgever - Onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties - Voorafgaande raadpleging - Toewijzingscriteria - Gerechtvaardigd vertrouwen])

(2017/C 309/06)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Europa Way Srl, Persidera SpA

Verwerende partijen: Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni, Ministero dello Sviluppo Economico, Presidenza del Consiglio dei Ministri, Ministero dell’Economia e delle Finanze

in tegenwoordigheid van: Elettronica Industriale SpA, Cairo Network Srl, Tivuitalia SpA, Radiotelevisione italiana SpA (RAI), Sky Italia Srl

Dictum

1)

Artikel 3, lid 3 bis, van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling zich ertegen verzet dat de nationale wetgever een lopende, door de bevoegde nationale regelgevende instantie georganiseerde selectieprocedure voor de toewijzing van radiofrequenties, in omstandigheden zoals die van het hoofdgeding, annuleert nadat deze bij een ministerieel besluit was geschorst.

2)

Artikel 9 van richtlijn 2002/21, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140, de artikelen 3, 5 en 7 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140, en de artikelen 2 en 4 van richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een kosteloze selectieprocedure voor de toewijzing van radiofrequenties, die was uitgeschreven om de onrechtmatige uitsluiting van bepaalde marktdeelnemers op die markt te herstellen, wordt vervangen door een niet-kosteloze procedure die is gebaseerd op een aangepast radiofrequentietoewijzingsplan met een kleiner aantal radiofrequenties, voor zover de nieuwe selectieprocedure is gebaseerd op objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige criteria, en zij strookt met de doelstellingen als bedoeld in artikel 8, leden 2 tot en met 4, van richtlijn 2002/21, zoals gewijzigd. Het is aan de verwijzende rechter om, rekening houdend met alle relevante omstandigheden, na te gaan of nieuwkomers op de markt voor digitale televisie op grond van de voorwaarden die worden gehanteerd binnen de niet-kosteloze selectieprocedure, een reële mogelijkheid hebben om tot die markt toe te treden zonder dat de al op de markt voor analoge of digitale televisie actieve marktdeelnemers op ongeoorloofde wijze worden bevoordeeld.

3)

Het vertrouwensbeginsel moet aldus worden uitgelegd dat dit beginsel zich niet verzet tegen de annulering van een selectieprocedure voor de toewijzing van radiofrequenties op de enkele grond dat marktdeelnemers zoals verzoeksters in het hoofdgeding tot die procedure waren toegelaten en hun als enige inschrijvers gebruiksrechten voor radiofrequenties voor terrestrische digitale radio- en televisie-uitzendingen zouden zijn toegewezen indien de procedure niet was geannuleerd.


(1)  PB C 38 van 1.2.2016.